11 1. Zijn Donar en Dando ziek? ‘Mam, ik ga de honden even hun brokken en schoon water geven.’ ‘Dat is goed, Gerdien, maar kom je dan vlug aan tafel? Papa is zo klaar met het melken en Freek komt ook zo.’ ‘Dat doe ik.’ Gerdien loopt naar de schuur waar het voer ligt, neemt de zak mee en gaat ermee naar buiten. ‘Ha, Donar en Dando. Ik heb lekkere brokken voor jul- lie. Daar zijn jullie zo dol op.’ De honden liggen op het erf, maar ze reageren hele - maal niet. Wat vreemd, denkt Gerdien. Normaal komen ze met - een naar mij toe lopen en begroeten ze mij kwispelend. Ongerust loopt ze naar Donar en knielt bij hem neer. ‘Donar, wat heb je?’ vraagt Gerdien bezorgd. Donar tilt zijn kop op en kijkt haar aan. Heel even kwis - pelt hij met z’n staart. Gerdien pakt een handvol brokken en doet die in de voerbak. ‘Kom Donar, je moet wel eten, hoor.’ Maar Donar blijft liggen. Gerdien stopt een hondenbrokje in zijn bek, maar de hond laat het meteen weer uit zijn bek vallen. Bezorgd kijkt ze naar haar lieve Donar. Hij is net als
12 Dando veertien jaar. Zouden ze ziek zijn? Misschien wel zo ziek dat ze niet meer beter kunnen worden? Ze moet er niet aan denken. Opeens springen Wolf en Storm om Gerdien heen. Ze eten uit de voerbak van Donar. Donar reageert er hele - maal niet op. De jonge herdershonden hebben in een ogenblik de hondenbrokjes op. ‘Ja, jullie zijn lekkerbekken. Maar dat Donar dit zomaar toelaat, is geen goed teken.’ Gerdien aait de oude her - dershond over zijn kop. ‘Je bent lief, Donar. Maar nu ga ik even naar Dando.’ Ze pakt de zak voer en loopt naar Dando. De jonge herders rennen al voor haar uit naar Dando, die ook blijft liggen. ‘Ha Dando.’ Ze aait de hond over zijn kop. Even tilt hij zijn kop op en kijkt haar aan. Zijn staart kwispelt. ‘Dando, ik heb lekkere brokjes voor je.’ Ze houdt een hondenbrokje voor zijn neus. Ook hij taalt er niet naar. Dit is niet goed, denkt Gerdien bezorgd. Normaal vin - den ze deze brokken heerlijk en als ze met de zak naar buiten loopt, komen ze haar heel langzaam tegemoet. Maar nu? Zou Dando ook ziek zijn? ‘Ik ga water voor jullie halen in een fles met een speen, want jullie moeten drinken!’ Anders gaan jullie … Gerdien durft niet verder te denken. Vlug loopt ze weer
13 naar de schuur en vult twee flessen met water waar een speen op zit. Die gebruiken ze voor het afkalven. Dan loopt ze met het water naar Donar. Ze stopt de speen in zijn bek. ‘Drinken, Donar!’ zegt Gerdien. Maar de hond drinkt niet. Er wordt op het keukenraam getikt. Gerdien loopt vlug naar het raam. ‘Mama, de honden willen niet eten en drinken’, zegt ze met een snik in haar stem. ‘Maar ze moeten toch vocht hebben? Want anders …’ Dan komen vader en moeder aanlopen. Vader knielt bij Donar neer en zegt: ‘Gerdien, geef mij de fles maar.’ Vader stopt de speen in de bek van de hond, maar hij spartelt tegen en drinkt niet. ‘Och beestje, je moet drinken. Gerdien, help me maar even. Ik doe zijn bek open en jij laat er water in lopen.’ Moeder helpt mee door de hond vast te houden. ‘Dit is niet goed hoor, Bert’, zegt ze tegen haar man. Donar heeft nog steeds bijna niets gedronken. ‘Dit is zeker niet goed, Riet. En wil Dando ook niet drin - ken?’ ‘Hij wil geen brokken, maar of hij niet wil drinken, dat heb ik nog niet geprobeerd’, zegt Gerdien.
14 ‘Dan gaan we dat nu dadelijk proberen.’ Vader staat meteen op. Hij aait Donar over zijn kop. ‘Braaf beest, je bent al die jaren zo trouw geweest.’ Dan lopen ze naar Dando. Ook bij Dando krijgen ze het water bijna niet naar binnen. ‘Dit is niet goed. Ik bel direct de dierenarts.’ Vader pakt zijn telefoon uit zijn broekzak en belt. Moeder en Gerdien horen dat vader zegt: ‘Tegen vier uur kun je hier zijn?’ ‘Ik hoop dat de dieren dan nog leven. Ja, ik begrijp dat je niet eerder kunt komen.’ Gerdien trekt wit weg als ze hoort hoe erg het met de honden is. ‘Pa, waarom kan de dierenarts niet eerder komen?’ vraagt ze als pa klaar is met bellen. ‘Hij is nu op weg voor een operatie’, legt pa uit. ‘Zodra de operatie klaar is, komt hij hierheen.’ ‘Pap, denkt u echt dat Donar en Dando …’ Verder komt Gerdien niet. Ze barst in snikken uit en loopt vlug naar de woonkeuken. Vader en moeder lopen achter haar aan. ‘Laten we maar gaan eten’, zegt moeder. ‘Kijk, daar is Freek ook al.’ ‘Goedemorgen Gerdien, wat kijk jij verdrietig.’ Voordat Gerdien iets kan zeggen, zegt moeder: ‘Freek wil je eerst gaan zitten? Door al die toestanden zijn we
15 heel laat en ik moet nog meer op de boerderij doen. Tijdens het eten hoor je wel wat er is.’ Vader gaat voor in gebed. Maar Gerdien is er met haar gedachten niet bij. Na het gebed vraagt Freek: ‘Is er iets ergs gebeurd?’ ‘Is het je niet opgevallen dat Donar en Dando je niet tegemoet kwamen?’ vraagt Gerdien. ‘Nee, dat is mij niet opgevallen, maar nu je het zegt ...’ ‘Ze willen niet meer eten en drinken. En ze hebben ook al heel lang een wond in hun zij die niet wil genezen. Ze kunnen bijna niet meer lopen. O, ik, ik ben zo bang.’ Gerdien begint weer te huilen. ‘Ja, dat zou vreselijk zijn. Ook ik ben erg aan de honden gehecht. Ze kennen mij ook al zo goed.’ ‘We hebben geprobeerd ze met een fles drinken te geven, maar ook dat lukte niet’, zegt Gerdien verdrietig. ‘Zullen wij het na het eten nog eens proberen?’ ‘Ja, wil je dat?’ ‘Natuurlijk, maar wat ik je vragen wil: ga je zo met mij mee naar huis? Anne mag bij mij op de pony rijden, maar omdat hij nog zo klein is, vind ik het fijner als jij naast de pony gaat lopen. Dan lopen we hierheen. O ja, mijn moeder vraagt of het goed is of ze vanmorgen een kopje koffie kan komen drinken.’ ‘Natuurlijk kan dat’, zegt Gerdiens moeder. ‘Gerdien,
16 als je na het eten met Freek meegaat, dan zijn jullie ook met koffiedrinken weer terug. Je begrijpt wel dat je heel langzaam en voorzichtig met Anne en de pony moet lopen.’ ‘Ja, dat doe ik’, antwoordt Gerdien. ‘Goed, wil je mij dan nu de Bijbel even aangeven?’ vraagt vader. Gerdien staat op en pakt de Bijbel. ‘Alstublieft, pa.’ ‘Dank je.’ Na het Bijbellezen en danken gaan Gerdien en Freek naar buiten. Gerdien loopt eerst naar Dando. Ze knielt bij de hond neer. Ook Freek gaat op zijn knieën zitten en aait de hond over zijn kop. ‘Gerdien, zullen we de hond drinken geven?’ Freek pakt het flesje dat nog naast de hond staat. ‘Ja, ik doe zijn bek wel open.’ ‘Laten we eerst proberen of hij op de speen wil zuigen.’ ‘Dat wilde hij vanmorgen ook niet.’ Freek zegt niets, maar pakt de fles met water en stopt de speen in de bek van Dando. ‘Kijk eens, Gerdien. De hond drinkt.’ ‘Gelukkig, misschien blijven ze nog in leven.’ ‘Dando heeft de fles leeg.’ ‘Brave hond.’ Gerdien knuffelt het dier. ‘Nu gaan we naar Donar.’ Freek komt overeind en loopt
17 naar de waterkraan die aan de buitenmuur zit. Hij vult de fles. Gerdien loopt alvast naar Donar. ‘Als jij nu ook gaat drinken?’ zegt ze terwijl ze bij de hond neerknielt en hem over zijn vacht strijkt. Freek knielt nu ook bij Donar neer en houdt de hond de fles voor. Maar het dier draait zijn kop om. ‘Donar, je moet drinken, want anders … anders …’ Verder komt ze niet. Ondertussen stopt Freek de speen in de bek van de hond. ‘Gerdien, kijk eens. Hij drinkt ook!’ zegt Freek opgewonden. ‘Gelukkig!’ zucht ze en ze aait de hond, die nu haar hand likt, over zijn kop. Ze slaat de armen om het dier heen. ‘Donar, we houden zo veel van je.’ ‘Zullen we nu naar ons huis gaan?’ zegt Freek. ‘Anne wacht op ons. Hij wil zo graag op de pony rijden.’ ‘Oké.’ Freek loopt met de lege fles de stal in, waar ook de melkmachine staat, en zet de fles naast de andere fles neer. Dan loopt hij uit de stal naar zijn fiets, die tegen de muur van de schuur staat. Gerdien verdwijnt in de schuur om haar fiets te pakken. Even later fietsen ze naar de boerderij van Freek.
18 ‘Hallo mam.’ ‘Hallo tante Wilma en Anne.’ ‘Ik rijden op pony’, zegt Anne. ‘Ja, kleine schat, nu gaan we op de pony rijden.’ Gerdien knuffelt Anne. ‘Waarom zijn jullie zo laat?’ ‘Onze honden zijn ziek, tante Wilma. Ze willen niet eten en drinken. Freek kreeg het toch voor elkaar dat ze nu de fles hebben leeggedronken. Maar om vier uur komt de dierenarts.’ ‘Vindt je moeder het dan wel goed dat ik straks koffie kom drinken?’ ‘Natuurlijk vindt mama dat goed. Kom Anne, wij gaan pony rijden.’ Gerdien neemt het kleine broertje van Freek bij de hand. Freek loopt vlug naar de stal en zadelt zijn pony Milly op. Meteen begint Linda ook te hinniken. ‘Jij mag de volgende keer mee.’ Freek geeft Linda twee suikerklontjes. ‘Nee Milly, jij krijgt geen suikerklontje omdat jij al mee mag.’ Freek loopt met zijn pony de stal uit. ‘Dien, Dien, daar is pony.’ ‘Ja, dat heb je goed gezien, Anne.’ Freek laat Milly stoppen bij Anne. Gerdien tilt Anne op de pony.
19 ‘Zo, houd jij de teugels maar goed vast en zeg maar: ‘Vort.’ ‘Vort, vort’, schatert Anne. Daar gaan ze. De pony loopt rustig en Anne zit par - mantig op het dier. Freek loopt aan de ene kant en Gerdien aan de andere kant van Milly. Ze houden Anne goed in de rug vast. ‘Daag mama, daag’, roept Anne naar zijn moeder die voorbij komt fietsen. ‘Daag Anne’, roept ze terug. ‘Ja, mam is al bijna bij onze boerderij, maar wij moeten nog een stukje lopen’, zegt Gerdien. ‘Ja, lopen. Vort, vort’, zegt Anne. Milly blijft rustig stapvoets lopen. Na een poos lopen ze het erf op. ‘Anne, nu haal ik je eraf, want we gaan bij tante Riet iets lekkers drinken’, zegt Gerdien, die Anne van de pony af tilt. Freek maakt Milly vast aan de ring die in de muur zit voor de paarden. Hij geeft Milly nog een suikerklont - je en loopt dan met Anne de woonkeuken binnen. Het is middag en het loopt al tegen halfvier. Freek mocht blijven eten en heeft Milly in de wei laten lopen, bij de paarden van Gerdien. ‘Het duurt toch wel heel lang’, zegt Gerdien.
20 Freek kijkt over de weilanden naar de weg. ‘Daar zie ik een auto aankomen. Misschien is het de dierenarts wel.’ Gerdien, tuurt nu ook over de weg. ‘Ja, dat is de die - renarts.’ De auto rijdt het erf op en stopt bij Gerdien en Freek. De dierenarts stapt uit. ‘Goedemiddag, hoe gaat het met de honden?’ Voordat Gerdien antwoord kan geven staat vader al bij hen. ‘Ze willen niet eten en drinken. Vanmorgen hebben ze een fles water met een speen gehad. Maar vanmiddag wilden ze niet meer drinken.’ De dierenarts fronst zijn wenkbrauwen. ‘We zullen ze onderzoeken, maar ze zijn al veertien jaar en dat is voor deze honden al heel oud.’ Hij opent zijn tas en met een stethoscoop onderzoekt hij eerst Donar. Vader, maar ook Gerdien, kijken vol spanning naar het gezicht van de arts. Die kijkt steeds ernstiger. Ondertussen is moeder ook bij hen komen staan. Ook zij ziet dat de dierenarts zorgelijk kijkt. ‘Lopen ze nog moeilijker dan de vorige keer?’ vraagt de dierenarts. ‘Ja, ze lopen bijna niet meer’, zegt moeder. De dierenarts knikt. ‘Dan ga ik nu Dando onderzoeken.’
21 ‘Weet u al wat Donar heeft?’ vraagt Gerdien angstig. ‘Dat zal ik jullie vertellen als ik ook Dando heb onder - zocht.’ Stil loopt Gerdien achter de dierenarts aan. Ook vader en moeder zeggen niets. Ze kijken elkaar alleen maar aan en denken hetzelfde. Dit is niet goed. Freek loopt naast Gerdien en zegt: ‘Misschien valt het nog wel mee.’ ‘Ik hoop het’, zucht Gerdien. Terwijl de dierenarts Dando onderzoekt, komen de jonge herdershonden aanlopen en snuffelen aan de jas van de dierenarts. ‘Ja, jullie zijn goed gezond, dat zie ik zo’, zegt de die - renarts terwijl hij zijn tas sluit. Dan komt hij overeind. Zijn gezicht staat heel ernstig. ‘Het is heel erg wat ik nu ga vertellen. We moeten de honden laten inslapen. Niet alleen omdat ze oud zijn. Ze lijden ook veel pijn. Dat willen jullie toch niet?’ Gerdien staat als aan de grond genageld en stamelt: ‘Dat … dat kan niet waar zijn.’ Vol medelijden kijkt de dierenarts haar aan. Ook vader, moeder en Freek, moeten een brok in hun keel wegslikken. Snikkend buigt Gerdien, zich voorover en omhelst Donar. Freek knielt naast haar neer en aait de hond
22 over zijn kop. Moeder en vader aaien Dando over zijn kop. Dan draait vader zich om en loopt weg. Hij wil en kan er niet bij zijn als de honden een spuitje krijgen. Dit gaat hem zeer aan het hart. ‘Willen jullie er wel bij zijn?’ vragend kijkt de dierenarts hen aan. ‘Ik blijf erbij’, zegt moeder. ‘Ik ook’, zeggen Gerdien en Freek tegelijk. Gerdien gaat op de grond zitten en legt de kop van haar lieve hond op haar schoot. ‘Zo mag mijn trouwe hond inslapen’, zegt ze terwijl de tranen over haar wangen lopen. Ook Freek heeft tranen in zijn ogen. De arts opent weer zijn tas en maakt een spuitje klaar. ‘Met dit spuitje laten we eerst Dando inslapen. Daarna krijgt hij pas het andere spuitje. En dan wordt hij nooit meer wakker.’ Terwijl de dierenarts zijn werk doet, kijken Gerdien en Freek naar Dando. Nog eenmaal kijkt de hond Gerdien aan en valt dan in slaap. Even daarna krijgt de hond het andere spuitje. ‘Freek, er gebeurt niets. Dando slaapt nog’, zegt Gerdien. ‘Nee Gerdien, dat lijkt zo. Zijn hart klopt al niet meer’, zegt de dierenarts.
23 Verbaasd kijkt ze hem aan. ‘Echt waar?’ ‘Ja, echt waar.’ Voorzichtig staan Gerdien en Freek op. Ze kijken nog even naar de hond. Dan lopen ze naar Dando. Ook Dando ligt met zijn kop op Gerdiens schoot als hij de spuitjes krijgt. Freek zit ernaast. Zo willen ze ook van deze trouwe viervoeter afscheid nemen. Stil kijkt Gerdien naar Dando. ‘Is, is Dando ook …?’ ‘Ja’, zegt de dierenarts zacht. Hij kan hun verdriet zo goed begrijpen. Na een poosje vraagt moeder: ‘Gerdien, zullen we Donar en Dando achter in het weiland begraven?’ Gerdien knikt. Dan komt vader aanlopen en hij kijkt nog even naar zijn trouwe honden. ‘Pap, gaat u ze nu begraven?’ ‘Ja.’ Vader haalt de grote kruiwagen en de veearts helpt mee om de honden erin te leggen. Dan rijden ze naar het weiland. Helemaal achterin stopt vader de kruiwagen. Tot hun grote verbazing zien Freek en Gerdien dat er een groot gat is gegraven. ‘Wist u al dat de honden …?’ Vragend kijkt Gerdien haar vader aan.
24 ‘Nee, dat wist ik niet. Maar toen de dierenarts zei dat hij ze liet inslapen, kon ik daar niet bij zijn. Het waren zulke trouwe honden. Toen heb ik dit gat voor hen gegraven.’ Ontroerd kijkt Gerdien haar vader aan. Wat fijn dat papa dit gedaan heeft voor Dando en Donar. Samen begraven ze de honden. Freek en Gerdien blijven nog even staan. Daarna lopen ze terug naar de boerderij. ‘Wat zal het stil zijn, ondanks dat de jonge herdershon - den Storm en Wolf er nog zijn’, zegt Gerdien zacht. Dan lopen ze naar binnen, waar de ouders van Gerdien op hen wachten.