13 1 Existentiële beslissingen Waar gij zult vernachten, zal ik vernachten. Uw volk is mijn volk, en uw God mijn God. (Ruth 1:16b) Het waren sterke woorden die eenmaal weerklonken in de grote zaal van het bisschoppelijk paleis te Worms, waar op de 18de april 1521 de Rijksdag van het Heilige Roomse Rijk bijeengekomen was. Op de troon zit Karel V van Habs- burg, wereldheerser en aards hoofd der ganse Christenheid, bij de gratie Gods keizer van Duitsland, koning van Spanje, van de twee Siciliën, Jeruzalem, Hongarije, Dalmatië, Kroa- tië, aartshertog van Oostenrijk, hertog van Bourgondië en- zovoorts, enzovoorts, enzovoorts. Aan weerszijden van de zaal zitten de keurvorsten, de vertegenwoordigers der rijks- standen, de aartsbisschoppen en andere geestelijke heren. Midden in de zaal staat een eenvoudige monnik: Maarten Luther. Naast hem een tafeltje, waarop negentien geschrif- ten liggen, die alle door hem geschreven zijn. Hem was ge- vraagd deze geschriften te herroepen. Dat betekende, dat hij de grote ontdekking van zijn leven zou moeten herroepen, namelijk de rechtvaardiging door het geloof alleen. De aan- wezigen wisten dat de monnik met zijn leven speelde. Te zeer hadden de 95 stellingen vier jaar geleden, 31 oktober 1517, een geestelijk verzet veroorzaakt in Duitsland tegen bepaal- de punten in de eeuwenoude, orthodoxe leer van de heilige moederkerk. En zij begrepen dat achter de keizer de figuur van paus Leo X stond met zijn inquisitie. Had Johannes Hus zijn leven niet geëindigd op de brandstapel? Angst en
14 vrees vervulden de harten van Luthers vrienden. Was het niet het verstandigste tegenover deze rijksgroten alles maar toe te geven? En dan klinken in die rijkszaal de sterke woorden: ‘Herroe- pen kan en wil ik niet. Want het is niet veilig en niet goed iets tegen het geweten te doen. God helpe mij. Amen!’ Deze uitspraak van Luther kunnen wij beschouwen als een existentiële beslissing. Er zijn in de Bijbel en in de kerk- geschiedenis momenten aan te wijzen, waarop mensen ge- drongen werden tot zo’n existentiële beslissing. Wij lazen ook zo’n beslissing van Ruth op de grenzen van Moab en Juda. Wat is een existentiële beslissing? (…) Nee, Luther kón niet toegeven, omdat hij gedreven werd door impulsen, die uit zijn diepste mens-zijn kwamen. Luther spreekt over het ge- weten: het is niet veilig en niet goed iets tegen zijn geweten te doen. Nu mag het geweten alleen de leidsman van ons leven niet zijn, maar Luther bedoelt met het geweten in zijn verdediging iets, wat wij tegenwoordig, naar mijn gevoelen, met existentie zouden kunnen aanduiden: een zelfzekerheid van het meest innerlijke, menselijke zijn. Een innerlijk zijn, dat zijn onvoorwaardelijke beslissingen neemt vooral ten aanzien van de laatste levensvragen, die de eeuwigheid be- treffen. Existentie hangt dan ook samen met geloofszekerheid, niet met verstandelijke, wetenschappelijke zekerheid. Wanneer nu Luther een beslissing zou nemen tegen deze geloofsze- kerheid van zijn meest innerlijke wezen in, dan zou Luther zichzelf verloochenen, dan zou Luther Luther niet meer zijn. Het is nu duidelijk, dat zulk een existentiële beslissing vanuit de geloofszekerheid heel wat anders is dan een ver-
15 standelijke beslissing met rationele overwegingen. De per- soonlijkheid van een mens wordt dan ook niet door het verstand bepaald, maar door de diepe gronden van zijn ge- lovend, existerend zijn. En hiervoor kan men ook zo nodig zijn leven geven. Dr. H. Jonker (1917-1990) De mens in grenssituatie, p. 46-49