Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.dan hielp ik. Tijdens de afwas was ik soms aan het dagdromen dat ik de kaarsen mocht uitblazen, al wist ik dat alleen Zayde of mijn neef Abraham dat mocht doen. Nooit kwam in me op dat er spoedig een tijd aanbrak waarop Zayde en Abraham er niet meer zouden zijn. Nooit stelde ik me voor dat de borden en schoteltjes die ik zo zorgvuldig afwaste in stukken zouden worden geslagen of gestolen en aan een ander gezin gegeven zouden worden, een gezin dat niet begreep waarom wij zo veel verschillende sets eetgerei bezaten. Na de maaltijd stond Zayde op van tafel om zijn middagdutje te doen. Hij was de pater familias en het was zijn rustdag. Wat waren we dan allemaal stil! Als Zayde weer wakker werd, zette hij alle kinderen aan een lange tafel, op volgorde van leeftijd. Dan pakten we onze Bijbels erbij en onderwees hij ons over God. Dit beschouwde hij als zijn belangrijkste taak. We konden maar beter onze les hebben geleerd, want o wee als er een teleurgestelde blik op zijn gezicht verscheen. Hij was streng maar ook vriendelijk. Zijn vragen kwamen dan voorzichtig. Heb je het niet geleerd? Weet je niet wat dit betekent? Dan kwam er straf en eindigde het bij zijn teleurstelling. Zijn hoge verwachtingen waren zijn manier om ons zijn liefde te tonen. Bubbe kwam ook bij ons zitten, zodat ze de Bijbel aan ons kon voorlezen. Meestal was Gods liefde het thema van haar onderwijs. Vaak las ze de geschiedenis van Jozef. Als les daarvan gaf ze ons mee: Kinderen, onthoud dat jullie naar elkaar moeten omzien. Jullie moeten geen misbruik van elkaar maken, zoals de broers van Jozef. Jullie zijn elkaars hoeders. En jullie, de oudsten, moeten vooral goed op de kleintjes letten. Zo verliep de sabbat. We deden niets anders dan de Schrift lezen. Als de zon begon te dalen, wensten we allemaal dat het nog wat langer licht zou blijven; het was heerlijk om te toeven in de genade van Gods bijzondere dag. Maar uiteindelijk konden we Zayde niet langer ophouden. Dan doofde hij de kaarsen voor de ceremonie van Havdalah. Bubbe of mama, of een van mijn tantes, sneed dan de cake aan. Ik herinner me nog goed hoe heerlijk zoet de geur was van de cake of het biscuitgebak. Al waren die al dagen eerder gebakken, ze waren nog net zo lekker vers. Dan was de sabbat weer voorbij en ving het werk weer aan. Iedereen hielp mee om alle ceremoniële voorwerpen op te bergen. Rose, kom eens helpen met de afwas, zei mama vaak en ik de kleinste ben, betekent niet dat jullie me kunnen laten doen wat jullie maar willen. Vanaf dat moment heeft niemand me meer gevraagd om zijn of haar boeken te dragen. Zayde begreep het en was niet boos. De synagoge was een prachtig gebouw, opgetrokken uit rode baksteen. Deze was bekostigd door de stad, met bijdragen vanuit de Joodse gemeenschap. De ark, vervaardigd van uitgesneden en gepolijst hout, was bij de oostelijke muur neergezet. De bima (lessenaar) stond midden in de ruimte. Met een afmeting van bijna twee meter breed en een meter diep was de bima groot genoeg om de Thorarollen op uit te rollen om die te lezen. De bima stond op een verhoging met een ijzeren hekwerk eromheen. Er werden mannen uit de bijeenkomst naar voren geroepen om voor te lezen. Zij zagen er allemaal waardig uit in hun talliets (gebedsmantels). De synagoge had een prachtig interieur en de houten banken waren zelfs comfortabel. De vrouwen zaten altijd boven op het balkon. Zijn wij daar boven dan dichter bij God? vroeg ik me soms af. Als we van de synagoge naar huis liepen, keken we uit naar het middagmaal. De restjes van de avond ervoor smaakten nog beter. Bubbe en mama maakten op vrijdag doelbewust genoeg voor die dag en het zaterdagmiddagmaal. We lieten het echter niet alleen aankomen op de restjes. Op vrijdagochtend maakten mama en Bubbe altijd een grote pan met vlees en groenten klaar. Op zaterdag droeg ik die grote pan dan naar de bakkerij. Andere gezinnen deden evenzo. De bakkerij had een oven die groot genoeg was om zulke pannen op te warmen. Ze hadden het brood voor die dag al gebakken, maar de ovens waren nog heet, dus voor een paar kopeken werd het eten voor ons opgewarmd, zodat we de regel om niet te werken op de sabbat niet hoefden te overtreden. neef Abraham wilde me dat niet vertellen, zelfs niet toen ik had gedreigd hem fysiek iets aan te doen. Wanneer de mannen in de woonkamer aan het bidden waren, verzamelde Bubbe de kinderen bij elkaar in de keuken en vertelde ze over de bijzonders helden van de Tenach. Elke vrijdagavond ging ik naar bed met een hoofd vol vertellingen over heldendom, deugd en geloof. Terwijl de sabbatsgebeden en de vlammen van de sabbatskaarsen oprezen naar God, werd ik warm vanbinnen door het vooruitzicht dat de volgende dag ook vol vreugde en lofprijzing binnen de familiekring zou zijn. Op zaterdagmorgen trokken wij meisjes onze mooiste jurken aan. In de zomer waren dat katoenen jurken, in de winter wollen jurken. In sommige jaren hadden onze jurken bloemdessins en bonte kleuren, soms waren ze effen. Zowel in de zomer als de winter reikten de jurken tot de knieën en hadden ze lange mouwen. Daaronder droegen we ondergoed uit één stuk gatkesnoemden we die met knoopjes van achteren. Bescheidenheid was het belangrijkste. Na een eenvoudig ontbijt, een stukje challe en een kop thee of glas melk gingen we lopend naar de synagoge. Orthodoxe joden mogen op de sabbat niets dragen, behalve de sleutel van hun huis. Onze huissleutel was met een zakdoekje stevig vastgemaakt aan de pols van Zayde. Omdat kinderen onder de dertien wel dingen mochten dragen, was ik uitgekozen om de gebedenboeken te dragen van Zayde, Bubbe, mama en alle andere volwassenen die met ons meeliepen. Week in, week uit droeg ik een stapel boeken in mijn armen, zo hoog dat ik soms niet eens kon zien waar ik liep. Op een gegeven moment werd het te veel. Op een zaterdagmorgen stak ik de straat over en legde alle boeken die niet van mijn naaste familie waren op de vensterbank van een winkel neer. Dat was mijn manier om duidelijk te maken: Dat opgediend pakten we alles wat we nodig hadden daaruit. Voor gasten hadden we extra eetgerei. Vaak kwamen er twaalf tot vijftien mensen, niet altijd dezelfde personen, naar de sabbatsmaaltijd. Bubbe, Zayde, mama, wij kinderen met zn viertjes, en Rose, mijn moeders jongste, ongetrouwde zus, waren er altijd. Tante Rose was bibliothecaresse en droeg altijd een boek onder haar arm. Haar boeken en haar beroep straalden iets eerbiedwaardigs uit. We gedroegen ons daarnaar, vooral als tante Rose in een hoekje ging zitten lezen. Vaak werd iemand uit de synagoge of een vreemdeling in het dorp uitgenodigd voor de sabbatsmaaltijd. Iedereen begroette elkaar met warmte en enthousiasme, maar het gepraat verstomde zodra de laatste straaltjes zonlicht waren verdwenen en we met de maaltijd begonnen. Bubbe of mama bedekte dan haar hoofd met een sjaal, stak twee kaarsen aan en sprak de gebeden uit die de sabbat inluidden. Zayde zegende het brood en de wijn. Al deze gebeden waren een lofprijzing voor God. Het begin luidde: Gezegend zijt Gij, o Heere onze God, Koning van het heelal. De maaltijd zelf was feestelijk. Alle zorgen van de afgelopen week leken te verbleken bij de heerlijkheid van de sabbat. Er werd veel gelachen aan tafel en er leek wijsheid uit de monden van de oudsten te vloeien. Kinderstemmetjes, niet geheel gedempt, voerden niet de boventoon. Na de maaltijd brachten we het eetgerei weg en bereidden we ons voor om te bidden. De mannen in de kamer droegen allen kippot (keppeltjes). Zoals het orthodoxe jodendom voorschrijft, komen de vrouwen gescheiden van de mannen bij elkaar. Wij gingen in de keuken zitten, achter gordijnen die werden dichtgetrokken. Tot op de dag van vandaag vraag ik me af waar de mannen over praatten als ze niet in gebed waren. Ook mijn maar op de sabbat was het de ark van het verbond. Daarna, als Zayde zich had omgekleed en zijn handen had gewassen, liep hij rond door de kamer, klapte in zijn handen en zong liederen voor de Heere met zijn diepe, warme stem. Ondertussen waren de vrouwen Bubbe en mama en soms een tante druk bezig in de keuken met de laatste voorbereidingen voor de sabbatsmaaltijd, die voor zonsondergang klaar moest zijn, omdat er daarna geen werk meer gedaan mocht worden. Er stegen heerlijke dampen op uit grote ijzeren pannen, als een kruidig geurende uitnodiging voor een bijzondere avond. De maaltijd zelf was niet heel uitgebreid, maar er was wel altijd versgebakken challe, vis, kippensoep met noedels en meestal ook stukjes kip. Gefilte fisj (ovaalvormige pasteitjes van gemalen witvis of snoek vermengd met brood of matses), koud geserveerd met mierikswortel, diende vaak als bijgerecht. We besloten de maaltijd met appel- of biscuitcake. De tafel was gemaakt van ruw hardhout; deze was niet gepolijst of gebeitst. We boenden die schoon met borstels en zeep. Daarna legden we er een eenvoudig tafelkleed van gehaakt katoen op. De kandelaren die we gebruikten waren gemaakt van brons en zilver met een eenvoudig geometrisch bloemenpatroon erop gegraveerd. Ze werden elke week gepoetst en we zetten ze op tafel bij onze borden en servetten. De hele kamer kreeg een schoonheid die speciaal gereserveerd leek te zijn voor deze ene dag in de week. Het vaatwerk was natuurlijk heel belangrijk. In ons huishouden waren er vier sets. Iedereen had zijn of haar eigen bord, beker en bestek. Twee sets waren puur en alleen bestemd voor Pesach en de derde set werd gebruikt op de sabbat. Ons dagelijks eetgerei stond in een aparte kast en als de maaltijd werd Tot dat moment hadden we een redelijk zorgeloze jeugd gehad. Maar dat veranderde snel. Je moet je nu nog beter gaan gedragen, zei mama tegen ons. Bubbe en Zayde, oma en opa, zijn familie, maar dit is niet ons huis. Vieren we nog wel de sabbat? vroeg ik. Natuurlijk, antwoordde mama. Het zal alleen anders zijn, dat is alles. Ik zuchtte van opluchting. Voor ons als orthodoxe joden was de sabbat het hoogtepunt van de week. De lange dagen van werk en school eindigden gelukkig elke vrijdag weer in een viering. Maar bovenal was de sabbat een heilige dag, daarom begonnen de voorbereidingen daarop al eerder in de week. Op woensdag stuurde mama me altijd naar de slager voor de kip die ritueel geslacht was. Ritueel slachten betekent dat het bloed uit de hals van het dier wegloopt en er gebeden over worden uitgesproken. Op donderdag bakte mama de cakes en de broden (challes). Op vrijdag maakten we als kinderen het huis schoon. Soms gebruikten we op vrijdagavond in onze eigen kamer achter in Zaydes huis de sabbatsmaaltijd, deels omdat mama vond dat wij als kinderen te veel lawaai maakten om die in de voorkamer van Bubbe te houden. Maar we hebben het ook vaak daar gevierd. Zaydes huis fungeerde voor onze familie en vrienden als synagoge. Zaydes werk bestond uit het ontwerpen en maken van bovenschoenen en hij had een werkplaats aan huis. Maar elke vrijdagmiddag sloot Zayde zijn bedrijfje en werd de grote kamer in het midden van het huis klaargemaakt voor de eredienst. De naaimachines werden weggedragen en de ark waarin de heilige Thorarollen werden bewaard werd verreden. Eigenlijk was het een houten kabinet dat de rest van de week in een hoek stond, 18 Hoofdstuk 1 De sabbat Baruch ata Adonai, Eloheinu, Melech haolam, asher kidshanu bmitzvotav vtzivanu, lhadlik ner shel Shabbat. Gezegend zijt Gij, o Heere onze God, Koning van het heelal, Die ons heeft gezegend met Zijn gebodenen ons heeft opgedragen de sabbatskaarsen aan te steken. Als ik mijn ogen dichtdoe, kan ik nog steeds het gezicht en de ogen van mijn moeder zien oplichten in het schijnsel van de sabbatskaarsen. Over de hele wereld beginnen Joodse vrouwen de sabbat op deze wijze. Als kind vormden de Meyerstraat en de derde straat in het Poolse Skarzysko mijn hele wereld. Als ik op vrijdagavond uit het raam keek, zag ik dat er in de Joodse huizen in onze buurt overal kaarsen werden aangestoken. Toen mijn vader was gestorven, zijn mijn moeder, mijn zussen Sarah en Esther, mijn broer Nathan en ik allemaal in één kamer in het huis van mijn grootouders getrokken. Het was erg vol, maar wel goed om samen te zijn. Natuurlijk bestond er in die dagen geen sociale zekerheid of gezondheidszorg. Familie zorgde voor familie. Nu was het mamas taak om ons op te voeden.