5 Perzi - 486 voor Christus Meer dan tweeduizend jaar geleden leefde er een koning. Zijn naam was Ahasveros. Deze koning was één van de rijkste mensen ter wereld. Hij was koning over een heel groot rijk. Wel honderd keer zo groot als Nederland! De mensen dachten, dat de koning een god was. Als de koning iets zei, dan was het zo. Gaf de koning een bevel, dan moest je luisteren. Niemand mocht zomaar de troonzaal binnengaan. Je mocht alleen bij de koning komen, als hij je had laten roepen. Deze regel gold zelfs voor zijn eigen vrouw. En als iemand niet luisterde? Nou, dan zwaaide er wat!
6 De koning geeft een feest ‘Ik geef een feestje,’ zegt de koning. ‘Geen klein feestje van twee tot vijf, maar een feestweek. Ik wil aan iedereen laten zien, hoe rijk ik ben.’ ‘Leuk!’ zegt Haman. ‘Ik heb wel zin in een feestje. Wie nodigt u uit?’ ‘Alle mannen die in het paleis werken,’ antwoordt de koning. ‘Pardon,’ zegt Haman. ‘U bedoelt natuurlijk de ministers en de generaal.’ ‘Nee Haman,’ antwoordt de koning. ‘Ik zei alle mannen. Dus ook het hulpje uit de keuken en de stalknecht.’ ‘Ja maar… ,’ sputtert Haman tegen. ‘Geen gemaar,’ zegt de koning. ‘Het is mijn feestje. Iedereen mag komen. Punt uit! ’
7 Haman fronst zijn voorhoofd. Hij heeft opeens niet zoveel zin meer in het feestje. Zal hij zeggen dat hij niet kan? Nee, dat is niet netjes. Hij gaat wel. Maar de koning moet niet denken, dat hij op het feest tegen het hulpje praat. Of een wijntje drinkt met de stalknecht. Puh! Hij is de eerste minister. Met dat soort mensen gaat hij niet om. Stel je voor! Die middag schrijft de koning de kaarten voor zijn feestje. De bode brengt ze naar iedereen toe. Eén naar de villa van de minister. Eén naar de kazerne van de generaal. Eén naar het wachthuisje van de schildwacht.
8 Eén naar het tuinhuisje van de tuinman. Eén naar de keuken van de kok en zijn hulpje. En natuurlijk ook één naar de stal van de stalknecht. Beste stal knecht Ik geef een feestje. Kom je ook? Datum: 14 mei -21 mei Tijd: vanaf 11.00 uur Adres: de paleistuin De koning ps: Je wordt niet t huis gebracht.
9 Proost! Het is feest in het paleis. Er hangen gouden slingers en zilveren ballonnen. De koning staat bij de ingang. ‘Welkom op mijn feestje,’ zegt hij. ‘Op de tafels staan lekkere hapjes. En bij de bar kun je een drankje halen. Je mag zoveel drinken als je wilt.’ Als alle gasten er zijn, loopt de koning ook naar de bar. ‘Eén glas wijn graag,’ zegt hij. ‘Laten we proosten.’ De koning heft zijn glas omhoog en roept: ÔProost! Op nog meer land en rijkdom!’ Iedereen juicht en heft zijn glas omhoog. ‘Lang leve de koning! Hoera! Hoera! Hoera!Õ De koning lacht. Hij drinkt zijn glas in één keer leeg.
10 De barman schenkt het glas van de koning weer vol. En daarna nog eens en nog eens. ‘Ik ben de rijkste… hik … koning van de wereld,’ lalt de koning. ‘Dat kun je wel zien,’ zegt de generaal. ‘Alles is van goud. Zelfs de borden en de bekers op tafel.’ ‘Ik heb niet alleen mooie spullen,’ zegt de koning. ‘Ik heb ook… hik … de mooiste vrouw van de wereld!’ ‘Is ze ook van goud?’ grapt de kok. ‘Ehm… dat niet,’ antwoordt de koning. ‘Maar ze is wel prachtig. Hik! Ik zal vragen of Haman de koningin wil halen. Dan kunnen jullie haar zien.’ De koning kijkt om zich heen. ‘Waar is Haman? Hij stond net nog aan de bar.’
11 ‘Hij loopt daar,’ zegt een lakei. De koning kijkt verbaasd naar de dansvloer. De eerste minister host door de zaal. Achter hem hossen de stalknecht en het hulpje uit de keuken. Ze zingen luid: ÔTralala hoempapaÉÕ ‘Oei!’ zegt de koning. ‘Haman heeft te veel wijntjes gedronken. Die is de weg een beetje kwijt. Is er iemand anders die de koningin kan halen?’ ‘Ik ga wel,’ zegt de lakei. ‘Ik ben zo terug.’
12 Koningin Wasti Klop, klop, klop… Een hofdame doet open. Voor de deur staat een lakei van de koning. ‘Goedendag mevrouw,’ zegt hij. ‘Ik heb een boodschap voor koningin Wasti.’ ‘Komt u verder,’ antwoordt de hofdame. De lakei stapt naar binnen. Hij maakt een diepe buiging voor de koningin. ‘Ik moet u komen halen van de koning,’ zegt de lakei. ‘Waarom?’ vraagt de koningin. ‘De koning wil aan alle mannen laten zien, hoe mooi u bent.’ ‘Hoe mooi ik ben?’ vraagt de koningin verbaasd. ‘Ja,’ antwoordt de lakei. ‘U moet uw mooiste jurk aandoen en uw kroon opzetten. Misschien kunt u ook nog een lekker geurtje opdoen.’ ‘Dat doe ik niet,’ zegt koningin Wasti.
ÔGoeie grutjes!Õ zegt de lakei geschrokken. ‘U weet toch dat u moet doen, wat de koning vraagt?’ ‘Dat weet ik,’ antwoordt de koningin. ‘Maar ik ben geen schilderij. Ik laat me niet door alle mannen van top tot teen bekijken.’ ‘Maar…’ ‘Geen gemaar,’ zegt de koningin. ‘Van dit soort grapjes houd ik niet. De koning heeft vast een wijntje te veel op. En zijn gasten ook. Ik kom niet!Õ
14 De lakei loopt terug naar het paleis. Hij komt binnen zonder koningin. ÔHuh?Õ zegt de koning ‘Waar is de koningin?’ ‘D…d…d…de koningin komt niet,’ stamelt de lakei. ÔDrommels!Õ roept de koning boos. ‘De koningin komt niet? Hoe drft ze tegen mijn bevel in te gaan! Ik ben de koning! Iedereen moet doen wat ik zeg! Oók de koningin.’ Alle mannen zijn het met de koning eens. ‘Het feestje is voorbij,’ zegt de koning. ‘Roep alle ministers bij elkaar. Dit is een spoedgeval.’ De ministers nemen plaats aan tafel. ‘Wat moet ik doen?’ vraagt de koning. De ministers beginnen door elkaar te praten. ‘U moet haar ontslaan.’ ‘Koningin Wasti geeft het slechte voorbeeld.’ ‘Zij luistert niet naar haar man.