Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.Hoofdstuk 1 Brood en wijn Eén stukje brood en een slokje wijn. Dat is wat uitgedeeld wordt aan de tafel van de Heere, het avondmaal. Een maaltijd, ofwel de maaltijd van de Heere. Een kind vroeg eens: Maar is dat dan genoeg? De vraag is begrijpelijk. Bij het avondeten neemt de een meer dan de ander, maar niemand zal tevreden zijn met één stukje brood en een slokje wijn of water. Als dat wel zo is, dan is diegene misselijk of zeer verzwakt. Het Heilig Avondmaal wordt een maaltijd genoemd; niet om de hoeveelheid, maar omdat er wordt gegeten en gedronken. Het is geen volledige maaltijd voor ons lichaam. Zulke gezamenlijke (liefde)maaltijden worden in de Bijbel ook wel genoemd: niet iedere keer dat er gesproken wordt over het breken van het brood gaat het over het avondmaal dat Christus heeft ingesteld als sacrament. Maar als het daarover gaat, is één stukje brood en een slokje wijn genoeg. Ingesteld door Christus Christus Zelf heeft het avondmaal zo ingesteld en om zo te zeggen voorgedaan. In de nacht voorafgaand aan de dag waarop Hij gekruisigd werd, heeft Hij het Pascha met Zijn discipelen gehouden. Het Pascha ziet terug op Gods grote daden rondom de bevrijding van het volk Israël uit Egypte. De geschiedenis van de instelling van het Pascha staat in Exodus 12. De Israëlieten moesten een lammetje in huis nemen, een mannetje van één jaar oud (vers 4-5). Het moest geslacht worden, waarbij er geen been gebroken mocht worden (vers 46). Dit Pascha ziet op de Heere Jezus, Die Zijn leven gaf in plaats van zondaren. Ook van Hem mocht geen been gebroken worden ( Joh. 19:36). Hij is het Lam van God Dat de zonde der wereld wegdraagt ( Joh. 1:29). De Heere Jezus Christus maakt bij de instelling van het avondmaal Zelf duidelijk dat het Pascha van Hem spreekt: Dit is Mijn lichaam, dit is Mijn bloed ( Luk. 22:19-20). Christus heeft het brood gebroken en deelde het uit: ieder krijgt een stukje van hetzelfde brood. Hij heeft de wijnbeker rondgedeeld: ieder neemt een slok uit dezelfde beker. Een maaltijd met een onvoorstelbaar diepe betekenis. Maaltijd! Het beeld van een maaltijd ziet dus op wat er gebeurt: er wordt gegeten en gedronken. Waarom dan zo, en niet een ander beeld? Dat heeft alles te maken met de betekenis die een gezamenlijke maaltijd heeft. Twee woorden passen daarbij: gemeenschap en onderhouding. Gemeenschap Een maaltijd betekent delen in elkaars aanwezigheid. Met een ander woord: maaltijd is gemeenschap. In de tijd van de Bijbel gold dat nog sterker dan vandaag de dag. Het was zeker niet ongewoon om aan de maaltijd zaken te bespreken. In de Bijbel zien we dat een farizeeër Jezus uitnodigt voor een maaltijd ( Luk. 7:36 e.v.). Maar voor diezelfde farizeeër gaat het te ver dat een zondares Hem zalft terwijl Hij aan tafel ligt. Ook verwijten de farizeeërs Jezus dat Hij zondaren ontvangt en met hen eet ( Luk. 15:2, zie bijvoorbeeld ook Matth. 9:11). Het ging hun veel te ver om tafelgemeenschap te hebben met zulke slechte mensen. Tussen de farizeeër aan de ene kant en de tollenaren en zondaren aan de andere kant stond als het ware een dikke streep, die de farizeeër zeker niet zou passeren. Iedereen moest de farizeeërs achten, maar de tollenaar verachten. Let wel: ook Jezus keurt de zonden van zondaren af. Maar dat weerhoudt Hem er niet van toch een (gevallen) mens te zien, die alleen door genade gered kan worden. Net als een farizeeër overigens, die net zomin zonder wedergeboorte niet kan ingaan in Gods Koninkrijk (zie Joh. 3:1 e.v.). Zodoende eet Hij zowel met zondaren als met farizeeërs. Maar al snel wordt duidelijk dat Hij bij de een wel een gewenste Gast is, maar bij de ander niet. Een gezamenlijke maaltijd betekent dus gemeenschap. Dat geldt zeker voor het avondmaal. Gemeenschap: allereerst met de Gastheer, Christus. Wie gelovig aan Christus tafel verkeert, heeft gemeenschap met Hem, heeft deel aan Hem en al Zijn weldaden. Zoals het voedsel opgenomen wordt in het lichaam, zo doortrekt Hij genadevol, zegenrijk en vernieuwend heel het bestaan van een zondaar. Vervolgens is die gemeenschap er ook met elkaar, als ledematen van Zijn lichaam. In hoofdstuk 5 lees je over dit laatste meer. Onderhouding Voedsel hebben we nodig. Zonder voedsel wordt je lichaam niet gevoed en zul je sterven. Zo is dat ook in het geestelijke leven. Je hebt voedsel nodig. Wat is dat voedsel? Je bent misschien geneigd te zeggen: het Woord van God. Dat is zeker waar. Ook het Woord van de Heere wordt in de Bijbel met voedsel vergeleken ( Ps. 119:11), evenals trouwens de genade van de Heere ( Ps. 90:14). Toch blijft het daar niet bij. Het Woord is namelijk vol van Christus, zowel Oude als Nieuwe Testament. Hij als het vleesgeworden Woord is ten diepste het voedsel. Zo zegt Hij het Zelf in Johannes 6:53: Tenzij dat gij het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelf. Dat eten vindt trouwens niet alleen plaats aan het avondmaal. Het is ook het gelovig ontvangen van het Woord. Meer hierover in hoofdstuk 3. Onderhouding betekent daarnaast dat we het voedsel vaker nodig hebben. We moeten iedere dag eten. We doen dat doorgaans meerdere keren per dag. Dat is in het geestelijk leven ook het geval. Net zoals het volk van Israël iedere dag manna ontving, heb je iedere dag opnieuw het geestelijk voedsel nodig. Denk aan de weduwe in de tijd van Elia (1 Kon. 17:8 e.v.). Zij kreeg niet om zo te zeggen een vrachtwagen vol met meel, of een tankwagen vol met olie voorgereden om de jaren van droogte door te komen. Iedere dag opnieuw leefde ze van het wonder dat de olie en de meel niet opraakten, al bleef er steeds even veel (weinig) achter in de kruik en de es. Vandaar dat het avondmaal niet één keer in het leven bediend wordt, maar veel vaker. Dat is in tegenstelling tot de doop, die ziet op het opgenomen zijn in de christelijke verbondsgemeente. Dat kan maar één keer gebeuren. Het avondmaal ziet op de onderhouding van het geestelijk leven. Dat moet vaker plaatsvinden. Frequentie Doorgaans wordt het avondmaal vier keer per jaar bediend. Zou dat met minder toe kunnen? Dat denk ik niet. Zou het niet beter zijn om het vaker te doen? Daar is zeker wat voor te zeggen. Het avondmaal werd bij de eerste christenen veel vaker gevierd. Augustinus spreekt bijvoorbeeld over plaatsen waar het avondmaal dagelijks gevierd wordt en andere plaatsen waar het om de paar dagen aangericht staat. Calvijn is van mening dat het iedere zondag zou moeten gebeuren, of eigenlijk: iedere dienst ( Institutie deel I V, 17, 46) waarbij hij ook een kerkvader uit de Vroege Kerk aanhaalt. Deze Chrysostomus (345-407) wijst erop dat het avondmaal minimaal eens per week bediend moet worden. Vanwege verzet vanuit de raad van predikanten zwakte Calvijn dit af dit af naar eens per maand, maar ook dat bleek onhaalbaar. Vaker het avondmaal vieren zou tot verachting van het sacrament kunnen leiden. Weliswaar werd vastgesteld dat het avondmaal ééns per maand gevierd werd, maar dat zou dan steeds in een ander kerkgebouw zijn. Omdat er drie kerkgebouwen waren in Genève, werd het Heilig Avondmaal in ieder kerkgebouw vier keer per jaar bediend. Zo kon de hele gemeente vier keer per jaar het avondmaal vieren. Calvijn legt zich erbij neer: Het is beter om geduld te hebben met de zwakheid van het volk dan om al te hardnekkig te strijden. Maar hij laat zijn verzet wel optekenen, zodat het nageslacht dit punt eenvoudiger zou kunnen verbeteren. In dit alles is één ding zeker: het aantal van vier keer per jaar is een traditie die eeuwenlang is gehanteerd en als zodanig heeft gefunctioneerd. Calvijns verlangen dat dit aantal verbeterd zou worden, is duidelijk niet uitgevoerd. Het is denk ik niet dienstig aan de opbouw van de gemeente van Christus om hier nu een groot punt van te maken. Beeld van eenheid Het avondmaal is als maaltijd dus de gemeenschap met Christus en de gelovige. Daarbij is het ook een teken van gemeenschap onder elkaar. Helaas zien we in de kerkgeschiedenis juist rondom het avondmaal veel strijd. In deze tijd is dat niet anders. Er zijn grote verschillen tussen gemeenten. Misschien niet zozeer qua vorm, maar wel als het gaat om het aantal avondmaalgangers, het omgaan met het avondmaal, het oordelen over het aangaan aan het avondmaal van anderen enzovoort. Veel strijd speelt zich juist af rondom het avondmaal en het al dan niet aangaan. Als er accentverschillen ervaren worden met de prediking, als er gezien wordt dat die of die ook aangaat 18en om vele andere redenen besluiten sommigen zelfs om niet eens in de dienst te komen, ofwel niet aan te komen aan het avondmaal. Zo moet het niet zijn. Kern Maar hoe zit het met het aantal avondmaalgangers? Zijn er geen zorgen dat er te veel mensen aangaan? Of juist dat er te weinig mensen aangaan? Die kunnen er zeker zijn. Toch is het niet juist om veel avondmaalgangers op zichzelf als teken van een gezonde gemeente te zien. Of andersom: weinig avondmaalgangers zouden een teken zijn dat de gemeente op een Bijbelse manier omgaat met het avondmaal. Gemeenten, kerkenraden en predikanten worden regelmatig beoordeeld aan de hand van dit criterium. Dat is onjuist. Het gaat immers niet om kwantiteit (hoeveelheid), maar om kwaliteit (inhoud). Met andere woorden: het gaat om de kern, dat is Christus Zelf en de redenen waarom Hij het avondmaal gaf.