4 © 2017 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 2830 1 www.uitgeverijdenhertog.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoud igd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, h etzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
5 Inhoud Woord vooraf 7 Ik ben wonderlijk gemaakt 8 Tegen U heb ik gezondigd 10 Johannes, Elia, Jeremia? 12 Ik geloof 14 Wie zegt gij dat Ik ben? 16 Gij zijt de Christus 18 Geen vlees en bloed 20 Een opgerichte steen als getuige 22 Woorden des eeuwigen levens 24 Dat zal niet gebeuren 26 Bezig in de dingen Mijns Vaders 28 Een dag in Uw voorhoven 30De ijver van Uw huis 32 Leven Christus, sterven gewin 34 Je niet schamen voor het Evangelie 36 Samen getroost en versterkt 38 Zijn Zoon in mij geopenbaard 40 Wij hebben een Vader, namelijk God 42 Kom en zie! 44 Gij zult groter dingen zien 46 Hoe lief heb ik Uw wet 48 Gij zijt een profeet 50 Een zwijgende Jezus 52 Overmoedig belijden 54 Zweren dat we Hem niet kennen 56 Petrus’ tranen 58 Mij belijden voor de mensen 60 Eén met Christus 62 Uit het water opstaan 64 De goede belijdenis 66 De Heere Jezus liefhebben 68 Navolgers 70
6
7 Woord vooraf Belijden is in de oorspronkelijke taal van het Nieuwe Testament homologeo, nazeggen. Nazeg- gen van de leer, Christus nazeggen, voor Hem uitkomen. Dat is geen namaa k, het is niet koud of zakelijk, maar het is een geloven met het hart en vervolgens een beli jden met de mond. Dat belijden gaat niet vanzelf. Christus belijden gaat tegen onze natuur in, het is een gave Gods, en het is een strijd. Een goede strijd, wel te verstaan. Als het goed is, doen we voortdurend belijdenis. Met het hart, stil voor God, officieel in de kerk. We zingen belijdenissen en bidden ze. Gods kinderen belijden hun g eloof aan het Heilig Avondmaal. Evangelisatie en zending is belijdenis doen. Persoonlijk getu igen van God en Zijn Woord ook. Belijdenis doen is breed. We belijden iets met ons leven. Op de volgende bladzijden staan tweeëndertig overdenkingen met als th ema ‘de goede belijde- nis’. De stukjes zijn bedoeld als aanzet om ons te bezinnen op hoe, w at en wanneer we belijden en ook hoe de Heere deze belijdenis werkt. Chilliwack BC, februari 2017 ds. P. van Ruitenburg
8 Ik ben wonderlijk gemaakt En van de meest fundamentele onderdelen van een bijbelse belijdenis is d e belijdenis dat God mij wonderbaarlijk gemaakt heeft. Elk orgaan en onderdeeltje kreeg zijn plaats. Wetenschap- pers staan al meer verbaasd hoe ingewikkeld we in elkaar steken. Waarom is het belangrijk om dit te beseffen? Allereerst omdat God bezong en wil worden, geprezen wil zijn voor het feit dat Hij ons zo bijzonder, ingenieus, moo i en ingewikkeld gemaakt heeft. Om stil van te worden. Denk aan de bloedbanen die zuursto f, voeding en afval door het lichaam transporteren, aan de spijsvertering met alle chemische processen. Jammer dat je het niet beter kunt zien. In gedachten moet je eigenlijk een voll edige MRI-scan van jezelf maken. Het hart pompt bloed, de longen nemen zuurstof uit de luch t op. De zenuwen geven prikkels door, ons verstand slaat informatie op. Ongelofelijk. Lat en we het meezingen en belijden: ‘Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonder baarlijk gemaakt ben. (...) Hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten; hoe machtig veel zijn haar sommen!’ Daar komt bij dat God mijn gedachten leest, mijn zitten en opstaan kent. Hij doorgrondt en kent mij. God bezit mij, Hij omringt me aan alle kanten. Deze kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan er niet bij. Ik kan niets voor God verbergen, geen g eheime zonden, niets. Vinden we het eng dat God alles van ons weet en niets vergeet? Zolang je eerlijk bent tegen- over God hoeft dat niet. Ik loof U. U hebt me wonderlijk gemaakt. Daarom ben ik ook tegenover God verantwoordelijk voor alles wat ik zeg, doe en denk. Besef dat we stukjes van Gods borduu rwerk zijn, helemaal verantwoordelijk als mensjes, geschapen op de zesde dag, als de kroon op Gods schepping. Zou je daar niet van onder de indruk raken?
9 Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten. PSALM 139:2 De kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan er niet bij. PSALM 139:6 Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken; ook weet het mijn ziel zeer wel. PSALM 139:14
10 Tegen U heb ik gezondigd Genade verbindt aan elkaar, maar bekering is heel persoonlijk. In die zi n dat ik persoonlijk met God te doen heb. Ook al ben je als verbondskind geboren, het is nodi g om je eigen zonden voor God te belijden en persoonlijk in Jezus Christus te geloven. Natuur lijk kunnen mensen gezamenlijk hun schuld belijden, maar toch moet dat gebaseerd zijn op wa t er in je eigen hart omgaat. Daarnaast is zonde vooral zonde tegen God. Zonden tegen het zevende gebod zijn altijd zonden tegen ons eigen lichaa m. Vaak zijn het zonden tegen een ander, bijvoorbeeld Davids zonde tegen Bathseba. Soms i s het ook zonde tegen familie en kinderen die de dupe zijn van echtscheiding. Vergeet ec hter niet dat het oneindig veel erger is om tegen God te zondigen. Hij is de hoogste Majes teit, rechtvaardig, goed en zonder zonden. Als iemand het niet verdiend heeft om tegen te zo ndigen, is het God wel. Zonde is majesteitsschennis, hoogverraad. David besefte dat. In Psa lm 51 rept hij niet over Uria die hij heeft laten sneuvelen, noch over Bathseba die hij heef t geschonden, maar we horen: ‘Tegen U, U alleen heb ik gezondigd en gedaan wat kwaad is in Uw ogen.’ Dat we medemensen pijn doen is al erg genoeg, maar dat we God gegriefd hebben, is het ergste. Nee, we zijn geen slachtoffer, maar dader. We hebben Gods Naam onteerd, stank voor dank gegeven en ons de eeuwige dood waard gemaakt. Even verder lezen we: ‘Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren en in z onde heeft mij mijn moeder ontvangen.’ En nog later in Psalm 51: ‘De offeranden Gods z ijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten.’ Met ande re woorden: een oprechte schuldbelijdenis is onmisbaar en de basis van een oprechte geloofsbelijd enis. Vandaar de vraag of we onze schuld voor God beleden hebben, niet alleen met onze mond, ma ar met ons hart.
11 Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd,en gedaan wat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten. PSALM 51:6 Toen zeide David tot Nathan: Ik heb gezondigd tegen de H EERE . En Nathan zeide tot David: De H EERE heeft ook uw zonde weggenomen, gij zult niet sterven. 2 SAMUËL 12:13 De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten. PSALM 51:19
12 Johannes, Elia, Jeremia? De Heere Jezus verliet voor enige tijd het Joodse land en wilde Zijn dis cipelen privéonderwijs geven in Caesarea Filippi. Hij wilde ‘onder ons’ zijn met Zijn vol gelingen. Een van de dingen die besproken werden was hoe de mensen Christus inschatten. ‘Wie zegg en de mensen, dat Ik, de Zoon des mensen, ben?’ vroeg de Heere Jezus. Wat beleden de me nsen van Hem? Niet dat de Heere afhankelijk was van wat de mensen van Hem dachten of dat Hi j mensen wilde behagen. Bovendien wist Jezus het antwoord op die vraag. Hij bracht dit onderwerp echter naar voren voor de discipelen en voor ons. Het is voor iedereen van levensbel ang hoe we Hem zien. De discipelen wisten hoe de mensen over Jezus dachten. Ze hadden hun ore n opengehouden en hoorden fluisteren dat Johannes de Doper uit de dood was opgestaan, d at Hij de Elia was over wie Maleachi profeteerde, of Jeremia die ook vaak tot tranen toe be wogen was. Met andere woorden: deze Jezus was uitermate bijzonder, een echte profeet. De mense n bewonderden Hem, luisterden graag naar Zijn preken, waren diep onder de indruk van Z ijn wonderen. Hij gaf de troost en bemoediging die veel mensen nodig hadden. Kortom, velen hadden Jezus hoog, heel hoog zelfs. Maar toch niet hoog genoeg. Mensen wilden troost, hoop, vreugde en verlo ssing van de Romeinen, maar zagen niet dat Jezus gekomen was om doden levend te maken . Ze beleden Christus, vereerden Hem, maar het belangrijkste werd gemist. Christus, Z oon van de levende God, Die de woorden des eeuwigen levens sprak? Daar beseften ze niets va n. Blijkbaar kun je ook welgemeend maar oppervlakkig in Jezus geloven. Nee, het gaat hier ni et over klein geloof. Daar hadden de discipelen ook last van (Mattheüs 5:8). Dit was ten diepste geloof in een ándere Jezus dan in Wie Gods kinderen geloven. Ze hielden er een ander evangeli e op na. Vreselijk.
13 Want indien degene die komt,een anderen Jezus predikte, dien wij niet gepredikt hebben, of indien gij een anderen geest ontvingt, dien gij niet hebt ontvangen, of een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, zo verdroegt gij hem met recht.2 KORINTHE 11:4 Daar er geen ander is; maar er zijn sommigen, ie u ontroeren en het Evangelie van Christus willen verkeren. Doch al ware het ook dat wij,of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigde buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. GALATEN 1:7-8