Duivelsblauw
Jeanine Erades Duivelsblauw Uitgeverij Mozaïek, Zoetermeer
ISBN 978 90 239 9407 7NUR 342 Ontwerp omslag Studio Vrolijk Omslagbeeld Jitka Saniova / Trevillion Images Foto auteur Valerie Willemse Lay-out/dtp binnenwerk Gerard de Groot © 2012 Uitgeverij Mozaïek, Zoetermeer www.uitgeverijmozaiek.nl Alle rechten voorbehouden
Voor Bert, mijn vader Op de omtrek van een cirkel vallen begin en einde samenHeraclitus – Grieks filosoof, 540 v.C. - 480 v.C. Dejós ma fenèstra, I a un aucelon Tota la nuèch canta, Canta sa cançon. Se canta, que cante, Canta pas per ieu, Canta per ma mia Qu’es al luènh de ieu. Gaston Febus, Comte de Foix
a 7 Proloog vrijdag 24 maart 1542 H aastig liep de vrouw over het donkere plein naar de huis- kapel. Met haar rechterhand trok ze een meisje achter zich aan; de kleine kon haar nauwelijks bijhouden. In de andere hand hield ze een blaker vast, waarvan het schijnsel op de natte gevel weerkaatste. Onder haar arm had ze een oud gebedenboek geklemd, de harde kaft prikte door de dunne stof van haar tuniek venijnig tussen haar ribben. De roestige sleutel knerpte in het slot van de kapel. Met een ruk keek ze om, maar in het woonhuis bleef alles stil. Met moeite schoof ze de zware grendel opzij. Het was donker binnen, hoewel een vroege zonnestraal zich via een klein venster op de muur aan de overzijde wierp. Ze duwde het kleine meisje naar binnen en gebaarde dat ze stil moest zijn. De flakkerende blaker werd op het kleine altaar gezet. Uit haar zak haalde ze een waskaarsje tevoorschijn. Ze stak het aan en plaatste het voorzichtig in de standaard aan de voeten van het houten Christusbeeld, dat met een van smart vertrokken gezicht op hen neerkeek. Ze knielde samen met haar dochtertje neer op de kou- de tegels, de handen gevouwen op het gebedenboek. In het licht van de flakkerende kaarsen was er even niets: geen verleden, geen heden en geen toekomst. Toen sloot ze zuchtend haar ogen en prevelde: O, allermildste Maagd Maria, gedenk ons. Ik weet dat U hen, die tot U hun toevlucht nemen, die U om hulp smeken en Uw bijstand vragen, niet in de steek zult laten. In dat vertrouwen wend ik mij tot U, Maagd der maagden. Ik kniel hier samen met mijn kleine Sophie voor U en voor Uw Zoon neer, in al onze armzaligheid en zonde. Moeder van het woord, versmaad mijn woorden niet, maar
8 b luister in al Uw goedheid. Koningin van de vrede, bid voor ons. Amen. Ondanks de stilte leken er woorden door de kapel te echoën. Waren ze van haar of van iemand anders? Of was het misschien toch de troostende aanwezigheid van de Heilige Maagd? Ze wist het niet. Het kaarslicht verspreidde mistige cirkels rondom de doornenkroon van de Heiland en een hevige hoofdpijn drukte tegen haar trommelvliezen. Tevergeefs schudde ze haar hoofd, alsof ze de pijn van zich af wilde werpen. Ze moest alert blijven. Altijd. Jacques sliep nog en dat gaf haar net genoeg tijd voor een kort bezoekje aan de kapel. Ze dacht terug aan die dramatische bevalling, nu zes jaar geleden. Zonder enige aankondiging waren de weeën veel te vroeg op gang gekomen. Ze was nog maar zeven maanden heen en Jacques was op reis. Eerst had ze gehoopt dat de weeën vanzelf weer zouden verdwijnen, maar toen dat niet gebeurde, was ze in paniek geraakt. De vroedvrouw was geko- men en vele angstige uren later had ze het leven geschonken aan een slap, bleek jongetje met een misvormd onderlijf. Hoewel de baker had aangeboden het mismaakte kind mee te nemen, had ze de hulpeloze blik in zijn ogen niet kunnen weerstaan en hem bij zich gehouden, maar pas toen Jacques thuiskwam en zag welk gedrocht ze had gebaard, doorzag ze de gevolgen van die beslis- sing. Het mismaakte kind liet hem volledig koud. Sterker nog: het was voor hem het bewijs dat zij zich tijdens de zwangerschap onbetamelijk had gedragen. Op haar blote knieën had ze hem bezworen dat dat niet het geval was en gesmeekt het kind te mogen houden. Ze zag aan zijn ogen dat hij haar niet geloofde, maar het belangrijkste was dat het kind voorlopig mocht blijven. Wonder boven wonder bleef het jongetje in leven en sindsdien bad ze elk jaar op zijn geboortedag tot de Heilige Eutropius, de patroonheilige van de mismaakten, voor zijn steun en voorspraak en natuurlijk tot de Maagd Maria. Althans, dat probeerde ze, want Jacques deed niets liever dan haar vernederen en dwars- bomen uit wraak voor het inferieure nageslacht dat ze hem tot nu toe had bezorgd. Na Thierry was er een meisje ter wereld geko-
a 9 men en aan een volgende zwangerschap durfde ze niet te denken, hoezeer Jacques zich ook aan haar opdrong teneinde een echte erfgenaam bij haar te verwekken. Haastig vervolgde ze haar bede: O, heilige Maria, hoor mijn nederige gebed toch aan. Ik smeek U: bid voor ons en steun ons in onze dagelijkse strijd tegen de zonde. Opdat de duivel mij niet opnieuw in verzoeking zal brengen en ik alleen Hem, de enige Ware, zal dienen. Luide voetstappen onderbraken haar gebed. Die konden maar van één iemand zijn. Angstig keek ze om zich heen, maar de klei- ne kapel bood geen enkele beschutting. De zware deur klapte tegen de muur. Ze keek om en terwijl ze de kleine gestalte uit de deuropening met driftige passen op haar af zag komen, duwde ze het kleine meisje weg achter het stenen altaar en raapte het oude gebedenboek op. Nog voordat ze kon opstaan, stond Jac- ques al naast haar. Instinctief maakte ze zich klein, maar hij greep haar hardhandig bij de haren en trok haar omhoog. Het boek viel met een doffe klap op de vloer, terwijl ze ruw tegen de wand werd gesmeten.‘Wat doe je hier?’ Zijn stem galmde door de kleine ruimte. ‘Ik heb je nog zó verboden vandaag in de kapel te komen. Hoe dúrf je je tegen mij te verzetten. Jij, miserabel schepsel. Jij…’ ‘Maar Jacques, ik...’ ‘Zwijg als ik tegen je spreek! Ongehoorzaam stuk vreten!’ Hij hief zijn arm op. Ze dook weg, maar voor ze het besefte, deed een vuistslag haar hoofd tegen de muur klappen. Een gil ontsnapte uit haar keel, terwijl het leek of de bliksem in haar hoofd explodeerde. Haar knieën weigerden nog langer haar gewicht te dragen en ze zakte op de koude vloer ineen. Het Chris- tusbeeld draaide in grote cirkels om haar heen. Even voelde ze zich kopje-onder gaan in een weldadige poel van zuiverheid en trouw, maar de drang om te overleven was opnieuw sterker. Een metaalachtige smaak in haar mond deed haar beseffen dat ze ergens bloedde, maar ze voelde geen pijn, helemaal niets. De tijd leek even stil te staan. Opeens werd alles wazig. Versuft keek ze
Jacques aan, terwijl hij haar opnieuw vastgreep en omhoog trok. Een tweede klap trof haar jukbeen. Opnieuw slaakte ze een kreet, zachter nu, alsof deze werd gedempt door de felle pijn die zich vanuit haar oogkas verspreidde. Haar tuniek was niet bestand tegen Jacques’ woeste greep en scheurde. Ze voelde hoe hij haar ruw terugsmeet naar de grond, terwijl zijn laarzen over de vloer bonkten. Toen hij de kapel verliet, klonk er een krachtige vloek. Hoe lang ze daar had gelegen, wist ze niet. Wel dat de stilte oor- verdovend was en dat de pijn in golven door haar hoofd spoelde. Plotseling hoorde ze iets. Met moeite draaide ze haar hoofd opzij en zag tussen haar dichtgekleefde oogharen door Sophie achter het altaar vandaan kruipen.‘Maman?’ zei de kleine meid, terwijl ze met haar vingertje zachtjes over haar bebloede wang streek en er een kusje op gaf. ‘Sophie, haal Marie, snel,’ was het laatste wat ze kon uitbren- gen. 10 b
Deel I De weg van de jeugd
a 13 a 1 b donderdag 24 maart 1552 S ophie opende verschrikt haar ogen en staarde in het halfduis- ter vanuit haar bed naar de donkere balken boven haar hoofd. Iets had haar plotseling gewekt, maar wat? Opeens klonk er een harde gil. Het geluid sneed door haar heen. Maman! Snel gooide ze de dekens van zich af en opende het vensterluik om te zien waar het vandaan kwam. Huiverend van de koude windvlaag die naar binnen stroomde, zag ze in de ochtendschemer vader de houten buitentrap oprennen, terwijl hij maman in een ijzeren greep achter zich aan sleurde. Ze kon hem nauwelijks bijhouden en haar gekerm echode tussen de hoge stenen muren. ‘Nee, Jacques, niet doen. Nee, niet doen. Het is nog maar een kind!’ Mamans stem klonk smekend, maar vader reageerde niet. In plaats daarvan hoorde ze hem langs haar kamer lopen, maman nog steeds achter zich aan trekkend. Aan het einde van de gang werd een deur opengerukt. Opnieuw klonk er een gil, gevolgd door de doffe dreun van een deur die hard werd dichtgesmeten, het geknerp van een sleutel in een slot en het zachte gejammer van maman. Ondanks de gesloten deuren kon ze zich het tafereel moeite- loos voor de geest halen. Toen vader langs haar kamer terugliep, hield ze instinctief haar adem in. Waarschijnlijk had Thierry weer iets gedaan wat niet mocht. Ze rilde toen ze zich realiseerde dat het vandaag zijn geboortedag was. Wat er op die dag – nu zestien jaar geleden – allemaal precies gebeurd was wist ze niet, want ze was toen zelf nog niet geboren en maman had er nadien nooit meer over willen spreken, maar dat vader gruwde van haar oudste broer, stond als een paal boven water. Sophie beet op haar lip en
14 b staarde naar haar kamerdeur. Ze wist heel goed dat Thierry anders was, maar toch hield ze van hem. En hij van haar, dat wist ze zeker. Zij was de enige die liedjes voor hem zong en af en toe probeerde, ondanks zijn lichamelijke en geestelijke gebreken, plezier met hem te maken. De buitenwereld wist trouwens niet eens dat Thierry bestond. Volgens Jean had vader de priester des- tijds weggestuurd met de boodschap dat maman was bevallen van een doodgeboren kind en dat hij geen bezoek en begrafenis wenste. Zo groeide de misvormde Thierry op tot een levend fami- liegeheim, want vader had iedereen ten strengste verboden over hem te praten. Net als in het vorige huis had hij in de kelder een hok laten bouwen waarin de jongen werd opgesloten. In het begin alleen als er bezoek kwam, waardoor ze steeds minder vaak vriendinnen mee naar huis durfde te nemen, maar naarmate Thierry ouder werd, duurden de opsluitingen steeds langer. Maman verzette zich er vaak tegen, maar dat werd door vader met geweld de kop ingedrukt. Zelf had ze ook weleens klappen gehad, zoals toen ze per ongeluk bijna het bestaan van Thierry had verraden, maar het ergste waren de vernederingen en wrede dreigementen tegenover maman om Thierry alsnog naar een of ander gesticht te laten afvoeren. Die sneden door haar ziel. In een flits zag ze de donkere kapel weer voor zich, met maman bloe- dend op de vloer. Het had lang geduurd voordat ze de kokkin had durven halen, zo bang was ze geweest. Ze deed haar ogen stijf dicht om de beelden van haar netvlies te verdrijven. Het gegil van maman en het gestamp van vaders laarzen klonken opnieuw in haar oren en mengden zich met het gejammer verderop op de gang.Terwijl ze als verdoofd het vensterluik weer sloot, hoorde ze buiten de kerkklokken van La Daurade slaan voor de aanvang van de lauden 1. Was het al zo laat? Het was de hoogste tijd om naar beneden te gaan, maar een onzichtbare macht belette haar in beweging te komen. Minutenlang stond ze apathisch voor het venster in haar kamer tot ze genoeg moed had verzameld. Ze kleedde zich snel aan en rende de gang op, maar in haar haast 1 Achter in dit boek is een verklarende woordenlijst opgenomen.
a 15 om op tijd beneden te komen, botste ze op het middenplateau van de trap bijna tegen vader op. Met een grote stap zijwaarts voorkwam hij op het nippertje een botsing. Het scheelde weinig of ze had haar evenwicht verloren en was van de trap gevallen, maar ze bleef ternauwernood op de been. Bleek van schrik en met gebogen hoofd stamelde ze: ‘Ex-ex-excuseert u mij, va-va- der. Ik l-l-lette niet goed op.’ Met kloppend hart wachtte ze zijn reactie af. Toen een eerste uitbarsting uitbleef, keek ze be- schaamd omhoog. Zoals gewoonlijk stond zijn gezicht nors en ongeduldig.‘Sophie! Hoe vaak moet ik nog zeggen dat een dame van stand nooit, maar dan ook nooit haar tred versnelt.’ Zijn zware stem dreunde over het achterplein en ze was ervan overtuigd dat deze tot in de rue de la Bourse te horen moest zijn. ‘He-het sp-pijt me, va-va-vader.’ Ze boog haar hoofd weer. ‘Ik z-z-zal voortaan la-hang-langzaam lopen, als een d-d-dame, en b-b-beter uitk-kijken,’ voegde ze er boetvaardig aan toe. ‘Dat is u geraden en schiet nou maar op, want met al dat gestotter komt u nog te laat voor de lessen.’ Het houten plateau kraakte toen vader langs haar heen liep, maar pas toen ze de deur van zijn werkkamer boven hoorde dichtgaan, durfde ze te antwoorden: ‘Ja, vader, goed vader, na- tuurlijk vader,’ terwijl ze zachtjes de trap afliep, op weg naar de keuken. Daar was niemand, maar de enorme haard verspreidde een aangename warmte. Terwijl ze op Marie wachtte en terugdacht aan de sombere gebeurtenissen van vanochtend, liep Armand de keuken binnen. Zonder ook maar iets te zeggen of haar een blik waardig te keuren, schoof hij aan tafel en begon demonstratief met zijn vingers op het blad te trommelen. Sophie zuchtte. Kon hij haar dan nooit eens even met rust laten? Gelukkig kwam op dat moment Marie de keuken binnen, met een grote pan pap in haar handen. ‘K-komt maman niet?’ vroeg Sophie even later zo luchtig mogelijk, terwijl ze de meid hielp de hete pap in de kommen te scheppen. ‘Nee, mademoiselle,’ zei Marie, ‘madame voelt zich niet zo goed