8 De hele inhoud van onze wijsheid bestaat eigenlijk maar uit twee delen: de kennis van God en de kennis van onszelf.
9
10 Niemand kan zichzelf aanschouwen als hij niet ook direct zijn zinnen richt op de aanschouwing van God in Wie hij leeft en zich beweegt.
11 God wordt niet gekend in de eigenlijke betekenis van het woord, als er geen sprake is van godsdienst en vroomheid.
12 Er is nergens een druppeltje wijsheid en licht, of gerechtigheid, of macht, of oprechtheid of zuivere waarheid te vinden, dat niet van God neerdaalt en waarvan Hij niet de Bron is.
13 ‘Vroomheid’ noem ik de eerbied voor God, gepaard aan liefde tot Hem, die de kennis van Zijn weldaden met zich meebrengt.
14 Als we ons volkomen geluk niet op God gronden, zullen we ons nooit geheel en al, oprecht en van harte aan Hem toewijden.
15 Wie God heeft leren kennen, begrijpt dat Hij alle dingen bestuurt, vertrouwt op Zijn bewaring en bescherming en steunt dan ook geheel en al op Zijn trouw.
16 De echte godsdienst is oprechte vreze Gods, die een vrijwillige eerbied betekent zodat men Hem dient naar de voorschriften van Zijn wet.
17 Het is alleen de dienst van God, die de mensen boven de dieren verheft.
18 De harmonisch geordende wereld is als een spiegel waarin wij God kunnen aanschouwen Die anders voor ons onzichtbaar is.
19
20 De mens wordt terecht ‘een wereld in het klein’ genoemd omdat hij een bijzonder toonbeeld is van Gods macht, goedheid en wijsheid.
21 Er is geen schepsel waarover Gods barmhartigheid niet is uitgestort.
22 De Heere openbaart Zich in Zijn deugden.
23 We moeten God in Zijn werken aanschouwen; daarin komt Hij dicht bij ons en daarin laat Hij Zich vertrouwelijk kennen.
24 Het licht van Gods aangezicht is voor ons een doolhof, waarvan we de uitgang niet kunnen vinden, als we ons niet laten leiden door het richtsnoer van het Woord.
25 De Heilige Geest overtuigt ons hart dat de Schrift van God afkomstig is.
26 De Schrift geeft het besef van haar waarheid net zo vanzelfsprekend als dat wit wit en zwart zwart is.
27 Het Woord op zichzelf is voor ons alleen maar volkomen zeker als de Geest het met Zijn getuigenis bekrachtigt.
28 God is zoals Hij in Zijn Woord van Zichzelf zegt.
29 Waarmee begint het ware kennen van God anders, dan met de hartelijke bereidheid om naar Gods stem te luisteren?
30 De ongepolijste stijl en bijna ruwe eenvoud van de Schrift roept meer ontzag op dan de welsprekendheid van welke redenaar dan ook.
31