27 Een wegwijzing in de Heilige Schrift Ik verbaas mij er grotelijks over, geliefden in Christus, dat er sommigen zijn die strijden en zich uitspreken tegen het beschikbaar hebben van de Schrift in iedere taal, en voor ieder mens. Er is niemand zo blind als hij die vraagt waarom het licht vertoond zou moeten worden aan degenen die in duisternis wandelen – een duisternis waar zij niet anders kunnen dan struikelen en waar het struikelen het gevaar inhoudt van een eeu- wige verdoemenis. Ik kan me ook niet indenken dat er iemand zo boosaardig is, dat hij enig mens zoiets noodzakelijks zou misgunnen; of dat iemand zo ver - schrikkelijk buiten zinnen is, dat hij zou stellen dat het goede de natuurlijke oorzaak is van het kwade, dat de duisternis uit het licht voortkomt, dat de leugen in de waarheid gegrond wordt. Ik denk dat die mens juist het tegendeel zou beweren: dat het licht de duister - nis tenietdoet en dat de waarheid van allerlei leugen overtuigt. Desalniettemin, als ik zie dat het God heeft behaagd aan ons Engelsen (aan zovelen die dit ongeveinsd ver -
28 langen) de Schrift in onze moedertaal te zenden, en als ik zie dat er overal valse onderwijzers en blinde leidslieden zijn, en om te voorkomen dat iemand van u bedrogen zou worden, achtte ik het zeer nodig deze Wegwijzing in de Schrift voor u op te stellen. Ik doe dit opdat u zeker zult wandelen en steeds het ware van het valse zult weten te onderscheiden. Boven al- les is mijn doel om u enkele punten in gedachtenis te doen houden. Het gaat daarbij om het juist ver - staan van deze woorden: Oude Testament, Nieuwe Testament; de Wet, het Evangelie; Mozes, Christus; natuur, genade; werken en geloven; daden en het geloof. Dat doe ik opdat we niet aan het een wat toeschrijven wat aan het ander toebehoort, noch van Christus een Mozes maken, noch het Evangelie in een wet veran- deren. Ik wil ook niet dat we de genade verachten, het geloof beroven, noch vervallen van zachtmoedig leren in ijdel disputeren, en twisten over woorden. De betekenis van enkele begrippen Het Oude Testament is een boek waarin de wet van God geschreven staat, en de daden van degenen die de wet vervullen en ook van hen die haar niet ver- vullen.
29 Het Nieuwe Testament is een boek dat Gods beloften bevat en de daden van hen die deze beloften geloven, of hen die ze niet geloven. Het Evangelie Het Evangelie is een Grieks woord en betekent goe- de, aangename, blijde en heerlijke tijdingen, die het mensenhart verheugen en hem doen zingen, huppelen en springen van vreugde. Toen David de reus Goliath had gedood, werd aan de Joden deze blijde tijding ge- bracht: dat hun vreselijke en wrede vijand verslagen was en zij van alle gevaar verlost waren. Uit vreugde zongen en huppelden zij toen en waren zij verblijd. Zo is Gods Evangelie of het Nieuwe Testament ook een heugelijke tijding of – zoals sommigen het noe- men – een goede boodschap die door de apostelen in de gehele wereld is verkondigd. Het is de goede boodschap van Christus, de ware David, Die gestre- den heeft met de zonde, de dood en de duivel en hen heeft overwonnen. Door die overwinning worden allen die gevangen waren onder de zonde, verwond waren door de dood, overwonnen waren van de duivel – zonder hun eigen verdiensten of waardigheden – vrijgemaakt, gerecht - vaardigd, tot het leven hersteld en zalig gemaakt. Zij worden tot vrijheid gebracht. Zij worden hersteld in
30 Gods gunst en weer met Hem verzoend. Allen die deze tijdingen geloven, die prijzen, loven en danken God. Zij zijn verheugd, zingen en huppelen van vreug- de. Dit Evangelie (of deze heugelijke tijding) wordt het Nieuwe Testament genoemd. Net als iemand die gaat sterven bepaalt wat er na zijn dood met zijn goederen gedaan moet worden, hoe deze onder zijn erfgena- men verdeeld zullen worden, zo heeft ook Christus voor Zijn dood bevolen en bepaald dat dit Evangelie of deze goede tijding over heel de wereld verkondigd moet worden. Hij bepaalde daarbij dat al Zijn goede- ren geschonken worden aan allen die berouw hebben over hun zonden en geloven. Zijn goederen zijn: Zijn leven waardoor Hij de dood verslonden heeft; Zijn gerechtigheid, waardoor Hij de zonde uitgebannen heeft; Zijn zaligheid, waardoor Hij de eeuwige ver - doemenis overwonnen heeft. Nu kan een ellendige, die weet in de zonde verzonken te liggen en de dood en de hel onderworpen te zijn, niets heugelijkers ho- ren dan deze blijde en troostvolle tijdingen van Chris- tus. Als zo één gelooft dat deze tijdingen waar zijn, kan hij niet anders dan verblijd zijn en zich verheugen uit de diepste grond van zijn hart. Om dit geloof te sterken heeft God dit Evangelie in het Oude Testament door de profeten beloofd, zoals
31 Paulus spreekt (Rom. 1 2): ‘Afgezonderd tot het Evan- gelie van God (hetwelk Hij tevoren beloofd had door Zijn profeten, in de heilige Schriften). Van Zijn Zoon, Die geworden is uit het zaad van David. ’ In Gene- sis 3 zegt God tot de slang: ‘Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; Datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij zult Het de verzenen vermorzelen. ’ 3 Christus is dit Vrouwenzaad. Hij heeft de kop van de duivel vermorzeld, dat wil zeggen de zonde, de dood, de hel en al zijn macht. Want zonder dit Zaad kan niemand de zonde, de dood, de hel en de eeuwige verdoemenis ontgaan. Verder, in Genesis 22 4 belooft God Abraham, zeggen - de: ‘In uw Zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde. ’ Christus is dat Zaad van Abraham, zegt Paulus, in Galaten 3 5. Hij heeft heel de wereld door het Evangelie gezegend. Daar waar Christus niet is, daar blijft de vloek die op Adam viel direct nadat hij had gezondigd. Dan blijven zij in slavernij, onderwor - pen aan de zonde, de dood en de hel. Tegen de vloek in zegent nu het Evangelie de gehele 2. Rom. 1:1-3. 3. Gen. 3:15. 4. Gen. 22:18. 5. Gal. 3:16.
32 wereld, aangezien het [Evangelie] openlijk uitroept tegenover allen die hun zonden erkennen en daarover berouw hebben, zeggende: ‘Een iegelijk die gelooft in het zaad van Abraham zal gezegend worden. ’ 6 Dat wil zeggen: hij zal verlost worden van de zonde, de dood en de hel en zal voortaan in de gerechtigheid blijven en gezaligd worden voor altijd, zoals Christus Zelf zegt in Johannes 11 7: Die ‘in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid’. De wet De wet, zo zegt Johannes in het eerste hoofdstuk van zijn evangelie, is ‘door Mozes gegeven’. Maar ‘de genade en de waarheid is door Jezus Christus gewor - den’ 8. De wet, welks dienaar Mozes is, is gegeven om ons tot de kennis van onszelf te brengen, opdat we daardoor zouden voelen en merken wie we zijn, van nature. De wet veroordeelt ons en al onze daden en wordt door Paulus ‘de bediening des doods’ genoemd (2 Kor. 3 9). Want de wet overweldigt ons geweten en drijft ons tot wanhoop. De wet eist van ons wat onze natuur niet 6. Gal. 3:9. 7. Joh. 11:26. 8. Joh. 1:17. 9. 2 Kor. 3:7.
33 kan opbrengen. De wet eist van ons de daden van een volkomen mens. De wet eist volmaakte liefde van de diepste bodem en uit de diepste grond van ons hart, zowel in de zaken die we ondergaan als in de dingen die we verrichten. ‘Maar’, zegt Johannes op dezelfde plaats 10, ‘de gena- de en de waarheid is door Jezus Christus geworden. ’ Zodat wij in Christus genade hebben wanneer de wet over ons heeft rechtgesproken en ons ter dood heeft veroordeeld – wat zij overeenkomstig haar natuur doet. Dat wil zeggen dat wij gunst, beloften van leven, van barmhartigheid, van vergeving hebben en dat vrij- elijk door de verdiensten van Christus. En in Christus hebben we waarheid, omdat God, om Christus’ wil, al Zijn beloften vervult aan hen die geloven. Daarom is het Evangelie de bediening des levens. Paulus noemt het in de hiervoor aangehaalde tekst (2 Kor. 3 11) ‘de bediening des Geestes’ en ‘der rechtvaardigheid’. Als we de beloften geloven, ontvangen we – door het Evangelie – de Geest des levens en worden we door het bloed van Christus gerechtvaardigd van alles waarvan de wet ons veroordeelde. En we ontvangen liefde tot de wet en kracht om haar te volbrengen; we groeien daarin dagelijks. Er staat van Christus ge- 10. Joh. 1:17. 11. 2 Kor. 3:8.
34 schreven in het hierboven aangehaalde eerste hoofd- stuk van Johannes: ‘Uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade’ 12, of gunst voor gunst. Dat wil zeggen, vanwege de liefde die God heeft tot Christus, Zijn Zoon, geeft Hij aan ons Zijn gunst en welbehagen en alle gaven van Zijn genade, net als een vader aan zijn kinderen. Dit bevestigt Paulus als hij zegt: ‘Die ons liefgehad heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld. ’ 13 Dus Christus brengt de liefde van de Vader tot ons, en dat doen niet onze eigen heilige werken. Christus is gemaakt Heere over alles en wordt in de Schrift Gods genadetroon (of genadezetel) genoemd. Wie tot Christus vlucht, kan daarom van God niets anders dan barmhartigheid horen en ontvangen. Beloften In het Oude Testament staan vele beloften . Zij zijn niets anders dan het Evangelie, om hen die daarin geloofden te verlossen van de wraak der wet. In het Nieuwe Testament wordt vaak melding gemaakt van 12. Joh. 1:16. 13. Statenvertaling Efeze 1:4: ‘Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld. ’ Johannes 17:24 zegt: ‘Gij hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld. ’
35 de wet, om hen die de beloften niet geloven te ver - oordelen. Bovendien mogen de wet en het Evangelie nooit van elkaar worden gescheiden ; want het Evan- gelie en de beloften zijn slechts dienstbaar aan be- roerde gewetens, die tot wanhoop gebracht zijn, de pijnen van de hel en de dood onder de wet gevoelen en in gevangenschap en dienstbaarheid onder de wet zijn. In al mijn daden moet ik de wet voor mij hebben om mijn onvolkomenheid te veroordelen. Want alles wat ik doe (al is het voor het oog nog zo volkomen), is toch verdoemelijke zonde wanneer het tegenover de wet wordt gezet, die de grond en bodem van mijn hart vereist. Ik moet daarom altijd de wet onder ogen hebben, opdat ik zachtmoedig zal zijn in de geest en aan God al de lof en prijs geve, aan Hem alle gerech- tigheid en aan mijzelf alle ongerechtigheid en zonde toeschrijvende. Ik moet mijzelf ook de beloften voor ogen houden, opdat ik niet wanhope. Want in die be- loften zie ik de barmhartigheid, gunst en welwillend - heid van God jegens mij in het bloed van Zijn Zoon Christus, Die voldaan heeft voor mijn onvolkomen - heid en voor mij volbracht heeft waartoe ik niet bij machte was.