1 JANUARI Nieuwjaarsdag Ezechiël 1:1-4 Lied 513:1, 2, 3 en 4 ‘ ‘… opende zich de hemel en kreeg ik een visioen …’ (vs. 1) Zo klonken Ezechiëls woorden aan zijn medeballingen. Hij maakte duidelijk: De hemel is open. De Heer wil bij mensen zijn, Hij zoekt contact. Wat een verrassende boodschap voor mensen die rond 590 voor Christus leef- den en ver van Israël woonden, in een vreemd land met andere gewoonten en heersers. Voor de medeballingen die twijfelden aan Gods aanwezigheid buiten Juda. En juist in die situatie richt God Zich tot hen. De naam ‘Ezechiël’ betekent ‘God is (maakt) sterk’, en die boodschap mag Ezechiël brengen. De ballingen wor- den uitgenodigd om te luisteren naar en te horen wat God zegt en die inhoud te vertalen naar hun leven. Onze omstandigheden kunnen soms verwarrend of ver- bijsterend zijn. Als dat zo is, mogen we ons door Gods krachtige woorden laten sterken en vertrouwen op Hem. Vandaar dat we elkaar een gezegend en gelukkig nieuw jaar kunnen wensen. In 2020 wonen wij onder een geopende hemel. Reageer op Gods liefde, zodat deze tijd voor u anno Domini wordt, het jaar van onze Heer. JANUARI De maand januari is geschreven door L. Prinsen, predikant te Amersfoort
2 JANUARI donderdag Ezechiël 1:22-28 Lied 682:2 ‘ ‘Dit was de aanblik van de stralende verschijning van de HEER … wierp ik me voorover op de grond.’ (vs. 28) Bijna niet voor te stellen wat zich daar in beelden voor Ezechiëls ogen ontrolt. Sommigen menen dat het een vreemd, buitenaards wezen is. Enkele elementen vallen op. God stelt Zich voor, in een dynamisch voortbewegen en een machtig stemgeluid. De profeet mag zich voor zijn opdracht in Gods nabijheid weten. Een profeet is vaak eenzaam. Het is zijn taak om anderen te bemoedigen. In dit bijzondere visioen maakt God Zich als een vertrouwde bekend. Zijn verschijning betekent een tegenstelling met de houten, zilveren en gouden beelden van toen en nu. Heerlijk dat we een levende en beweeglijke God hebben. Juist het begin van een nieuw jaar is een goede gelegen- heid om God (op)nieuw te leren kennen. De beelden wil- len één ding: ons verrassen. God is zo groots en ontzag- wekkend. Wie zou zich niet buigen voor Hem? En bij zo veel vreemds blijft Hij toch ook herkenbaar in zijn spre- ken: ‘Ik blijf bij mijn belofte, eenmaal gegeven.’ Ook in deze tijd.
3 JANUARI vrijdag Ezechiël 2:1-6 Lied 855:1, 2, 3, 4 en 5 ‘ ‘… en er werd opnieuw tegen mij gesproken …’ (vs. 2) Op deze derde januari hebt u vast de nodige gelukkig nieuwjaarswensen achter de rug en zelf uitgesproken. Op kantoor, in een winkel, van en tegen buren, of anderen. De woorden zijn vaak verpakt in een originele woordkeu- ze. Oprecht bedoelde woorden komen goed aan. Maar wat halen woorden feitelijk uit? Voor de mensen is Ezechiëls roeping goud waard. Het dwingt de Israëlieten opnieuw tot zich te laten doordrin- gen wie hier in den vreemde spreekt: de HEER, de Schep- per van hemel en aarde. De God die Zich ooit verbonden heeft aan zijn volk. Hij handelt in liefde en rechtvaardig- heid en houdt Zich aan zijn beloften. De herhaling van de woorden verzekert ons van Gods trouw en versterkt daardoor onze zekerheid. Als we kij- ken naar onze omstandigheden, twijfelen we soms aan zijn trouw. Zelfs Jezus vroeg in Getsemane of de drinkbe- ker aan Hem voorbij kon gaan. De HEER bevestigt echter zijn trouw aan Jezus en daarin aan ons.
4 JANUARI zaterdag Ezechiël 2:6-8 Psalm 119:1, 4 ‘ ‘‘Jij mensenkind, luister naar mijn woorden …’’ (vs. 8) Luisteren is voor mensenkinderen een lastige opgave. Hoe snel nemen we na enkele opmerkingen het gesprek over door te zeggen: ‘Ja, ik maakte ook eens zoiets mee, en …’ En vervolgens gaat het gesprek een totaal andere kant op. Weg van de kern waar het om ging. Mensen zijn zich hiervan vaak niet bewust. De HEER wil Ezechiël dicht bij zijn boodschap houden en zijn woorden willen vroompraterij voorkomen. Kerkmen- sen moeten waakzaam zijn voor vroompraterij. Dat is een betekenisvolle opdracht. Soms wordt er in de kerk onop- recht gesproken. Is de kerk geloofwaardig? Wat zegt een door mij uitgesproken bijbelwoord? Voelen mensen dat wat we zeggen met God te maken heeft? Herkent men aan ons Gods woorden of praten wij in de ruimte? Voor Ezechiël wordt het luisteren naar Gods woorden een gewetensvraag. Luisteren wij echt naar wat God ons zeggen wil?
5 JANUARI zondag Ezechiël 3:1-11 Lied 826:1, 2 en 3 ‘ ‘‘Ik stuur je niet naar een onverstaanbaar volk …’’ (vs. 5) ‘Wie ben ik dat ik dit doen mag?’ Dat sprak koningin Juliana in 1948 bij haar troonsbestijging. Als je voor een taak staat die zo groot is, maakt dat dat jij je klein voelt. Ezechiël heeft dat ook, maar de HEER bemoedigt hem: ‘Jullie spreken dezelfde taal. Jullie hebben dezelfde ach- tergrond.’ Dat kan ook juist een moedeloos gevoel geven. In die- zelfde taal kunnen we elkaar makkelijk van repliek die- nen. Diezelfde taal kan ook via luisteren, spreken en rea- geren zo heel intens raken. Het is onze moedertaal. Die diepe verwantschap blijft, wat mensen ook terugzeggen. Soms heerst er onwil om te horen. Ezechiël wordt gevraagd om door de woorden heen te horen wat hun hart zegt. Hun hart is koppig en eigenzin- nig. Laten wij, als christenen, vragen om inzicht, wijsheid en vooral geduld, en niet eigenzinnig zijn. Jezus kwam als een lam, weerloos, maar was ten slotte toch de sterkste van allen. Dat kan ons vandaag sterker maken.
6 JANUARI maandag Ezechiël 3:16-21 Lied 475:2, 3 ‘ ‘“… ik stel je aan als wachter over de Israëlieten …”’ (vs. 17) De HEER vertrouwt heel persoonlijk een opdracht toe aan Ezechiël. Hij maakt hem verantwoordelijk. Een wachter ziet nauwkeurig toe wie de poort van de stad in en uit gaat; een soort moderne douanier bij de landsgrens. Van hem of haar hangt de veiligheid van een land af. Wie weet tot welke narigheid de invoer van (verboden) mid- delen in Nederland leidt, verstaat het belang van de dou- anier. Bij Ezechiël is de opdracht bedoeld voor het tijdelijk én eeuwig heil van zijn medemens. Los van de reactie van die medemens – ‘Ja, maar als God nu eens eerst …’ – jij bent ervoor verantwoordelijk met die medemens om te gaan. De wachter slaat nauwkeurig acht op de mens met wie hij contact heeft. Zo wil de HEER zorgdragen voor elk mensenkind door dit mensenkind Ezechiël. De mens mag vertrouwen op steun van de HEER. Een nauwkeurige omgang met God is een voorwaarde. Wie de naaste ziet, zegt Jezus, ziet Mij. Wat willen we meer?
7 JANUARI dinsdag Ezechiël 4:11-17 Lied 603:2, 3, 4 en 5 ‘ ‘“Dan zullen ze het brood dat ze eten, moeten afwegen en daarbij door zorgen worden verteerd …”’ (vs. 16) Velen van ons kennen het volgende beeld alleen van televisiebeelden uit Centraal-Afrika. Getroffen door een hongersnood malen mensen het weinige koren dat ze hebben en mengen dat met het schaarse, soms vervuilde water. De nood is intens. Het komt dichtbij. Ze voelen lijfelijk de nood. Mijn moeder vertelde me eens dat er in de oorlog een jongetje aan de deur kwam en zei: ‘Hon- ger, honger.’ Ze was onder de indruk en deelde van het weinige dat ze had. Die lijfelijke nood om met honger te leven stelt de vraag: brengt het ons tot inkeer? Dat wil zeggen: zet het ons aan tot het delen van voedsel? Ezechiël moet beeldend die inkeer van het volk bewerken. We vertrouwen erop dat de HEER die verandering voor ogen heeft en het niet doet om het volk zo te straffen. Maar het blijft schok- kend als zulke middelen moeten dienen om tot inkeer te komen. Hoe delen wij christenen in de nood? Wat doet het met ons dat Jezus zijn leven voor ons heeft gedeeld?
8 JANUARI woensdag Ezechiël 5:14-17 Psalm 40:4 ‘ ‘“… en als afschrikwekkend voorbeeld dienen voor de volken om je heen …”’ (vs. 15) Eigen schuld, dikke bult. Zo bevestigen anderen de schuld van iemand wiens daden verkeerd uitpakken. Door zo’n uitspraak blijven we zelf buiten schot. Hier ontmaskert de HEER mensen (ons?) die leedvermaak hebben over wat er gebeurde met Israël en Jeruzalem en wat nog gebeurt. Het mag, zal ons tot nadenken stemmen. Hoe komt het dat mensen zo ver van God zijn afgedwaald? Dat ze voor hun zekerheid bouwen op hun eigen goden van mense- lijke macht en van aanzien? Tegelijk wordt gevraagd om Gods woede en boosheid te erkennen. Wat moet Hij die de wereld zo mooi heeft gemaakt en de mensen eigen verantwoordelijkheid schonk, verdriet hebben over Jeru- zalem. Misschien zal de kerk, voor eeuwig verbonden met Isra- el, veel deemoediger samen moeten nadenken over wat geloof in de Eeuwige in deze wereld inhoudt. Voor de kerk is er veel gebed en werk te doen.
9 JANUARI donderdag Ezechiël 6 Psalm 89:16 ‘ ‘“Dan zullen ze van zichzelf walgen …”’ (vs. 9) Te midden van de aankondiging van straf voor hun ongelovige en goddeloze gedrag spaart de HEER men- sen. Waarom zij wel het leven behouden en anderen omkomen, vermeldt Hij niet. Hij geeft hun de kans om een andere kijk op hun daden en op God te krijgen. Dat kan gebeuren, dat je walgt van wat je hebt gedaan. We gaan door diepe dalen heen. Hoezo, wij gespaard? Dat kan toch alleen door Gods genade? Hij zoekt het goede voor de mens. Hartstochtelijk zien we hier zijn nieuwe weg voor de wereld. In Christus Jezus bevestigt God dat het met mens en wereld goed zal komen. Con- flicten tussen volken en milieurampen te over. En toch: Gods actie slaagt. De mens moet zich daarom inzetten tot zegen. God werkt ook door crises heen. Wat zijn we begenadigd als we tot dat inzicht komen en onze levensstijl wijzigen.
10 JANUARI vrijdag Ezechiël 7:1-10 Psalm 125:4 ‘ ‘“… zijn bloem heet hoogmoed.”’ (vs. 10) In veel tuinen en parken in Nederland groeit de Japanse duizendknoop. Een onopvallende plant. Zijn venijn zit in zijn wortels. Als hij eenmaal in een tuin groeit, is hij er zeer moeilijk weer uit te krijgen. Dat vergt spitwerk. Zo wortelt hoogmoed in een mens. We zijn niet opvallend hoogmoedig. Ondertussen menen we wijsheid te bezit- ten en geven gevraagd en ongevraagd advies. We wor- den niet gehinderd door gebrek aan kennis of beschei- denheid. Ten slotte brengt hoogmoed ons tot verblin- ding. De mensen in Jeruzalem krijgen keihard hun ongelovige houding getoond. Het vreemde en schokkende is dat een bekering nog ver weg is. Verblinding heeft hier rampza- lige gevolgen. Het dagelijkse leven toont ontreddering. Een kleine hoop ontstaat. De koning, de leider van het volk, doet zijn rouwkleren aan. Kennelijk raakt de situatie hem. Soms hebben we diepe dalen nodig om bij de HEER uit te komen. Jezus is daarin de Weg! ‘Wat vlied’ of bezwijk’, getrouw is mijn God.’