6969 Een ontdekking van de natuurstaat van de mens of de schuldige zondaar ontdekt W Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods. (Rom. 3:23) Iedereen die nadenkt over de toestand waarin hij nu verkeert, zal onmiddellijk zien dat hij zich bovenal moet bezighouden met en be - kommeren om drie belangrijke vragen: ‘Wat heb ik gedaan? ’ ( Jer. 8:6) ‘Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde? ’ (Hand. 16:30) ‘Wat zal ik de H eere vergelden? ’ (Ps. 116:12) Het antwoord op de eerste vraag zal de tweede vraag oproepen en het antwoord daarop de derde. Hoewel wijze mensen zichzelf vermoeid en afgetobd hebben met een moeizame zoektocht naar geluk, heeft niemand van hen ooit een be - vredigend antwoord kunnen geven op een van deze drie vragen. Maar wat zij met hun wijsheid niet konden, heeft God in Zijn oneindige wijsheid en ongeëvenaarde goedheid in de Schriften van de waarheid bekend gemaakt tot tevredenheid van allen die dat met hun verstand hebben onderzocht. A ls iemand vraagt: ‘Wat heb ik gedaan? ’ antwoordt onze tekst: ‘ Zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods . ’ Vraagt iemand: ‘Wat moet ik doen opdat ik zalig worde? ’ Lees dan Handelingen 16:31. Daar wordt ons bevolen: ‘Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden. ’ Vraagt u ten slotte: ‘Wat zullen we de H eere Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 69 07-10-19 14:55
70 vergelden voor Zijn weergaloze en onovertroffen weldaden die Hij aan ons heeft bewezen? ’ Sla dan Psalm 116:13 op. Daar wordt ons gezegd wat we moeten doen: ‘Ik zal de beker der verlossingen opne - men, en de Naam des H eeren aanroepen. ’ En de woorden van de profeet Micha in hoofdstuk 6:8 hebben dezelfde strekking: ‘Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is; en wat eist de H eere van u, dan recht te doen en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God? ’ Dienaren van het Evangelie moeten zich vooral met de tweede vraag bezighouden. Het is onze belangrijkste taak om alle mensen te bewegen tot het geloof in de Naam van de Heere Jezus Chris - tus en onze gezegende Schepper aan te prijzen aan arme zondaren. We zijn echter niet gekomen om rechtvaardigen, maar om zon - daars tot bekering te roepen. Daarom is het nodig dat wij de mens eerst ontdekken aan de staat waarin hij van nature verkeert. Voor - dat we Christus aanbieden, zullen we laten zien dat u Hem nodig hebt. Voor we over genade spreken, zullen we proberen u uw el - lende voor te stellen. Voordat we u tot bekering roepen, zullen we laten zien dat u een zondaar bent die bekering nodig hebt. Met dat doel hebben we de gelezen woorden gekozen. Die bieden namelijk een goede gelegenheid om uw zonden en ellende aan het licht te brengen. We zullen nu geen tijd verspillen aan het verband van deze woorden. Dat zal later mogelijk beter uitkomen. Onze tekst is een algemene waarheid. A lle mensen worden schuldig verklaard aan de zonde en liggen daaronder besloten. De zonde wordt niet toegerekend aan sommige mensen, met uitsluiting van anderen, maar aan alle mensen. Niet slechts enkele ontaarde heidenen, maar allen, jood en heiden, rijk en arm, hoog en laag hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. Er staat niet dat ze kunnen zondigen, dat ze feilbaar zijn en dat ze ten val gebracht kunnen worden door de listige verzoekingen van de duivel, maar dat ze de schuld van de zonde al op zich geladen hebben en daarom de heerlijkheid Gods derven. Het woord dat hier met ‘derven’ vertaald is, is een heel sterk woord. Het betekent dat we het doel niet bereiken dat we ons gesteld hadden, dat we achterop raken in de loopbaan en daardoor de prijs niet behalen. In zijn eerste staat Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 70 07-10-19 14:55
71 was de mens goed op weg om de heerlijkheid te verkrijgen. Hij had de kracht om in de loopbaan te lopen en de duivel had de macht niet om hem tegen te houden. Hij had geen last van de belemmeringen die ons nu hinderen. Toch derfde hij de heerlijkheid Gods. Dat wil zeggen dat hij de heerlijkheid verloor die bestaat in de vreugde in God, waarop hij zo’n goed vooruitzicht had. Hij raakte het beeld van God kwijt, de heerlijkheid die God hem had gegeven met alle voordelen die daaraan verbonden waren. We hoeven geen leerstuk af te leiden uit deze woorden, omdat ze zo duidelijk weergeven waarover wij willen spreken: A lle mensen die op de gewone manier van Adam afstammen, hebben gezondigd en derven daardoor de heerlijkheid Gods. Omdat dit zo duidelijk is verwoord in onze tekst, is er geen verder bewijs nodig. Daarom zullen we geen tijd besteden aan het noemen van andere Bijbelteksten die hetzelfde zeggen. Voordat we overgaan tot de toepassing zullen we: I. Enkele vooronderstellingen noemen die ons helpen om deze grote, belangrijke waarheid duidelijker te verklaren. II. Nagaan wat met het woord ‘zonde’ wordt bedoeld. III. Enkele kenmerken daarvan noemen. I V. Onderzoeken wat de betekenis is van het woord ‘al’ in de tekst. V. Duidelijk maken wat wordt bedoeld met de uitdrukking ‘de heer - lijk heid Gods der ven’. I. Enkele vooronderstellingen die ons helpen om deze grote, belangrijke waarheid duidelijker te verklaren Vooronderstelling 1: God is de absolute en onaf hankelijke Heerser over deze wereld. Mensen matigen zich vaak absoluut gezag over hun ondergeschikten aan en eisen blinde en onbegrensde gehoorzaam - heid. Zij moeten er echter voor oppassen dat zij geen inbreuk maken op Gods recht en Zijn soeverein voorrecht. Hij, en Hij alleen, is de absolute Heere en Koning van de aarde, zoals de psalmist zingt in Psalm 47:3: ‘Want de H eere, de A llerhoogste, is vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde. ’ Hij alleen is in staat om zo’n groot Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 71 07-10-19 14:55
72 gebied te besturen. ‘Onder de goden is niemand U gelijk, Heere, en er zijn geen gelijk Uw werken. ’ (Ps. 86:8) Hij mag daar aanspraak op maken, omdat Hij zo voortreffelijk is. ‘Omdat niemand U gelijk is, o H eere , zo zijt Gij groot, en groot is Uw Naam in mogendheid. Wie zou U niet vrezen, Gij Koning der heidenen? Want het komt U toe; omdat (…) niemand U gelijk is. ’ ( Jer. 10:6, 7) Hij is ook Koning van - wege Zijn schepping van alle dingen: ‘Want de H eere is een groot God; ja, een groot Koning boven alle goden; (…) Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt. ’ (Ps. 95:3, 5) ‘Gedenk aan deze dingen, o Jakob, en Israël, want gij zijt Mijn knecht; Ik heb u geformeerd, gij zijt Mijn knecht, Israël. ’ ( Jes. 44:21) Tot slot heeft Hij het volste recht op de absolute heerschappij, omdat Hij alle dingen onderhoudt en Zijn schepselen overlaadt met veel weldaden. Hij kan regeren door Zijn heerlijke deugden: Zijn wijsheid, macht, heiligheid en recht vaar - digheid. A llen die weten wat goed voor hen is, willen zich ook graag aan Zijn regering onderwerpen. Vooronderstelling 2: God, de absolute Heerser van de wereld, heeft aan al Zijn schepselen wetten gegeven waardoor Hij hen regeert . We willen nu niet spreken over de wetten die Hij gesteld heeft aan de onbezielde schepping. Hij heeft de mensen hun werk voorgeschreven. Hij heeft hun Zijn wetten gegeven waarnaar ze altijd moeten leven. ‘Er is een enig Wetgever, Die behouden kan en verderven. ’ ( Jak. 4:12) ‘Want de Heere is onze Rechter, de H eere is onze Wetgever, de H eere is onze Koning. ’ ( Jes. 33:22) Hij heeft niets aan ons eigen oordeel overgelaten. Hij Die tot de zee gezegd heeft: ‘Tot hiertoe en niet verder’, heeft op dezelfde wijze met de mens gehandeld. Hij heeft hem door Zijn heilige wetten, Zijn onveranderlijke besluiten, paal en perk gesteld. We moeten eten, drinken, slapen, spreken, ja, alles doen naar die regel. God heeft ons hierin grenzen gesteld. Zover mogen we komen en niet verder. De grenzen die God aan ons gesteld heeft, zijn anders dan de grenzen die Hij stelt aan de golven van de woelige zee. De manier waarop Hij met ons handelt, past bij onze natuur. Hij heeft grenzen gesteld die niemand kan overschrijden, tenzij hij handelt in strijd met zijn natuur en niet erkent wat het beste voor hem is. Dat blijkt duidelijk genoeg uit wat wij hierna aan de orde zullen stellen. Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 72 07-10-19 14:55
73 Vooronderstelling 3: Die grote Wetgever van de wereld heeft belo - ningen en straffen verbonden aan de wetten die Hij heeft gegeven. Gods gezag is een teer punt. Hij heeft gezegd dat Hij Zijn eer aan geen ander zal geven. Daarom heeft Hij ervoor gezorgd dat Zijn wetten beschermd zijn met gepaste beloningen en straffen. God is zeker niet verplicht om de mens een grotere beloning te geven voor zijn gehoorzaamheid, dan de beloning die het directe gevolg is van die gehoorzaamheid. Dat is al een grote beloning, want in het houden van Gods geboden is ‘grote loon’. (Ps. 19:12) Maar Gods ongeëve- naarde en onbegrensde goedheid is zo groot, dat Hij zelfs het eeuwige leven als beloning heeft voorgesteld: een beloning die niet past bij de gehoorzaamheid van de mens – die dit niet verdient – maar wel bij de goedheid van de Gever. A nderzijds heeft Hij ook een verschrikkelijke straf aan Zijn wetten verbonden. We kunnen die overtreden als we willen, want God heeft dat niet onmogelijk gemaakt. Maar als we dat doen, zal de zware vloek van God ons achtervolgen. ‘Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. ’ (Gal. 3:10) Dezelfde mond die de wet heeft afgekondigd, spreekt ook de vloek uit. En we weten dat wie Hij vloekt, vervloekt is en wie Hij zegent, echt gezegend is. Vooronderstelling 4: Deze wetten die God ons heeft gegeven om naar te wandelen, hebben vier eigenschappen die door de apostel worden genoemd. ‘A lzo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed. ’ (Rom. 7:12) En in vers 14 staat: ‘Wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. ’ 1. De wet is heilig. De wet van God is een exact afschrift van de heilige wil van God. Er staat niets in wat onbetamelijk of onwaardig is voor de heilige God, Die altijd handelt in overeenstemming met Zijn Wezen en Die te rein van ogen is om de ongerechtigheid of de zonde te aanschouwen. 2. De wet is ook recht vaardig. Het is de maatstaf voor alle recht vaar - digheid onder de mensen. De wet geeft God wat Hem toekomt en de mens eveneens. De mens heeft nergens recht of aanspraak op en heeft geen enkel bezit dan op grond van deze wet. A lleen wat de wet hem toekent, komt hem toe. Verder kan hij nergens aanspraak op maken. Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 73 07-10-19 14:55
74 3. De wet is goed. Deze wet is niet gemaakt om de lusten van een aardworm te bevredigen, maar beoogt wel het voordeel van hen die daaronder leven. Toen God Zijn wet opstelde, heeft Hij zorgvuldig overwogen wat zou dienen tot welzijn van de mens, zowel in de tijd als in de eeuwigheid. In Zijn ongeëvenaarde goedheid en onbegrensde wijsheid heeft Hij het zo bepaald dat onze plicht en ons belang altijd samenvallen. Dus als we handelen in strijd met onze plicht, schaden we ons belang, zelfs als we de beloningen en straffen in het toeko - mende leven buiten beschouwing laten. 4. De wet is geestelijk . Het is geen wet die door mensen wordt uitge - vaardigd en alleen maar gaat over de uitwendige mens. Integendeel, het is een geestelijke wet, die zich uitstrekt tot de ziel en alles wat er in de ziel omgaat. Deze wet stelt grenzen aan de geest van de mens en verplicht hem tot innerlijke gehoorzaamheid en naleving in al zijn opwellingen, neigingen en gevoelens. A lle gedachten, zelfs de aanleiding daartoe, vallen onder deze geestelijke en veelomvattende wet. Dat bracht de psalmdichter tot de uitroep: ‘In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien, maar Uw gebod is zeer wijd. ’ (Ps. 119:96) II. Wat wordt er met zonde bedoeld? In onze tekst wordt de zonde aan alle mensen toegerekend. De echte, formele betekenis van het woord ‘zonde’ is: 1. Tekortschieten in de naleving van de wet. Daarover hebben we al gesproken. De wet eist en beveelt dat wij onze plicht doen. De wet verplicht ons niet alleen tot bepaalde daden, maar eist ook dat we deze doen uit een goed beginsel. Niet alleen moeten onze gedachten, woorden en daden heilig zijn, maar ook de gesteldheid van ons hart moet heilig zijn. Komen we daarin tekort, dan zondigen we. De wet heeft dus ook betrekking op de gesteldheid van het hart. Dat blijkt duidelijk uit de eis dat de boom en de vrucht goed moeten zijn en dat we God moeten aanbidden en dienen met al onze kracht, onze hele ziel en ons hele hart. 2. De wet overtreden . ‘De zonde is overtreding van de wet. ’ (1 Joh. 3:4; KJV ) A ls we het woord ‘zonde’ beschouwen in ruime zin, sluit Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 74 07-10-19 14:55
75 het alle zonden in. Vaak wordt het echter beperkt tot dadelijke zonden of zonden van bedrijf, zoals het in het vorige deel van de beschrijving alleen gaat over erfzonde en zonden van nalatigheid. Zonde is verzet tegen de wet van God. God beveelt: doe, sta op en werk. De mens overtreedt dit gebod en blijft werkeloos zitten. God verbiedt bepaalde zondige daden, maar de mens doet ze toch. Dit is in strijd met Gods bevel en het gevolg van de verachting van Gods gezag. 3. De zonde is dus feitelijk een verachting van God, omdat deze ver - achting de oorzaak van de zonde is. De zonde is het gevolg van een verborgen vijandschap in het hart tegen de A lmachtige. Daarom is het ook een blijk van grote verachting van Hem. De mens kan zo blind zijn dat hij dat niet ziet, maar in Gods oog is de overtreding van de wet precies hetzelfde als de verachting daarvan. ‘A lzo zegt de H eere: Om drie overtredingen van Juda, en om vier, zal Ik dat niet afwenden; omdat zij de wet des H eeren verworpen [of veracht, KJV ] en Zijn inzettingen niet bewaard hebben; en hun leugens hen verleid hebben, die hun vaders hebben nagewandeld. ’ (A mos 2:4) In de ogen van de meeste mensen is de zonde niet erg, maar hoe heel anders zou het zijn als we de zonde zagen in het juiste licht met het oog van het geloof, als we zouden zien dat de zonde een vertreding is van Gods gezag, goedheid en heiligheid en een poging om Hem van Zijn godheid te beroven. III. Enkele kenmerken van de zonde Ik wil hier enkele eigenschappen noemen waarmee de zonde altijd gepaard gaat. 1. De zonde verontreinigt de ziel en is vuil. De schoonheid en de heerlijkheid van de mens bestaat in het nakomen van de heilige en zuivere wet van God en zijn afwijking daarvan maakt hem onrein en vuil. Elke zonde heeft een satan in zich en berooft de ziel van haar schoonheid. Daardoor maakt de mens zichzelf walgelijk, waardoor hij in de ogen van God en in zijn eigen oog verfoeilijk en verwerpelijk is. God haat gruwelen: ‘Doet toch deze gruwelijke zaak niet, die Ik haat. ’ ( Jer. 44:4) Vanwege deze onreinheid wordt de staat waarin de mens van nature verkeert, vergeleken met de toestand van een ellendig kind Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 75 07-10-19 14:55
76 dat in al zijn natuurlijke vuilheid op het veld geworpen is (Ezech. 16) en ook met alles wat verontreinigd is, met modder, slijk en vuiligheid en met een ‘maanstondig kleed’. Toch kunnen al deze dingen nog geen goed beeld geven van de vuilheid van de zonde. 2. De zonde gaat niet alleen gepaard met verontreiniging, maar ook met schuld . Ze stelt de zondaar schuldig en onderwerpt hem aan de straf die God bij Zijn wet heeft gevoegd. Daardoor krijgen we altijd recht op de vloek van God . A ls we de wet van God beschouwen als een voorstelling van Gods heiligheid en volmaakte reinheid aan ons, waardoor ze voor ons de regel en de norm wordt van alle schoonheid, heerlijkheid en reinheid, dan zien we de zonde, die daar haaks op staat, als een smet, een vlek en een verontreiniging. Omdat de wet van God echter het stempel draagt van Zijn koninklijk gezag, brengt overtreding daarvan ons onder de recht vaardige straf voor eerherstel van dit verachte gezag. Zo zien we waarvan alle mensen worden beschuldigd. God klaagt hen hier allemaal aan vanwege de overtreding van de wet. Hij schildert hen allemaal af als veroordeelde, schuldige, wanstaltige en verontrei - nigde zondaren. ‘Zij hebben allen gezondigd. ’ (Rom. 3:23) Iedereen heeft de heilige, recht vaardige, goede en geestelijke wet van de grote Heerser van de wereld overtreden. A lle mensen staan schuldig aan de verachting van Zijn gezag en allen zijn verontreinigd met de gruwel die Zijn ziel haat. Niemand moet gelegenheid vinden om zichzelf te verontschuldigen en te zeggen: ‘Hier wordt niet over mij gesproken. Ik heb God nooit veracht en daarom sta ik niet schuldig aan de zon - den waarvan de mensen worden beschuldigd. ’ Evenmin moet iemand zeggen dat hij rein is. Daarom heeft God deze deur toegesloten door de aanklacht uitspreken over alle mensen, zonder uitzondering. IV. De betekenis van het woord ‘al’ in de tekst Wie worden getroffen door deze algemene ellende? 1. Mensen van allerlei leeftijden. Jong en oud hebben gezondigd, de zuigeling aan de borst en de oude man op de rand van het graf. Nie - mand hoeft een ander te benijden. Een oude man hoeft de onschuld van een kind van een paar dagen oud niet te benijden, want de jongste Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 76 07-10-19 14:55
77 brengt al zoveel zonde in de wereld dat hij afzichtelijk, wanstaltig en schuldig is. Er zijn wel mensen die niet zo erg hebben gezondigd als anderen. K inderen hebben niet gezondigd ‘in de gelijkheid der overtreding van Adam’. Hun leeftijd maakt dat onmogelijk. Maar ze hebben genoeg zonde van Adam geërfd om hen te verdoemen en te bezoedelen. 2. Mensen van allerlei belijdenis, jood en heiden, welke godsdienst zij ook aanhangen. Dit kwaad is niet beperkt tot de aanhangers van één godsdienst, maar treft alle mensen. In dit opzicht brengt de apostel alle mensen onder twee noemers: jood en heiden. Ook bewijst hij in het eerdere deel van de brief uitgebreid dat ze beiden zondaren zijn. 3. Mensen van allerlei rang en stand, hoog en laag, rijk en arm. Een vorst kan zich hier niet makkelijker aan ontworstelen dan een boer. Zij die schitteren in prachtige kleding zijn in dit opzicht even walgelijk en vuil als de pad waarvan ze hun ogen afwenden. Zij die anderen veroordelen of vrijspreken kunnen zelf onder het oordeel liggen. Ja, zo is het gesteld met allen die niet van hun zonden verlost zijn. Zelfs zij die zichzelf boven de wetten durven te plaatsen, zijn niet alleen onderworpen aan Gods wet, maar liggen ook onder de straf vanwege hun overtreding van deze heilige, recht vaardige en goede wet. 4. Mensen van allerlei generaties. God verdelgde niet alleen sommige ellendige zondaren van de aarde door de zondvloed, maar mensen van allerlei leeftijd, rang en stand, in alle generaties. Er was niet één uitzondering onder de natuurlijke nakomelingen van Adam: man en vrouw, groot en klein, rijk en arm, koning en bedelaar, allen hebben gezondigd, van de grootste tot de kleinste. In dit opzicht heeft nie - mand het recht om een ander te veroordelen vanwege zijn zonden, omdat alle mensen God getart hebben: Zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods. Dit brengt ons bij het volgende punt dat we willen behandelen. V. Wat houdt het in om de heerlijkheid Gods te derven? 1. De mens derft die heerlijkheid die hij had door de gelijkvormig - heid van zijn natuur aan God. In 1 Korinthe 11:7 staat dat de mens Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 77 07-10-19 14:55
78 ‘het beeld en de heerlijkheid Gods’ is. En dat was hij inderdaad in zijn eerste en beste staat. O, wat was er van Gods beeld te vinden in de onschuldige Adam! Een geest vervuld met licht. Wat een heerlijk beeld was dit van de God Die licht is en in Wie gans geen duisternis is. (1 Joh. 1:5) Een reine ziel, de exacte kopie van de goddelijke reinheid! De andere schepselen vertoonden een minder duidelijk beeld van de heerlijkheid van Gods wijsheid en macht. Maar onder alle schepselen op aarde was de mens de enige die het beeld van Gods heiligheid, recht vaardigheid en reinheid en andere redelijke deugden van de altijd geprezen God kon vertonen. Daarom was de mens ‘de heerlijkheid Gods’. God pronkte als het ware met hem als het meesterstuk van de zichtbare schepping, die meer van Gods heerlijkheid vertoonde dan alle andere schepselen samen. Dit heeft de mens nu verloren. Hij heeft de schoonheid en de heerlijkheid verloren die hem maakten tot ‘de heerlijkheid van God’. 2. De mens derft de heerlijkheid die hij had als onderkoning van de grote God op deze aarde. Hij was gesteld tot een heerser over Gods werken op aarde. A lle schepselen kwamen hem eer bewijzen, toen ze in het paradijs bij hem kwamen en van hem een naam kregen. Maar nu is de kroon van zijn hoofd gevallen. Hij derft deze heerlijkheid. De schepselen weigeren zich aan hem te onderwerpen. 3. De mens derft de heerlijkheid die hij had toen hij zich in het paradijs in God verheugde. Het was de heerlijkheid, de eer en het geluk van de mens dat hij bijzonder vertrouwelijk met God omging. God en Adam spraken met elkaar in het paradijs. Hem werd het gezelschap van God vergund. Dat maakte hem zo gelukkig. Wat zou een mens kunnen wensen, zolang de algenoegzame God zo’n nauwe, zalige en troostrijke omgang met hem heeft en hem dagelijks overlaadt met Zijn gunstbewijzen? Maar ook dit derft hij nu. 4. De mens derft de heerlijkheid die hij verwachtte. God had hem goed geschapen en hem voorzien van alles wat nodig was voor zijn reis naar de eeuwige, onveranderlijke, onverwelkelijke heerlijkheid. Ook deze heerlijkheid derft hij en dit volgt als vanzelfsprekend op het voorafgaande. Dit is wel veel, maar niet alles wat deze uitdrukking Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 78 07-10-19 14:55
79 ons te zeggen heeft. Er ligt beslist nog meer in. Het woord ‘derven’ lijkt alleen aan te geven wat wij niet ont vangen, maar het wijst ook op wat we wél over onszelf hebben afgeroepen. 5. Het betekent niet alleen dat de mens zijn oorspronkelijke schoon - heid en heerlijkheid in de gelijkvormigheid aan Gods beeld verloren heeft, maar ook dat hij is gevallen in de modder en is verontreinigd door de zonde. De mens die eenmaal het beeld en de heerlijkheid van God was, is nu vuiler dan de aarde waarop hij loopt, dan de modder op straat en de walgelijke pad. 6. Hij is niet alleen de heerschappij die hij bezat kwijtgeraakt, maar hij is ook een slaaf van de zonde geworden. Hij die eens was als een god in deze wereld, is nu tot de hel vernederd. Het leven van hem die de schepselen eens als hun heerser beschouwden, wordt nu dagelijks door hen bedreigd en hij kan door de minste van hen aangevallen worden. 7. Hij is niet alleen de zoete gemeenschap met God die de ziel ver - heugt kwijtgeraakt, maar hij is nu, als het ware, nauwelijks meer in staat om God te aanschouwen. Het zien van God, wat eens zijn leven was, is hem nu de dood geworden. 8. De mens heeft niet alleen zijn recht op de komende zaligheid verbeurd, maar wat nog erger is, door de zonde wacht hem eeu - wige, onbevattelijke ellende en smart. Dit is echt een ontzaglijk verlies. De ellendige mens is door de zonde gevallen van een zali - ge hoop in een onbeschrijflijke afgrond van ellende en droef heid. De kroon is van zijn hoofd gevallen. Zo kort geleden was hij vol - komen schoon, heerlijk, voortreffelijk en lieflijk. Maar nu hebben we reden om ‘Ikabod’ te roepen. Waar is zijn eer gebleven? Nu zullen we onderzoeken wat de oorsprong en de bron van al deze ellende is. Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 79 07-10-19 14:55
80 Waarom liggen alle mensen onder de schuld van de zonde en verkeren ze in deze smartelijke ellende? Deze ellende en droef heid zijn het gevolg van: 1. De schuld van Adams eerste zonde. A ls gevolg van Gods heilige, wijze, recht vaardige en goede besluit vertegenwoordigde Adam zijn hele nageslacht. A ls hij staande was gebleven, waren wij allen in hem staande gebleven en hadden we de onschuld en oprechtheid van onze natuur en de gunst, liefde en genegenheid van de hemel behouden. Maar omdat hij in de zonde gevallen is, hebben we allen in hem ge - zondigd. Door de ongehoorzaamheid van deze ene mens zijn wij allen tot zondaren gesteld, zoals de apostel uit voerig verklaart in Romeinen 5 vanaf vers 12. Dit, dit is de vergiftigde bron waaruit al onze zonde, al ons verdriet en al onze ellende vloeit. 2. De natuurlijke verdorvenheid van ons gemoed die wij van onze voorouders erven. Wij zijn in ongerechtigheid geboren en in zonde heeft onze moeder ons ontvangen. We waren al dodelijk gewond toen we in de baarmoeder werden geformeerd, zoals de psalmdichter klaagt. (Ps. 51:7) Voorwaar, niemand kan een reine geven uit een onreine. Onze door de zonde aangetaste ouders brachten die zonde op ons over. De zonde zit in ons bloed. Van nature zijn we geneigd tot het kwade. We zijn ‘te allen dage alleenlijk boos’. (Gen. 6:5) 3. De vele verzoekingen. Zoals ons hart slecht is en alleen gericht is op het kwade, zo wordt deze besmetting gemakkelijk verder verspreid door de kwaal waarmee we vanwege de zonde bezet zijn. Vanwege de zonde is het schepsel aan de ijdelheid onderworpen. A lle schepselen zijn ondergeschikt geworden aan de lusten van de mensen. De dui - vel en ons verdorven hart gebruiken ze dagelijks om kwaad te doen. Daarom hebben alle mensen gezondigd en derven zij de heerlijkheid Gods. We hebben dit onderwerp vooral gekozen met het oog op de toepas - sing. Daarom hebben we in het leerstellige gedeelte de verschillende punten slechts aangestipt. We zijn nu gekomen bij de toepassing. Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 80 07-10-19 14:55
81 Bij de toepassing van deze tekst willen we ons vooral richten op de overtuiging. Enkele dagen geleden hebben we u de genade, barmhar - tigheid en liefde van God in Christus Jezus voorgehouden. Nu komen we u zeggen dat u schuldig staat aan de zonde. Ons doel is de eer van Christus te vergroten en in Hem de genade en barmhartigheid van de Heere God te ont vangen. Maar ons werk kan daar in zichzelf niet toe dienen, hoewel het door de oneindige wijsheid en goedheid van God daar wel voor gebruikt kan worden. U bent hier allen tegenwoordig voor de Heere om te horen wat Hij tot u zal zeggen. Zoals Ehud tegen Eglon, de koning van de Moabieten zei: ‘Ik heb een woord Gods aan u. ’ (Richt. 3:20) Het is een droevige boodschap, niet heel anders dan de boodschap die Ehud aan Eglon bracht, een tijding des doods. We zijn vandaag tot u gekomen om u in de Naam van God aan te zeggen dat u schuldig staat aan de zonde. Deze boodschap is niet gericht aan sommige snode zondaren, maar aan allen die hier nu voor de Heere staan, aan de kinderen, de jonge mannen en vrouwen, en ook aan de volwassenen en de oude mensen, die gebukt gaan onder het gewicht van heel veel jaren. In de Naam en op het bevel van de grote, ontzaglijke God en Ko - ning, de H eere der heirscharen, Wiens Naam vreselijk is onder de heidenen, en Die het woord van Zijn knechten bevestigt en de raad van Zijn boden volbrengt, moeten wij allen die hier tegenwoordig zijn aanklagen en beschuldigen vanwege de zonde. (Mal. 1:14; Jes. 44:26) Tot nu toe hebben wij het algemeen gehouden. Mogelijk heeft dat bij u hetzelfde uitgewerkt als de gelijkenis van Nathan aanvankelijk bij David. Misschien hebben sommigen van u gezegd dat de ziel die gezondigd heeft terecht de heerlijkheid van God derft en onder de toorn van God ligt. Maar wat we hiervoor tot u in het algemeen hebben gezegd, gaan we nu tot ieder van u persoonlijk zeggen, zoals Nathan ook deed bij David. ‘Gij zijt die man, die vrouw, dat kind, die jongeman of die jonge vrouw die gezondigd heeft en daardoor de heerlijkheid van God derft!’ Om dit werk met vrucht te kunnen doen en u, indien mogelijk, de ogen te openen voor uw staat en toestand, zullen we: I. De beschuldiging en aanklacht die we in Gods Naam tegen u in - brengen, u voorhouden en bekendmaken. Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 81 07-10-19 14:55
82 II. Getuigen inbrengen waardoor we deze beschuldiging voor u allen kunnen bewijzen. III. Door argumenten proberen deze beschuldiging te bewijzen aan: a. kinderen en jonge mensen b. mensen van middelbare leeftijd c. oude mannen en vrouwen I V. Laten zien welke voldoening onze grote Heere eist van zulke zondaars. V. Tonen waarom Hij die voldoening moet eisen. V I. Proberen u voor te stellen hoe ellendig u daarom bent. I. Beschuldiging en aanklacht Wij beschuldigen u niet van een geringe, kleine tekortkoming, die we kunnen goedmaken met een enkele schulderkentenis, door slechts de tollenaar na te spreken: ‘O God, wees mij genadig. ’ Nee, de be - schuldiging gaat diep. De misdaad die wij bedreven hebben, is niets minder dan zonde, zonde tegen de grote Heerser van de wereld. U hebt allen gezondigd. O, als u eens wist wat een wereld van kwaad er opgesloten ligt in die vervloekte zonde! A ls we zeggen dat u gezondigd hebt, hebt u misschien uw antwoord al klaar: ‘O, dat weten we goed genoeg. Is dit alles wat u te zeggen hebt? Toen we hoorden dat u een beschuldiging tegen ons zou inbrengen in de Naam van God, dat u getuigen zou oproepen en dat er een rechtszaak zou plaatsvinden, waren we bang dat er iets verschrikkelijks zou gaan gebeuren en dat er een heel groot kwaad voor de deur stond. Maar we merken dat er niets anders tegen ons wordt ingebracht dan dat we zondaren zijn en wie zal dit ontkennen? Wie weet dit niet? Dat is het lot dat we allen delen. O, God wees ons genadig! We zijn allemaal zondaren. ’ Daar blijft de bekering van de meeste mensen steken. Hun zweren zijn genezen. Ze kunnen leven en misschien ook wel sterven, zonder enige vrees hierover. Zo licht denken de meeste mensen over de zonde. Mogelijk hebben velen van u deze gedachten bij het horen van deze beschuldiging. Maar als u geen verblind verstand, gesloten ogen, dove oren en een verschrikkelijk hard hart hebt, zult u, voordat deze verhandeling afgerond is, van gedachten veranderen. U zult zien dat dit een ontzaglijke en zware beschuldiging is. A ls de Heere hier met Zijn Geest in wil meekomen en ons bekwaam wil maken tot het werk Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 82 07-10-19 14:55
83 dat wij ons voorgenomen hebben, als Hij onder ons wil komen met de overtuigende werkingen van Zijn Geest, zal het gewicht van deze beschuldiging zo op uw hart drukken, dat uw hart daaronder bezwijkt. Zonde is een gewoon woord, een klein woordje, en de meeste mensen menen dat het niet zoveel betekent. Maar vergis u niet, er ligt veel in, meer dan engelen of mensen ooit kunnen ontdekken of ten volle kunnen verklaren. Om te voorkomen dat alles wat ik al gezegd heb een ongegronde bewering lijkt, zal ik u eerst enkele spiegels voor - houden waarin u het afstotelijke karakter van de zonde kunt zien. Of ik zal u, net als Balak bij Bileam deed, naar plaatsen brengen vanwaar u zicht hebt op het weerzinwekkende karakter, de macht en de verderfelijkheid van de zonde. Ten tweede zal ik u zeggen wat een verschrikkelijk en schandelijk kwaad er in elke zonde huist, zelfs in de geringste ijdele gedachten en woorden. Ten derde zal ik enkele zaken noemen die uw zonden bijzonder verzwaren, erger maken en de schuld daarvan vergroten. Zo wordt duidelijk hoe groot de zonde is en wordt uw schuldbrief geopend. Enkele manieren waarop we de zonde kunnen beschouwen Misschien acht u de zonde maar klein, maar ik wil dat u nu de zonde beziet: 1. In de spiegel van Gods wet. Zie hoe de heilige, hoge en verheven God Zijn gedachten en wil aan u bekendmaakt in twee tafels, tafels die de veilige, goede, heilige, recht vaardige, geestelijke en in elk opzicht heilzame wetten bevatten voor het schepsel waarvoor God op zo’n bijzondere en opmerkelijke wijze zorgt. Hoe zal de zonde ons dan voorkomen? Hier, ja, hier zult u zien hoe de zonde deze twee tafels verbreekt en zelfs verbrijzelt, nog erger dan Mozes deed. (Ex. 32:19) Elke zonde, zelfs de minste zonde, werpt deze tafels allebei op de grond. Jakobus heeft immers gezegd dat wie de hele wet houdt en in één gebod zal struikelen, aan alle geboden schuldig is geworden. ( Jak. 2:10) Acht u het licht om de heilige, recht vaardige wet van God, de volmaakte voorstelling van al Zijn heiligheid en onbevlekte zuiverheid te vertrappen en met voeten te treden? Ziet u nog niet hoe vervloekt de zonde is? Dan smeken we u om te letten op: Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 83 07-10-19 14:55
84 2. De natuur van de grote God, de zetel van alle majesteit, heerlijk - heid, schoonheid en uit nemendheid. Hoe weerzinwek kend zal de zonde zijn als u ze ziet in dat licht! Niets in de hele wereld is zo in strijd met en tegengesteld aan de natuur van God als de zonde. De geringste en ogenschijnlijk meest wanstaltige schepselen in de wereld, de pad, het krioelende ongedierte, hebben in hun natuur niets wat strijdig is met Gods natuur. De zonde, alleen de zonde is onverenigbaar met Gods Wezen. God kan niet bij de zonde wonen. ‘De boze zal bij U niet verkeren. De onzinnigen zullen voor Uw ogen niet bestaan. ’ (Ps. 5:5, 6) God heeft zo’n afschuw van de zonde, dat Zijn hart daar als het ware tegen in opstand komt als Hij erover spreekt, zoals we lezen in de al eerder aangehaalde tekst: ‘Doet toch deze gruwelijke zaak niet, die Ik haat. ’ ( Jer. 44:4) A ls u nog niet ziet hoe erg de zonde is, zal ik u meenemen naar een plaats waar u er meer van zult zien. Zie de zonde dan in het licht van: 3. De bedreigingen van de wet. Daar zult u zien hoe de Heere over de zonde oordeelt en wat de zonde is. A lle macht van de hemel, de toorn, de wrevel en de wraak van God zijn gericht tegen de zonde. Neem slechts een van de vele voorbeelden, namelijk wat we lezen in Jozua 7. Daar keerde een volk dat steeds de overwinning behaalde, de vijand de rug toe en werd het verslagen door een volk dat bestemd was tot de ondergang. In het twaalfde vers zegt God bovendien dat het volk in de ban is en dat het niet staande zal kunnen blijven in de strijd. ‘Ik zal voortaan niet meer met ulieden zijn. ’ Waarom? Wat is er aan de hand? Waarom is God zo vertoornd? Wat betekent deze wraak? De reden is dat er een zonde was bedreven. Achan had een deel van de buit van de vijand genomen. Zo ziet u dat God om één zonde een heel volk be - dreigt. Tot slot, leest u Gods Woord maar door. Daar zult u verschil - lende bedreigingen tegenkomen: de ene keer tijdelijke, de andere keer geestelijke straffen, de ene keer uitwendige, de andere keer inwendige of geestelijke rampen. En dat allemaal vanwege de zonde. Acht u dan klein wat altijd alle wraak van de hemel op de schuldige doet neerdalen? Maar dit is nog niet alles. U kunt er nog meer van zien: 4. In de oordelen van God die over de aarde gekomen zijn. A ls we naar het ene volk kijken, zullen we duizenden mensen zien vallen voor Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 84 07-10-19 14:55
85 een wrekende vijand. Hun zwaard is als het ware dronken van bloed. Mensen die kort daarvoor nog wijsheid, moed en talenten hadden waarmee ze eer en aanzien konden verwerven, zijn nu bij hopen op de aarde gevallen. A ls we naar een ander volk gaan, zullen we zien dat er niet minder mensen zijn weggerukt door ziekten en kwalen. Door de tijd raken alle mensen uitgeput. Ga naar de begraafplaatsen. Hoeveel verwoesting is daar te zien! Het stof van vele generaties is daar te vinden. Kunt u hierin de gevolgen van de zonde niet zien? Wat denkt u van al dit jammerlijke onheil en verdriet? Ziet u dan nog steeds niets van de zonde? Dan moet u wel blind zijn. Ik stel u de vraag die Jehu stelde toen hij Achabs dode zonen zag: ‘Wie heeft alle dezen geslagen? ’ (2 Kon. 10:9) Wie heeft al deze trotse zonen, die zo kort geleden nog pochten op hun krijgseer, neergestoten in het diepste van de aarde? Wie heeft ervoor gezorgd dat uw begraafplaatsen vol liggen met vaders en zonen, hoog en laag, rijk en arm, van alle geslachten, rangen, standen en leeftijden? Dat komt door de zonde, want ‘door een mens [is] de zonde in de wereld ingekomen, en door de zonde de dood; en alzo [is] de dood tot alle mensen doorgegaan. ’ (Rom. 5:12) Maar als u de zonde nog steeds klein en licht acht, hebben we nog een andere spiegel waarin u deze kunt bekijken. 5. Ga het huis binnen van iemand die wordt benauwd door zijn ge - weten. Let op Heman en u zult de droeve klacht horen die hij uit - spreekt in Psalm 88. Daar ziet u een man met een benauwde ziel die verschrikt wordt door alle golven en baren van de toorn van God en bijna radeloos is vanwege de verschrikkingen van God. A ls u iemand ontmoet die in zo’n toestand verkeert en het uitschreeuwt omdat zijn ziel zo benauwd is, die zich misschien wel de haren uit het hoofd trekt en op de borst slaat, vraag hem dan naar de reden van al deze benauwdheid. Hij zal zeggen dat de zonde de oorzaak van alles is. Er is geen vrede in zijn beenderen vanwege zijn zonde. (Ps. 38:4) A ls u dan nog niet gezien hebt hoe erg de zonde is, zal ik er weer een andere kant van laten zien: 6. In de weerzinwekkende, schandelijke en ontzaglijke misdaden die in de wereld worden bedreven. Sommige zonden brengen schaamte en schande met zich mee, zelfs voor onze medemensen. Hoe verdor - Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 85 07-10-19 14:55
86 ven de menselijke natuur ook is, toch deinst ze terug voor sommige zonden, omdat die kennelijk zo onverenigbaar zijn met de zwakke overblijfselen van het licht van de natuur. Zoals de apostel zegt in 1 Korinthe 5:1 is er zonde ‘die ook onder de heidenen niet genoemd wordt’. A ls iemand zich aan zulke hemeltergende en karmozijnrode zonden schuldig maakt, krijgt de wereld een af keer van hem. A ls iemand een moord begaan heeft, bloedschande gepleegd heeft of zijn ouders onteerd heeft, zullen alle mensen hem uit de weg gaan en zijn gezelschap mijden als de pest. Maar waarom? Wat is erop tegen? Wat maakt deze misdaden zo weerzinwekkend, dat iedereen zich uit de voeten maakt voor degene die zich daaraan schuldig gemaakt heeft? Het zijn walgelijke zonden. Het enige wat ze van andere zonden on - derscheidt, zijn de bijzondere verzwarende omstandigheden. Wat de aard van de zonde betreft, zijn ze allemaal gelijk, de minste en de grootste. De kleinste zonde is net zo goed een overtreding van Gods heilige wet en een verachting van het gezag van de grote en hoogste Wetgever als de grootste. De zonde is walgelijk als ze in deze grote, hemeltergende misdrijven als het ware nog duidelijker aan het licht komt. Maar de zonde is net zo walgelijk als ze minder zichtbaar is in overtredingen die meer aansluiten bij onze boze en verdorven natuur. Want het verschil tussen grote en kleinere zonden ligt niet zozeer in de aard van de zonde, maar in het oordeel dat wij daarover vellen op grond van de omstandigheden. Maar als uw ogen na al deze verschillende beschouwingen nog zo verblind zijn dat u de zonde niet opmerkt, let dan op: 7. De toestand van de veroordeelde zondaren. Hier hebt u een bij - zonder en aangrijpend beeld van het weerzinwekkende karakter van de zonde. Zie hoe de ellendige zondaren daar bij elkaar liggen en voor eeuwig branden in de poel van sulfer, hoe ze brullen onder de ondraaglijke, maar eeuwige benauwdheid van hun geest. Aanschouw ze in hun jammerlijke toestand. A ls honderden mannen, vrouwen en kinderen levend geworpen zouden worden in brandend pek of gesmol - ten lood, zou dat geen jammerlijk schouwspel van ellende en verdriet zijn? Zou dat niet hart verscheurend zijn? Uiteraard. Maar dit alles is niets vergeleken met de onuitsprekelijke ellende van de duivelen en de verdoemde zondaren, die gevallen zijn in de handen van de levende Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 86 07-10-19 14:55
87 God Die wraak oefent over de zonde. Ze liggen gekluisterd in zware ketenen van ondoordringbare, diepe duisternis, voor eeuwig wegge - zonken in de bodemloze put van Gods toorn en verstikt door de damp uit de poel van vuur en sulfer. A lle vermogens van hun ziel en alle ledematen van hun lichaam zijn helemaal vervuld met de toorn van de eeuwige God. Aanschouw dit en verwonder u over dit ontzaglijke en verbijsterende schouwspel. A ls de hel nu geopend werd, en u de veroordeelde zondaren zag in de ketenen van de duisternis, als u hun verschrikkelijke gekerm hoorde en de damp van de bodemloze put voelde, dan zou u enigszins beseffen wat de zonde is. Het is alleen de zonde die dat verschrikkelijke en onblusbare vuur van Gods toorn heeft aangestoken en de veroordeelde zondaren daarin geworpen heeft. En het is de zonde die hen daar gevangen houdt en kwelt. A ls u daar een rechte indruk van had, hoe walgelijk zou de zonde dan in uw oog zijn. A ls u, na alles wat er gezegd is, nog meent dat de zonde niet zo slecht is als wij ze voorstellen, kom dan nog een keer met me mee en aanschouw de zonde in het licht van: 8. Het lijden van Christus. Hier is een spiegel, misdadigers, waarin u uw eigen gezicht kunt zien! U acht de zonde maar klein en bewaart die misschien als een lekkernij in uw mond. Maar kom en zie wat de zonde, waarin u zich zo schromelijk vergist, werkelijk is! Zie, de zonde draagt niet alleen het zwaard, hoe onbegrijpelijk, maar steekt het ook in de zijde van Christus! Zondaren, vanwege dit schouwspel beefde de aarde en werd de zon verduisterd, zoals we lezen in Mattheüs 27:51 en Lukas 23:45. In deze spiegel kunt u zien: (1) Wat Gods gedachten over de zonde zijn. De zonde is onverenigbaar met Gods natuur. Hij heeft de Zoon van Zijn liefde hoog geëerd, toen Hij vanuit de voortreffelijke heerlijkheid sprak: ‘Deze is Mijn Zoon in Wie Ik een welbehagen heb. ’ Toch kon de liefde van de Vader de hand van de onverbiddelijke gerechtigheid niet weerhouden om Zijn Zoon te treffen, ja, om Hem te doden voor de zonde van de uit ver - koren wereld. Zou het geen krachtig bewijs zijn van de af keer van een vader van iets, als hij liever zijn zoon, zijn enige zoon, die hij zo hartelijk lief had, zou doden dan dat kwaad door de vingers te zien? (2) Hierin kunt u de verdorvenheid van de zonde duidelijker zien dan in alle andere dingen. Nooit is er iets geweest wat zo’n recht besef gaf Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 87 07-10-19 14:55
88 van de smet van de zonde als de dood van Christus. A ls niets minder dan het bloed van Christus nodig is om ons te reinigen, moet onze verontreiniging heel diep doorgedrongen zijn. (3) Hierin vinden we ook een krachtig bewijs van de macht van de zon - de. Nooit kwam deze duidelijker openbaar dan toen de ogen van de verdor ven mensenk inderen door de macht van de zonde zo verblind werden dat ze de heerlijkheid van de Eerstgeborene van de Vader, Die zo vol was van genade en waarheid, niet meer konden aanschouwen. ( Joh. 1:14) Dagelijks schitterde Zijn goddelijke natuur als het ware door Zijn menselijke natuur heen in wonderen en werken die God alleen kon doen en woorden die God alleen kon spreken. De macht van de zonde bleek niet minder duidelijk toen de mensen daardoor gedreven werden tot die hemeltergende goddeloosheid dat ze hun handen bezoedelden met het bloed van God. O, zondaren, wilt u zien wat de zonde inhoudt? K ijk dan naar de handen die verontreinigd zijn met het bloed van Christus en zeg dan wat u ervan denkt. Maar mogelijk zullen sommigen van u zeggen: ‘Wat heeft dit met ons te maken? Wij staan niet schuldig aan deze zonde. Wij hebben onze handen nooit bevlekt met het bloed van Christus. Daarom kunnen we niet inzien hoe wij hierin gezondigd hebben. U verkondigt ons hoe walgelijk de zonde is waaraan we schuldig staan voor God. Maar wij hebben niets te maken met de kruisiging van Christus. ’ Hierop ant woorden wij: a. We zouden wel kunnen toegeven dat uw beweringen over uw on - schuld in dit opzicht waar zijn. Hierin komt echter veel van de aard van uw zonde openbaar. Uw zonde is even slecht als het doden van de Zoon van God. Daarom is ze in elk opzicht daarmee te vergelijken. Uw zonde is eigenlijk exact hetzelfde als de zonde waartegen God Zijn haat op zo’n ontzaglijke wijze heeft getoond in de dood van Zijn eniggeboren Zoon, Die Hij niet gespaard heeft, maar in de dood heeft overgegeven, toen Hij de ongerechtigheid van de uit verkorenen op Hem heeft gelegd. b. Wij zeggen dat u aan déze zonde schuldig staat. A ls u dat ontkent, wil ik u graag één vraag stellen. Durft u, met opgeheven hoofd, voor Gods aangezicht te zeggen dat u Jezus Christus de eerste keer dat Hij u werd aangeboden hebt aangenomen? A ls u dat niet gedaan Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 88 07-10-19 14:55
89 hebt, bent u schuldig, omdat u metterdaad zegt dat het geen misdaad was om Hem ter dood te brengen. Metterdaad getuigt en verklaart u dat de uitroep van de Joden terecht was en brengt u het bloed van Christus over u. Daarom kunt u in hun zonde uw eigen zonde zien. A lle mensen tot wie het Evangelie komt, moeten vóór of tegen de vervolging van Christus door de Joden zijn. We kunnen niet tegen de Joden getuigen, tenzij we geloven wat het Evangelie over Christus leert, namelijk dat Hij echt de Zoon van God en de Zaligmaker van de wereld is. Voor zover we hier niet mee willen instemmen, staan we schuldig aan de dood van Christus. Want het ongeloof onderschrijft de beschuldiging van de Joden tegen de Zoon van God en zegt dat Hij een bedrieger is. c. U bent gelovig of ongelovig. A ls u gelovig bent, is Christus om uw zonden ter dood gebracht en om uw ongerechtigheden verbrijzeld. ‘Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtig - heden is Hij verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de H eere heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen’, zegt de profeet Jesaja in naam van de uitverkorenen. ( Jes. 53:5, 6) A ls u ongelovig bent, gelooft u het getuigenis niet dat Christus van Zich - zelf heeft gegeven, namelijk dat Hij de Zoon van God is. U beweert dus feitelijk dat Hij een bedrieger is en de dood heeft verdiend. De Joden waren wreed, maar u kunt wel zeggen dat zij Christus met uw goedkeuring veroordeeld hebben. Wat denkt u, strafwaardige zondaren, nu we u in deze acht verschil - lende spiegels de zonde hebben laten zien waarvan we u beschuldigen? Is het geen verschrikkelijke misdaad? A ls uw geweten niet helemaal afgestompt is, moet u dat erkennen. Sommigen zijn misschien nog zo blind dat ze niet kunnen begrijpen waarvan wij hen beschuldigen. Wat in de minste zonde, in elke overtreding, ligt opgesloten Deze beschuldiging die we tegen u willen inbrengen, is niet gering. 1. Er ligt atheïsme in. Een atheïst, die ontkent dat God bestaat, is van nature een monster, een schepsel dat zo diep verdorven is dat sommige mensen eraan getwijfeld hebben of er ooit nakomelingen Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 89 07-10-19 14:55
90 van Adam geweest zijn of kunnen zijn die zo slecht zijn dat ze deze verschrikkelijke leugen in principe kunnen geloven. Er zijn praktische atheïsten. De apostel Paulus noemt en omschrijft hen in Titus 1:16: ‘Zij belijden dat zij God kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken, alzo zij gruwelijk zijn en ongehoorzaam. ’ Of, zoals het in de grondtaal staat: ‘kinderen die zich niet laten overtuigen en een hekel hebben aan alle goede werken’. Niemand kan ontkennen dat zulke mensen bestaan, want elke zondaar is in zekere zin een atheïst, omdat in elke zonde atheïsme besloten ligt. In Psalm 14 en 53 vinden wij een beschrijving van de natuurstaat van de mens. Let eens op de bron van alle ongerechtigheid in vers 1 en 2: ‘De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. ’ Dan volgt een hele reeks dadelijke zonden: ‘Zij ver - derven het, en zij bedrijven gruwelijk onrecht; er is niemand die goed doet. ’ De psalmist spreekt hier niet over enkele losbandige zondaren onder de Joden en de heidenen die God niet kenden, maar over het hele nageslacht van Adam, Jood en heiden. Dat bewijst de apostel in vers 10-12 van ons teksthoofdstuk, waar hij teksten aanhaalt om te bewijzen dat we allemaal gezondigd hebben en de heerlijkheid van God derven. Eigenlijk is elke zonde een bewijs dat we niet in God geloven. Is het geen ontkenning van Gods heerschappij als we Zijn wetten overtreden? Is het geen ontkenning en belediging van Gods heiligheid als we onze vuile zonden voor Zijn aangezicht neerwer - pen? En is het geen verachting van Zijn wijsheid als wij onze eigen wil tot regel en richtsnoer van onze daden maken? We ontkennen Zijn algenoegzaamheid als we erkennen dat we meer vreugde in de zonde of in het schepsel vinden dan in Hem. Elke zonde is tenslotte op de een of andere manier een verloochening van al Gods deugden en daarom ligt er in elke zonde atheïsme besloten. Dit is een zeer ernstige aanklacht. Het is niets minder dan een beschuldiging van atheïsme. Geen enkele zonde is verwerpelijker of kan verfoeilijker zijn. Want alle kwaden beginnen hiermee en lopen ook hierop uit. Daarom voelen we meestal zo’n weerzin en af keer van atheïsten. Maar zelfs zij die de atheïst het meest haten, zijn niet vrij van atheïsme. Zij die het eerst zullen twijfelen aan de waarheid dat alle zondaren schuldig staan aan atheïsme, zijn waarschijnlijk de grootste atheïsten. Maar dit is niet alles; het is slechts een deel van de beschuldiging die tegen u is ingebracht. Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 90 07-10-19 14:55
91 2. We beschuldigen u allen van afgoderij. U bent zondaar en in elke zonde ligt afgoderij besloten. U zult zeggen: ‘Hoe is dit mogelijk? We hebben ons hele leven nooit een afgod aanbeden en nooit onze knieën gebogen voor een vreemde god. We danken God dat het ons beter geleerd is. We zijn niet opgevoed als rooms-katholieken of als heidenen, maar als gereformeerde christenen, die alle afgoden verwerpen en slechts één God willen dienen. ’ Ondanks dit alles bent u toch een afgodendienaar! Denkt u dat voor de heilige God alleen openlijke afgoderij zonde is? Dat komt beslist omdat u Hem en Zijn wet niet kent. A ls u een van beide kende, zou u nooit proberen uzelf te recht vaardigen. Er is niet alleen uiterlijke, openlijke afgoderij, maar ook meer verborgen, innerlijke afgoderij. Verschillende men - sen tot wie Ezechiël profeteerde, deden hun plichten, ik bedoel hun uitwendige godsdienstige plichten, even stipt en nauwkeurig als u. Ze waren uitwendig in het verbond, net als u. Zeer waarschijnlijk hadden ze gebroken met alle uitwendige afgoderij, want na de Babylonische ballingschap, ten tijde van Ezechiël, dienden de Joden de afgoden niet meer zo als vroeger. Maar luister eens welke boodschap de profeet brengt aan deze Joden in hoofdstuk 14 van zijn profetieën. God zegt tegen hem: ‘Mensenkind, deze mannen hebben hun drekgoden in hun hart opgezet en hebben de aanstoot hunner ongerechtigheid recht voor hun aangezichten gesteld. ’ (Ezech. 14:3) En in het vervolg van dit hoofdstuk dreigt Hij hen met zware en verschrikkelijke straffen. Iedereen die iets anders koestert in zijn hart op de plaats die alleen God toekomt, is een afgodendienaar. Want afgoderij houdt in dat wij de liefde, de achting, het vertrouwen, de hoop, de vrees, de eerbied of de gehoorzaamheid waarop God recht heeft aan een ander schepsel geven. Wie maakt zich daar niet schuldig aan als hij de zonde dient? Gehoorzaamt hij dan niet zijn eigen wil of de duivel in strijd met Gods gebod? Stelt hij zichzelf óf de satan daardoor niet in Gods plaats? O, denk toch na over dit deel van de aanklacht tegen u en beef! 3. Elke zonde is een godslastering en doet God oneer aan. Godslaste - raars zijn mensen die spotten met de hemel en van wie de psalmdichter zegt: ‘Zij zetten hun mond tegen de hemel, en hun tong wandelt op de aarde. ’ (Ps. 73:9) Zij sparen God en mensen niet met hun woorden. Maar godslasteraars zijn ook mensen die God met hun daden ont - Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 91 07-10-19 14:55
92 eren: ‘Maar de ziel die iets gedaan zal hebben met opgeheven hand, hetzij van inboorlingen of van vreemdelingen, die smaadt de H eere; en diezelve ziel zal uitgeroeid worden uit het midden van haar volk; want zij heeft het woord des H eeren veracht en Zijn gebod vernietigd; diezelve ziel zal ganselijk uitgeroeid worden, haar ongerechtigheid is op haar. ’ (Num. 15:30, 31) Zondaren, vindt u uw overtreding van Gods geboden slechts een kleine zonde? Misschien is het licht in uw ogen, maar let er eens op of Gods Woord of uw woord zal bestaan. U noemt het een lichte zonde, maar God voelt Zich daardoor beledigd. Hij beschouwt dat terecht als een belediging: (1) Elke zonde beschuldigt Hem van dwaasheid. God heeft de men - sen wetten gegeven om daarnaar te wandelen, om Zijn wijsheid te openbaren. Hij heeft namelijk wetten opgesteld die pasten bij de onbegrensde wijsheid van de hoogste Heerser van de wereld. In feite zegt de zondaar door elke zonde dat Gods wetten niet wijs zijn. A ls hij de zonde doet, volgt hij zijn eigen wil. Hij meent dat deze beter is. (2) Elke zonde is een verachting van Gods goedheid. De zondaar zegt met zijn daden dat God noch Zijn wetten goed zijn, maar dat God hem door onwetendheid, dwaasheid of kwaadwilligheid heeft onthouden wat goed voor hem zou kunnen zijn. Eigenlijk zegt hij dat Gods wetten niet dienen tot voorspoed en zegen van Zijn onderdanen. (3) Bovendien is elke zonde een verachting van de gerechtigheid en heiligheid van God, voor zover deze in deze wet afgedrukt zijn. De zondaar verwerpt deze deugden niet alleen, maar vertreedt ze ook. Hij gelooft God niet, maar maakt Hem tot een leugenaar. (1 Joh. 5:10) Wie God niet gehoorzaamt, beschuldigt Hem dus van onge - rechtigheid of dwaasheid. Dit is nog erger dan verklaard atheïsme. De atheïst gelooft helemaal niet in God. Daarom heeft hij niet zulke verkeerde gedachten van God als iemand die in God gelooft, maar Hem metterdaad beschuldigt van onwetendheid, dwaasheid en on - reinheid. Maar dit is nog niet alles wat besloten ligt in de misdaad waarvan wij u beschuldigen. 4. Elke zonde is roof. Het is diefstal, een poging om een van de kroonjuwelen van de hemel te ont vreemden. God heeft gezegd dat Hij Zijn eer aan geen ander zal geven. Daarbij hoort ook Zijn abso - lute heerschappij, die Hem lief is. Elke zondaar probeert God van Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 92 07-10-19 14:55
93 deze macht te beroven en die aan satan of de zonde te geven. Er is geen zwaardere diefstal dan God van Zijn macht beroven en deze aan onszelf of een ander geven. Het hoogste gezag komt aan God toe: we moeten al Zijn geboden stipt gehoorzamen. Wie het gebod gehoorzaamt, geeft God de eer en erkent Hem als Heerser van de wereld. Deze eer is van God en die eist Hij van de wereld. Door elke zonde die hij doet, probeert de zondaar God van Zijn eer te beroven en zichzelf toe te eigenen wat van God is. We lezen dat God Zelf Zijn volk dat naar Zijn Naam genoemd was, beschuldigt van diefstal: ‘Zal een mens God beroven? Maar gij berooft Mij en zegt: Waarin beroven wij U? In de tienden en het hefoffer. Met een vloek zijt gij vervloekt, omdat gij Mij berooft, zelfs het ganse volk. ’ (Mal. 3:8, 9) Daarom zeg ik ook tegen u dat u God beroofd hebt. U zult zeggen: ‘Waarvan hebben wij God beroofd? ’ Ik antwoord: ‘U hebt Hem beroofd van wat meer waard is dan de tienden en het hefoffer. Met elke zonde berooft u Hem van wat Hij beter acht dan offerande. ’ ‘Heeft de H eere lust aan brandoffers en slachtoffers, als aan het gehoorzamen van de stem des H eeren? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen. ’ (1 Sam. 15:22) Maar dit is nog niet alles. 5. Elke zonde is ook rebellie. Elke zondaar is een rebel tegen God. Hij werpt het juk van God af. Hij verbreekt de touwen van de ge - hoorzaamheid en neemt de wapens op tegen God, de grote Heerser van de wereld. Rebellie is zo verwerpelijk. Vaak is deze aanklacht ten onrechte gebruikt. In de eerste eeuwen na Christus kleedden vervolgers de heiligen van de A llerhoogste met de huiden van wil - de dieren om hen door de honden te laten verscheuren. 50 Sommige mensen werden rebel genoemd. Ze kregen een slechte naam, omdat ze de onwettige en goddeloze bevelen van mensen niet gehoorzaam - den, terwijl ongehoorzaamheid aan Gods geboden werd goedgepraat. Het vervullen van plichten werd rebellie genoemd. Maar de ergste opstandigheid tegen de allerhoogste God, de Eigenaar van hemel en aarde, zoals dronkenschap, vloeken en vervolging, werd heel erg 50. In die eeuwen kende men de keizer goddelijk gezag toe. Omdat de christenen weigerden te zeggen dat de keizer hun Kurios, hun Heere, was, werden zij ver - oordeeld tot de marteldood. Noot vertaler. Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 93 07-10-19 14:55
94 vergoelijkt. De dronkaard werd een aardige kerel genoemd, de vloe - ker een fatsoenlijk man en de vervolger een trouwe onderdaan. Maar God zal ervoor zorgen dat deze misstanden hersteld worden en dat de zonden eerlijk bij de naam genoemd worden. Dan zal blijken dat zonde, en zonde alleen, rebellie is. En daarvan beschuldigen wij u. Dat wij terecht elke zonde opstand noemen, zult u spoedig inzien, als u de volgende tekst overdenkt: ‘Zo gij de H eere zult vrezen en Hem dienen en naar Zijn stem horen, en de mond des H eeren niet wederspannig zijt, zo zult gijlieden, zowel gij als de koning die over u regeren zal, achter de H eere uw God, zijn. Doch zo gij naar de stem des H eeren niet zult horen, maar de mond des H eeren wederspannig zijn, zo zal de hand des H eeren tegen u zijn, als tegen uw vaders. ’ (1 Sam. 12:14, 15) Zo ziet u dat ‘horen’ en ‘niet weerspannig zijn’ en ‘niet horen’ en ‘weerspannig zijn’ in Gods oog duidelijk hetzelfde zijn. God gebruikt deze woorden zo: als u hoort en niet weerspannig bent; als u niet hoort en weerspannig bent. Deze aanklacht brengen we nu tegen u in. We beschuldigen u in Gods Naam van rebellie. Zoals u net hebt gehoord, zijn rebellie en zonde in de Schrift, en daarom ook in Gods oog, één en hetzelfde. De Geest van God verklaart ons hoe verschrikkelijk deze misdaad is: ‘Wederspannigheid is een zonde der tover ij. ’ (1 Sa m. 15:23) 6. We beschuldigen u ook van doodslag. U zult zeggen: ‘Dit is een zware beschuldiging als die overtuigend wordt bewezen. A ls de juist - heid van de beschuldiging wordt aangetoond, moeten we volgens de wet van God en mensen sterven. ’ Hoe moeilijk dit in uw ogen ook te bewijzen is, we zullen echter aantonen dat het voor u allemaal geldt, en wel op de volgende manier. U hebt gezondigd en elke zondaar is een doodslager, een doodslager van de ergste soort. De wijze Salomo heeft terecht gezegd: ‘Een enig zondaar verderft veel goeds. ’ (Pred. 1:18) (1) Door de zonde doodt hij zijn eigen ziel. Wat van overspel wordt gezegd, geldt voor elke zonde. ‘Hij verderft zijn ziel, die dat doet. ’ (Spr. 16:32) Dus staat hij schuldig aan de ergste zonde, zelfmoord. Wie deze zonde doet, doodt niet alleen een lichaam, maar ook een ziel. (2) Wie deze zonde bedrijft, is in zijn hart een doodslager van God. Dat blijkt duidelijk uit de volgende twee teksten. In 1 Johannes 3:15 staat dat haat voor doodslag gehouden wordt: ‘Een iegelijk die zijn Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 94 07-10-19 14:55
95 broeder haat, is een doodslager; en gij weet dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende. ’ En in Romeinen 8:7 staat dat ‘het bedenken des vleses vijandschap is tegen God’. (Rom. 8:7) In de staat waarin hij wordt geboren, is de natuurlijke mens dus een hater en vijand van God en daarom is hij in Gods oog ook een doodslager van God. Want wie een ander mens haat, wordt alleen van dood - slag weerhouden omdat hij er de gelegenheid of de kracht niet voor heeft, omdat geheimhouding niet mogelijk is of om een soortgelijke reden. Elke zonde is het gevolg van die natuurlijke vijandschap en de vrucht van deze vijandschap groeit in een vleselijk gemoed. Elke zonde heeft dus ook die wortel en is daarom haat of vijandschap tegen God. Daarmee zeggen we eigenlijk dat God niet zou mogen bestaan. Dat zaad van vijandschap, dat een mens aanzet tot de zonde en tot de overtreding van Gods wet, zou hem er zelfs toe brengen om God te doden, als dat mogelijk was. Elke zonde is gekant tegen niets minder dan Gods leven. We zeggen niet dat elke zondaar de dood van God beoogt, maar wél dat elke zonde daarop is gericht. Bij elke zonde stelt de mens zijn eigen wil boven Gods wil. A ls hij zijn doel kon bereiken, zou God ophouden te bestaan, want God kan Zijn wil niet overleven. Hij kan Zijn Wezen net zo min overleven als Zijn heerlijkheid. We kunnen Gods eer niet krenken zonder Hem Zelf aan te tasten. Zo is het met elke zondaar gesteld. Ik heb nu bewezen dat in elke zonde een doodslag besloten ligt. A lle mensen die gezondigd hebben, en dat hebt u allemaal gedaan, staan dus schuldig aan doodslag, en wel van de ergste soort: ze hebben zichzelf, hun ziel, ja, God gedood. En als het bloed van het lichaam geëist zal worden van de hand die het vergoten heeft, wat zal dan het deel zijn van hen die het bloed van een ziel vergoten hebben? En als het hen kwalijk zal vergaan, wat zal er dan worden van hen die God doden? A ls een gewone doodslag gewroken wordt, dan zal het doden van onszelf en van onze ziel zeker zevenmaal gewroken worden. Is het doden van onze ziel zo’n grote zonde en brengt het zo’n zwaar verderf over de schuldige? O, zondaren, hoe zal het dan gaan met hen die het op het leven van God gemunt hebben? Acht u de zonde waarvan u beschuldigd wordt nog steeds klein, nu we deze enigszins hebben blootgelegd? Wie dat doet, heeft er geen enkel Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 95 07-10-19 14:55
96 besef van Wie God is en wat Zijn dienst inhoudt. Hij is onverstandig en dwaas. A ls atheïsme, afgodendienst, godslastering, roof, rebellie en doodslag geen zware zonden zijn, wat dan wel? En we hebben duidelijk gemaakt dat onze aanklacht tegen u, of beter gezegd Gods aanklacht tegen u, niet minder zwaar is. Maar dit is niet alles wat we kunnen zeg - gen tot recht vaardiging van God en veroordeling van u. Verre van dat. Wat deze zonden verzwaart en de schuld daarvan verergert U hebt gezondigd en daarom staat u schuldig aan atheïsme, afgo - dendienst, godslastering, roof, rebellie en doodslag. Maar dat niet alleen; er zijn ontzaglijk veel verschrikkelijke omstandigheden die deze zonden verzwaren en veel erger maken. Het is alsof we allemaal nullen achter een getal plaatsen. In zichzelf hebben nullen geen enkele waarde, maar als ze achter een ander getal geplaatst worden, neemt dat heel sterk in waarde toe. 1. A l deze zonden hebt u bedreven, ondanks de vele duidelijke waar - schuwingen tegen de zonde die u hebt ontvangen. Om niet te spreken over alles wat u in Adam had: volmaakte kracht, een volmaakte wil en volkomen geluk. In hem hebt u niet alleen tegen al deze weldaden gezondigd, maar allen die hier aanwezig zijn hebben ook gezondigd tegen veel duidelijke waarschuwingen die God u geschonken heeft om u voor de zonde te bewaren. (1) U hebt gezondigd, ondanks de ontzaglijke bedreigingen van Gods wraak tegen de zonde. U hebt gezondigd onder de donder van de berg Sinaï. Zelfs toen u de vlammen van de hel, vanwege de bedreigingen van God, voor ogen zag, hebt u de A llerhoogste durven tergen door al deze ontzaglijke bewijzen van Zijn toorn te verachten. (2) U hebt gezondigd ondanks verschrikkelijke voorbeelden van het oordeel van God tegen overtreders. U hebt als het ware uw vrien - den in de hel zien storten en toch hebt u volhard in de misdaden waarvoor zij zo gestraft werden. Zeg eens eerlijk, wie van u heeft niet een opmerkelijk voorbeeld gezien van de oordelen van God tegen de zonde en de zondaren? In elk geval hebben we daar in ons land de laatste tijd niet weinig voorbeelden van gezien. Hebt u niet gezien dat sommigen, verteerd door het vuur van hun lus - ten, ziek geworden zijn en daardoor in de bodemloze afgrond van Groot belang van de zaligheid_bw-new. indd 96 07-10-19 14:55
97 de brandende toorn van God gestort zijn? Desondanks hebt u vol - hard in de zonde en bent u daarvoor