INHOUD Voorwoord 1 Baby 9 2 Beschikbaar 11 3 Blijven geloven 14 4 Kwijt en gevonden 16 5 Eventueel 19 6 Vreugde 21 7 Adoptie 23 8 Psalm 79 26 9 Speelruimte 29 10 Angst 32 11 Afhankelijkheid 35 12 Echt 38 13 Catechisatie 41 14 Overlijdensbericht 44 15 Zwanen 46 16 Aanraking 48 17 Zand 50 18 God is er 53 19 Vrees niet 56 20 Emmaüs 58 21 Rechten 61 22 Gedachten op een begraafplaats 63 23 Verjaardag 66 24 Kalm 69 25 De naam van God 71 26 Geen advies 7427 Hallo wereld 77 28 Roepen 80 29 Kinderen 83 30 Nooit alleen 86 31 Micha 89 32 Taal 91 33 Psalm 43 93 34 Chaos 96 35 Israël 99 36 Pitbull 102 37 Troonrede 104 38 Rijkdom 106 39 Bluf 109 40 Bezorgdheid 112 41 Degelijke huisvrouw 115 42 Afzien 118 43 Begrafenis 120 44 Dit huis 123 45 Ongeduldig 126 46 Vers verdriet 129 47 Tamar 131 48 Rachab 133 49 Ruth 135 50 Batseba 137 51 Maria 139 52 Schuilen bij de Heer 141
7 Voorwoord Iedere week was daar weer die deadline: op donderdagmorgen moesten er twee overdenkingen van drie minuten in de studio van Groot Nieuws Radio liggen. Ik had daarvoor opnameapparatuur gekregen zodat ik de overdenkingen thuis kon opnemen. Iedere week weer was het een race tegen de klok om ze op tijd te versturen. De programmamakers waren er gelukkig al vrij snel aan ge - wend dat mijn overdenkingen op het laatste moment kwamen. Iedere week weer was het zoeken naar een rustig moment in mijn hectische week. Allereerst een rustig moment om na te denken en te schrijven en vervol- gens een rustig moment om ongestoord de overdenkingen op te kunnen nemen. Die rust was er meestal pas ‘s nachts… In dit boekje vind je een selectie uit de overdenkingen die ik gemaakt heb voor Groot Nieuws Radio. Ik heb geprobeerd steeds verbinding te leggen tussen God, de Bijbel en het dagelijkse leven. In verschillende stijlen, want zo divers is de Bijbel en zo divers is mijn leven – en dat van jou vast ook! Je zult soms verwijzingen lezen naar een bepaald seizoen, tijd van het jaar of kerkelijke hoogtijdagen, want wat ik schreef, ging meestal over waar ik op dát moment mee bezig was. Deze overdenkingen geven dus een inkijkje in mijn gezin, in mijn werk als predikant, in mijn leven en geloven. Iedere week daarvan iets delen op de radio vond ik één ding – het delen in een boekje maakt het de - finitief. De vele reacties die ik kreeg van luisteraars hebben mij de moed gegeven open te zijn over de manier waarop ik God zoek in het gewone leven. Want ik wil dat elk moment van mijn leven van Hem is. Ik hoop dat deze overdenkingen je doen glimlachen, je inspireren en aan het denken zetten om ook zélf in het gewone het bijzondere van God te herkennen! Mirjam Kollenstaart-Muis
9 1 Baby Pas was ik eten aan het koken. Ik verzamelde al mijn krachten om een pom- poen door midden te snijden. Want zo’n pompoen, daar kom ik met mijn keu- kenmes niet zomaar doorheen. Ik sneed hem in stukken, haalde de pitten eruit en zette de brokken pompoen met een beetje water op. Intussen pureerde ik gekookte wortels en sneed ik witlof. Aan het einde van de middag stopte ik ettelijke potjes witlof, wortel en pompoen in de vriezer. Klaar om opgegeten te worden door onze jongste van vijf maanden. Toen ik zo bezig was, bedacht ik ineens dat Jezus ook zo klein is geweest. Dat Hij ooit ook een baby was. Zo’n kind dat kraait van plezier, dat zijn beentjes hoog optrekt en zijn voetjes ontdekt. Zo’n baby die van alles tegen je brabbelt, maar je hebt geen idee wat. En terwijl ik een nieuwe lading pompoen in de blender schepte vroeg ik mij af hoe zijn moeder de kindertijd van Jezus heeft beleefd. Moderne hulpmidde - len had ze nog niet, dus het moederschap moet haar de nodige tijd en energie gekost hebben. Ik vroeg me af of zij bezorgd was vanwege de beloften die zij had gekregen of dat die haar juist zorgeloos maakten, omdat ze wist dat dit kind een bijzonder kind was. Zag ze geduldig en verwachtingsvol uit naar het moment dat de woorden van de engel die Jezus’ geboorte had aangekondigd in vervulling gingen of verdwenen die woorden naar de achtergrond naarmate het langer duurde? Hoe wonderlijk dat God Zich zo klein en zo kwetsbaar heeft gemaakt. Pau- lus schrijft dat Jezus aan mensen gelijk is geworden. Hij lijkt op ons, op ons die gemaakt zijn naar het beeld van God, maar die slechts gebroken beelden blijken te zijn. Ik vind het kostbaar dat Jezus zo klein is geweest. Dat God het heeft aange - durfd om zo kwetsbaar te zijn, omdat wij zo kwetsbaar zijn. Dat Hij het risico genomen heeft op aarde te leven, omdat wij hier leven. Om mijn kinderen te begrijpen, om te snappen waar zij behoefte aan hebben, moet ik mij telkens weer als het ware verlagen tot hun niveau. Ik probeer in hun
10 denkwereld te stappen, me in te leven in hoe zij het leven ervaren. Mij lukt dat maar zeer ten dele. Maar dat is wat Jezus heeft gedaan. Hij is in onze wereld ge - komen en leerde wat onze manier van denken was. Hij leerde onze worstelingen kennen, onze twijfels en onze vragen. En terwijl Hij opgroeide en leefde moet Hij ook onze strijd hebben leren kennen, onze dilemma’s en onze moeiten. Ja, Hij is machtig en heilig en anders dan wij zijn. Maar Hij is ook mens ge - worden en daardoor begrijpt Hij jou en mij. Ik hoef niet mijn best te doen om bij Hem te komen, Hij is naar mij toe gekomen.
11 2 Beschikbaar Voor de leerlingen van Jezus zullen de dagen tussen Hemelvaart en Pinkste- ren wel een beetje raar zijn geweest. Jezus is niet langer op aarde, Hij ging terug naar zijn Vader. En zijn leerlingen? Tja, die zijn nu alleen. Ze moeten het zelf zien te rooien. De leerlingen hebben van Jezus wel de belofte gekregen dat ze de Geest zullen ontvangen zodat ze niet alleen zullen zijn. Maar hoe, wat en wan- neer? Dat is de leerlingen op het moment van de hemelvaart nog niet duidelijk. Het zullen voor de leerlingen dus vreemde dagen zijn geweest. Drie jaar lang waren ze met Jezus samen, drie jaar lang konden ze Hem alles vragen wat ze maar weten wilden, drie jaar lang konden ze Hem niet-begrijpend aankijken zodat Hij hun alles kon uitleggen. Maar nu zijn ze alleen. Hoe vaak zullen de leerlingen in die dagen niet gedacht hebben: Jezus, hoe moet het nou? Waarom gebeurt dit? Hoe zit het dan met dit en met dat? Kunt U mij helpen? Vorige week was ik samen met negentig mensen uit mijn gemeente op kamp. We zaten drie dagen in een kamphuis in Brabant, met twintig volwassenen als leiding en zeventig kinderen, onder wie mijn drie oudsten. Drie dagen lang was de keuken het domein van mij en die drie andere koks. Drie dagen lang was de keuken verboden terrein voor de kinderen. Ook voor die van mij. En dat was lastig. Want dat je moeder meegaat op kamp: dat is soms best handig. En zo hing de eerste nog geen uur na aankomst al tegen de deurpost van de keuken. ‘Ma-am, kun je even komen?’ ‘Nee, nu even niet, ik ben de boodschappen aan het opruimen en de keuken aan het inrichten.’ Even later nummer twee: ‘Ma-am, wil jij mijn bed opmaken?’ ‘ Ik kom straks wel even kijken.’ ‘Ma-am, wanneer kom je nou?’ Op een gegeven moment gaf ik toe en liep ik half mopperend de keuken uit naar de jongensslaapzaal. Ik zei tegen mijn zoon: ‘En hoe doen al die andere kin- deren dat dan? Die hebben hun moeder niet bij zich, die kunnen niet geholpen
12 worden met het opmaken van hun bed.’ Terwijl hij morrend naast me stond, maakte ik zijn bed op, want zo ben ik dan ook wel weer. Ik wil mezelf niet vergelijken met Jezus. Maar ik snap heel goed hoe de leer - lingen zich gevoeld moeten hebben: als een kind zonder moeder, zonder vader. Je vaste baken, je vertrouwde hulp: het was allemaal even weg tussen Hemel- vaart en Pinksteren. Voor een kind is je ouders kwijtraken de ergste nachtmerrie. In een druk win- kelcentrum ineens merken dat je de hand van je moeder niet meer vasthebt en vertwijfelt en steeds radelozer om je heen kijken. Op een overvol strand wat bij de waterlijn lopen met je emmer en je schepje, maar wanneer je jullie badlakens weer opzoekt het bekende streepje waar je vader altijd op ligt niet meer kunnen vinden. Misschien heb je weleens stage gelopen onder de hoede van een bekwame docent of begeleider. Omdat hij of zij over je schouder meekeek durfde je stap - pen te zetten, durfde je keuzes te maken. Maar de stagetijd is afgelopen en nu wordt ervan je verwacht dat je het zelf kunt redden. Wat kun je je de eerste tijd dan onzeker voelen. Jezus’ leerlingen zullen zich zo ook gevoeld hebben: als stagiaires die ineens in het diepe worden gegooid. Als kinderen die hun ouder zijn kwijtgeraakt in de hectiek van het leven. Gedurende veertig dagen verscheen Jezus meerdere keren aan zijn leerlingen en aan heel veel andere mensen. En dat niet alleen: Hij nam de tijd om met hen te praten en om hun nog meer onderwijs te geven over het Koninkrijk. Ze zullen honderduit gevraagd hebben. Hoe zit het nu met dat Koninkrijk, met de opstanding, met dit of met dat? Ze zullen de verhalen die Jezus eerder vertelde opeens wel in een ander licht hebben gezien. Ongetwijfeld hadden ze opnieuw vragen die ze Hem wilden stellen. Hoe zit dit? Wat bedoelt U met dat? En hoe moet dat? Mijn broertje kon dat vroeger ook zo goed. Dan zaten we op onze kamer
13 huiswerk te maken en kwam hij om de haverklap mijn kamer binnen: ‘Mirjam, wat betekent dit woord? Mirjam, hoe moet ik dit uitrekenen? Mirjam, ik snap het niet.’ Tot ik het zat was en uitriep dat ik toch zeker geen wandelende ency- clopedie was. De leerlingen staan er nu alleen voor. Ze wachten op de vervulling van de belofte die Jezus hun gaf. Ze zijn afhankelijk van Iemand die er niet meer is. Nog steeds bepaalt Hij hun leven. Als Hij zegt dat ze moeten wachten, wachten ze. In die afhankelijkheid, in die ontvankelijkheid geeft God zijn Geest. Van die Geest belijdt de kerk dat Hij de mensen alles leert over de Vader en de Zoon. Je bent nooit meer alleen. Je hebt een persoonlijke trainer, een coach: je hebt alles wat je nodig hebt. Want God zelf is bij je.
14 3 Blijven geloven Ik begrijp Abraham en Sara wel. Ze konden niet meer met hart en ziel gelo- ven dat Gods woorden betrouwbaar waren. Ze waren intussen honderd en ne - gentig jaar oud. Inderdaad: hoe zouden zij samen nog een kind kunnen krijgen. De beloften van God zijn hoopvolle woorden, woorden die je een paradijs voorhouden, woorden van vrede en recht, van heelheid en gezondheid, van liefde en geborgenheid, van zuiverheid en leven. Als ik de verhalen in de evangeliën lees, zie ik hoe Jezus dit belichaamde. Wanneer Hij wonderen doet, mensen geneest, mensen bevrijdt, onrecht aan de kaak stelt, mensen vergeving schenkt, onderwijs geeft – dan worden de beloften van God werkelijkheid. Dan zie je Gods Rijk opbloeien. Ik weet niet of jij dat herkent, maar het lijkt wel alsof het daarbij gebleven is. De hoopvolle tekenen die Jezus liet zien: het is alweer zo lang geleden. Al geneest Jezus ontzettend veel mensen, zoals we in de evangeliën kunnen lezen: er sterven ook nog steeds heel veel mensen aan allerlei ziekten en na soms vrese - lijke pijn en verschrikkelijk lijden. Sara mag dan op wonderlijke wijze zwanger raken: er zijn nog altijd vele vrouwen en mannen die hun grote verlangen niet in vervulling zien gaan en die nooit moeder en vader worden. De omstandigheden van ons leven kunnen ons verhinderen om met hart en ziel te geloven. De ellende die we om ons heen zien kan het ons moeilijk maken om te vertrouwen op God. Daarom moeten we een keuze maken. We moeten willen geloven dat er Iemand is die alle dingen nieuw maakt. We moeten ervoor kiezen om te blijven geloven dat er Iemand is die geen genoegen neemt met alles wat er in deze wereld stuk is. Want er zijn twee opties. Of je klaagt over alle ellende in de wereld en je vervalt in cynisme omdat er toch nooit wat verandert. Of je klaagt over alle ellende in de wereld en spreekt God daarop aan, omdat Hij belooft heeft het werk van zijn han - den niet los te laten. De keuze om met hart en ziel te geloven dat God betrouwbaar is, is dan – ondanks alle moeite – wat mij betreft toch snel gemaakt. Er is een lied dat zingt:
15 ‘ Wij blijven geloven dat onder miljoenen de Heer van de schepping een plan met ons heeft. Waarin zich Zijn heil en mijn twijfel verzoenen en dat aan elk leven betekenis geeft.’ Met hart en ziel geloven is ook: ondanks mijn twijfels en moeiten blijven vertrouwen.