13 1. Grote schuld is geen verhindering om de wederkerende zondaar vergeving te schenken Om Uws Naams wil, H eere , zo vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot. Psal m 25:11 Uit sommige delen van deze psalm blijkt dat hij geschreven is in een tijd van nood en gevaar voor David. Dit blijkt vooral uit vers 15 en de volgende verzen: ‘Mijn ogen zijn geduriglijk op de H eere , want Hij zal mijn voeten uit het net uitvoeren.’ Zijn nood doet hem aan zijn zonden denken en brengt hem ertoe die te belijden en tot God om vergeving te roepen, zoals ons betaamt in rampspoed, zie in vers 7: ‘Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen’ en vers 18: ‘Aanzie mijn ellende en mijn moeite, en neem weg al mijn zonden.’ We kunnen in onze tekst zien welke gronden de psalmist ge - bruikt om om vergeving te smeken. Hij smeekt om vergeving om Gods Naams wil. Hij verwacht geen vergeving om eigengerechtigheid of waardigheid om enige goede werken die hij gedaan had, of enige vergoeding die hij gegeven had voor zijn zonden. Als de gerechtigheid van een mens een pleitgrond zou kunnen zijn, had David zeker zoveel als wie dan ook om op te pleiten. Maar hij smeekt dat God het zou doen om Zijns Naams wil, om Zichzelf, Zijn vrije genade en Zijn eigen verbondstrouw te verheerlijken. De psalmist noemt de grootheid van zijn zonden als pleitgrond om genade te ontvangen. Hij pleit niet alleen niet op zijn eigen gerechtigheid of de kleinheid van zijn zonden. Hij zegt niet alleen Geheiligde kennis_bw.indd 13 25-01-19 09:21
14 niet: ‘Vergeef mijn ongerechtigheid, want ik heb veel gedaan als tegenwicht’, of: ‘Vergeef mijn ongerechtigheid, want die is klein en U hebt niet zo’n grote reden om toornig op mij te zijn. Mijn ongerechtigheid is niet zo groot, dat U een rechtvaardige reden hebt om die tegen mij in gedachtenis te houden. Mijn overtre- ding is niet zo groot; U kunt ze wel door de vingers zien’, maar hij zegt daarentegen: ‘Vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.’ Hij voert de grootheid van zijn zonden als pleitgrond aan, en niet de kleinheid. Hij zet zijn gebed kracht bij met deze overweging, dat zijn zonden afschuwelijk zijn. Maar hoe kon hij smeken om vergeving? Ik antwoord: hoe groter zijn ongerechtigheid was, hoe meer hij vergeving nodig had. Hij had als het ware gezegd: ‘Vergeef mijn ongerechtigheid, want die is zo groot, dat ik de straf niet kan dragen; mijn zonde is zo groot dat ik vergeving nodig heb. Mijn geval zal buitengewoon ellendig zijn, tenzij het U behaagt om mij vergeving te schenken.’ Hij maakt gebruik van de grootheid van zijn zonde om zijn smeekbede om vergeving kracht bij te zetten, zoals iemand ge - bruikmaakt van de grootheid van zijn ellende in zijn bedelen om hulp. Als een bedelaar om brood bedelt, zal hij aanvoeren hoe arm en nooddruftig hij is. Als een man in nood om medelijden roept, kan er dan een geschikter pleitgrond aangedragen worden dan zijn noodtoestand? En God staat zo’n pleidooi toe: want Hij is met barmhartigheid bewogen over ons, enkel door onze ellendige toestand. Hij heeft geen medelijden met zondaars omdat zij dat waardig zijn, maar omdat zij Zijn medelijden nodig hebben. Leer Als wij waarlijk tot God komen om genade, zal de grootheid van onze zonden geen hindernis zijn om ons vergeving te schenken . Als het een hindernis was, zou David die nooit gebruikt hebben om om vergeving te smeken, zoals we dit in onze tekst vinden. Geheiligde kennis_bw.indd 14 25-01-19 09:21
15 Het volgende is nodig om waarlijk tot God om genade te komen: 1. Wij behoren onze ellende te kennen en onze behoefte aan genade te beseffen. Zij die geen besef hebben van hun ellende, kunnen niet waarlijk opzien tot God om barmhartigheid. Want de goddelijke barmhartigheid betekent juist Gods goedheid en genade voor ellendigen. Zonder dat het voorwerp ellendig is, kan er geen barmhartigheid beoefend worden. Barmhartigheid zonder dat er sprake is van ellende, of medelijden zonder dat er sprake is van onheil is een tegenstrijdigheid. Daarom kan men zichzelf niet beschouwen als een gepast voorwerp voor barmhar - tigheid, tenzij men zich ellendig weet. A nders is het onmogelijk tot God te komen om barmhartigheid. Iemand moet beseffen dat hij een kind des toorns is, dat de wet tegen hem is, en dat hij aan de vloek der wet blootstaat; dat Gods toorn op hem blijft en dat Hij te allen dage toornt terwijl hij nog onder de schuld van de zonde verkeert. Men moet beseffen dat het verschrikkelijk is om het voorwerp van Gods toorn te zijn, dat het vreselijk is om Hem tot vijand te hebben en dat men Zijn toorn niet zal kunnen dragen. Men moet beseffen dat de schuld iemand tot een ellendig schepsel maakt, welke tijdelijke genietingen men ook heeft. Een mens kan niet anders zijn dan een ellendig schepsel dat moet omkomen, zolang God toornig op hem is. Hij is krachteloos en moet eeuwig omkomen, tenzij God helpt. Hij moet zien dat zijn toestand uiterst hopeloos is, wat iemand anders ook voor hem kan doen. Hij hangt boven de put van de eeuwige rampzaligheid. Hij moet er noodzakelijkerwijs wel in vallen, als God hem niet barmhartig is. 2. Men moet beseffen, dat men niet waardig is dat God barmhar - tig is. Die waarlijk tot God komt om barmhartigheid, komt als een bedelaar, niet als een schuldeiser. Men komt alleen maar om barmhartigheid, om soevereine genade en niet om iets waarop men recht heeft. Daarom moet de mens inzien dat de ellende waarin hij ligt hem rechtvaardig is overkomen en dat de toorn Geheiligde kennis_bw.indd 15 25-01-19 09:21
16 waaraan hij blootstaat rechtvaardig tegen hem bedreigd is; dat hij verdiend heeft dat God zijn vijand is en blijft. Hij dient te besef- fen dat God rechtvaardig zou zijn als Hij hem deed naar wat Hij in Zijn heilige wet gedreigd heeft, namelijk hem een voorwerp van Zijn toorn en vloek in de hel te maken tot in alle eeuwigheid. Wie op de rechte wijze tot God komt om barmhartigheid, heeft niet de neiging om aanmerkingen te maken op Zijn gestreng - heid, maar komt in het besef van zijn volstrekte onwaardigheid, als met koorden om de hals en in het stof liggend aan de voeten van de Barmhartigheid. 3. Men moet alleen in en door Jezus Christus tot God om barm - hartigheid komen. Alle hoop op barmhartigheid moet komen uit de overweging wat Hij is, wat Hij gedaan en geleden heeft en dat er geen andere Naam onder de hemel gegeven is onder de mensen, waardoor we kunnen zalig worden, dan die van Christus. Hij is de Zoon van God en de Zaligmaker der wereld. Zijn bloed reinigt van alle zonden en Hij is het waard dat alle zondaren die in Hem zijn, vergeving ontvangen en in genade aangenomen worden. Het is onmogelijk tot God om barmhartigheid te komen zonder hoop op barmhartigheid. Het komen tot God om genade houdt in, dat men hoop heeft die te ontvangen; anders zou men het niet de moeite waard vinden om te komen. Maar wie op de rechte wijze komt, heeft al zijn hoop op Christus gesteld of komt uit overweging van Zijn verlossing en de algenoegzaam- heid daarvan. Als men zo tot God om barmhartigheid komt, zal de grootheid van de zonden geen hinderpaal voor vergeving zijn. Hoeveel en groot iemands zonden ooit zouden zijn en hoe verzwarend de omstandigheden, het zal God niet in het minst trager maken om ze te vergeven. Dat kan duidelijk gemaakt worden met de volgende over wegingen: 1. Gods barmhartigheid is even genoegzaam om de grootste Geheiligde kennis_bw.indd 16 25-01-19 09:21
17 zonden te vergeven als de kleinste; Zijn barmhartigheid is na- melijk oneindig. Wat oneindig is, staat even ver boven het grote als boven het kleine. Derhalve staat God, Die oneindig groot is, even ver boven koningen als boven bedelaars. Hij staat even ver boven de hoogste engel als boven de minste worm. Als het over oneindigheden gaat, valt het begrip afstandmeting weg. Daar Gods barmhartigheid oneindig is, moet zij even genoegzaam zijn voor de vergeving van alle zonden als voor één. Als een van de kleinste zonden Gods barmhartigheid niet te boven gaat, geldt dat ook voor de grootste, al zijn het er tienduizend. We dienen echter te erkennen, dat alleen dit deze leer niet bewijst. Want hoewel Gods barmhartigheid even genoegzaam is voor de vergeving van grote zonden als voor andere, kunnen er andere hinderpalen zijn naast de genoegzaamheid van Gods barmhar- tigheid. Gods barmhartigheid kan genoegzaam zijn, maar zijn andere eigenschappen kunnen in deze gevallen tegen het betonen van barmhartigheid zijn. Daarom merk ik het volgende op: 2. De voldoening van Christus is even genoegzaam voor de grootste schuld als voor de kleinste, 1 Johannes 1:7: ‘Het bloed van Christus reinigt van alle zonde’; Handelingen 13:39: ‘En dat van alles, waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen een iegelijk die gelooft, gerecht - vaardigd wordt.’ Voor alle zonden van hen, die waarlijk tot God komen om genade – laat ze zijn wat ze willen – is voldoening gedaan. Dat zegt ons God Zelf. En als ervoor voldaan is, kunnen we geloven dat God bereid is om ze te vergeven. Daar Christus dus volkomen voldaan heeft voor alle zonden of een voldoening heeft aangebracht die genoegzaam is voor allen, is het in geen geval strijdig met de heerlijkheid van de Goddelijke eigenschap - pen om de grootste zonden te vergeven van hen die op de rechte wijze tot God komen om die vergeving te verkrijgen. God kan nu de grootste zondaars vergeving schenken zonder de eer van Zijn heiligheid tekort te doen. Gods heiligheid zal niet toelaten Geheiligde kennis_bw.indd 17 25-01-19 09:21
18 dat Hij de zonde maar enigszins door de vingers ziet, maar geeft Hem aanleiding om passende blijken te geven van Zijn haat er- tegen. Maar nu Christus voor de zonde voldaan heeft, kan God de zondaar lief hebben en de zonden helemaal niet aanzien, wat voor een grote zondaar men ook geweest kan zijn. Het was vol- doende getuigenis van Gods afschuw van de zonde, dat Hij Zijn toorn op Zijn eigen dierbare Zoon heeft uitgegoten, toen Die de schuld ervan op Zich nam. Er is niets wat groter blijk kan geven van Gods afschuw van de zonde. Ware de hele mensheid eeuwig verdoemd, dan zou het getuigenis dat daarvan uitging niet zo groot zijn geweest. God kan door Christus de grootste zondaar vergeving schen - ken zonder de eer van Zijn majesteit tekort te doen. De eer van de goddelijke majesteit eist wel voldoening, maar het lijden van Christus heeft de schending van Gods eer volkomen goedge - maakt. Hoe groot de schande ook is, als zo’n achtenswaardig Persoon als Christus het op Zich neemt om Middelaar voor de overtreder te zijn en zoveel voor hem lijdt, maakt Hij volkomen de schending goed, begaan tegen de Majesteit van hemel en aarde. Het lijden van Christus voldoet volkomen aan het recht. Daar God de opperste Heerser en Rechter van de wereld is, eist Zijn recht de straf op de zonde. De hoogste Rechter moet de wereld oordelen naar de regel van het recht. God bewijst geen barmhartigheid als Rechter maar als soevereine Vorst. Daarom moet de beoefening van barmhartig - heid als soevereine Vorst en het doen van recht als Rechter met elkaar in overeenstemming gebracht worden. Dit is gebeurd door het lijden van Christus, waardoor de zonde volkomen gestraft is en aan het recht genoeg gedaan, Romeinen 3:25 en 26: ‘Welken God voorgesteld heeft tot een Verzoening door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden die tevoren geschied zijn onder de ver - draagzaamheid Gods, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid Geheiligde kennis_bw.indd 18 25-01-19 09:21
19 in deze tegenwoordige tijd (…), en rechtvaardigende degene die uit het geloof van Jezus is.’ De wet is geen hinderpaal op de weg van vergeving van de grootste zonde, als men maar waarlijk tot God om barmhartigheid komt, want Christus heeft de wet ver- vuld. Hij heeft de vloek ervan in Zijn lijden gedragen, Galaten 3:13: ‘Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons, want er is geschreven: ‘Vervloekt is een iegelijk die aan het hout hangt.’ 3. Christus zal de grootste zondaars niet afwijzen, die op de rechte wijze tot God om barmhartigheid komen. Want dat is Zijn werk. Hij is gekomen om een Zaligmaker van zondaren te zijn. Het is Zijn werk, waarvoor Hij in de wereld gekomen is en daarom zal Hij er niet op tegen hebben. Hij is niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering (Matth. 9:13). De zonde is juist het kwaad, waarvoor Hij in de wereld gekomen is om dat weg te nemen. Daarom zal Hij niemand afwijzen om het feit dat hij een groot zondaar is. Hoe zondiger men is, hoe meer men Christus nodig heeft. De zondigheid van de mens was de reden dat Christus op de wereld gekomen is. De zondigheid is juist de ellende waaruit Hij mensen is komen verlossen. Hoe ellendiger zij zijn, hoe meer zij verlossing nodig hebben. ‘Die gezond zijn, hebben de medi- cijnmeester niet van node, maar die ziek zijn’ (Matth. 9:12). De dokter zal er niet op tegen hebben om iemand te genezen die zich tot hem wendt, omdat hij zijn hulp erg nodig heeft. Als een medelijdende dokter langs de zieken en gewonden loopt, zal hij zeker niet weigeren om diegenen te genezen – als hij het kan – die het meest genezing nodig hebben. 4. De heerlijkheid der genade door de verlossing door Christus bestaat vooral in de genoegzaamheid ervan voor de vergeving van de grootste zondaren. De weg des heils is uitgedacht om Gods vrije genade te verheerlijken. Het is van eeuwigheid in Gods hart geweest om deze deugd te verheerlijken. Daarom is Geheiligde kennis_bw.indd 19 25-01-19 09:21
20 het plan om zondaars door Christus zalig te maken, ontworpen. De grootheid van de goddelijke genade blijkt vooral daarin dat God door Christus de grootste overtreders zalig maakt. Hoe groter de schuld van een zondaar is, hoe heerlijker en wonderlijker de genade in de vergeving wordt geopenbaard, Romeinen 5:20: ‘Waar de zonde meerder geworden is, daar is de genade veel meer over vloedig geweest.’ Als de apostel zegt hoe groot een zondaar hij geweest is, vestigt hij de aandacht op de overvloed van genade in zijn vergeving, waartoe zijn grote schuld aanleiding gaf, 1 Timotheüs 1:13-14: ‘Die tevoren een godslasteraar was en een vervolger en een ver- drukker; maar mij is barmhartigheid geschied (…). Doch de ge- nade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde, die er is in Christus Jezus.’ De Verlosser wordt verheerlijkt, omdat Hij bewijst algenoegzaam te zijn om hen te verlossen die buitengewoon zondig zijn; omdat Zijn bloed genoegzaam blijkt te zijn om de grootste schuld af te wassen; omdat Hij mensen volkomen kan verlossen en omdat Hij zelfs verlost van de grootste ellende. Het is Christus’ eer om de grootste zondaren zalig te maken, als zij tot Hem komen, zoals het een arts tot eer strekt om juist de wanhopigste zieken of gewonden te genezen. Daarom is Christus ongetwijfeld gewillig om de grootste zondaren zalig te maken, als zij tot Hem komen. Want Hij zal niet traag zijn om Zich te verheerlijken en de waarde en de kracht van Zijn bloed eer aan te doen. Aangezien Hij Zijn leven gegeven heeft om zondaren te verlossen, zal Hij niet onwillig zijn om te tonen, dat Hij vol - komen kan verlossen. 5. Vergeving wordt aangeboden en beloofd aan de grootste zon - daren, als zij maar op de juiste wijze tot God om genade komen. De nodigingen van het Evangelie worden altijd in algemene be - woordingen gedaan, zoals: ‘Alle gij dorstigen; komt tot Mij allen die vermoeid en belast zijt’; ‘Een iegelijk die wil, die kome.’ De Geheiligde kennis_bw.indd 20 25-01-19 09:21
21 stem van de Opperste Wijsheid is tot de mensenkinderen in het algemeen, Spreuken 8:4: ‘Tot u, o mannen roep Ik, en Mijn stem is tot der mensen kinderen.’ Niet tot vrome mensen of tot gods- dienstige mensen, maar: ‘Tot u, o mannen.’ Zo belooft Christus: ‘Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen’ ( Joh. 6:37). Dit is de opdracht van Christus aan Zijn discipelen na Zijn opstanding, Markus 16:15 en 16: ‘Gaat henen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.’ Dit komt overeen met wat de apostel zegt, dat het Evangelie gepredikt is onder al de creaturen die onder de hemel zijn (Kol. 1:23). Toepassing Het ware nut van dit onderwerp is om zondaren die beladen zijn met schuldbesef aan te moedigen, om direct door Christus tot God te gaan om genade. Als u gaat op de wijze die we beschreven hebben, zijn de gena- dearmen open om u te omhelzen. Laat uw zonden nog zo zwart zijn, u hoeft daarom niet bang te zijn om te komen. Als u elk zo - veel schuld op uw ziel had liggen als alle goddelozen in de wereld en alle verdoemden in de hel, als u tot God om genade komt in het besef van uw eigen vuilheid, en vergeving zoekend alleen door de vrije genade van God in Christus, hoeft u niet bang te zijn. De grootheid van uw zonden zou geen hinderpaal zijn voor de vergeving. Daarom, als uw zielen beladen zijn en bevreesd voor de hel, hoeft u die last en die kwelling niet langer te dragen. Als u maar wilt, mag u vrij komen en uw hart uitstorten en al uw lasten op Christus werpen en in Hem rusten. Ik zal hier echter enkele tegenwerpingen beantwoorden die ont- waakte zondaars wellicht zullen inbrengen tegen wat ik nu ver- maan om te doen. Tegenwerping 1. Sommigen kunnen licht tegenwerpen dat zij hun Geheiligde kennis_bw.indd 21 25-01-19 09:21
22 jeugd en het beste van hun leven in de zonden doorgebracht hebben en dat zij bang zijn dat God hen niet zal aannemen, als zij Hem alleen hun ouderdom te bieden hebben. Hierop zou ik willen ant woorden: 1. Heeft God ergens gezegd dat Hij geen oude zondaars die tot Hem komen, wil aannemen? God heeft vaak aanbiedingen en beloften gedaan in algemene bewoordingen. Zijn daar uitzon- deringen op? Zegt Christus: ‘Wie dorst heeft, kome tot Mij en drinke, behalve oude zondaars? Kom tot Mij allen die vermoeid en beladen zijt, behalve oude zondaars, en Ik zal u rust geven? Een ieder die tot Mij komt, zal Ik niet uitwerpen, als hij geen oude zondaar is?’ Hebt u ergens in de Bijbel ooit van zo’n uit - zondering gelezen? En waarom geeft u plaats aan uitzonderingen die u zelf bedenkt of eerder, die de duivel u ingeeft en die geen grond hebben in Gods Woord? Het komt wel veel minder vaak voor dat oude zondaars gewillig zijn om te komen dan anderen, maar als zij komen, worden zij even gaarne aangenomen als elk ander. 2. Als God jongeren aanneemt, doet Hij dat niet om wat zij waar - schijnlijk later voor Hem doen, of omdat de jeugd meer verdient om aangenomen te worden dan de ouderdom. U blijkt helemaal verkeerd te oordelen, als u denkt dat God u niet zal aannemen omdat u oud bent, alsof Hij mensen in hun jeugd gaarne zou aan - nemen omdat hun jeugd het meer waard is. God is gewillig om een mens, wie dan ook, alleen aan te nemen om Jezus Christus’ wil. U zegt dat uw leven bijna voorbij is en dat u bang bent dat de beste tijd om God te dienen voorbij is, en dat God u daarom niet zal willen aannemen. Alsof God jongeren alleen aannam om de dienst die zij voor Hem kunnen doen nadat zij bekeerd zijn. Die tegenwerpingen komen voort uit een eigengerechtige geest. Mensen kunnen de idee niet laten varen dat God mensen in Zijn gunst aanneemt om enige goedheid of dienst van henzelf in het verleden of in de toekomst. Zij die God hun jeugd, het beste deel Geheiligde kennis_bw.indd 22 25-01-19 09:21
23 van hun leven, onthouden en die in de dienst van satan besteden, zondigen weliswaar vreselijk en tergen God. Hij geeft hen vaak over aan de hardheid van hun hart als zij oud geworden zijn. Maar als zij in hun ouderdom Christus willen aannemen, is Hij even bereid hen te ontvangen als anderen, want in deze zaak ziet God alleen op Christus en Zijn waardigheid. Te g e n w e r p i n g 2 . Maar ik ben bang dat ik zonden gedaan heb die alleen verworpenen doen. Ik heb gezondigd tegen licht en sterke consciëntieovertuigingen in. Ik heb met opgeheven hand gezon - digd. Ik heb de twistingen van Gods Geest tegengestaan, zodat ik bang ben dat ik zonden gedaan heb die niemand van Gods verkorenen ooit begaat. Ik kan me niet voorstellen dat God ooit iemand die Hij voornemens is zalig te maken, tegen zoveel licht en overtuigingen laat zondigen, en dan nog zo verschrikkelijk stoutmoedig. A nderen kunnen zeggen: Ik heb tijden meegemaakt dat mijn hart tegen God opstond; ik heb godslasterlijke gedachten gehad, een dwarse en boosaardige geest. Ik heb misbruik gemaakt van de genade en de twistingen van de Geest en de Zaligmaker vertreden. Mijn zonden zijn kenmerkend voor die begaan worden door verworpenen. Hierop zou ik willen antwoorden: 1. Er is geen zonde die kenmerkend is voor verworpenen dan de zonde tegen de Heilige Geest. Leest u van een andere in Gods Woord? En zo ja, welke grond hebt u om dit te denken? Welke andere regel hebben we om zulke zaken te beoordelen dan het goddelijke Woord? Als wij verder wagen te gaan, zullen we ellendig in het duister terechtkomen. Als wij verder durven te gaan in onze bepalingen dan het Woord van God, pakt satan ons bij de hand en gaat híj ons leiden. Het schijnt u toe dat zulke zonden kenmerkend zijn voor de verworpenen en dat God ze niet zal vergeven. Maar welke reden kunt u aanvoeren als u geen woord van God hebt om dit te staven? Het komt doordat u niet kunt inzien, hoe Gods genade genoegzaam is om te vergeven Geheiligde kennis_bw.indd 23 25-01-19 09:21
24 of het bloed van Christus genoegzaam om u te reinigen van zulke zonden met opgeheven hand. Het komt doordat u nooit gezien hebt hoe groot Gods barmhartigheid is. U hebt nooit de algenoegzaamheid van het bloed van Christus gezien en u weet niet hoever de kracht ervan zich uitstrekt. Sommige verkorenen hebben schuldig gestaan aan allerlei zonden, behalve de zonde tegen de Heilige Geest. Als u daaraan niet schuldig bent, hebt u zich niet schuldig gemaakt aan één zonde die kenmerkend is voor verworpenen. 2. Begane zonden kunnen de oorzaak zijn dat men niet gelooft, terwijl God ze gaarne vergeeft op het geloof. Het moet erkend worden dat sommige zondaars groter gevaar lopen in de hel te vallen dan anderen. Hoewel allen in groot gevaar zijn, is het voor sommigen minder waarschijnlijk dat zij gered worden. Voor sommigen is het minder waarschijnlijk dat zij bekeerd worden en tot Christus komen dan voor anderen. Maar allen die tot Hem komen, worden even gaarne aangenomen. Iedereen wordt in dezelfde mate aangemoedigd om tot Christus te komen. Die zonden die u noemt, zijn inderdaad ontzettend afschuwelijk en Godtergend en brengen bijzonder in gevaar van de verdoeme - nis en om overgegeven te worden aan de hardheid van het hart. En God geeft een mens vaker over aan onbekeerlijkheid voor zulke zonden dan voor andere. Toch zijn ze niet kenmerkend voor verworpenen. Dat is slechts het geval met één zonde, namelijk die tegen de Heilige Geest. En als, ondanks de zonden, uw hart u ingeeft om tot Christus te komen en voor Hem in te vallen, zult u volstrekt niet minder gaarne aangenomen worden, omdat u zulke zonden begaan hebt. Hoewel sommige soorten zondaars veel minder vaak door God tot Christus getrokken worden dan anderen, komt dat niet door - dat Zijn barmhartigheid of de verlossing in Christus voor hen niet even genoegzaam is als voor anderen, maar dat Hij het in Zijn wijsheid zo passend acht Zijn genade uit te delen, om men- Geheiligde kennis_bw.indd 24 25-01-19 09:21
25 sen in hun boosheid te beteugelen en omdat het Zijn wil is om bekerende genade te schenken in de weg van het gebruik van de middelen. Eén daarvan is zedelijk en godsdienstig behoorlijk te leven, overeenkomstig ons licht en de overtuiging van ons ge- weten. Maar voor elke zondaar die gewillig is om tot Christus te komen, ligt barmhartigheid gereed. Zijn zonden komen in ’t geheel niet in aanmerking. Hoe zondig men ook geweest is, de zonden worden niet gedacht. God verwijt ze hem niet. Te g e n w e r p i n g 3 . Maar kan ik niet beter wachten tot ik mezelf op - geknapt heb, voordat ik me onderwind om tot Christus te komen? Ik ben zeer goddeloos geweest en zie dat ik het nog ben, maar ik heb hoop dat ik mezelf verbeteren kan en ervoor zorgen dat ik niet zo goddeloos meer ben. Dan zal ik meer moed hebben om tot Christus om barmhartigheid te komen. Hierop antwoord ik: 1. Overweeg eens hoe onredelijk u handelt. U spant zich in om uw eigen zaligmaker te worden. U spant zich in om zelf iets te krijgen, waarop u des te gewilliger aangenomen wordt. Daaruit blijkt dat u niet zoekt aangenomen te worden op de verdiensten van Christus. En is dit niet Christus de eer ontroven om uw enige Zaligmaker te zijn? Toch hoopt u op deze wijze Christus gewillig te maken om u zalig te maken. 2. U kunt nooit tot Christus komen, tenzij u eerst inziet dat Hij u niet gewilliger aanneemt om iets wat u kunt doen. U moet eerst inzien dat het tevergeefs is om uw leven daarvoor te beteren. U moet inzien dat u zich niet waardiger of minder waardig kan maken door iets wat u kunt doen. 3. Als u waarlijk tot Christus komt, moet u inzien dat er genoeg in Hem is om u vergeving te schenken, hoewel u niet beter kunt worden dan u bent. Als u de algenoegzaamheid van Christus niet ziet om u vergeving te schenken, zonder enige gerechtigheid van uzelf om voor u tot aanbeveling te strekken, zult u nooit komen om door Hem aangenomen te worden. De weg om aangenomen Geheiligde kennis_bw.indd 25 25-01-19 09:21
26 te worden is komen – niet aangemoedigd door enige verbetering van uzelf, meer waardigheid of minder onwaardigheid, maar al- leen aangemoedigd door de waardigheid van Christus en Gods barmhartigheid. 4. Als u ooit tot Christus komt, moet u tot Hem komen om u te genezen. U moet komen zoals een zieke naar een arts komt om genezing voor zijn ziekten of wonden. Leg al uw boosheid maar voor Hem bloot en pleit niet op uw goedheid, maar pleit op uw slechtheid en uw behoefte in dit opzicht. Zeg, gelijk de psalmist in onze tekst, niet: ‘Vergeef mijn ongerechtigheid, want die is niet zo groot als vroeger’, maar: ‘Vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.’ Geheiligde kennis_bw.indd 26 25-01-19 09:21