S J Een kleine geschiedenis van het wonder
Inhoud Eerst even dit Van de antieke oudheid tot het vroege christendom Wonderen in de antieke, vroegjoodse en vroegchristelijke wereld Lucianus van Samosata Het laat-antieke christendom en de middeleeuwen Wonderen tijdens het vroege monnikendom en de middeleeuwen Augustinus Tomas van Aquino De zestiende tot de negentiende eeuw Wonderen in de vroegmoderne tijd Veranderend wereldbeeld David Hume Hermann Samuel Reimarus Joseph Butler Immanuel Kant Søren Kierkegaard David Friedrich Strauss Van de twintigste eeuw tot nu Wonderen in de moderne tijd Het autonome natuurwetenschappelijke wereldbeeld Rudolf Bultmann Eugen Drewermann Carel ter Linden Richard Swinburne Arthur Peacocke Taede Smedes Angela Roothaan Over wonderen en hun nut Wat is nu eigenlijk een wonder? Waar wonderen goed voor zijn Ten slotte nog dit
Eerst even dit In wat voor wonderen geloofden mensen door de eeu- wen heen? En hoe dachten denkers over die wonderen? Over deze vragen gaat dit boek. In het Nederlandse taalgebied is er nooit een om- vattend overzicht van de geschiedenis van het wonder verschenen. Enkele Engelstalige overzichten zijn er wel. Ze zijn geschreven met een apologetisch doel: de ver- dediging van de echtheid van wonderen. Daar streef ik in dit boek niet naar. Mijn doel is een historische schets van het wonder als fenomeen en het denken erover. Wonderen zijn wonderlijke dingen. Ongrijpbaar. We zullen zien hoeveel theorieën erover bedacht zijn. Maar uit elke theorie adderen ze weg. Zelfs een eenvoudige denitie van het wonder blijkt niet zomaar te geven. Ik hanteer een globale denitie van het wonder: een bij- zondere gebeurtenis veroorzaakt door een goddelijke of ondoorgrondelijke oorzaak. In het vervolg zullen we zien dat elke auteur een eigen toespitsing geeft. In para- graaf kom ik op deze kwestie terug. Ik bespreek voornamelijk de westerse cultuurge- schiedenis en haar wonderverhalen, en de losofen en theologen die bepalend waren voor de ontwikkeling van het denken over wonderen. Daarom laat ik de publica- ties van bijvoorbeeld esoterische en fundamentalisti- sche auteurs, waar de focus veel meer ligt op geloven,
buiten beschouwing. Overigens, de vraag of wonderen mogelijk zijn of niet, komt wel aan de orde, maar beant- woord ik niet. Het boek behandelt in de eerste vier hoofdstukken vier grote tijdvakken, die samen de antieke oudheid en onze eigen tijd omspannen. Ieder hoofdstuk begint met een korte historische schets van de wonderverhalen in de betreende periode. Het vertellen van de verhalen zelf is daar een belangrijk onderdeel van. Vervolgens komen de denkers over wonderen uit die tijd aan bod. In elk hoofdstuk licht ik de voor de betreende peri- ode meest kenmerkende losoof of theoloog extra uit. Het gaat om Lucianus van Samosata, Augustinus, David Hume en Rudolf Bultmann. Aan hen wordt de mees- te aandacht gegeven, de auteurs die in hun voetsporen gingen komen daarna aan bod. Dat zijn zowel schrijvers die wondergeloof bekritiseerden als auteurs die het ver- dedigden. De vier periodes rond ik af door kort te bespreken wat wonderen nu eigenlijk zijn en waar ze goed voor zijn (hoofdstuk ). In een epiloog bied ik enige persoonlijke bespiegelingen. Tot slot nog een paar opmerkingen. Wat betreft de tijdvakken: ik plaats Augustinus bij de middeleeuwen, hoewel hij volgens de gangbare indeling in historische tijdvakken thuishoort bij de laat-antieke periode. Zijn visie was echter zo bepalend voor de hele middeleeuwse wondertheologie, dat ik het logisch vond hem bij deze periode te bespreken. Overigens, het strikt volgen van de gangbare historische indeling doet geen recht aan de overgangsperiodes. De geschiedenis is ook te complex om in een paar tijdvakken te kunnen vatten. De visie van de gekozen denkers geef ik zoveel mo- gelijk weer door middel van hun eigen teksten. De ver-
talingen van de opgenomen citaten zijn van eigen hand, tenzij anders aangegeven. Dit boek heeft een verhalend karakter, is gedegen en zorgvuldig, maar heeft niet wetenschappelijkheid als belangrijkste doel. Ook pretendeer ik geen volledig overzicht te bieden van de geschiedenis van het wonder. Het materiaal is daarvoor te omvattend, is soms nog niet ontsloten of in de vergetelheid geraakt. Dit boek schetst de voornaamste lijnen. Een kléine geschiedenis dus. Mijn grote dank gaat uit naar Tewin van den Bergh van uitgeverij Skandalon voor zijn deskundige en be- trokken begeleiding bij de totstandkoming van dit boek.
Van de antieke oudheid tot het vroege christendom | Wonderen in de antieke, vroegjoodse en vroegchristelijke wereld Gered van schipbreuk Een oude Griekse sage vertelt over de zeereis van J ason en de Argonauten. Er stak een zware storm op. Deze hield aan en iedereen verloor de hoop op redding. B e- halve Orpheus, hij wist wat hij moest doen. Orpheus bad tot de goden van het Griekse eiland Samothra- ki om redding. Onmiddellijk ging de wind liggen en twee sterren verschenen boven de hoofden van twee van de Argonauten. Ieder op het schip verbaasde zich over dit wonderlijke verschijnsel. Ze konden niet a n- ders concluderen dan dat ze door de voorzienigheid van de goden waren gered. Daarom, zo eindigt de sag e, richten zeelui in nood hun gebeden tot de goden van Samothraki. 1 W. Cotter, Miracles in Greco-Roman Antiquity, A Sourcebook , London, New York, , p. .
Wereld vol wonderen Wie vertelde ooit het eerste wonderverhaal? Hoe oud zijn die verhalen eigenlijk? Vermoedelijk oeroud. Wie schreef ze het eerst op? In de oudste teksten uit de an- tieke wereld worden al wonderen beschreven. De goden en godinnen waren voor het besef van de mensen van toen dichtbij en actief. De godenwereld maakte deel uit van de bekende, dagelijkse wereld. Maar deze steeg er tegelijk bovenuit. De goden waren goddelijk genoeg om macht te hebben over gebeurtenissen in die wereld. Over wat voor wonderen werd er verteld in de an- tieke oudheid? Het kon van alles zijn. Vliegen, over het water lopen, een verloren voorwerp terugvinden, op twee plaatsen tegelijk zijn, een vijandig leger met ziekte treen, bovenmenselijke kracht van een held, vervloe- kingen, genezingen. Vooral dat laatste. Wonderen be- troen vooral genezingen. Een aantal goden was daarin gespecialiseerd. Hercules bijvoorbeeld. Hij, eens mens maar later verheven tot god, had nooit het lijden van mensen vergeten. Hij was barmhartig, geloofde men, voor wie zijn hulp inriep. Hetzelfde gold voor de godin Isis. Zij werd beschouwd als een liefhebbende moeder voor haar aanhangers, arm of rijk. Er was nog zo’n po- pulaire genezer-god, Asklepios. Hem komen we zo nog tegen. Overigens, over deze drie goden, Hercules, Isis en Asklepios, deden naast genezingsverhalen ook ver- halen van dodenopwekkingen de ronde. 2 De wonderlijke genezingen hebben hun sporen nage- laten. Ze zijn nog altijd zichtbaar en leesbaar. Op de over- blijfselen van oude tempelmuren staan talloze inscr ipties met dankbare reacties. Met deze ‘votiefteksten’ of g elofte- teksten losten de aanbidders hun toezegging in na ge ne- W. Cotter, Miracles in Greco-Roman Antiquity , pp. -.
zing te hebben gevonden. De inscripties zijn een eerbe- toon aan de godheid om haar weldaden. De goden werd en geacht iets te doen voor mensen, zeker als die laat sten een oer hadden gebracht of de gelofte hadden gedaan da t te doen. Het idee was: Do ut des, ‘ik geef opdat jij geeft’. Een wonder werd vooral begrepen als een tegenprestatie van de goden; een kwestie van wederkerigheid dus. 3 Genezing kon plaatsvinden door middel van won- deren maar ook medisch ingrijpen. Geneeskunde en goddelijke hulp sloten elkaar niet uit. In de tempel van Asklepios op het Griekse eiland Kos bijvoorbeeld zijn medische instrumenten gevonden. Daar werden ook artsen opgeleid. Sommigen zagen artsen als instrumen- ten van de godheid. Het joodse apocriefe bijbelboek Sirach uit de tweede eeuw v.Chr. reecteert deze opvat- ting. Er staat te lezen: ‘Eer een arts, want je hebt hem nodig, ook hij is door de Heer geschapen.’ 4 Er leefde destijds echter ook de nodige argwaan ten aanzien van artsen. Niet zo vreemd, als je bedenkt dat het medische kunnen van toen nogal beperkt was. Wonderen ten behoeve van de natie Wonderen dienden in de Grieks-Romeinse wereld niet alleen het individuele welzijn. Ze hadden ook een ide o- logische functie. Er worden propaganda. 5 In een voorbeeld van de eerste categorie heeft de god P an de hoofdrol. Herodotus vertelt hoe Phillipides op w eg R. Garland, ‘Miracles in the Greek and Roman World’, in: G.H. Twelftree (ed.), Te Cambridge Companion to Miracles , Cam- bridge, , p. . Sirach ,. Garland, ‘Miracles in the Greek and Roman World’ , p. .