Een openhartig inkijkje in mijn persoonlijke leven met God LEESFRAGMENT
Genieten Ge l o ve n & MARIJKE KOERS Een openhartig inkijkje in mijn persoonlijke leven met God
4 Waarom dit boek? Zet, Heer, een wacht voor mijne lippenBehoed de deuren van mijn mondOpdat ik mij tot genen stond Iets onbedachtzaams laat ontglippen (Psalm 141 vers 3, oude berijming uit 1773) Zodra ik deze psalm op school (ik denk in groep 4) uit mijn hoofd moest leren werd het mijn lievelingspsalm. Ook al was het lied qua wijs lastig te zingen, ik koos deze altijd uit als het mijn beurt was om een psalm te kiezen. Waarom? Dat kon ik toen niet eens goed uitleggen. Achteraf denk ik dat de kracht van woorden me als verlegen meisje triggerde. Omdat ik zelf in het openbaar nauwelijks praatte had ik alle tijd om mensen te observeren. Met woorden kun je veel goeds doen, ontdekte ik, zoals positieve dingen zeggen of de aandacht op jezelf richten. Wat had ik er bewondering voor als anderen dat durfden. Tegelijkertijd besefte ik dat de kracht van woorden ook negatief gebruikt kan worden (scherp uit de hoek komen, iemand die verlegen is overtroeven, etc. ). Luidruchtige mensen die vooral graag zichzelf horen praten zitten van jongs af aan in mijn irritatiezone. Lang heb ik getwijfeld of dit boek dat je nu in handen hebt er wel moest komen. Want wie ben ik? Een gewone, nuchtere, Hollandse vrouw; niets meer dan een ander. Ook niets minder.
5 Zitten anderen hier wel op te wachten? Of heb ik straks al die moeite voor niets gedaan? Efficiënt als ik ben wil ik dat het liefst natuurlijk vooraf goed kunnen inschatten. Mijn tijd is schaars en kostbaar en die wil ik graag goed besteden. Toch ben ik het avontuur aangegaan. Aangemoedigd door mensen om mij heen. Een oud-collega en vriendin zei tegen me: ‘Als door jouw verhaal God wordt grootgemaakt en het anderen helpt, dan is het toch goed? !’ Ze sloeg de spijker op de kop. Want dat is inderdaad mijn verlangen. Dit is mijn verhaal. Niet dat het op Marijkes manier moet, liever niet zelfs. Ieder heeft zijn eigen verhaal. En zijn eigen weg met God te gaan. Marijke Koers-van Genderen
6 1 Ik heb lief, die Mij liefhebben; en die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden. (Spreuken 8 vers 17, Statenvertaling) Ik ben als poldermeisje opgegroeid in de Alblasserwaard, in het prachtige Bleskensgraaf, waar je geen rotondes of verkeers - lichten hebt en nauwelijks winkels. Wel veel koeien, molens, een School met de Bijbel, waar ik naartoe ging, en een grote Hervormde Kerk die torenhoog boven het dorp uitstak en die ik al van ver kon zien als we onderweg naar huis waren. Dit was de plek waar ik thuishoorde. Nog steeds voelt het heel vertrouwd als ik zo nu en dan Bleskensgraaf binnenrijd. Ik ben de middelste in een gezin met vijf kinderen. Toen ik werd geboren was mijn zus nog geen drie en mijn broer bijna twee. Mijn vader had een drukke baan als bouwkundige en maakte lange dagen buitenshuis. Ook deed hij veel vrijwilligerswerk voor de kerk en voor verenigingen. Mijn moeder droeg de zorg voor de kinderen grotendeels alleen. Heel gebruikelijk in die tijd, maar wel zwaar voor haar. Mijn moeder heeft meerdere periodes van depressiviteit gekend. Dan was ze moe, somber, lusteloos en verdrietig. Als jong meisje had ik dat nog niet zo in de gaten. Als ze op de bank lag om te rusten, vroeg ze of ik zachtjes wilde doen. Dat deed ik graag en
7 ik was er ook heel goed in. Al fluisterend vermaakte ik me in mijn eentje met de duplo of door te kleuren. Wanneer ze dan wakker werd en zei dat ik zo lief had gespeeld, voelde ik me blij vanbinnen. Vanaf mijn vierde mocht ik naar school. Ik liep er samen met mijn zus naartoe, dat was ik helemaal gewend. Ik vond het heel logisch dat mama nooit meeging, want dat kon natuurlijk niet als je nog niet was aangekleed. Tussen de middag en na schooltijd was mama altijd thuis. Fijn vond ik dat. Mijn ouders zijn beiden introvert, het liefst op de achtergrond aanwezig. Ik was een rustig, lief, gehoorzaam, nuchter en verlegen meisje. Emoties had ik natuurlijk wel, maar ik durfde ze niet goed te uiten. Dan ontplofte ik vanbinnen. Tot ik een jaar of acht was, viel ik geregeld flauw als ik boos was of ergens van schrok. Mijn moeder reageerde dan altijd heel nuchter naar anderen: ‘O, ze komt zo wel weer bij. ’ Met plezier ging ik altijd naar school. Vakanties vond ik fijn, maar ik was altijd nog blijer als de vakantie weer voorbij was, dan had ik school echt gemist. In de klas stak ik mijn vinger alleen op als écht niemand anders het goede antwoord wist. Dan kreeg ik het megawarm, een knalrode boei en wist ik me geen houding te geven. Lastig vond ik dat, als iedereen naar me keek. En toch ook leuk als ze vol bewondering naar me keken wanneer ik het goede antwoord gaf. Meestal sprak ik met een heel zachte stem (het is nog steeds een leerpunt om hard genoeg uit te durven spreken wat ik
8 te zeggen heb). Als mensen op straat me gedag zeiden (in Bleskensgraaf doen de meesten dat gelukkig nog), wilde ik wel iets terugzeggen, maar het kwam er dan niet of te laat uit, of zó zachtjes dat ze het niet hoorden. ‘ Waarom zeg je niks? ’ vroeg een uitbundige buurvrouw me vaak. Vast goed bedoeld, maar op zo’n moment durfde ik helemáál niets meer uit te brengen. De reden dat ik dit vertel is omdat ik het bijzonder vind dat ik hier enorm in ben gegroeid en inmiddels als volwassene mijn schroom en verlegenheid grotendeels achter me heb kunnen laten. Het is mooi om terug te zien hoe God mij hierin heeft gevormd. Meestal had ik wel een vriendinnetje om mee af te spreken. Toch speelde ik het liefst met mijn zusje. We wilden het liefst een tweeling worden, maar dat is nooit gelukt. We kozen dezelfde kleren uit en deden gewoon alsof. Mooie herinneringen heb ik aan de weekenden. Zaterdagavond was opblijfavond. Dan deed papa de houtkachel aan, maakte mama lekkere saucij - zenbroodjes uit de oven en keken we dia’s. Op zondag vond ik het heerlijk om spelletjes te doen met mijn broer of mezelf te vermaken met tekenen of lezen. Het liefst las ik boeken van W. G. van der Hulst en Sjanie van Duinen. Het christelijk geloof is ons met de paplepel ingegoten. Letterlijk, want iedere maaltijd sloten we altijd af met Bijbel- lezen en gebed. Wat ben ik daar dankbaar voor! Je bepaalt namelijk niet zelf waar je wiegje staat en ik had het slechter kunnen treffen.
9 Als ik terugkijk op mijn jeugd heb ik respect voor de manier waarop mijn ouders ons opvoedden. Ze waren op de goede manier streng: duidelijk en consequent. Dat vind ik zelf best lastig in de opvoeding van onze kinderen. Zo herinner ik me dat mijn broer thuis een keer vloekte. Mijn moeder legde uit hoe erg het is als we Gods naam lasteren en waarschuwde dat als hij dat nog een keer zou doen, ze zijn mond met zeep zou spoelen. Het gebeurde inderdaad nog een keer en ik keek vol afschuw toe hoe hij zeep in zijn mond kreeg. Niet leuk zo’n straf, maar het had wel effect. Nooit meer heeft iemand van ons nog gevloekt. Mensen vragen me weleens: ‘ Wanneer ben je tot geloof gekomen? ’ Eigenlijk heb ik mijn leven lang in het bestaan van God geloofd. Ik kan geen moment bedenken dat ik níet geloofde. Jezus was mijn Goede Herder en als we christelijke liedjes zongen, in de klas of op de zondagsschool, maakte me dat altijd blij. Met mijn moeder praatte ik het meest over het geloof. Ook al had ze depressieve periodes, toch putte ze altijd hoop uit haar geloof. Van psalmen zingen werd ze blij en de kerkdiensten hielpen haar de week door. Ze bad elke dag met ons of we van de Heere een nieuw hartje mochten ontvangen. Van haar leerde ik dat de Heere vrezen het belangrijkste in het leven is. ’s Zondags gingen we altijd naar de Hervormde Kerk: een traditionele, Gereformeerde Bondsgemeente. Ik kan me niet herinneren dat we ooit een ochtenddienst hebben overgeslagen. We hadden geen kindernevendienst, geen kindermoment en er werd ook geen kinderlied gezongen. Toch ging ik nooit met
10 tegenzin naar de kerk. De tijd doodde ik door de spijkers te tellen op de kleine, houten deur vóór mij. Elke week waren het er drieënzeventig. Heel vertrouwd voelde dat. Ook keek ik graag naar het oude bordje waar met gekrulde letters pfafm opstond. ‘Ik weet hoe de dominee heet met zijn voornaam, ’ vertelde ik een keer enthousiast na afloop: ‘Anno’. ‘Hoe kom je daar toch bij? ’ vroeg mijn vader. ‘Omdat er op het bordje boven de grote zijdeur Anno domini staat. ’ Mijn vader lachte tot de tranen over zijn wangen liepen. ’s Avonds was het voor ons als kinderen niet verplicht om mee te gaan. Maar zodra ik oud genoeg was dat ik mee mocht (vanaf een jaar of zeven) ging ik ook ’s avonds samen met mijn vader naar de kerk. Van de preek begreep ik maar weinig en ook de psalmen die we op hele noten zongen, snapte ik vaak niet. Toch vond ik het fijn, vooral als het buiten donker was en in de kerk zo licht en lekker warm. Dan voelde ik vooral warmte vanbinnen en wist ik dat God het fijn vond dat ik er was. Een keer onweerde het tijdens de preek. Onweer vond ik als kind best indrukwekkend. De dominee vertelde over Maarten Luther dat hij tijdens een heftige onweersbui beloofde om monnik te worden in het klooster als God hem zou sparen. Op dat moment beloofde ook ik in stilte aan God dat ik mijn leven aan Hem zou wijden. Ik bad er wel gelijk bij of het alsjeblieft niet in een klooster zou zijn, want dat leek me geen fijn vooruitzicht: veel te saai. Ik vertelde het aan niemand, maar bewaarde het in mijn hart (misschien wel een beetje zoals Maria, de moeder van Jezus; mijn favoriete Bijbelse persoon).
11 Na die bewuste zondag vatte ik het plan op om de Bijbel over te schrijven. ‘Dat is toch veel te veel werk, ’ zei mijn vader. Nadat ik bijna een schrift vol had geschreven en nog steeds maar bij Genesis was, moest ik hem gelijk geven: het was inderdaad monnikenwerk. Als jong meisje had ik een enorme honger naar Gods Woord. Dit zeg ik niet om mezelf een pluim te geven, want het is echt iets wat God in mij heeft gelegd. Maar of het nu door de dominee, mijn moeder, de meester op school, mijn opa of de zondags- schooljuf kwam; allemaal vertelden ze me vol liefde en ontzag over God en dat de Bijbel het belangrijkste boek was om Hem te leren kennen. Ik was er van overtuigd dat ze gelijk hadden. Toen ik tien werd, wilde ik daarom heel graag een eigen Bijbel voor mijn verjaardag. Mijn moeder raadde het me af. Ik zou over twee jaar, als ik van de zondagschool afging, toch al een Bijbel krijgen? Maar ik wilde daar niet zó lang op wachten, dus kreeg ik een klein Bijbeltje met écht goud op de zijkant. Het was me heel dierbaar: mijn mooiste cadeau. Vanaf mijn tiende verjaardag las ik voordat ik ging slapen één of meer hoofdstukken uit mijn eigen Bijbeltje. Het was een oude Statenvertaling. Ik besloot de hele Bijbel door te lezen, van Genesis tot Openbaring. Ik heb er een jaar of drie over gedaan. Dat kostte me wel doorzettingsvermogen. Vooral de wetten uit Numeri en de onheilsprofetieën vond ik zware kost. Ik zou het nu ook niet zomaar aanraden om het op deze manier te doen als je tien bent. Maar ik was eigenwijs en legde het advies om moeilijke stukken over te slaan naast me neer.
12 Toch heeft het me ook wel veel gebracht, vooral aan Bijbelkennis. Ik las allerlei onbekende verhalen die niet in de kinderbijbel stonden. Overdag deed ik er verder niet echt iets mee. Ik dacht niet meer aan wat ik de vorige avond had gelezen en ik had het er ook met niemand over. Toch sloeg ik ’s avonds zelden een keertje over. Vooral het Evangelie van Johannes, de discipel die Jezus liefhad, vond ik mooi. Ik begreep lang niet alles, maar de myste - rieuze teksten uit Johannes fascineerden mij. Er werden zaadjes in mijn hart geplant en ik proefde iets van Gods heiligheid en liefde. Nadat ik mijn Bijbeltje onder mijn kussen legde, ging ik elke avond met een gerust hart slapen. Met wat ik tot nu toe heb verteld wil ik niet ‘het braafste meisje uit de klas uithangen’. Maar God de eer geven, omdat Hij al zo jong in mijn leven heeft gewerkt.
AB C D E F DICHTBIJ • INSPIREREND • RAAK Verder lezen? Dit boek is verkrijgbaar via www. marijkekoers. nl of via de webshop op www. tripleboeken. nl en in de (christelijke) boekhandel. Geloven & Genieten | Marijke Koers-van Genderen ISBN: 9789083117324 | 176 pagina’s | Paperback | € 15, 95