9 Februari – april 1955 ‘Al mijn sinaasappels zijn verkocht!’ Bart rent met de handkar naar het schuurtje. ‘En jij? Heb jij er nog? ’ Zijn zus zwaait met haar armen in de lucht. ‘Niks meer! De laat - ste dertig ben ik bij vrouw De Jong kwijtgeraakt. Dértig stuks, Bart, en ze zijn daar maar met z’n achten. Hoe krijgen ze die op? ’ ‘Gauw genoeg. ’ Bart rijdt de kar de schuur in. Het ruikt er lekker zoet naar alle sinaasappels die in voorraad liggen en die pa volgende week in de dorpen verderop gaat verkopen. ‘Als wij elke dag ieder een sinaasappel krijgen, dan hebben we niet eens genoeg voor drie dagen’, merkt hij op. ‘Wij zijn met z’n twaalven en drie dagen keer twaalf is zesendertig. Dan heb je er al zes te weinig. ’ ‘O ja. ’ Er verschijnt een lach op Marjets gezicht. ‘Maar wij krijgen alle kneusjes en dat zijn er heel wat meer dan dertig!’ ‘Klopt. ’ Hun moeder is altijd een flinke poos bezig om de rotte plekjes van afgekeurde sinaasappels te snijden. Daardoor krijgen ze ieder wel meer dan een sinaasappel per dag en ze smaken er niets minder om. Marjet grabbelt in haar jaszak en geeft het verdiende geld aan Bart, die het in pa’s grote portemonnee stopt. Nadat Bart de schuurdeur heeft afgesloten, lopen ze samen naar huis. ‘Kijk eens naar mijn radslag!’ roept Marjet. Ja hoor, daar gaat zijn zus alweer. Achter elkaar maakt ze met haar lange benen een paar radslagen. ‘Dat je dat nou leuk vindt!’ bromt Bart.
10 Hij opent het hek bij hun achtertuin, maar Marjet glipt net voor zijn neus het pad op. Met een brede zwaai opent ze de keukendeur. ‘Hé pa, moe, we zijn helemaal …!’ Midden in haar zin stopt ze. Een man met bolle wangen schuift juist zijn stoel achteruit en staat op van de keukentafel. Dokter Boonstra! ‘Dus jullie kunnen vandaag na vier uur de medicijnen bij de praktijk ophalen. ’ Hij neemt Bart en Marjet van top tot teen op. ‘Zo jongelui, zorgen jullie maar dat je ook geen griep krijgt zoals jullie vier broertjes. ’ ‘Vier? ! Alleen Greetje was toch ziek? ’ vraagt Bart verbaasd. Moeder schudt haar hoofd, terwijl ze bij het fornuis met een vork in de aardappels prikt. ‘Wim, Henk, Jacob en Frans zijn ook ziek geworden. Vanmorgen hadden ze flink koorts. ’ De dokter tilt het deksel van de andere hoge pan op en waaiert met zijn hand de damp naar zich toe. ‘Mm, dat ruikt goed. En het í s ook goed. Spinazie is gezonde Hollandse kost vol vitamines en ijzer. ’ ‘Ieuw!’ Marjet trekt een vies gezicht, waarop de dokter haar peinzend aankijkt. ‘Jij bent een beetje mager, meisje. Jij kunt die spinazie zeer goed gebruiken. ’ Hij laat zijn blik over Marjets lichaam glijden en kijkt vervolgens naar Bart. Bart schudt geërgerd zijn hoofd. Waarom bekijkt die dokter hen zo grondig? Nou ja, ze zijn misschien een beetje mager, maar ze zijn bijna nooit ziek. Marjet is altijd bezig met gymnastieken en hij kan het hardste lopen van de hele zesde klas, hoewel hij de kleinste is.
11 Met een plof landt een hand van de dokter op zijn schouder. ‘Jij kunt wel wat meer vlees en vet op je botten gebruiken net als dat zusje van jou, en die wangen mogen ook weleens een kleurtje krijgen. ’ Hij draait Bart naar Barts ouders, terwijl hij met de andere hand Marjet naar voren duwt. ‘Hoe oud zijn deze twee? ’ ‘Marjet is tien en Bart elf’, antwoordt moeder. ‘Dat dacht ik al. Veel kinderen die rond 1944 zijn geboren, komen de oorlog en de Hongerwinter slecht te boven en blijven een laag gewicht houden. Wat vinden jullie ervan om deze twee een poosje naar het koloniehuis te sturen? ’ ‘Het koloniehuis? !’ Bart hoort hoe zijn stem uitschiet. ‘Ik hoef niet weg, want ik ben nooit ziek en …’ ‘Ho Bart’, onderbreekt zijn vader hem. ‘Laat de dokter eens uitspreken. ’ Geschrokken kijkt Bart van zijn ouders naar Marjet, die opeens zit te stralen. Hij opent zijn mond om nog wat te zeggen, maar de dokter gaat verder: ‘Ik zal hen zo gauw mogelijk opgeven bij het Centraal Genootschap, zodat jullie volgende week al een dame kunnen verwachten die alles met jullie bespreekt. Wie weet kunnen de kinderen de week daarop al naar koloniehuis Duinzicht in Egmond, want daar gaan de meesten uit deze streek naar toe. ’ Hij knikt naar moeder. ‘Het lijkt me een goed idee, want wat minder werk is voor moeder ook niet verkeerd. ’ Bart veert bijna omhoog als de dokter zijn zware hand van zijn schouder haalt. ‘Jullie horen zo spoedig mogelijk meer. ’ Dokter Boonstra opent de keukendeur en verdwijnt naar buiten.
12 ‘Eten!’ Moeder zet de pannen op tafel. Vader geeft met de steel van een pollepel een paar bonken tegen het plafond, zodat de kinderen die boven zijn weten dat ze moeten komen. Marjet staat te trappelen naast de tafel. ‘Pa, mogen wij echt naar het koloniehuis? ’ ‘Eerst zitten, dan kunnen we bidden. ’ Lies, Jet en Laurens zijn ook aangeschoven, maar de tafel lijkt vreemd leeg nu er slechts zeven mensen zitten in plaats van de normale twaalf. Bart knijpt zijn ogen stijf dicht. Vaders woorden glijden langs hem heen. Als hij het goed begrepen heeft, moeten ze over twee weken al naar dat koloniehuis. Hoe gaat dat dan met school? Zodra vader ‘amen’ gezegd heeft en moeder hun ‘eet smakelijk’ gewenst heeft, zit Marjet alweer op haar stoel te dansen. ‘Pa, mogen Bart en ik echt naar de kolonie? Naar Egmond? !’ De andere drie kinderen kijken verbaasd op. ‘Wat? ! Mogen zij …? ’ ‘Wij zijn daar nog nooit geweest!’ Moeder morst per ongeluk wat spinazie naast Laurens’ bord. ‘Ophouden!’ gebiedt ze. ‘De dokter zegt dat het moet. Marjet en Bart moeten zwaarder en gezonder worden door de frisse zeelucht in Egmond. Moet je die snoetwerken eens zien. Ze zijn bijna net zo wit als het plafond!’ ‘Ik zie ook best wit en ik ben ook heel mager’, pruilt Lies, terwijl ze haar wangen inzuigt. ‘Misschien mogen wij volgend jaar’, bedenkt Jet. ‘Dan ben ik negen en jij tien, net zo oud als Marjet. Zullen we aan de dokter vragen of wij volgend jaar mogen? ’ Lies knikt enthousiast ‘Hm, ik had er ook best naartoe gewild’, zegt Laurens tussen
13 twee happen door. ‘Maar zestien is zeker te oud voor zo’n va k a nt ie hu i s? ’ ‘Vakantie? ’ herhaalt Bart langzaam. ‘Ja, wat dacht je dan? Lekker met een heleboel kinderen op het strand spelen, hele dagen spelletjes doen en geen huiswerk. Zes weken heb je vrij van school en dat in februari. Ik zou het wel weten!’ ‘Vakantie. ’ Als Bart het hardop zegt, klinkt dat heel leuk, want hij is nog nooit van zijn leven op vakantie geweest en ook nog nooit bij de zee. Maar zes weken? Dat is wel erg lang. Opeens voelt hij een stomp in zijn zij. ‘Bart en ik gaan samen op vakantie!’ Marjet steekt haar tong uit tegen de jongere zusjes. ‘En jullie mogen lekker niet!’ Bart knijpt zijn ogen samen. Hoe moet het met de bijlessen voor het toelatingsexamen van de hbs? Dat examen heeft hij in juni, dat duurt nog vier maanden. Wie weet kan de meester wat boeken meegeven, zodat hij af en toe in Egmond wat kan leren. Onverwacht steekt Marjet haar arm door de zijne. Ze wiegt heen en weer terwijl ze zingt: ‘Wie gaat er mee, wie gaat er mee, naar de kolo-onie in Egmond aan Zee? !’ ‘Nou nou’, bromt vader, maar zijn ogen twinkelen en hij zegt niet eens dat Marjet niet mag zingen tijdens het eten. Dan kan Bart het niet laten om wild met zijn zus mee te zwaaien. Met een brede grijns op zijn gezicht roept hij: ‘Hoera, wij gaan op vakantie!’