e.d.j. de jongh Een vrije vogel met een helder lied Biografie van Wim Kist een linkse patriciër • 1915 - 2005
Dit boek draag ik op aan Geertje, mijn geliefde voor het leven. Ook in de laatste jaren van haar leven wist zij zich Wim Kist aanvankelijk nog wel te herinneren. Eenmaal heeft zij hem ontmoet. Als jonge moeder was zij begin jaren zestig met ons gezin op Oud-Poelgeest om, samen met andere gasten, Pinksteren te vieren. Hier hoorde zij Wim op zijn eigen wijze spreken over wat het kan beteke- nen wanneer een mens van het pinksterfeest gehoord heeft. Over het zonovergoten gazon stroomden de klanken van Dvořáks Uit de nieuwe wereld… Dat, waar wij kunnen, wij deze wereld een stukje verder zullen brengen. E.D.J. de Jongh, Borne 2016
5 Inhoudsopgave Curriculum vitae Anne Willem Kist 7 Ter inleiding: waarom dit boek? 8 1 Toonzetting van een leven 11 1.1 Overgang naar het christendom: drijfveer tot links-maatschappelijke keuzes 11 1.2 De voorvaderen 18 2 Jeugd en opleiding (1915-1939) 22 2.1 De jeugdjaren 22 2.2 De studiejaren 28 3 De oorlog (1940-1945) 36 3.1 Voorgeschiedenis 36 3.2 Bezet land 37 4 De naoorlogse periode (1945-1971) 67 4.1 Kerk en Wereld 67 4.2 Oud-Poelgeest 81 4.3 De Kartelgroep 94 4.4 Contacten en vriendschap op Het Loo 96 4.5 ‘Antwoord aan de machten’ 117
6inhoudsopgave Intermezzo | Rode draad 126 Familie- en gezinsleven 126 5 Wim Kist als rechter (1971-1984) 132 5.1 Keuze voor de rechterlijke macht (1970-1971) 132 5.2 Kist en de Raio-opleiding 135 5.3 Kist als rechter 151 5.4 De Velpse jaren. Eerste periode (1971-1984) 156 6 Voortgaand antwoord aan de machten 161 (1984-2005) 6.1 Landelijk Missionair Collectief (LMC) 162 6.2 Hernieuwde studie Karl Barth 185 6.3 Naar een belijdend spreken over de wereldeconomie/ 188 ontwikkelingen in het LMC 6.4 Het einde 198 7 Volhardend in het vergezicht – 202 Terug- en vooruitblik Dankwoord 209 Bronnen 210 Namenregister 211 Noten 218
7 curriculum vitae Anne Willem Kist 11 april 1915 – geboren in Teteringen (bij Breda) als vierde kind van rechter Anne Willem Kist en Pietronella Johanna Visser 1918-1933 – woonachtig in Den Haag 1926-1933 – leerling Tweede Stedelijk Gymnasium 1933-1939 – studie rechten te Leiden 1939-1945 – advocaat te Rotterdam 18 december 1940 – huwelijk met Els Dros. Uit dit huwelijk worden vijf zonen geboren. 27 december 1943 – lidmaat van de Nederlandse Hervormde Kerk 1945-1970 – lid directorium van Kerk en Wereld (Driebergen) 1951-1971 – directeur van het vormingscentrum Oud-Poelgeest (Oegstgeest) 1971 – promotie in de theologie te Leiden (Antwoord aan de machten) 1971-1984 – rechter en vicepresident bij de rechtbank Arnhem 1984-2005 – pensionering. Hij zet zich in voor vernieuwing van kerk en samenleving, onder andere in het Landelijk Missionair Collectief. 25 mei 2005 – overlijden
8 ter inleiding Waarom dit boek? Na drie voorgaande biografieën – van J.J. Buskes , J. (Hannes) de Graaf en G.H. (Bert) ter Schegget – lijkt de schrijverij voor mij iets onvermij- delijks te zijn geworden. Er is een drang om mij bezig te houden met bij- bels geïnspireerde dwarsliggers en hun gang door het leven. Ik schrijf niet alleen uit vakmatige nieuwsgierigheid, maar ook omdat ik in de loop van de jaren heb gevoeld dat het in een persoonlijke behoefte voorziet. Het is de behoefte aan een gids, die de weg van de bijbelse profeten heeft willen gaan. Dergelijke gidsen zijn voor mij een drijfveer die mij gaande houdt op de weg van het leven. Ter Schegget was een van deze voorbeelden. Zijn diepgaande briefwisseling met A.W. Kist deed mij kiezen voor deze linkse, vrijdenkende patriciër. Zo ligt zijn biografie nu op tafel. ‘Geschiedenis is chaos, waarin elke historicus zijn eigen orde aanbrengt.’ Zo begint de historicus Rolf Falter zijn boek over de geschiedenis van België. 1 Eigen orde aanbrengen houdt niet alleen de historicus bezig, maar ook de biograaf. Het werk van de historicus is altijd gekleurd en subjectief, zegt Falter verder. Dit geldt ook voor de biograaf, dus moet hij eenzijdig inkleuren zoveel mogelijk zien te voorkomen. Zijn subjectiviteit is een gegeven, waaraan weinig te doen valt. Ik heb mijn best gedaan. Een biografie wil een eerbetoon zijn. In dit verband is eerbewijzen een poging om te schrijven over álle kleuren en klanken die een leven heeft laten zien en horen. Een biografie heeft daarmee iets van een oorkonde van gedenken en doorgeven.
9 ter inleiding Een vrije vogel met een helder lied is een typering van de mens Anne Willem Kist en van de wijze waarop hij in het leven stond. Vooral het leven vanaf 1937, tijdens zijn studentenjaren, toen hij ernstig ziek was en een crisis doormaakte. Deze crisis vormde een omslagpunt in zijn leven. Een vrije jongen was hij altijd al. Hij zou het zijn leven lang blijven, maar nu in andere zin. Levend van de Wind. Wat bedoel ik hiermee? Als jongere van begin twintig, herstellende van zijn ernstige kwaal, las Wim Kist theologische teksten van een verre voor - vader. Hij werd erdoor geraakt. Hij voelde een nieuwe Wind, de adem van God. Die bleek te sterk voor hem en hield hem tegen. Wim ging vragen stellen aan het leven dat hij tot dan toe had geleid. Wat hem daarmee is overkomen noemde hijzelf zijn ‘bekering’. Het heeft verstrekkende gevol- gen gehad en raakte zijn hele bestaan. Zijn denken en handelen is erdoor bepaald. Het is het fundament van zijn leven geworden. Daarom begint dit boek niet zoals gebruikelijk met de familiegeschiedenis maar met deze gebeurtenis. De bekering van Kist kan een religieuze mystieke ervaring worden genoemd. Velen hebben over het verschijnsel ‘mystiek’ nagedacht en geschreven. Zo ook de Duitse theologe Dorothee Sölle. 2 Een religieuze mystieke belevenis blijft niet zonder gevolgen. Mystiek is het antiautori- taire element in elke religie, zegt Sölle. Het leidt tot tegenkracht, tot een tegenbeweging. Tot verzet tegen de dominantie van de rationaliteit in de westerse cultuur. Dit leidt weer tot een gemeenschap van vrije denkers, van vrije vogels. Verzet is in actie komen. Het kan niet binnenskamers blijven, maar moet de wereld in. Mystiek zoekt een uitweg ‘naar buiten’. Mystiek klopt in het hart van het protestantisme als een levende werkelijkheid. Een wer - kelijkheid die de mens van binnenuit aandrijft tot het gaan van een weg naar steeds ingrijpender eenwording. 3 Dit is bij Kist ook gebeurd. Zijn leven zoals het in deze biografie beschreven is, spreekt ervan, van hoofd- stuk tot hoofdstuk. Van hieruit heeft hij gewerkt – als jurist, als vormings - man en theoloog. Overal was hij in deze geest actief. Daarbij maakte hij duidelijk waar hij voor stond: hij zong, zoals de titel van dit boek tot uitdrukking brengt, ‘een helder lied’. Deze aanduiding
10ter inleiding is een vondst van Albert van den Heuvel, die onder meer werkzaam is geweest bij de Wereldraad van Kerken en als secretaris-generaal van de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk en Kist goed heeft gekend: Kist had een grote overtuigingskracht, hij bracht zijn kern begrij- pelijk voor het voetlicht. Waarover zong hij? Vooral over zijn verlangen naar een andere toekomst. Hiermee bedoelde hij niet een toekomst ‘in de hemel’ of een hiernamaals, maar een andere wereld vandaag. De toekomst zoals Kist die voor zich zag, hield in dat kerk en samen- leving op tal van punten grote veranderingen te zien zouden geven. Het ging hem niet om een opknapbeurt, maar om vernieuwing. Het bijdragen hieraan werd zijn levenswerk. Daarover, en over de vraag in hoeverre hij hierin is geslaagd, gaat dit boek. Als zijn bijdrage bedacht hij voortdurend nieuwe plannen voor acties en projecten. Het was een wijze van politiek bedrijven. Uit dit boek moge blijken dat het ook een vorm van verzet was. Steeds weer deed hij pogingen om kerkelijke en maatschappelijke ver - houdingen en structuren te veranderen of te hervormen. Zijn leven heeft verschillende omslagpunten gekend. Het meest markante daarvan was de bekering in zijn studententijd. Het tweede was dat hij, advocaat van beroep, direct na de oorlog in dienst kwam bij het instituut Kerk en Wereld, centrum van vernieuwing vanuit de Nederlandse Hervormde Kerk. Een volgende fase en omslagpunt was zijn werk als directeur van het vormingscentrum Oud-Poelgeest. Daarna zette hij weer een heel nieuwe stap met zijn werkzaamheden bij de rech- terlijke macht. Na zijn pensionering begon hij nog aan een groot en ambi- tieus landelijk project van bewustwording, het zogenoemde ‘Landelijk Missionair Collectief ’. Ondanks alle omslagpunten was er ook sprake van continuïteit. In zekere zin is hij altijd advocaat gebleven. Hij was pleitbezorger, voor cli- enten, maar later ook voor vernieuwing en verandering – vernieuwing als doel en verandering als de weg daarheen. Hij was daarbij iemand die zowel linksdenkend was als patriciër. Voorts was hij trouw aan mensen met wie hij leefde en werkte.
11 hoofdstuk 1 Toonzetting van een leven 1.1 Overgang naar het christendom: drijfveer tot links-maatschappelijke keuzes ‘U moet wat minder vloeken, meneer Kist’, zeiden de zusters in het Dia- conessenhuis in Leiden. Maar in de nachtdienst zaten er vier om zijn bed, ‘want ze wisten dat ik bonbons voor ze had.’ Het is een van de aardige herinneringen van Wim Kist aan een langdurig verblijf in het ziekenhuis. Zijn belangrijkste herinnering was echter een andere. Het is 1937. Hij studeert rechten in Leiden. Wim was allesbehalve een christelijke jongen. In zeker opzicht is hij dat ook nooit geworden. Hij was afkomstig uit een vrijzinnig protestants gezin. Zoals dat toen en nu bij veel christelijk opgevoede jongeren ging, had hij daarvan niets of weinig overgenomen. Bij zijn inschrijving als rechtenstudent in Leiden, in sep- tember 1933, had hij dan ook bewust ‘zonder godsdienst’ ingevuld. Als gymnasiast had hij weliswaar twee jaar catechisatie gevolgd bij een remonstrants predikant, maar daar ging het voornamelijk over Griekse tragedies. Over het evangelie had hij nauwelijks iets gehoord. Hoogstens toen hij als student in het dramatische toneelstuk ‘Judas’ de rol van de apostel speelde. Hoewel zijn vader actief in de kerk was geweest, leefde bij Wim niet meer dan een vaag religieus gevoel. Vanuit wat een standsbewuste gelovige opvoeding kon worden genoemd, bestond er voor hem wel iets – ‘zo’n beetje een algemene God’. In feite voelde hij zich atheïst.
12 Hij leefde zich volledig uit in het studentenleven en genoot van alle soor- ten ongebonden vrijheid die er waren – vriendschappen, plezier, het stu- dentenwerk, enzovoort. Hij leefde dag en nacht. De studie kwam op de tweede plaats. In februari 1937 werd hij langdurig ziek en kwam hij terecht in het Leidse Diaconessenhuis. Na twee zware maagbloedingen door overmatig drankgebruik, zweefde hij op de rand van de dood. Hij kwam er door - heen, maar het herstel ging langzaam. Zes weken moest hij liggen. Diep dankbaar dat hij het had gered, genoot hij van alle liefde en zorg om hem heen. De diaconessen lazen hem iedere dag een stukje uit de Bijbel voor. Hij vond het goed, uit beleefdheid. Om de tijd wat te bekorten kreeg Wim van deze en gene iets te lezen. Zijn tante Nini was al jaren bezig met de genealogie van de familie Kist. Zij had een bijzonder boekje gevonden en bracht het voor hem mee. Een oude prekenbundel van zijn betovergrootvader Ewaldus Kist – Laatste Leerrede- nen, uitgegeven in 1822, toen Ewaldus predikant in Dordrecht was. Dominee Ewaldus Kist leefde van 1762 tot 1822 en was een geleerd mens. Behalve als theoloog van naam – hij had tweemaal bedankt voor een pro- fessoraat in Leiden en Utrecht – was hij ook bekend als letterkundige. Zijn preken waren een combinatie van kerkelijke rechtzinnigheid en een eigentijdse oproep tot een werkelijk christelijke manier van leven. Domi- nee Ewaldus Kist sprak de mensen aan. 4 Ewaldus’ achterachterkleinkind Wim las nu dagelijks een preek van 25 tot 30 bladzijden. Zo werd hem het evangelie van Jezus duidelijk gemaakt, tussen de vingerhoedjes melk en de dobbelsteentjes brood die hij mocht hebben. Wim kreeg het gevoel dat deze voorvader zijn pastor was gewor - den. Hij had hem het Licht laten zien. Licht dat een leven lang zou aan- blijven. Wim Kist was in contact gebracht met en aangeraakt door een vreemde God, van wie hij nooit eerder zó had gehoord. Het was alsof hij een engel op bezoek had gehad, zei hij later. Het had iets van een droom gehad. Hij voelde zich erdoor herboren, herrezen en noemde zich ‘rusteloos gelukkig’. Sommigen, die hem niet op die manier kenden, zouden later zeggen dat hij zich gewonnen had gegeven. Wim Kist zocht en vond een antwoord op de vraag wie hij nu eigenlijk was en waarheen hij zou gaan. Het was als een rehabilitatie van iemand die nieuwe kansen krijgt, een gebeuren dat hem in beweging bracht. iis bn97i b84i2 1i3 iis 0i2uin 29iu | 0j88ru635e d
13 Zijn jaargenoot en studievriend Louis Bosch van Rosenthal 5 stimuleerde hem om diensten in de Pieterskerk mee te maken, waar studenten voor - aan in de studentenbank konden plaatsnemen. Zo maakte Kist voor het eerst in zijn leven een kerkdienst mee! Hij ging nu onregelmatig diensten bezoeken, waarbij die van de ‘niet-traditionele’ ds. D. Kuilman hem het meest aanspraken. 6 De geschiedenis van Kist doet denken aan die van Blaise Pascal (1623- 1662), de Franse wis- en natuurkundige en filosoof. Waar Kist niet eerder met de kerk in contact was geweest, was Pascal dat wel. In het bijzon- der met een stroming binnen de rooms-katholieke kerk: de jansenisten, volgelingen van de Vlaamse theoloog Cornelis Jansenius . In de ogen van Rome waren enkele van zijn opvattingen ketterij. Pascal, de wetenschap- per, werd gevoelig voor het gedachtegoed van Jansen. Zijn zoeken naar de geheimen van de natuur begon minder belangrijk voor hem te worden. Het begon zelfs als een begeerte te voelen. En begeerte hield de mens van God af, had Jansenius hem geleerd. In zeker opzicht had Wim Kist dit ook, deze afkeer van het willen-hebben. In 1654 volgde bij Pascal de religieuze ‘inslag’. Hij had zijn God ont - moet. Het was een gebeurtenis zoals Kist die ook zou beleven. Beider leven is erdoor omgekeerd. De theoloog Buskes begint zijn boek God en mens als concurrenten met deze bekering van Pascal. ‘Joie, joie, joie, pleurs de joie’ had Pascal in vervoering geschreven. ‘Tranen van vreugde’. Of ook Wim Kist na zijn bekering tranen van vreugde heeft gevoeld, is niet bekend. Gezien wat ook hem was overkomen, en hoe hij er later over sprak, zou het zeker hebben gekund. Net als Pascal heeft hij in ieder geval zijn dankbaarheid luid verkondigd. Hij zou Pascal bovendien hebben kunnen nazeggen wat later ook bij zijn eigen levensmotto is gaan horen: grote verantwoordelijkheid in en voor de samenleving, zuiverheid in de kerk, innerlijke vroomheid en een sobere levensstijl. In alle relativiteit, overigens. Ook in onze dagen komen dergelijke mystieke ervaringen voor. In de meeste gevallen komen wij ze niet te weten. Een enkele keer komt iemand er mee naar buiten. De bekende hoogleraar K.H. Miskotte, die later door Kist zijn rabbi genoemd werd, had als jongen van dertien een soortgelijke ervaring toen hij bij een oom logeerde. Later zei hij dat het geen onzin was om vanuit de kern van dit beleven te zeggen: ‘Ik zag een poort wijd issbn9ii7b8 42b 99b 1949b
14 open staan en zag van ver de stralen van het Licht, dat nooit zal onder- gaan.’ 7 Een recent voorbeeld is ook het biografische verhaal van de protes - tantse theologe Carine Philipse. Zij noemt mystiek het door God worden aangeraakt en één te zijn met Hem. 8 Een mystieke ervaring hoeft niet identiek te zijn met het ondergaan van diepe emoties, zoals in voorgaande voorbeelden het geval is. Het zijn ook geen bijzondere fantasieën over God. Een mystieke ervaring stijgt boven de verbeeldingskracht uit. Zij komt van binnenuit en is dus ook geen geloofs - ervaring, geen beamen van het gezaghebbend woord van de Bijbel. 9 Hersteld van zijn ziekte, keerde Wim Kist als een ander mens terug in het leven. In zijn studentenkring stak hij zijn ervaring niet onder stoelen of banken. Zijn leven was overhoopgegooid. Hij wilde er een geloofsverhaal van maken, dat vooral teruggreep op de joodse Bijbel, het Oude Testament. Wim voelde dat hij een opdracht had gekregen en hij moest daar met anderen over spreken. Volgens degenen die met hem hebben gesproken, moet het iets van een proclamatie hebben gehad. Het zou te vergelij- ken zijn geweest met de wat monomane manier van evangeliseren, die buiten de kerk en tegenwoordig ook binnen de kerk minder op prijs wordt gesteld. Velen van zijn medestudenten waren verrast, verbaasd en rea- geerden met veel onbegrip. Zo kenden zij Wim niet. Toch werd hij niet alleen aangehoord, er werd ook wel naar hem geluisterd. Hij kreeg voldoende kansen om zijn woord te doen. Zo werd hij gevraagd om zijn verhaal te vertellen op jongerenbijeenkomsten en in studentenkampen. Zelf ging hij zover om in de nachtkroeg van Sociëteit Minerva in Leiden een zogenoemde bijbelsociëteit op te richten – bijeen- komsten om 17.00 uur en borrel toegestaan. Het leven van Wim Kist begon radicaal te veranderen. De vrolijke jongen werd een bezield man, vol van de God van de Bijbel, van wie hij door zijn voorvader Ewaldus iets was gaan begrijpen. Voldoende om één bij- belwoord als leidraad van zijn leven te gaan zien – een tekst uit het boek Handelingen 8: ‘En hij vervolgde zijn weg met blijdschap.’ Handelingen 8 vertelt van een hoge ambtenaar aan het hof van de koningin van Ethiopië. Na een pelgrimstocht naar Jeruzalem is hij in zijn reiswagen weer op weg naar huis. Op de woestijnweg tussen Jeruzalem iis bn97i b84i2 1i3 iis 0i2uin 29iu | 0j88ru635e d
15 en Gaza voegt de apostel Filippus zich bij hem, op gezag van de Geest. Hij ziet dat de Ethiopiër het boek Jesaja tracht te lezen. De man zegt niet te begrijpen wat hij leest en krijgt van Filippus uitleg. Daarmee krijgt hij ook te horen over de boodschap van Jezus. Hierop vraagt de Ethiopiër aan Filippus hem te dopen. Na zijn doop ‘vervolgt hij zijn weg met blijdschap.’ De bekering van Wim Kist betekende niet meer alleen dat hij over het geloof wilde spreken, maar ook dat hij nu ‘op weg’ moest gaan, in actie moest komen. Ernst maken met de woorden van Jezus en de profeten. Ewaldus Kist had zijn verre nazaat geleerd dat geloven handelend geloven is – God had de toon gezet, wij moeten de muziek maken. Wim Kist liet zich betrekken in en ging meedoen aan wat er tussen mensen en tussen God en mens gaande is – het levende Verbond. Het werd zijn bron van inspiratie. Zoals Edward Schillebeeckx het veel later eens zei: ‘Geloven is de wereld saneren.’ In die geest ging Kist nadenken over vernieuwing van sociaal-maatschappelijke verbanden. Het bestaande was niet goed genoeg. Er waren structurele veranderingen nodig: andere sociale verhoudingen, andere machtsverhoudingen en zorg voor de minst bedeelden. Een andere cultuur: andere uitgangspunten en doelstellingen, andere normen en waarden. De wereld moest een plaats worden waar recht wordt gedaan. Mensen moesten een beter leven krijgen. Geen enkel sociaal-maatschappelijk thema mocht erbuiten blijven. Het zou dezelfde wereld zijn, maar anders. Dit was het beeld dat Wim Kist in navolging van anderen langzamerhand voor ogen kreeg. Het was hem duidelijk dat voor een vernieuwing de bestaande orde geen uitgangspunt kan zijn. Met het bestaande valt de wereld niet te veranderen. Er moest vanuit een andere toekomst worden gedacht en gewerkt. Wim Kist begon ‘links’ te worden. Hierbij had hij Abraham Kuyper in de rug. Op het Eerste Christelijk Sociaal Congres in 1891 had Kuyper gezegd: ‘Zoo behoeft het niet te blijven, het kan beter worden. En die beterschap ligt ongetwijfeld – ik deins voor het woord niet terug – op den socialistischen weg […] mits ge onder socialistisch nu maar niet ver - staat het programma der sociaal-democratie.’ De patriciër Kist links? Hiermee is niets te veel gezegd. In zijn eerste baan als advocaat in Rotterdam – het was crisistijd met een hoge werkloos - heid – kreeg hij oog voor de zwakken in de samenleving. Als curator van issbn9ii7b8 42b 99b 1949b
16 faillissementen voelde hij zich minder de belangenbehartiger van credi- teuren en meer de curator van degenen die slachtoffer van de economi- sche structuren dreigden te worden. Sommigen zocht hij thuis op. Daar begreep hij hoe er soms geleden werd. Hij zag de vaak grote armoede. Dit werd voor hem een eyeopener. In stilte nam hij afscheid van de politieke levensbeschouwing van het liberale milieu waarin hij was grootgebracht. Het was nog niet zover dat hij socialistisch dacht, zegt hij een halve eeuw later in een interview, maar hij begon er toen wel oog voor te krijgen: ‘Sindsdien ben ik in diepere zin socialist.’ 10 Kist maakte een veranderingsproces door dat tijd nodig had. Terugden- kend aan zijn ziekte werd dit vooral bepaald door de dankbaarheid dat hij nog leven mocht. Daarnaast door de ontmoeting met zijn God, een vreemde en onbegrijpelijke God die hij dan ook ‘het Geheim’ noemde. Wim Kist begon de Bijbel te lezen. Het was voor hem niet erg bemoe- digend. Hij werd er onrustig van. Oorzaak was zijn ergernis over de bur - gerlijkheid en stichtelijkheid van de bijbelvertaling die hij onder ogen had. Zo zelfs, dat hij een aversie kreeg tegen alles wat met kerk en christendom te maken had. Hij wilde geen dienaar van een kerk zijn, maar van zijn Heer. Enkele jaren later veranderde weliswaar zijn opvatting over de kerk, maar van woorden als ‘christendom’ en ‘christelijkheid’ heeft hij zijn leven lang niets moeten hebben. Aanvankelijk vanwege de burgerlijkheid en armzaligheid, later vooral omdat hij aan het leven van veel kerkmensen in niets kon merken dat zij van ‘het Geheim’ wisten. Hij meende slechts nominale, obligate christenen te zien, mensen die in rust geloofden. Alles zou wel goed komen. God was immers almachtig. Zoals bij veel christelijke clubs zou dit, dacht Kist, ook wel de hou- ding zijn van de NCSV – de Nederlandse Christen-Studenten Vereniging, opgericht in 1896. De NCSV zocht echter contact met hem en vroeg hem om staflid van een van de jongenskampen te worden. NCSV-kampen werden geleid door studenten en waren bestemd voor middelbare scholieren. Zij werden gehouden in de Waschkolk bij Nun- speet en in Mosterdveen bij Vierhouten. Door lezingen en gesprekken kwamen veel schooljongens hier voor het eerst ‘met iets geestelijks’ in aanraking. Naast veel sport, die ook op het programma stond, werd in het oecumenisch klimaat van de NCSV veel gesproken over hoe je in iis bn97i b84i2 1i3 iis 0i2uin 29iu | 0j88ru635e d
17 de wereld praktisch christen kunt zijn. De verdieping die velen in deze gesprekken hebben ervaren, maakte op de meeste deelnemers een onver- getelijke indruk. 11 Kist, die van dit alles toen nog niets wist, zag de NCSV aanvankelijk vooral als een gezelschap brave jongelui uit betere kringen. Op de vraag of hij wilde meedoen had hij dan ook het liefst nee gezegd. Bij nader inzien leek dit hem echter toch iets te hoogmoedig. Met aarzeling en enigszins dubbele gevoelens ging hij op het verzoek in. Zo nam hij deel aan een meerdaagse stafvoorbereiding. Het zal op Woudschoten geweest zijn, het centrum van de NCSV. Het programma van deze stafbijeenkomst vermeldde ook bijbelstudie, dagopening en avondwijding. Of het hierdoor kwam vermeldt de geschiedenis niet, maar Wim Kist gedroeg zich daar nogal dwars. Zijn entree werd nog vreemder toen hem na enkele dagen werd gevraagd de volgende morgen de och- tendwijding te verzorgen. Hij voelde dat hij geen twee heren kon dienen – meedoen en eigenlijk tegen zijn – en ging op het verzoek in. Ook voor de dagsluiting op de laatste avond werd hij gevraagd. Hij stemde opnieuw toe en besloot voor deze gelegenheid een soort autobiografisch verhaal over de Ethiopiër te houden – de man uit Handelingen 8. Mede door dergelijke ervaringen verdween zijn cynisme. Hij begon gevoelig te worden voor de geest van de NCSV. Naarmate hij langer mee- draaide, werd zij voor hem met recht een werkelijk christelijke, messi- aanse organisatie. Dit was niet de enige reden waardoor zijn cynisme verdween. Hij had ook ontdekt hoe belangrijk de NCSV in bepaald opzicht was: zij fun- geerde voor studenten als plaatsvervanger van de kerk. Wat betreft de studentenwereld liet de kerk het toen nog overwegend afweten. In de loop der jaren begon Kist te ontdekken dat de NCSV veel meer bron van vernieuwend denken was dan hij altijd had gedacht. Naast ernst en diep- gang was er alle ruimte voor pret en plezier. Dit sloot aan bij de man die hij van nature was en hij voelde zich er thuis. Evenals veel andere NCSV’ers, zou Wim Kist altijd met de organisatie verbonden blijven. Dit bleek bijvoorbeeld jaren later, in de jaren vijftig, toen hij als spreker werd gevraagd door de afdeling Utrecht die een zoge- noemde appèlweek had georganiseerd. De bedoeling hiervan was om op verschillende plaatsen in Utrecht studenten met het Evangelie in contact issbn9ii7b8 42b 99b 1949b
18 te brengen. Ter voorbereiding werd Kist gevraagd om de NCSV’ers een hart onder de riem te steken en aan te moedigen. Dit hadden zij beter niet kunnen vragen. Een avond lang veegde hij de vloer aan met hun plan: ‘[…] één week het evangelie naar andere studenten toebrengen? Als je weet in wie je gelooft is je hele bestaan missionair, en dat echt niet één week!’ De appèlweek werd geen groot succes, maar de avond met Kist heeft voor degenen die aanwezig waren veel betekend. 12 1.2 De voorvaderen Niet alleen de studententijd van Wim, ook de geschiedenis van de fami- lie Kist heeft in verschillende opzichten een bijzonder verloop gehad. Het meest opvallend is de naamsverandering van de Kisten. Het voorgeslacht droeg tot aan het begin van de zeventiende eeuw de naam Waye – of ‘Waije’. De naam Waye of Waije staat al vele eeuwen in de boeken en wordt voor het eerst genoemd in archieven van het jaar 1316, de tijd van de kruistochten. In de stad Kortrijk kende het geslacht Waye een familietraditie. Vanaf 1527 zijn er vijf generaties Waye schepen of burgemeester geweest, door - gaans voor korte perioden achtereen. Joos Waye was de eerste. De reeks van het schepenschap is eenmaal onderbroken geweest. Joos’ kleinzoon, Franchoys , was gehuwd met een dochter van oud-burgemeester De Crijt - sche van Kortrijk. Hijzelf kon echter geen bestuurder van de stad worden, omdat hij in Brabant, Antwerpen, was geboren. Dit bezwaar gold niet voor diens zoon Jr. Joos Waye, de achterkleinzoon van de eerste sche- pen uit de familie. Hij kon wel bestuurder van Kortrijk worden. Na zijn jaren als schepen werd hij ‘erf-ontvanger van Zijne Majesteits Spijkere van Haerlebeke’. Koning Philips IV van Spanje, toen de hoogste man in de Zuidelijke Nederlanden, verhief hem wegens bestuurlijke verdiensten in 1651 in de erfelijke adelstand. In de ‘brief van adeldom’ worden ook zijn voorouders genoemd, als ‘trouwe vazallen’. Hierin werd hem bovendien het recht toegekend om het wapen met de drie zwarte raven te voeren – ‘trois corbeaux de sable’. De naamsverandering van deze familie houdt verband met een uitzon- derlijke gebeurtenis. Het geslacht was afkomstig uit het stadje Meenen (nu: Menen) bij Kortrijk, West-Vlaanderen. Vanwege de vervolging van iis bn97i b84i2 1i3 iis 0i2uin 29iu | 0j88ru635e d
19 de protestanten vestigden burgers uit Vlaanderen zich in Delft en andere Hollandse steden. In 1585 wordt Joost Jansz. ingeschreven als poorter van het Hollandse Delft. In het begin van de Tachtigjarige Oorlog met Spanje veroverden de Hollandse Geuzen Meenen. Na terugverovering van de stad door de Spanjaarden in 1578 en vanwege het gevaar van ver - volging door Alva en de zijnen, weken veel protestantse inwoners uit naar Delft en Haarlem in de noordelijke Nederlanden. Juist naar deze steden, vanwege hun bijzondere kennis van de linnenweverij die daar was geves - tigd. Zij werden er met open armen ontvangen. Onder deze asielzoekers was ook Joost Jansz. Waye en zijn gezin. Hij was stoeldraaier en dus hij geen linnenwever, maar van terugzenden was niettemin geen sprake. In de eerste helft van de zeventiende eeuw verspreidde de familie, waarvan de meeste leden ambachtelijke beroepen uitoefenden, zich over een groot aantal plaatsen in de Noordelijke Nederlanden, met een zekere voorkeur voor Delft en Leiden. 13 Joost Jansz. werd in oktober 1581 lidmaat van de Gereformeerde Kerk (de toenmalige aanduiding van de protestantse kerk) en in 1585 poorter van de stad Delft. Nu de aanleiding tot de naamsverandering. Volgens de familielegende moet deze Joost Jansz. Waye, of Waije, omstreeks 1610 schijndood zijn geweest. Weer tot bewustzijn gekomen, klopte hij nog bijtijds tegen het deksel van zijn doodkist en stapte uit de kist. Hij zou nog jaren leven. Zijn bijnaam werd ‘kist’ – ‘die man van de kist’, werd in Delft gezegd. Uit gearchiveerde akten blijkt dat hij ook met deze naam ondertekende. Deze Joost Jansz. kan als de stamvader van de familie Kist worden gezien. Een van zijn zonen was Joost Joostensz ., die nog in Meenen was geboren. Ook hij was stoeldraaier en later meester in het St. Lucasgilde in Delft. Het moet hem goed zijn gegaan. Toen hij later het huurhuis aan de Geer in Delft kocht, noemde hij het ‘De Groene Palmboom’. Hierbij zou hij hebben gedacht aan Psalm 1 vers 3. In de Nieuwe Bijbelvertaling luidt deze tekst: Hij zal zijn als een boom, geplant aan stromend water. Op tijd draagt hij vrucht, zijn bladeren verdorren niet. Alles wat hij doet komt tot bloei. issbn9ii7b8 42b 99b 1949b
20 Bij Joost Joostensz. dient de nieuwe naam zich aan. Aanvankelijk noemt hij zich ‘Waye, anders Kist’. Vervolgens voert hij als eerste in de familie officieel de naam Kist – Joost Kist. Als Nederlandse nazaten van een Vlaamse familie hebben de Kisten het merkwaardige voorval met de schijndode vastgelegd in het wapen van hun familie. Dit toont een uit een doodskist verrijzend manspersoon. Het bovenveld met de drie raven is ontleend aan het oude blazoen van de Vlaamse voorvaders. Deze vogel kan in dit verband als zinnebeeld van ‘bescherming’ zijn bedoeld. De naamsverandering was het eerste omslagpunt in de familiegeschie- denis. Het hiernavolgende tweede punt is weliswaar minder interessant dan het eerste, maar niettemin het vermelden waard. In het algemeen kan worden gezegd dat sinds de naam Kist werd gevoerd, de leden van de familie geen ambachtslieden waren, zoals door - gaans bij de familie Waye – naast de schepenen van Kortrijk ook de lin- nenwevers en stoeldraaiers in Delft, Haarlem en Leiden. De Kisten hadden vooral besturende functies, vooraanstaande ambten in de wetenschap, waren rechter of advocaat, notaris, predikant, medicus, hadden een hoge rang in leger en marine of een vergelijkbare functie in het bedrijfsleven… en ‘de meeste van deze’ was Ewaldus . 14 Wim Kist was in de breedste zin van het woord een familieman. Hij is altijd een patricisch ingesteld mens gebleven, trots op zijn voorvaderen over wie hij sprak als ‘een roemrucht geslacht’. Hij kon het weten. Eigen onderzoek had veel aan het licht gebracht. Soms grappige details, zoals een verklaring van de Magistraat van ‘Z. Boemel’ d.d. 1 januari 1807, dat de plaatselijk predikant Joost Gerard Kist , 1756-1815, voor het jaar 1807 gerechtigd is tot het dragen van haarpoeder. 15 Interessanter is een stuk dat hij schreef over de drie raven in het familiewapen. Er zou geen sprake zijn van zwarte raven, overgenomen uit het wapen van de Vlaamse voorva- ders, maar van blauwe duiven – naar de duiven die tijdens het beleg van Leiden in 1573/74 werden gebruikt voor het contact met de buitenwereld. Het blijkt dat familiewapens vaak niet de stevigheid en betrouwbaarheid hebben die het woord wapen doet vermoeden. Zo waren er voorvaderen die op eigen gezag veranderingen aanbrachten. Op zeker moment ver - iis bn97i b84i2 1i3 iis 0i2uin 29iu | 0j88ru635e d
21 dween het mannetje op de kist. Hij werd weer in zijn kist opgesloten. A. Kist schrijft in 1860: ‘In de eerste jaren van deze eeuw – misschien wel tussen 1803 en 1810 – vond een lid van onze familie goed, om, in strijd met den historischen oorsprong van het zoogenaamd sprekend wapen, daarin, op eigen gezag, eene verandering te maken, hierin bestaande, dat de zoogenaamde revivit geheel werd weggelaten. De man die zich dit ver - oorloofde was een geestig persoon en gewoon om de zaken en bagatelle, of op een ironische wijze te behandelen […] zonder veel omwegen veront - schuldigde hij zich dan ook met te zeggen: “dat Jan Kist nu lang genoeg op den rand van zijne kist had gezeten en de tijd dus gekomen was om hem daarin neder te leggen” […] dat buiten hem niet één lid van de familie met die verandering en verontschuldiging heeft genoegen genomen.’ Later is het mannetje weer zichtbaar uit zijn kist opgestaan. 16 Al vereenzelvigde hij zich hiermee niet, Wim Kist sprak en schreef met warmte en liefde over zijn voorgeslacht en had een sterke genealogische interesse. Ter gelegenheid van een familiereünie in 1991 maakte hij een grondige studie van de periode in de 16 e en 17 e eeuw. Hij vroeg documen- ten op in de archieven van Kortrijk, Delft en Leiden. Onder zijn pen werd het verhaal van de vlucht uit Meenen bijna de tocht van de ouders van Jezus die geen onderdak konden vinden. issbn9ii7b8 42b 99b 1949b