JENNIFER ROBSON Een tijd OM NOOIT te VERGETEN Een meeslepend verhaal over twee borduursters die de bruidsjapon van prinses Elizabeth maken, niet wetend dat dit hun levens voorgoed zal veranderen. Een tijd OM NOOIT te VERGETEN JENNIFER ROBSON LONDEN, 1947. In de roerige jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog worden borduursters Ann Hughes en Miriam Dassin uitgekozen voor een bijzondere opdracht: het maken van de bruidsjapon van prinses Elizabeth. Haar bruilof betekent een lichtpuntje voor de bevolking in de grauwe naoorlogse tijd. Ook Ann en Miriam hebben tijdens de oorlog en in de jaren daarna het nodige moeten doorstaan. Is dit het begin van een betere toekomst? TORONTO, 2016. Na het overlijden van haar oma vindt Heather MacKenzie een aantal prachtige borduurwerkjes tussen haar bezittingen. De geborduurde bloemen doen haar sterk denken aan de bruidsjurk die koningin Elizabeth bijna zeventig jaar eerder droeg. Heather besluit op onderzoek uit te gaan om meer te weten te komen over het leven dat haar oma leidde toen ze nog in Londen woonde. Een leven waarover ze nooit iets heef losgelaten. Jennifer Robson gunt haar lezers een kijkje in het atelier van het beroemde Mayfair Fashion House, waar een van de beroemdste jurken uit de geschiedenis werd gemaakt en waar twee vrouwen voor altijd met elkaar verbonden raakten door gedeelde pijn, vriendschap en de transformerende kracht van liefde. NUR 342 Omslag 140x215mm Een tijd om nooit te vergeten h. indd All PagesOmslag 140x215mm Een tijd om nooit te vergeten h. indd All Pages 04-11-20 12:3504-11-20 12:35
7 1 Ann Barking, Essex Engeland 31 januari 1947 Het was nog donker toen Ann om kwart voor zes van haar werk vertrok en nog donkerder toen ze thuiskwam. Normaal gesproken vond ze het niet erg om van het station naar huis te lopen. Het was een wandeling van nog geen kilometer en het gaf haar de kans om aan het einde van de dag haar hoofd leeg te maken. Maar deze avond was het een troosteloze onderneming. De midwinterkou had zich in haar mantel genesteld en deed haar rillen, en de zolen van haar schoenen waren zo versleten dat ze net zo goed op blote voeten had kunnen lopen. Maar morgen was het zaterdag. Als ze in de rij had gestaan bij de slager, zou ze misschien nog tijd overhebben om bij de schoenmaker langs te gaan om te zien wat hij ervan vond. Ze had niet genoeg bonnen voor iets nieuws, en deze waren al twee keer eerder verzoold. Misschien zou ze op de eerst- volgende vlooienmarkt van de vrouwenbond een fatsoenlijk paar kunnen vinden. Ze sloeg af naar Morley Road. Vastberaden liep ze door. Gelukkig had ze deze weg naar huis al vaker afgelegd dan ze kon tellen; het zou nog wel een paar dagen duren voordat er weer een maan was om haar bij te lichten. Nog een paar meter, dan was ze bij haar voordeur. Zodra ze er was, duwde ze het
8 gordijn opzij dat de tocht buiten moest houden en zette de wandschakelaar om. Tot haar opluchting ging het licht in de hal aan. De vorige avond was de stroom om acht uur uitgeval- len en pas de volgende ochtend was er weer stroom geweest. ‘Milly? Ik ben het, ’ riep ze naar haar schoonzus. Het was koud en donker in de huiskamer, maar uit de keuken kwam een heerlijke geur. ‘Je bent laat!’ ‘Volgens mij reden er minder treinen dan normaal. Een nieuwe maatregel om brandstof te besparen, zeker. En de treinen die wel reden, zaten bomvol. Ik stond wel een eeuw te wachten voordat ik mezelf ertussen kon wurmen. ’ ‘Heb je gehoord dat het morgen waarschijnlijk weer gaat sneeuwen? Denk je eens in wat dat voor het treinverkeer betekent. ’ ‘Daar wil ik niet aan denken. Of in ieder geval niet voor- dat ik ontdooid ben. ’ Ann hing haar mantel en hoed aan het wiebelige rekje achter de deur en deed haar schoenen uit. ‘Heb je mijn pantoff els gezien? ’ ‘Ik heb ze hierheen meegenomen om op te warmen. ’ Ze knipte het licht in de hal uit en liep met haar tas door de huiskamer naar de keuken. Milly stond bij het fornuis; haar aandacht was op de inhoud van een steelpannetje gericht. ‘Ik warm net de aardappelen en groenten van gisteren op, samen met het laatste stukje achterham. ’ Ze draaide haar hoofd om en glimlachte vluchtig. Toen bukte ze zich en deed het deurtje van de oven open. ‘Hier zijn ze, ’ zei ze en ze gaf Ann haar pantoff els. ‘Door en door warm en geen schroeiplek te zien. ’ ‘Je bent een schat. Ooo… dat voelt heerlijk. ’ ‘Dat dacht ik wel. Wat heb je daar? ’ Ann stond bij de gootsteen en wikkelde voorzichtig een stuk krant van een aardewerken bloempotje. Ze veegde wat losse grond van de rand en haalde het potje tevoorschijn, zodat Milly het plantje kon zien dat erin stond. ‘Het is heide. Van de koningin. ’
9 ‘Heeft de koningin je een heideplantje gegeven? ’ ‘Niet alleen aan mij. We hebben er allemaal een gekregen. Tenminste, alle mensen die aan die laatste serie japonnen werken die zij en de prinsessen meenemen naar Zuid-Afri- ka. Er moesten verschrikkelijk veel kraaltjes op en er was er een die van boven tot onder met pailletten bedekt was. Die draagt ze naar het bal ter gelegenheid van de eenentwintigste verjaardag van prinses Elizabeth. Miljoenen pailletten, leek het wel. Dus ze had die plantjes uit Schotland laten sturen om ons te bedanken. ’ ‘Het stelt niet zo veel voor, ’ zei Milly, terwijl ze haar neus optrok. ‘Heb je weleens heide in bloei gezien? Dat is prachtig. En dit is witte heide. Die brengt geluk, zei een van de meisjes. ’ Milly richtte haar aandacht weer op het pannetje op het fornuis. ‘Volgens mij is dit wel goed doorgewarmd. Wil jij de tafel dekken, dan schep ik op. ’ ‘Goed, en dan zet ik meteen de radio aan. Dan kunnen we naar het nieuws van zeven uur luisteren. ’ De koninklijke familie was eerder die dag naar Zuid-Afrika afgereisd en hun vertrek zou vast het hoofdnieuws zijn. De koning en koningin konden niet zomaar met een paar koff ers in een taxi stappen. Volgens de kranten zou het staatsbezoek beginnen met een optocht per koets van Buckingham Palace naar Waterloo Station, waar een groot aantal hoogwaardig- heidsbekleders formeel afscheid zou nemen van de koning, koningin, en de prinsessen. Daarna zouden ze met tientallen knechten en bedienden aan boord gaan van de trein naar Portsmouth. En de jurken, kostuums en japonnen die Ann had helpen maken, zouden meegenomen worden op die historische reis. Ze werkte nu al elf jaar voor Mr. Hartnell. Je zou denken dat haar hart inmiddels niet meer sneller ging kloppen als ze eraan dacht dat haar handwerk door de koningin gedragen werd. Haar familie en vrienden waren al lang niet meer onder
10 de indruk. Sommigen, zoals Milly, rolden nog net niet met hun ogen als ze thuiskwam met ogen die straalden als sterren. Maar ze kon het niet helpen. Het was echt opwindend. Ze was een heel gewoon meisje uit Barking – het soort meisje dat meestal een paar jaar in een fabriek of winkel werkte, waarna ze trouwde en haar verdere leven doorbracht als echt- genote en moeder. Maar door een speling van het lot was ze terechtgekomen bij de beroemdste modeontwerper van Groot-Brittannië, was opgeklommen naar een leidinggevende positie in zijn borduuratelier, en had geholpen om japonnen te creëren die door miljoenen mensen werden bewonderd en begeerd. Het had niet veel gescheeld, of het zou allemaal anders zijn gegaan. Toen ze op haar veertiende van school was gegaan, was er geen geld geweest voor iets als een secretaresseopleiding. Daarom was ze naar het arbeidsbureau gegaan, waar een lijk- bleke vrouw een lijstje met banen voor haar had neergelegd. Ze hadden stuk voor stuk vreselijk geklonken. Leerling-over- hemdnaaister, assistent-kindermeisje, kassajuff rouw in een restaurant. Ze had het al willen opgegeven, maar toen had ze het blad omgedraaid en zag ze het: Leerling-borduurster in het centrum van Londen, inclusief opleiding. ‘Deze, ’ had ze gezegd, terwijl ze op het papier wees. ‘“Leer- ling-borduurster”. Maar wat betekent dat? ’ ‘Precies wat er staat. Ik zal even naar het referentienummer kijken. Juist ja… het is bij Hartnell, waar de koningin al haar kleding laat maken. ’ ‘De koningin? ’ ‘Ja, ’ zei de vrouw, en haar stem klonk scherp. ‘Ben je ge- interesseerd of niet? ’ ‘Zeker. Maar… ik kan niet zo goed naaien. ’ ‘Kun je niet lezen? “Inclusief opleiding” staat er. ’ De vrouw schreef een adres op een papiertje en schoof dat over het bureau naar haar toe. ‘Ik bel hen wel op om te zeggen dat je komt. Zorg ervoor dat je er morgen om halfnegen bent.
11 Stipt op tijd. En verzeker je ervan dat je handen schoon zijn. ’ Ze was bijna naar huis gedanst en had niet kunnen wach- ten tot ze het gewichtige nieuws kon delen. Londen! De koningin! Maar haar moeder had alleen maar gezucht. ‘Jij, borduurster? Je kunt niet eens een draad in een naald rijgen. Als ze zien wat voor knoeiboel je ervan maakt, schoppen ze je er meteen uit. Let op mijn woorden. ’ ‘Maar ze rekenen op me. De vrouw bij het arbeidsbureau zoekt geen andere baan meer voor me als ik niet ga. Alstu- blieft, moeder. Anders kom ik in moeilijkheden. ’ ‘Zelf weten. Maar je komt meteen weer terug, denk erom. Je kunt niet de hele dag in Londen rondhangen als er hier werk te doen is. ’ De volgende morgen was ze bij zonsopgang vertrokken, omdat de eerste trein sixpence minder kostte, en was op een bankje in de tuinen van Berkeley Square gaan zitten totdat de Big Ben in Westminster kwart over acht sloeg. Ze had het laatste stukje van de reis lopend afgelegd en was uitgekomen bij een stil straatje in Mayfair, waar ze met trillende hand had aangebeld. Een meisje van ongeveer haar leeftijd had de deur open- gedaan. ‘Goedemorgen. ’ ‘Goedemorgen. Ik kom voor de baan van leerling-bor- duurster. ’ Het meisje had glimlachend geknikt en gezegd dat ze aan het juiste adres was. Ze was Ann voorgegaan naar boven om het hoofd van de borduurateliers te ontmoeten. Miss Duley had haar van top tot teen bekeken en gevraagd of ze enige ervaring had met borduren. Ann had aarzelend, maar eerlijk gezegd dat ze dat niet had. Om de een of andere reden was Miss Duley daar tevreden mee geweest en ze had met een fl auw glimlachje geknikt en tegen Ann gezegd dat ze voldeed, dat haar loon zeven shilling en sixpence zou zijn en dat ze de maandag daarop zou beginnen. ‘Zeven shilling en sixpence? ’ had haar moeder geschamperd,
12 hoewel het meer was dan wie dan ook van Anns schoolvrien- dinnen verdiende als winkelassistente of leerling-stenografe. ‘Dat ben je zo kwijt aan je treinkaartje. ’ Ann was de volgende maandag bij Hartnell begonnen. Van de eerste paar maanden kon ze zich weinig herinneren. Later had ze begrepen dat Miss Duley haar gekozen had omdat ze niets wist, zodat ze ook niets hoefde af te leren. Bij Hartnell werden de dingen op een bepaalde manier gedaan, wat wil zeggen op het hoogst denkbare niveau en niets minder dan perfectie werd geaccepteerd. Er ontging niets aan de ogen van Miss Duley; als een kraal- tje in de verkeerde richting was genaaid, of één steekje met het satijngaren iets uitstak, of zelfs als een van de pailletten doff er was dan de andere, dan zag ze het. Ze zag het, en dan ging haar linkerwenkbrauw op een bepaalde manier omhoog en verscheen er een minzaam glimlachje om haar mond. Alsof ze wilde zeggen dat zij vroeger ook een leerling was geweest en de nodige fouten had gemaakt. Het was lastig om je Miss Duley voor te stellen als meisje van veertien. Je kon je niet indenken dat ze ooit anders was geweest dan een klein, tenger vrouwtje dat op de een of andere manier toch boven iedereen uittorende en de scepter zwaaide in het borduuratelier. Ze had helderblauwe ogen die alles opmerkten, een nauwelijks waarneembare echo van de West Country in haar stem en een kalme, zekere houding die Ann altijd bijzonder geruststellend vond. ‘Hou je bezig met het werk dat voor je ligt, dan komt de rest vanzelf wel, ’ zei Miss Duley vaak. ‘Laat je zorgen bij de deur achter en denk alleen aan het ontwerp van Mr. Hartnell. ’ Sinds ze bij Mr. Hartnell in dienst was, leek er geen einde te komen aan de zorgen die op Anns pad kwamen. Er waren dagen – of jaren zelfs – waarin het bijna onmogelijk was ge- weest om het advies van Miss Duley op te volgen. In de zomer van ’39 was haar moeder plotseling gestorven. Haar hart, had de dokter gezegd. Toen de oorlog, en de bombardementen,
13 en de afschuwelijke nacht dat haar broer omgekomen was. Onherkenbaar verbrand, hadden ze gezegd; zelfs zijn trouw- ring was gesmolten. Daarna de ellende van de jaren die volgden, waar geen einde aan leek te komen, en al die tijd was de zekerheid in haar binnenste gegroeid dat ze nooit ergens anders zou wer- ken dan hier. In het huis aan Morley Road en de ateliers bij Hartnell. Dit leven, deze reeks grijze dagen, koude nachten en geliefden die voorgoed verloren waren – verder zouden haar dromen nooit reiken. De klok in de huiskamer sloeg zeven uur, wat Ann deed opschrikken uit haar mijmeringen. Ze stond bij de tafel met wat bestek in haar hand en deed haar best om een beetje eetlust op te wekken voor het avondeten dat Milly had klaar- gemaakt. Dat ging niet vanzelf, want de ham was niet meer dan kraakbeen en vet, en de groenten waren ingezakt tot een grijzige brij. Zelfs de schoolmaaltijden uit haar jeugd waren appetijtelijker geweest. ‘Jij zou toch de radio aanzetten? ’ zei Milly. De radio, een groot, ouderwets model met een kast van walnootfi neer, stond rechts van de haard in de huiskamer. Ann zette hem aan en dekte vlug de tafel. Ze had de deur tussen de huiskamer en de keuken opengelaten, dus tegen de tijd dat ze gegeten en afgewassen hadden, zou het misschien zelfs warm genoeg zijn om een uurtje in de huiskamer te zitten voordat ze naar bed gingen. Ze zaten nog maar net aan tafel toen het eentonige deuntje van BBC Radio het nieuws aankondigde. ‘Op de laatste dag van de koudste januari sinds jaren in Londen zijn Hunne Majesteiten de koning en de koningin en de twee prinsessen vertrokken voor het eerste deel van hun bezoek aan Zuid-Afri–’ ‘Ik kan er bijna niks van verstaan, ’ zei Milly abrupt. ‘Ik zet hem wat harder. ’ ‘Ja, ja. Sst…’
14 ‘… hebben zich langs de route verzameld om de konink- lijke familie een hartelijk vaarwel te wensen. Iedereen in deze halfbevroren menigte verlangt er waarschijnlijk naar deze bitterkoude middag ook te kunnen omruilen voor een dag in het zonovergoten Zuid-Afrika –’ ‘Mij niet gezien, om daar in de rij te gaan staan zwaaien, ’ mompelde Milly. ‘Niet met dit weer. ’ Alsof hij reageerde op Milly’s opmerking, ging de nieuws- lezer over op het ijzige weer. ‘Gisteren om middernacht was de temperatuur in Londen gestegen tot -2, 8 °C, meer dan tien graden warmer dan eerder deze week. Toen het om een uur of drie ’s nachts in delen van de hoofdstad sneeuwde, was de temperatuur nauwelijks gedaald. Maar de winter heeft nog een nieuwe slag in pet- to voor de Britse huisvrouwen. Als de kolenvoorraden niet kunnen worden aangevuld, zullen in het hele land wasserijen moeten worden gesloten. ’ De ketel begon te fl uiten, dus Ann liep naar het fornuis om voor hen allebei thee te zetten. Niet meer dan een paar theeblaadjes voor de hele pot, want het blik was bijna leeg. En geen suiker. Milly en zij hadden lang geleden al geleerd het zonder die luxe te stellen. ‘Ik vraag me af of die meisjes wel weten hoe bevoorrecht ze zijn, ’ zei Milly. ‘De prinsessen? Dat zeg je altijd. Elke keer als ze in het nieuws zijn. ’ ‘Het is toch zeker zo? Moet je kijken hoe zij leven. Al die kleren en juwelen, en ze hoeven nooit een vinger uit te steken of iets te doen. Ik zou willen dat ik dat had. ’ ‘Ze werken wel. Nee, je hoeft niet zo’n gezicht te trekken. Ze werken echt. Je moet je eens indenken hoe zo’n staatsbe- zoek voor hen is. Dag in dag uit dezelfde saaie gesprekken met volslagen vreemden. Overal aangestaard worden. Mensen die met stomheid geslagen zijn als ze hen zien. Ik betwijfel zelfs of ze wel een strand te zien krijgen, laat staan of ze kunnen gaan zwemmen. ’
15 ‘Ja, maar –’ ‘Er wordt niet gevraagd of ze het warm hebben, of hun voeten zeer doen, of ze zich niet stierlijk vervelen – ze moeten blijven lachen en voorwenden dat ze niets liever doen dan een lintje doorknippen en bekendmaken dat een of andere brug of park in een dorpje in een of andere uithoek vernoemd is naar hun vader. Als dat geen werk is, dan weet ik het ook niet meer. Ik weet wel dat ik niet met hen zou willen ruilen, nog voor geen… niet voor alle kolen, thee en elektriciteit op de wereld. ’ ‘Natuurlijk wel, domoor. Je zou wel gek zijn als je niet net zo rijk wilt zijn als zij zijn. ’ ‘Ik zou het niet erg vinden om rijk te zijn. Maar dat ieder- een weet hoe ik heet en dat iedereen iets van me verwacht? Dat iedereen let op wat ik doe? Dat zou afschuwelijk zijn. ’ ‘Dat zal wel. ’ ‘Ik heb verhalen gehoord van de verkoopsters en coupeuses op mijn werk. Sommige van onze rijkste opdrachtgevers zijn de grofste. Enorm veeleisend en ze nemen nooit de moeite om te bedanken, laat staan glimlachen, en ze sturen al helemaal nooit cadeautjes naar de meisjes in de ateliers. Vergeleken met de prinsessen, of de koningin? Dat zijn de mensen die het gemakkelijk hebben. ’ ‘Goed, ’ gaf Milly toe. ‘Laten we dan miljonairs worden. Dan overwinteren we in Zuid-Frankrijk of in de teen van Italië en dan laten we ons helemaal bruin verbranden, zodat mensen denken dat we Amerikaanse fi lmsterren zijn. ’ Ann moest lachen bij de gedachte dat zij of Milly ooit voor een fi lmster zou worden aangezien. ‘Zou dat niet heerlijk zijn? Dat je gewoon aan boord van een schip of trein kunt gaan om naar een of andere exotische plek te reizen. ’ Dat ze iets anders zou zien dan grijze luchten, beroete stenen en de achterzijde van kale wintertuinen uit het raampje van de trein. ‘Zo ver niet. Een paar dagen aan zee zou voor mij vol- doende zijn. ’
16 Het gesprek viel stil en ze begonnen aan de vaat. Milly waste af, zodat Ann geen kloofjes in haar handen zou krijgen. Het was nog geen halfacht toen ze klaar waren. ‘Zullen we de haard in de huiskamer aansteken? Voor een uurtje? ’ vroeg Milly. ‘Goed. Maar wel een klein vuurtje. Ik heb vanmorgen nog in het kolenhok gekeken en dat is bijna leeg. Wie weet of de kolenboer deze week wel komt. ’ ‘Een heel klein vuurtje dan. We kruipen er heel dichtbij en dan zal ik je voorlezen. Ik ben onderweg naar huis nog even langs de kiosk geweest om de nieuwe People’s Friend te kopen. ’ Het vuurtje dat Milly aanlegde, was inderdaad erg be- scheiden, maar de huiskamer werd er toch een graad of twee warmer door. Het was een knusse manier om de week af te sluiten: in een comfortabele stoel, ogen dicht, voeten eindelijk warm, terwijl ze luisterde naar een van de romantische korte verhalen waar haar schoonzus zo van hield. Milly was te jong voor een leven als dit. Zij en Frank waren nog maar een paar maanden getrouwd geweest toen hij omgekomen was, een van de dodelijke slachtoff ers van die vreselijke, nutteloze bombardementen. Ann kon er nog ondersteboven van raken als ze zichzelf toestond erover na te denken. Haar broer was brandwacht geweest, geen brandweer, maar toen de fabriek verderop in de straat getroff en was, had hij niet geaarzeld. Hij was naar binnen gegaan, op zoek naar overlevenden, en was niet meer naar buiten gekomen. Maar Milly was nog net zo jong als Ann – zij zesentwintig en Ann vijfentwintig – en voordat zij en Frank waren ge- trouwd, waren ze op vrijdagavond altijd graag naar de fi lm gegaan, of gaan dansen met vrienden, en zou ze haar neus hebben opgehaald voor een avondje voorlezen bij de haard. Wanneer was Ann zelf eigenlijk voor het laatst uit geweest? Het probleem was niet dat er geen gelegenheid voor was, want er ging bijna geen vrijdag voorbij of een groepje meisjes van het werk ging wel naar een van de danspaleizen in het
17 West-End. Ze nodigden haar altijd uit en ze zei steevast: ‘Nee, bedankt, misschien een andere keer. ’ Het was een gewoonte die ze had aangeleerd toen haar moeder nog leefde. Ze had maar zelden toestemming gevraagd voor een avondje uit, maar haar moeder had altijd gereageerd met een variant van dezelfde verwijtende preek. ‘Je kunt het geld net zo goed meteen weggooien. Kleding, schoenen, verf voor je gezicht, eten en drinken waar je maag en je hoofd van ondersteboven raken, en dan hebben we het nog niet eens over die shilling of meer die je moet betalen om erin te mogen, ’ zei ze dan, terwijl ze de punten aftelde op de eeltige werkvingers van haar uitgestoken hand. ‘En waarvoor? Zodat je langs de kant kunt staan met de andere alledaagse meisjes? ’ Haar moeder had dat soort dingen natuurlijk niet gezegd om haar te kwetsen. Ze had haar alleen maar weerbaarder willen maken, haar ervan bewust willen maken hoe meedo- genloos de wereld kon zijn, vooral voor alledaagse meisjes. En ze had natuurlijk gelijk gehad. De kans dat iemand oprecht in Ann geïnteresseerd zou zijn, was praktisch nul, en het zou dom en zelfzuchtig zijn om iets anders te beweren. Maar van Milly kon je dat niet zeggen. Zij was jong en mooi en was nog nooit in haar leven alledaags genoemd. Er was geen reden waarom Milly niet uit zou gaan om een beetje lol te hebben. Ze had alleen maar iets nodig om aan te doen en een beetje aanmoediging van Ann. De vrouwen die bij Hartnell werkten mochten patronen lenen voor eigen gebruik, en zelfs restjes stof en garnering die door het hoofd van de ateliers daartoe bestemd waren. Zo nu en dan had Ann voldoende materiaal verzameld om de kraag van een blouse te kunnen vervangen, of een stel knopen te bekleden. Dat zou ze doen. Ze zou naar de eerstvolgende vlooien- markt van de Vrouwenbond gaan en voor Milly een jurk kopen, die ze met bij elkaar gezochte garnering van haar
18 werk kon verfraaien. Dan zou ze haar overhalen om met wat vriendinnen te gaan dansen. Misschien zou Milly wel een nieuwe aanbidder vinden. Misschien kon ze streven naar een toekomst die een graad of twee warmer was dan een zwak fl akkerend vuurtje en interessanter dan de verhalen in de People’s Friend. De klok op de schoorsteenmantel sloeg voor het hele uur. Het was negen uur en van het vuur was niet meer over dan een paar gloeiende kruimels. Plotseling voelde Ann zich zo moe dat ze niet wist hoe ze de trap naar haar slaapkamer op moest komen. Gelukkig hoefde ze de volgende ochtend niet bij het krieken van de dag op te staan. ‘Ga jij maar vast naar boven naar je kamer, ’ zei ze tegen Milly. ‘Ik kom je zo wel een kruik brengen om de kou uit de lakens te halen. ’ Toen ze alleen in de keuken stond en wachtte tot de ke- tel ging fl uiten, keek Ann bewonderend naar het potje met heide dat ze had meegenomen naar huis. In de lente zou ze het plantje buiten planten, want hun huis had een klein achtertuintje met tussen de schuur en het kolenhok precies voldoende ruimte voor een bloembed. Tijdens de oorlog was het beplant geweest met praktische gewassen als bonen, wortelen, pompoenen en aardappelen. Maar de eerste juni na VE-day * had ze een handjevol goudsbloemenzaad gezaaid, dat ze had gekregen van Mr. Tilley, die een paar huizen ver- derop woonde. Ze waren de volgende lente opgekomen en geleidelijk aan had ze er steeds meer bloemen tussen gepropt, totdat elke centimeter grond bedekt was met planten, die geen ander doel hadden dan haar genoegen. Milly kon spotten wat ze wilde, maar het heideplantje was iets om te koesteren. Een geschenk van de koningin zelf, *VE-day is een afkorting van Victory in Europe day, de overwinningsdag waarop nazi-Duitsland op 8 mei 1945 offi cieel capituleerde.
19 gegeven uit erkenning voor het werk dat ze had gedaan. Ze zou het de rest van de winter vertroetelen en mocht de lente ooit komen, dan zou ze er een plekje voor vinden in haar eigen tuin. Het was een heel eind van Balmoral naar Barking, maar haar tuin was een prima eindbestemming van de reis. ‘Je zult hier gelukkig zijn, ’ zei ze tegen het plantje, terwijl ze haar vingertoppen langs het groen liet glijden. Opeens schaamde ze zich een beetje omdat ze haar fantasie de vrije loop gelaten had. Vlug vulde ze haar en Milly’s kruik, knipte het licht in de keuken uit en ging naar boven, naar bed.
JENNIFER ROBSON Een tijd OM NOOIT te VERGETEN Een meeslepend verhaal over twee borduursters die de bruidsjapon van prinses Elizabeth maken, niet wetend dat dit hun levens voorgoed zal veranderen. Een tijd OM NOOIT te VERGETEN JENNIFER ROBSON LONDEN, 1947. In de roerige jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog worden borduursters Ann Hughes en Miriam Dassin uitgekozen voor een bijzondere opdracht: het maken van de bruidsjapon van prinses Elizabeth. Haar bruilof betekent een lichtpuntje voor de bevolking in de grauwe naoorlogse tijd. Ook Ann en Miriam hebben tijdens de oorlog en in de jaren daarna het nodige moeten doorstaan. Is dit het begin van een betere toekomst? TORONTO, 2016. Na het overlijden van haar oma vindt Heather MacKenzie een aantal prachtige borduurwerkjes tussen haar bezittingen. De geborduurde bloemen doen haar sterk denken aan de bruidsjurk die koningin Elizabeth bijna zeventig jaar eerder droeg. Heather besluit op onderzoek uit te gaan om meer te weten te komen over het leven dat haar oma leidde toen ze nog in Londen woonde. Een leven waarover ze nooit iets heef losgelaten. Jennifer Robson gunt haar lezers een kijkje in het atelier van het beroemde Mayfair Fashion House, waar een van de beroemdste jurken uit de geschiedenis werd gemaakt en waar twee vrouwen voor altijd met elkaar verbonden raakten door gedeelde pijn, vriendschap en de transformerende kracht van liefde. NUR 342 Omslag 140x215mm Een tijd om nooit te vergeten h. indd All PagesOmslag 140x215mm Een tijd om nooit te vergeten h. indd All Pages 04-11-20 12:3504-11-20 12:35