Een schoolmeester kijkt achterom 1961-1979 Inhoud Inleiding 7 Jeugd 8 Naar school 11 Opkomend verlangen 15 Naar de mulo 18 Naar de kweekschool 20 Mijn eerste klasje 22 In militaire dienst 23 De vglo-school in Barneveld 25 Solliciteren 27 Naar Rijssen 30 De Haarschool 31 Salarisuitbetaling 35 Getrouwd 36 Na schooltijd 38 Grote klassen 39 Schoolleven 40 Klas 3 42 Appelmoes 44Opgesloten 47 Schrijfles 50 Van kroontjespen tot balpen 51 Tekenen 53 Tafels leren 55 Billenkoek 57 Klasseboek van klas 5, 1966 62 Bovenmeester worden 77 De inrichting van de nieu6we school 79 1968 81 Opening van de scho6ol 84 Techniek in de schoo6l 86 Uit de schoolkrant 87 Oud papier 88 Ouderavonden 89 Koninginnefeest 92 De Stoom 94 Verjaardag van de bovenmeester 96 Albert Wessels 99De natuur in 102 Kievitsjongen 105 Milieuraad - Opruima6ctie 107 Naar de gemeenteraad 109 Bedreigd 110 Verliefd 112 Spreekwoordenwedstrijd 113 Hoofdluis … in tranen! 115 Afscheid 120
Inleiding 7 Een schoolmeester kijkt achterom 1961-1979 Schoolmeester, onderwijzer, leraar. Allemaal benamin6gen voor het mooi- ste beroep van de wereld! Tegelijk kan het ook het zwaarste, het aller - moeilijkste beroep zijn. Dat is o6ntegenzeggelijk het geval als je een klas, een groep niet in het gar6eel kunt houden. Waarom toch het mooiste beroep? Bijvoorbeeld omdat een onde6rwijzer kleine mensjes help6t groot te worden, als het goed is6 veel van kinderen houdt, liefde geeft en veel liefde terug ontvangt, kennis overdraagt en antwoord probeert te geven op de vele vragen die kinderen stellen in hun ontwikkeling. En zeker ook: omdat hij kinderen vertelt uit het heilige6 Woord van God. Om zo een verlengstuk van het ge6zin, waaruit de kinde - ren voortkomen, te mogen zijn. Zie i6n dit verband Psalm 78 vers 5-7: dat zij Gods wet en getuigenis hu6n kinderen zouden bekendmaken. Was ik me in mijn j6onge jaren van dit alles be6wust? Nee, zeker niet. Dat is langzamerhand gegroeid.
8 Ik was een boerenjochie uit buurtschap De Valk in de gemeente Ede. In dat gehucht was een6 bakkers- annex kruidenierswinkel. En vlak bij het 6 witte schooltje, waarop ik zat, nog een 6winkeltje. Ook was er een Boer6en- bond en een Boerenleenbank. Verder alleen maar boe6renbedrijfjes. Het betrof gemengde bedrijfjes: een aantal 6koeien, wat varkens en kip- pen en een paard. Als je als boer 6twaalf tot vijftien koeien had, werd je al gezien als een ‘grote boer’. De grond werd gebruikt voor grasland en voor akkerbouw en dan vooral voor rogge en haver en, na de roggeoogst, knollen. Men probeerde zo veel mogelijk het be6nodigde voer voor het vee zelf te verbouwen. Diep in de herfst kwam op een dag de do6rsmachine en met b6ehulp van buren werd het koren gedorst. Dat was een zeer spannende gebeu6rtenis voor ons als kinderen, maar ook voor mijn vader. Want elk jaar weer was het de vraa6g: Hoeveel mudden rogge en haver zou het resultaat van een j6aar hard werken zijn? Het graan werd verkocht aan de Boerenbond en voor het geld dat vad6er hiervoor ontving, kocht hij voer voor de kippen en de varkens. Wat moest er zware lichamelijke arbeid verricht worden! En wij, als kinde -ren, moesten zo veel mogelijk meehel6pen. Dat was echt 6niet altijd naar onze zin … In de zomer twee keer per dag eindeloo6s pompen om de koeien van genoeg wa6ter te voorzien. In de vakantie mee naar het6 land, Jeugd We gaan terug in deD tijd, naar het begin Dvan de veertiger jaren van de vorige eeuw Dorsmachine.
9 Een schoolmeester kijkt achterom 1961-1979 waar mijn vader met6 de zicht (een soort zeis) het koren maaide. Wij als kinderen moesten dan de garven van een stroband voorzien. Best zwaar werk voor een kind. Wat waren we dan blij als de r6ogge helemaal ge - maaid was en we havergarven moesten binden. Want dat haverstro was veel zachter. Na de zomervakantie moesten we mee naar het aar6dappelland om de aardappels, die vader overdag met de greep gerooid had, op te rapen. Naar onze beleving eindeloze rijen gelige aardappels. Vader ging onder - tussen melken. En als het nog wat 6verder in het seizoen was, zo rond november, moesten we knollen plukken en daar knollenhopen van ma6ken. Wat hebben we vaak pijnlijke, koude handjes gehad! 6En je probeerde wel, net als grote mensen, je handjes 6rondom je lichaam te slaan, maar die p6ijnlijke tinteling ging zomaar niet over. Maar ook moesten we het hele jaar doo6r tussen de middag n6aar de kip - penhokken om eieren te rapen. Je nam als kind altijd een stok mee om broedse kippen die niet van 6het legnest wilden, wat te bedwingen om zo, zonder gepikt te worden, toch de eieren te kunnen rapen. Die h6okken stonden in de bongerd, tussen de appel- 6en perenbomen. De kippen liepen vrij rond. Maar o, die haan! Ik herinner me dat op een6 keer (ik was toen acht of negen j6aar) een haan hard naar me toe kwam rennen en al fladderend met zijn grote, witte vleugels en zijn ge6le, grote poten naar voren gestrekt, tegen me op - sprong en me met zijn 6scherpe poten veel pijn deed. Huilend van pijn 6 en boosheid gaf ik 6die haan een loeiha6rde klap met de stok die ik bij me had. Het gevolg was dat die haan6 voor dood bleef ligge6n. Ik keek snel om me heen om te zien of mijn vade6r het gezien had. Gelukkig niet! Ik ging zo vlug mogelijk naar 6school, maar de hele midda6g zat ik in angst v6oor wat er gebeuren zou, als ik straks weer thuis zou komen. Na schooltijd liep 6ik heel langzaam, b6ang voor wat me te wachten stond, naar huis. Toen ik eindelijk th6uis was gekomen en mijn vader 6op het erf zag lopen, keek hij tot mijn verwondering helemaal niet b6oos. Hij zei Binnenhalen van de roggeoogst met paardenkracht.
10 vriendelijk gedag en ging gewoon door met zijn w6erk. Zou mijn vader het nog niet gezien heb6ben? Ik ging regelrecht naar de bonger6d en … de grote, witte haan met zijn felrode kam liep rustig tuss6en de kippen in de grond te pikken. Hij leefde nog! Ik had hem dus allee6n maar even buiten westen geslagen. Ik kan me de opluchting van t6oen nog levendig herinneren … Mijn vader deed het z6ware werk, zoals hooien, ploege6n en mest naar het6 land brengen, met behulp v6an een paard. Maar naderhand deed de land- bouwmechanisatie o6ok bij ons steeds meer haar intr6ede. Zo verschenen de eerste tractoren in onze omgeving. Maar die tractoren kostten wel heel erg veel! Veel te veel voor mijn vader. Nu was er in De Valk een boerensmid die in de beh6oefte aan machines, die sterker waren dan een paard, wist te voorzien. Hij kocht afgedankte voorstukken van vrachtwagens op (vaak een6 Ford) en bouwde die om tot landbouwtrekkers. Hij zette er een tweede versnellingsbak in, 6zodat de trekkracht vele malen groter werd, en bouwde achter de trekker een soort lift zodat je er ook mee 6kon ploegen. Kortom, een zeer bruikbare trekmachine, die echter veel minder kostte dan een echte tractor. En dit kon mijn vader net b6ehappen, zodat rond 1950 het paard werd verkocht en een autotrekker werd aangeschaft. Wat was mijn vader e6r blij mee! De hooischudder, de hooihark, de mestkar en de ploeg konden erachter vastgemaakt worden en rijden maar … Ik heb er later ook heel wat voren mee geploegd! De zo begeerde autotrekker met o.a. mijn ouders.
11 Een schoolmeester kijkt achterom 1961-1979 Het schooltje in o6ns buurtschap was een Nede6rlandse Hervormde School en telde vier klaslokalen. Dat betekende: een school me6t combinatie - klassen. Ik ben drie weken jonger dan onze koningin, dus van 1938. Z6odoende be - gon voor mij in april 1944 de leerplicht. Het gaan na6ar school gebeurde op door mijn moeder wi6tgeschuurde klompjes. Elke zaterdagmiddag moest er door moeder weer witte kalk op de klompjes aangebracht6 worden. De afstand van huis naar6 school was ruim e6en kilometer. En elke dag moest ik die afstand vier keer lopen, want tu6ssen de middag gingen alle schoolkinderen thuis eten. Dat lopen ging wel, behalve in de winter, als er plaksneeuw lag … Di6e nare sneeuw hoopte zich op aan de on6derkant van je klompjes. Je kon dan bijna niet v6ooruitkomen. Dan was het 6soms echt een martelgang, met veel zuchten en veel tranen … De eerste paar jaar was he6t schoolbezoek erg onregelmatig. Dit kwam door de oorlogsomstandigheden. 6Soms was er geen bra6ndstof voor de grote, hoge en ronde kachel, achter in de klas. Soms was de school n6iet beschikbaar, omdat er evacués uit Arnhem, Oosterbeek en omgeving Naar school Ik ben drie weken jonger dan onze koningin, dus van 1938
12 Klas 1 en 2 van de Valkse school; schrij- ver rechtsonder.
13 Een schoolmeester kijkt achterom 1961-1979 tijdelijk ondergebracht moesten worden vanwege de Slag om Arnhem. Ook hebben de Duitse6rs de school een ti6jdje ‘gevorderd’. Van mijn lagere schooltijd herinner ik me vooral die lange gang6 waar het altijd stonk. De kleur van het houtwerk, zoals de deuren naar de klassen en de wc’s, was van een onbe6stemd lichtgroene kleur. De lokalen hadden een vloer van hout6en planken. Er was gebrek aan van alles. Gelukkig konden we onze eerste schrijfoe - feningen en onze eerste getalletjes schrijven op een lei, met6 behulp van een griffel. Als de lei was volgeschreven, moest je die weer schoonmaken met een vochtig doekje. In de tweede klas hebben we het boekje Bob, Bep en Brammetje6 van W.G. van de Hulst wel vijf (!) keer gelezen vanwege gebrek aan leesstof. Je kende zo het boekje bijna6 uit je hoofd. En langzaam dat h6et klassikale lezen ging. Toch moest je woordje voor woordje meelezen … O wee, als de meester je erop betrapte dat je niet wist 6welk woord aan de beurt was als jij plotseling 6verder moest lezen. Een van de straffen was: opgesloten worden in het kolenhok … Dat is ook mij wel een keertje overkomen. Wat een verandering voor een tweede - klas-jochie: van een6 heel lieve juf naar zo’n strenge meester! Langzamerhand kwam na de bevrijding in 1945 ook de6 bevoorrading van schoolbenodigdheden 6weer op gang. En zo kregen alle leerlingen bij het vijftigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in 1948 6een in onze Het begin van ons rekenonderwijs.
14 ogen werkelijk schitterend schoolschrift. Zo totaal anders dan de 6vale, groene schriften met slecht papi6er die we normaal kregen. In dat schrift mochten we gedichtjes, te zingen liederen, spreekwoorden en dergelijke schrijven. Natuurlijk zo mooi mogelijk, passend bij de om6slag van het schrift. De zesde, zevende en achtste klas zat ik bij de b6ovenmeester. Dat was meester Jansen. De zevende en achtste klas bestond uit leerlingen die geen vervolgonderwijs zouden volgen. En dat waren er heel wat in 6ons boerengehuchtje … Meester Jansen was in m6ijn ogen best een s6trenge meester. Je had niet zo graag dat zijn ogen e6en poosje naar jou6 keken. Anderzijds was het een h6eel fijne meester. Wat ik me nog goed he6rinner, is dat we elke week moesten ‘verhuizen’. We zaten altijd met z’n tweeën in een schoolbank. Elke vrijdagmiddag, voordat de meester een poosje ging voorlezen, moesten we al onze spulletjes uit h6et vak onder ons ta6- felblad leeghalen. O6verbodige dingen, zoals papiertjes, moesten naar de prullenbak. De rest moest op een n6et stapeltje gelegd 6worden. En daarna pakten we dat stapeltje en 6liepen ermee naar een bank 6achter ons. Op deze manier zat je el6ke week op een andere plaats in het sc6hoollokaal. We vonden dat altijd een6 heel spannend mome6nt. Geschenk t.g.v. 50-jarig regerings- jubileum koningin Wilhelmina.