5 1 In de vroege lente van 1913 H ope Ir vine greep een handvol strooibiljetten en baande zich ee n weg naar de laatste wagon van de schommelende trein. Ze duwde de zware deur open en met haar vrije hand greep ze zich vast aan de reling van het achterbalkon van de trein. Om haar lippen verscheen een blije glimlach terwijl ze naar voren leunde om de folders uit te strooien van de “Bode van Hoop”, de wagenkerk die aan haar va- ders zorg was toevertrouwd. Maar waar waren de kinderen die anders altijd achter de trein aan renden als ze aankwamen in een nieuwe stad? Had ze zich vergist in de aankomsttijd? Zaten de kinderen nog op school? Deze keer geen kleine meisjes met paardenstaarten die in de wind wapperden en jonge jongens die met hun pet zwaaiden. De enige mensen die de trein zagen aankomen, waren wat mannen met chagrijnige gezichten die buiten een kroeg vlak bij de spoorlijn rondhingen. Toen een aantal van die mannen naar haar begon te roepen en te f luiten, schrok Hope, verloor haar grip op de reling en HOOFDSTUK
6 tuimelde achterover. Ze kwam op haar rug terecht, met haar rokken uitgespreid. Ze greep met haar rechterhand naar haar hoofd, maar was net te laat. Haar met striklinten versierde hoed, die perfect paste bij haar donkerrode mantelpakje, waaide van het achterbalkon van de trein als een vlieger op een winderige dag. Snel trok ze haar rok weer recht, pakte zich vast aan de achterreling en trok zich op tot ze zat. Ze voelde een vlaag van woede opkomen toen ze zag hoe een van die ongure types haar nieuwe hoed over zijn hoofd trok, toen in de lucht sprong en zijn laarzen tegen elkaar liet klak - ken. Haar ogen werden klein en ze fronste. Voor ze weer op de been was, boog haar vader zich over haar heen met een bezorgde blik in zijn ogen. ‘Je hebt je pijn gedaan! Het spijt me, Hope. Vanaf nu zal ík de biljet - ten wel uitstrooien.’ Terwijl hij haar overeind hielp, schom - melde de trein en ze grepen zich allebei vast aan de reling om niet weer op het achterbalkon te tuimelen. Hij trok haar tegen zich aan. ‘Het gaat wel, papa. Alleen mijn nieuwe hoed heeft te lijden gehad, en mijn trots misschien.’ Zijn arm rond haar schouder klemde haar nog dichter tegen zich aan. ‘Het was een vergissing van me om je hier mee naartoe te nemen. Deze wagen is geen geschikte woning voor een jonge vrouw als jij. Ik had me niet zo makkelijk moeten laten ompraten.’ Haar vader deed de waarheid geen geweld aan als hij zei dat hij gemakkelijk te overtuigen was geweest. Tot Hopes ver - bazing had hij al na een paar uur onderhandelen met haar ingestemd met het plan. Zijn besluit was ongetwijfeld ook beïnvloed door het gevoel van eenzaamheid waar hij de af - gelopen jaren in zijn brieven over had geschreven. Als ze zijn zorgen niet wegnam, zou dit kleine incident er nog de oorzaak van zijn dat hij – nog voor ze hun eindbestemming
7 hadden bereikt – een andere oplossing bedacht voor de vraag waar zij moest wonen. ‘Pfff !’ Hope lachte naar haar vader. ‘En al die vrouwen dan, die al jaren met hun mannen meereizen in de wagenkerk? Ik ben toch niet de eerste die deze uitdagingen moet over - winnen? Met alles wat ik op deze reis tegenkom, hebben die vrouwen ook al eens te maken gehad.’ Haar vader zuchtte. ‘Of je het nu wil toegeven of niet – het is een groot verschil of je als getrouwde vrouw je man verge - zelt, of dat je als negentienjarige domineesdochter meegaat. Op jouw leeftijd weet je nog niet echt hoe hard het leven kan zijn. Bovendien ben je nog maar een kind. Als het hard gaat waaien, val je zo om.’ Een haarspeld viel uit Hopes eigenwijze bos roodbruine krullen en bleef steken in de donkerblauwe zoom die haar wijde rok accentueerde. Ze trok de speld los uit de decora - tieband en stak hem weer in haar haar, voordat ze haar vader met een glimlach opnam. ‘U kunt me nog zo bang maken met verhalen over ongure types en over het zware leven in een wagenkerk, maar ik zal er echt niet door van gedachten veranderen. Ik geloof dat de Heere wil dat ik aan uw zijde blijf. Die kerels en de onzin die ze uitkramen – daar loop ik echt niet voor weg.’ Met een snel gebaar veegde ze het roet van haar rok voor ze weer terugstapte, de wagenkerk in. Ook al was haar vader iemand die een gesprek pas eindigde als hij er klaar mee was, hoopte ze toch dat haar laatste opmerking een einde zou maken aan hun discussie. Haar vader volgde haar op de hielen, terwijl zij via het smalle middenpad tussen de rijen houten kerkbanken naar voren liep. De wagenkerk had de grootte van een treinwagon. ‘Je kunt wel weglopen, maar we zijn hier nog niet over uitge - praat, Hope.’ Hij wees met zijn duim naar het raam. ‘Ik had niet moeten toegeven en jou niet moeten meenemen. Als
8 ik de tijd had gehad om goed over het idee na te denken, dan had ik zeker voet bij stuk gehouden en was je in Pitts - burgh gebleven.’ Ze liep verder tot ze het piepkleine woongedeelte achter in de wagen bereikte. Ze wrong zich door de smalle ruimte tussen de slaapkooien en de eettafel, ging zitten en gebaarde naar haar vader dat hij tegenover haar kon plaatsnemen. ‘Als u de voordelen en de nadelen tegen elkaar afweegt, dan ge - loof ik dat u het snel met mij eens zult zijn dat dit de plek is waar ik moet zijn, papa. Bovendien vond u ook dat u ie - mand nodig had om te helpen met de kinderen, en ook al bent u een begaafd predikant, we weten ook allebei dat de Heere u geen groot talent voor muziek geschonken heeft.’ Haar vader gromde en liet zijn magere lijf in een stoel zak - ken. Toen keek hij haar recht in de ogen. ‘Dat mag allemaal waar zijn, en het is voor mij ook geweldig f ijn dat je hier bent, zodat je op het orgel kunt spelen en de zang kunt be - geleiden. Maar tot nog toe heb ik het ook zonder jou gered, dankzij de grammofoon en zo nu en dan met de hulp van een vrijwillige organist uit de stadjes waar ik kwam. Je hebt al bewezen dat ik jouw talenten goed kan gebruiken binnen de kerk, maar tegen welke prijs?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik vind dat jij terug naar huis moet. We gaan straks naar een mijnstadje en daar is het leven totaal anders dan het leven dat jij tot nog toe gekend hebt.’ Die woorden sprak hij met zo’n overtuiging uit dat Hope even met stomheid was geslagen. Met grote ogen staarde ze hem aan en wachtte af. Nu zou hij op zijn beslissing terug - komen. Maar het enige geluid in de schommelende wagen was het ratelen van de wielen terwijl de trein de beboste helling oppufte, richting het volgende stadje. Toen ze de stilte niet langer kon verdragen, reikte ze over de smalle tafel heen en pakte de ruwe hand van haar vader
9 vast. Niet de handen die je zou verwachten bij een dominee, maar Layton Irvine was timmerman en aannemer geweest voor hij, jaren geleden alweer, zijn eerste aanstelling als do - minee aanvaardde. Sinds dat moment had zijn leven om twee dingen gedraaid: het bouwen van kerken en het preken erin. Elke keer als hij terugkeerde om Hope op te zoeken in het dakspanen huisje van tante Mattie in Pittsburgh, had hij hetzelfde verhaal verteld. Het leven van een rondreizende predikant was niet te doen voor een opgroeiend, jong meisje zoals zij. En tot nu toe had zij die verklaring aanvaard. Maar nu was ze geen opgroeiend, jong meisje meer, ze was een volwassen vrouw. ‘Waar zou ik dan moeten wonen, papa? In welk huis? Tante Mattie is gestorven en we hebben al haar spullen weggedaan. En het huis waar ze in woonde, was niet eens van haar.’ Haar vader ging met zijn vingers door zijn dikke, golvende, donkerbruine haar en het viel haar ineens op dat hij al heel wat grijze haren had. ‘Ik weet het, ik weet het.’ Hij wuifde naar het landschap dat aan hen voorbijtrok. ‘Maar in deze wagenkerk met mij meereizen, is niet de oplossing. Als je terug zou gaan naar Pittsburg, zouden ze je zeker weten weer aannemen bij het warenhuis. Ik zou lang genoeg kunnen blij - ven om een betaalbaar pension voor je te vinden en je daar te installeren. Ik denk dat er meerdere binnen loopafstand van de winkel zitten. Als je niet met de tram van en naar je werk hoeft te reizen, spaar je veel geld uit en kun je zo nu en dan wat nieuwe hebbedingetjes kopen.’ Hij ademde kort uit. ‘En met jouw vriendelijke karakter zul je snel vrienden zijn met de andere pensiongasten.’ Hopes maag draaide om. Haar vader praatte alsof zij al met zijn plan had ingestemd. Dat hij haar lieve karakter noemde was ongetwijfeld een poging om haar te ontmoedigen tegen zijn plan in te gaan. Hoewel ze zijn verlangen om haar te be -
10 schermen begreep, was het waarschijnlijker dat ze, als ze in haar eentje in Pittsburgh woonde, meer problemen het hoofd moest bieden dan hier, onder zijn wakend oog. In plaats van te beginnen over haar verlangen om hem te helpen bij zijn bediening, besloot ze om hem maar eens te vertellen hoe gevaarlijk het leven van een alleenstaande, werkende, jonge vrouw in de stad kon zijn. ‘Papa, Pittsburgh is echt de laatste plek waar ik wil wonen. Ook als je tijdens de zomermaanden in het volle daglicht naar de tram loopt, wordt het zonlicht nog verduisterd door de rook uit de staalfabrieken in de omgeving. De stad is dag en nacht in duisternis gehuld. Ik weet zeker dat u zich die mist nog wel kunt herinneren. Niemand kon eraan ontsnap - pen, de hele stad en alle straten waren in mistige schaduwen gehuld.’ Wat ze zei, was waar, maar ze hoopte dat ze haar vader met haar beeldende taal kon overtuigen. Ze wilde niet dat hij zich schuldig voelde, omdat hij haar bij tante Mattie had achtergelaten toen haar moeder elf jaar geleden stierf. Toen was Hope nog maar negen jaar oud geweest en haar vader wilde dat ze een regelmatig leven leidde en intussen haar school afmaakte. Maar nu was haar schooltijd voorbij en tante Mattie was gestorven. Nu wilde ze, nog meer dan daarvoor, bij haar familie zijn. En haar vader was de enige familie die ze nog had. Had hij echt niet door dat zij hem nodig had? Toen hij niet reageerde, ging ze verder met haar kleurrij - ke verslag. ‘In de winter was het nog beangstigender. IJs en sneeuw zorgden ervoor dat het verraderlijk glad was op straat, en ik ben meer dan eens door zwervers achternage - zeten. Als ik ze geen geld gaf, begonnen ze te schreeuwen en te dreigen.’ Hope huiverde, ook al was het warm in de wagen. Het was niet echt nodig om die vervelende inciden - ten uitgebreid te vertellen. Feit was dat ze zo bang was ge -
11 weest dat ze meerdere keren de route van haar huis naar de tramhalte had veranderd. ‘Dat wist ik niet. Het spijt me.’ Haar vader boog zijn hoofd en keek naar zijn verweerde handen. ‘Ik ben er alleen nog steeds niet van overtuigd dat dit de beste oplossing is voor jou, maar ik neem aan dat ik me niet door één incident uit het lood moet laten slaan.’ Hij leunde naar achteren in zijn stoel. ‘Ik wil dat je mij belooft dat je het mij zult vertellen als je, op wat voor manier dan ook, tegen moeilijkheden aan loopt met de mannen in de stadjes waar we stoppen. En denk erom: de mannen die voor de spoorwegen werken, kunnen ook ruwe bonken zijn.’ Even aarzelde hij. ‘Ik wil dat je het tegen mij zegt als iemand je lastigvalt, op wat voor manier dan ook.’ Ze knikte en glimlachte. ‘Bedankt, papa.’ Ze keek door de deur naar het achterbalkon van de trein. ‘En ik hoop dat u het goedvindt dat ik biljetten van de trein uitstrooi tot we in Finch zijn.’ ‘We zullen zien.’ Hij richtte zijn aandacht weer op het raam. ‘Dit is Brookf ield al. We zullen zo wel stoppen. De machi - nist zei tegen me dat hij zeker wist dat een aantal spoorweg - arbeiders om tien uur wel een dienst zou willen bezoeken, als hun dienst er vanavond op zit. En we moeten ons ook voorbereiden op de vroege dienst van morgenochtend, voor de mensen in de stad. Onze wagon wordt naar een zijspoor gemanoeuvreerd zodra we in Brookf ield aankomen.’ De afstand van Pittsburgh naar hun eindbestemming in Finch, in West-Virginia, was nog geen driehonderd mijl, maar ze waren al meer dan een week onderweg. En volgens haar vaders berekening, zouden ze nog minstens twee weken onderweg zijn voor ze hun reisdoel hadden bereikt. Hope was er al snel achter gekomen dat hun voortgang werd be - paald door de spoorwegmaatschappijen en hun bereidheid
12 om de wagenkerk achter een trein te koppelen. De meeste maatschappijen langs de route van Pittsburgh naar hun eind - bestemming wilden dat met alle liefde doen – maar het moest wel handig voor hen uitkomen. Hope zuchtte. ‘Ik had geen idee dat het zo lang zou duren voor we er waren. Ik zal de was moeten doen terwijl we in dit stadje zijn.’ Haar vaders wenkbrauwen gingen omlaag boven zijn don - kere ogen. ‘Denk erom dat we blij mogen zijn dat de spoor - wegen ons willen helpen en dat ik geen klachten wil horen.’ Ze hadden geen keuze, ze moesten dit soort oponthoud ac- cepteren. Toch was het moeilijk om dankbaar te blijven als ze weer eens dagenlang naar een zijspoor werden gema - noeuvreerd. Toegegeven, zulke tussenstops gaven haar vader de kans om te preken en geestelijke zorg te verlenen aan de mensen in de kleine stadjes langs de route, maar Hope zag uit naar hun aankomst in Finch. Bovendien kon het ronduit pijnlijk zijn om op een zijspoor te worden gezet. Bij een van de eerste tussenstops na hun vertrek uit Pittsburgh was Hope uit een diepe slaap ontwaakt omdat hun wagon midden in de nacht bewoog. Door de schokken van de trein was haar lichaam naar voren geschoten en ze had haar hoofd gestoten tegen het schot van haar slaapkooi. Een bult zo groot als een ganzenei was onder haar kastanjebruine haar verschenen en die was dagenlang blijven zitten. Later die dag had een van de spoorwegarbeiders haar horen klagen, en hij had haar meteen gezegd dat mensen die gratis reisden niet hoorden te klagen. Nadat de arbeider was weggebeend, had haar vader Hope apart genomen en uitgelegd dat, als een wagenkerk aan een trein werd gekoppeld, dit een service was die de spoorwegen verleenden zonder iets van de predikanten te vragen. Ook de treinkaartjes waarmee ze gratis mochten reizen waren een gebaar van goede wil van de spoorwegarbeiders aan hen.
13 Zij had zich niet gerealiseerd dat een klacht over het op - onthoud of de reisomstandigheden ertoe kon leiden dat er een einde kwam aan die regeling. Vanaf dat moment deed ze haar best om haar klachten voor zich te houden, maar zo nu en dan maakte ze nog een uitglijder. Hope staarde uit het raam terwijl de eerste huizen van het kleine stadje verschenen. Niemand kon precies zeggen hoe - lang ze hier zouden blijven. Al zette haar vader ook tijdens lange tussenstops zijn preek- en timmertalenten in voor de mensen, Hope kon niet wachten tot ze in Finch waren, waar ze aan hun echte werk konden beginnen. Toen haar vader zijn roeping naar Finch had aangenomen, had hij gehoord dat de stad geen dominee had en dat de geestelijke nood hoog was. Hij had ermee ingestemd om zolang in het kleine mijnstadje te blijven als de organisatie nodig achtte. Sommige wagenkerken hielden in elke stad een paar dagen halt voor ze verdergingen, andere bleven lange tijd op plek - ken staan waar helemaal geen kerk was. Soms bleven de wa - genkerkdominees tot er een dominee kwam wonen of tot er een echte kerk was gebouwd. Volgens Hopes vader bleven sommige dominees zelfs een aantal jaren in dezelfde stad wonen. Ze wist niet zeker of zij jarenlang in Finch wilde wonen, maar ze kon niet wachten tot ze langer dan een paar dagen in dezelfde stad zouden blijven. ‘We beginnen onze diensten hier vanavond om zeven uur. Straks ga ik de stad in om te kijken of er een kerk is en of er een dominee woont.’ Haar vader wees uit het raam. ‘Het lijkt erop dat ze ons op dat zijspoor zullen manoeuvreren zodra de bagage is uitgeladen.’ Hope stond op van de tafel. ‘Mag ik met u mee? Dan kan ik folders uitdelen en mensen uitnodigen voor de dienst van vanavond. Ik heb nog niet veel folders uitgestrooid, dus als we niet meer mensen uitnodigen, hebben we straks nauwe -
14 lijks opkomst.’ Om haar mond verscheen een, naar ze hoopte, overtuigende glimlach. ‘Bovendien wil ik de stad weleens zien, en de school gaat zo uit. Dan heb ik mooi de kans om de kinderen uit te nodigen voor mijn zondagsschool.’ Ze wilde alles doen wat ze kon om te bewijzen dat haar aanwezigheid nuttig was voor haar vader en voor de wagen - kerkdiensten. Tot nog toe was haar vader vooral blij geweest met haar muzikale bijdrage aan de diensten en aan de zon - dagsschool, maar ze hoopte dat ze ook kon bijdragen aan het uitnodigen van de mensen voor hun diensten. Voordat Hope met haar vader was meegereisd in de wa - genkerk, was het kleine orgel dat in een hoek vlak bij de preekstoel stond vaak blijven zwijgen, en had haar vader een grammofoon gebruikt om de zang te begeleiden. Na een van hun eerste gezamenlijke diensten zei hij dat hij dacht dat de mensen eerder kwamen om naar haar orgelspel te luisteren dan om zijn preek te horen. Hope had meteen gezegd dat hij zich vergiste, maar het compliment had haar wel goed - gedaan. Al zo lang miste ze het om haar vader in de buurt te hebben, en zijn lovende woorden verwarmden haar hart. Elke avond, na het spelen van de laatste akkoorden van de slotzang, gingen Hopes gedachten van de muziek naar de kinderen. Haar vader genoot van de kleintjes, maar het viel niet mee om ze rustig te houden in de piepkleine wagen - kerk, dus hij had enthousiast ingestemd met haar voorstel om hun zondagsschool te gaan geven. Zijn toestemming had bij haar de hoop aangewakkerd dat ze bij hem kon blijven. Bovendien kreeg ze nu de gelegenheid om de vaardigheden in te zetten die ze had ontwikkeld tijdens het zondagsschool - werk in de kerk die zij en tante Mattie elke zondag hadden bezocht. Hope maakte gebruik van tante Matties eigen Bij - bellessen en van de instructies die ze voor de zondagsschool van de kerk had gekregen. Al vanaf hun eerste stops waren
15 Hopes lessen aan de kleintjes steeds een succes geweest. Ze was vooral dankbaar dat tante Mattie haar steeds op het hart had gedrukt dat ze de Heere Jezus kon vertrouwen en dat ze onder alle omstandigheden vreugde kon vinden. Tijdens de eerste maanden na de dood van haar moeder had vooral die les Hope erg geholpen. En dankzij de lessen van tante Mat - tie was Hope in staat geweest om verschillende moederloze kinderen, die ze sinds hun vertrek was tegengekomen, moed in te spreken. Ze bleef maar vertellen aan die kinderen hoe tante Mattie elke avond naast haar kwam zitten en hardop voorlas uit de Bijbel. Hope moedigde de oudere kinderen ook aan om elke dag in de Bijbel te lezen. Omdat zij waar - schijnlijk geen tante Mattie hadden om naast hen te zitten, zei ze tegen de kinderen dat ze maar moesten bedenken dat God naast hen zat en dat ze mochten weten dat Hij Zich verheugde over hun toewijding. Haar geloof had zich door de jaren heen verdiept en ze wenste hetzelfde voor al deze kinderen, vooral voor hen die verdriet hadden en zware ver - liezen hadden geleden. Haar vader pakte een stapel folders en verdeelde die in twee - e n. Hij glimlachte en knikte naar een van de stapels. ‘Neem jij die maar, dan deel ik de rest uit. Het lijkt erop dat we de rest van de dag mooi weer krijgen.’ Ze knikte. ‘Ik hoef vandaag niet te vragen of ik het station mag gebruiken voor mijn zondagsschoolles met de kinde - ren.’ Heel af en toe, als het weer niet meewerkte, kregen ze toestemming om samen te komen in de stationshal. Maar de heldere luchten en de voorbijtrekkende wolken beloof - den perfect weer. Samen stapten ze van de trein en liepen richting de stad. Omdat haar vader zo lang was, had ze nog steeds het gevoel dat ze een klein meisje was als ze naast hem liep. Ze stak haar arm uit en haakte haar arm in de zijne. Terwijl ze de
16 spoorrails overstaken, keek ze om zich heen. Na die mannen bij de kroeg wist Hope niet wat ze kon verwachten, maar ze was aangenaam verrast toen zij en haar vader de hoofdstraat van het stadje in liepen. Ook al stonden er niet veel gebou - wen langs de geplaveide straat in het centrum van het stad - je, ze waren wel redelijk onderhouden. En te oordelen naar de uitgestalde waren in de etalages en in de kisten voor de winkels van Brookf ield, waren de winkels goed bevoorraad. Hope deelde met een vrolijke lach op haar gezicht de folders uit en praatte met de mensen. Toen ze een jonge vrouw zag die twee kleine kinderen bij zich had, vroeg Hope aan haar waar de school was en ze informeerde ook hoe laat de kin - deren die dag uit waren. Toen het tegen vier uur liep, vroeg ze haar vader om toestemming en vertrok richting de school die aan de rand van het stadje lag. Zijn waarschuwing dat ze voorzichtig moest zijn, galmde nog na in haar oren. De aanwijzingen van de vrouw bleken precies te kloppen en Hope nam het schoolgebouw van een afstandje op – het was een vrij klein gebouw waaraan het nodige gerepareerd moest worden en een nieuwe laag verf zou ook niet ver - keerd zijn. Ze zou het tegen haar vader zeggen. Hij zou het schooltje vast en zeker mooi kunnen opknappen voordat ze weer vertrokken. De paar scholen die ze sinds haar vertrek uit Pittsburgh had bezocht, leken in de verste verte niet op de scholen die zij als kind had bezocht. Ook kwam ze er al snel achter dat in de meeste gezinnen meer waarde werd gehecht aan het fysieke werk op het land dan aan onderwijs. Het gevolg was dat de scholen werden gebouwd op plek - ken waar zo veel mogelijk kinderen hem konden bezoeken, kinderen die vooral op de omliggende boerderijen en in de naburige stadjes woonden en werkten. Het late aprilzonnetje scheen met een ongewone warmte en de geur van kamperfoelies en seringen hing in de lucht.
17 Hopes schoenen zakten weg in de zachte grond terwijl ze richting de school liep. Haar rok sleepte door het lange gras. Wat verlangde ze nu naar de breedgerande hoed die eerder die dag van haar hoofd was gevlogen en in handen van die straatschuimers was gevallen. Die hoed zou haar ogen per - fect tegen het zonlicht beschermd hebben. Hope was ervan overtuigd dat ze in de verte stemmen hoorde, en meteen bleef ze staan, hield één hand boven haar ogen en keek naar een groepje papajabomen. De schoolbel die het einde van de lesdag inluidde, had ze nog niet gehoord, en er waren nog geen kinderen te zien. Haar hart sloeg zo snel dat ze het hoorde bonken in haar oren. Ze probeerde haar angst wat te temperen en wierp een blik over haar schouder. Er was niemand te zien. Opgelucht haalde ze adem terwijl ze verder stapte. Waarschijnlijk had ze gewoon de vogels gehoord die druk bezig waren hun nestjes te bouwen in de bomen. Haar blik hield ze op de ongelijke grond gericht en ze schrok op toen ze in een f lits een stuk rode stof voorbij zag vliegen en voor haar voeten op de grond neerdalen. Haar hoed! Ze hapte naar adem en klemde de overgebleven folders tegen haar borst.