Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.Perlitt, L., Bundestheologie im Alten Testament, z.p. . Quell, G., Diatheke, in: G. Kittel (hg.), Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament. Zweiter Band, Stuttgart , -. Ridderbos, J., Oud en Nieuw Verbond, in: J. Ridderbos e.a., De Apostolische Kerk. Theologische bijdragen ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan der Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken in Nederland aangeboden door de hoogleraren Kampen , - Rongen, G. van, Zijn vast verbond, Goes . Schelhaas, J., De Messiaansche Profetie in den tijd vóór Israels volksbestaan, Hoogeveen . Veen- Vrolijk, A. E. M. A. van, Het verbond in het Oude Nabije Oosten, en Het verbond in Genesis , in: A. G. Knevel, M. J. Paul, J. Broekhuis (red.), Verkenningen in Genesis, Kampen , -. Vos, G., De Verbondsleer in de Gereformeerde Theologie, Rotterdam . Vriezen, Th. C., Hoofdlijnen der Theologie van het Oude Testament Wageningen Vriezen, Th. C., Moet de oudtestamentische exegese en theologie afzien van het woord verbond?, Rondom het Woord (), -. Weinfeld, M., Berith, in: G. Johannes Botterweck, Helmer Ringgren, Heinz- Josef Fabry, Theologisches Wörterbuch zum Alten Testament. Band I, Stuttgart , -. Wijngaards, J., Vazal van Jahweh, Baarn . Williamson, Paul R., Sealed with an Oath. Covenant in Gods Unfolding Purpose, Downers Grove . Wit, D. de, Uit louter genade, en Tussen Mij en tussen u, in: Deputaatschap Israël, Troost, troost Mijn volk, Houten , -. Wits, Hermannus, Vier Boecken, van de Verscheyden Bedeelinge der Verbonden Gods met de Menschen, Utrecht . Zanden, L. van der, De verbondsgedachte Kampen \n \r \n \r Hellenbroek, A., Voorbeeld der Goddelijke waarheden, voor eenvoudigen, die zich bereiden tot de belijdenis des geloofs, Utrecht . Hoek, J. en W. Verboom, Eeuwige vriendschap. Over de waarde van Gods verbond, Zoetermeer . Kalluveettil, P., Declaration and Covenant. A Comprehensive Review of Covenant Formulae from the Old Testament and the Ancient Near East, Rome, . Kersten, G. H., De Gereformeerde Dogmatiek, deel , vijfde druk, Utrecht . Kievit, I., Tweeërlei kinderen des Verbonds, Houten . Klaassen, M., De H E E R E onze gerechtigheid. Rechtvaardiging en verbond in heilshistorisch perspectief, Apeldoorn . Kutsch, E., בְרִית, in: Ernst Jenni, Claus Westermann (hg.), Theologisches Handwörterbuch zum Alten Testament. Band I, Munich, Zürich , -. Kutsch, E., Verheissung und Gesetz, Berlin . Loonstra, B., Verkiezing verzoening verbond. Beschrijving en beoordeling van de leer van het pactum salutis in de gereformeerde theologie, s- Gravenhage . Mac Carthy, D. J., Treaty and Covenant. A Study in Form in the Ancient Oriental Documents and in the Old Testament, Rome . Marck, Johannes à, Handboek dogmatiek, deel , . Meiden, L. H. van der, חֲרָשָה בְרִית, Gereformeerd Theologisch Tijdschrift (), -. Meiden, L. H. van der, Het nieuwe verbond, . Mendenhall, G. E., Law and Covenant in Israel and the Ancient Near East, Pittsburgh . Nicholson, E. W., God and his people. Covenant and Theology in the Old Testament, Oxford . Ouweneel, W. J., Het verbond en het koninkrijk van God. Ontwerp van een verbonds-, doop- en koninkrijksleer, Heerenveen . Paul, M. J., G. van den Brink en J. C. Bette, Bijbelcommentaar Jeremia, Klaagliederen. Studiebijbel Oude Testament, deel Veenendaal . Paul, M. J., De verbondssluiting aan de Sinaï, en Het gouden kalf en de vernieuwing van het verbond, in: A. G. Knevel, M. J. Paul, J. Broekhuis (red.), Verkenningen in Exodus, Kampen , -. \n \r \n \n \n \n Literatuur Aalders, G. Ch., Het verbond Gods. Een hoofdstuk uit de geschiedenis der openbaring, Kampen . Aalders, G. Ch., De Goddelijke openbaring in de eerste drie hoofdstukken van Genesis, Kampen , -. Bavinck, H., Gereformeerde dogmatiek, deel -, zevende druk, Kampen . Berkhof, L., Systematic Theology, reprint, Edinburgh . Brakel, W. à, Redelyke Godtsdienst Brink, G. van den en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek Zoetermeer . Calvijn, Johannes, Institutie Houten . Comrie, A., Voorrede aan den lezer, in zich bevattende eene beknopte verhandeling van het Verbond der Werken, in: Thomas Boston, Een beschouwing van het Verbond der Genade uit de Heilige Gedenkschriften, Utrecht , -. Erskine, E. en R., Fisher, J., De kennis der zaligheid. De Kleine Catechismus van Westminster toegelicht in vragen en antwoorden Houten . Francke, J., Lichtende verbintenissen. Gods verbonden met mensen Kampen . Genderen, J. van en W. H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, Kampen . Goedhart, H., Het verbond in het Oude Testament, in: H. Goedhart e.a., Vast en zeker! Aspecten van het verbond Gods Kampen , -. Grudem, Wayne, Systematic Theology An Introduction to Biblical Doctrine, Grand Rapids . Hagoort, Henk (red.), Het verbond van God met mensen, Heerenveen . Heer, J. M. D. de, בְרִית. Een bijbels-theologische studie naar de betekenis van een Oud-testamentisch begrip (niet-gepubliceerde doctoraalscriptie Leiden), Leiden . Heer, J. M. D. de, Het verbond in het Oude Testament, in: G. J. van Aalst e.a. (red.), Gij waart mijn Hulp. Vriendenbundel aangeboden aan ds. A. Moerkerken bij zijn -jarig jubileum als docent aan de Theologische School der Gereformeerde Gemeenten, Houten , -. \n \r \n \r . Bavinck, Gereformeerde dogmatiek, deel (band ), -. baard, rust op een eeuwigen, onveranderlijken grondslag. Het ligt vast in den raad en in het verbond van God drieënig, en is daarvan de onfeilbaar volgende toepassing en uitvoering. Het laat ook zien dat niet alleen de schepping het werk is van God Drie-enig, maar ook de verlossing. God had al raad gehouden over de verlossing van de uitverkorenen, voordat Adam viel. Van eeuwigheid reeds gaf Gods Zoon Zich over aan Zijn Vader om Borg te zijn voor de Zijnen ( Ps. :-). Met een eed verordineerde de Vader Hem tot Priester ( Ps. :) en beloofde Hem een geestelijk zaad ( Ps. :-). Daarom zal het welbehagen van de Vader door Zijn hand ook gelukkiglijk voortgaan ( Jes. :). Dit alles laat zien dat Gods verkiezing, verbond en verzoening op het allernauwst aan elkaar zijn verbonden. Zo is het verbond der verlossing een bron van troost voor Gods volk. God staat Zelf in voor Zijn verbond en daarom voor de zaligheid van de Zijnen. Na alles wat besproken is over het verbond, blijft de vraag over of we persoonlijk delen in het verbond der genade met al zijn schatten en zegeningen. Is Christus de Verbondsmiddelaar ook onze Borg en Zaligmaker? \n \r \n \n \n \n . Kievit, Tweeërlei kinderen des Verbonds, . Zie verder het uitvoerige proefschrift Loonstra, Verkiezing verzoening verbond. À Marck wijst de tekst als bewijsplaats voor het verbond der verlossing af. Handboek dogmatiek, deel , -. De gebroeders E. en R. Erskine en J. Fisher noemen de tekst juist als bewijsplaats. Zie De kennis der zaligheid. De Kleine Catechismus van Westminster toegelicht in vragen en antwoorden, deel , Houten , . Dit doet ook W. à Brakel, Redelyke Godtsdienst, deel Rotterdam , -. Verbond der verlossing, verbond der genade van eeuwigheid of de raad des vredes Verbond der verlossing van grote betekenis zal vervullen. Christus, het Zaad, zal zaad zien. Van de kleinste af tot de grootste toe zullen ze de Heere kennen ( Jer. :). Deze belofte zal eenmaal in vervulling gaan als een schare die niemand tellen kan voor de troon Gods zal zijn ( Joh. :).. Het verbond der verlossing In het spreken over het genadeverbond maakt de geloofsleer onderscheid tussen de eigenlijke sluiting van het genadeverbond en de openbaring ervan. Het sluiten van het verbond is een zaak geweest die zich in de eeuwigheid in de Goddelijke Drie-eenheid voltrok. We noemen dit het verbond der verlossing, het verbond der genade van eeuwigheid of de raad des vredes. De Bijbel is, aldus de hervormde predikant I. Kievit (-), zeer sober in zijn uitspraken over dit verbond der verlossing. De Schriftplaatsen die doorgaans worden aangehaald noemen niet uitdrukkelijk het woord verbond. In Zacharia : staat wel: En de raad des vredes zal tussen die Beiden wezen. Echter, onder de gereformeerde theologen bestaat geen eenstemmigheid of deze profetie over de toekomst ook kan wijzen op het verbond der verlossing. Andere teksten uit het Oude Testament die in verband worden gebracht met het verbond der verlossing zijn met name: Psalm :-; :-; :, ; : en Jes. :. Toch mogen we niet concluderen dat er te weinig grond in de Bijbel is om over een verbond der verlossing te spreken. Ook theologen die terughoudend zijn met rechtstreekse bewijsplaatsen uit het Oude Testament voor het verbond der verlossing erkennen namelijk de grote betekenis van dit leerstuk. Eén van hen is H. Bavinck. Het verbond der verlossing, zo schreef hij, doet ons de verhouding en het leven der drie personen in het Goddelijk wezen kennen als een verbondsleven
Ook laat het zien dat het genadeverbond, zoals dat in de tijd wordt geopen . \n \r \r \r \b . Paul, Van den Brink en Bette, Bijbelcommentaar Jeremia, Klaagliederen. Zie ook heel de excurs over het nieuwe verbond op -. Verbond Jeremia 31 wijst heen naar offer Christus zien dat Israël langs de weg van de wet niet met God verzoend zou worden. Er was een offer nodig. Ook beloofde de Heere bij de verbondsvernieuwing in de velden van Moab al wat Jeremia herhaalde, namelijk een geestelijke gehoorzaamheid aan de wet, vanuit de uitgestorte liefde in het hart. Het nieuwe verbond in Jeremia is de vervulling van Deuteronomium :-. Daarom, nogmaals de vraag, wat is het nieuwe? Opvallend zijn de woorden in Jeremia :: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven. Israël verwierp Gods wet ( Jer. :), maar God beloofde deze wet nu terug te geven. Waar? In het binnenste. God schreef de wet op stenen tafelen. Mozes moest ze al een keer in stukken gooien, omdat Israël Gods gebod overtrad. Dat tekende het hele volksleven. God beloofde de wet nu weer in te schrijven, niet in stenen tafelen, maar in vlezen tafelen des harten ( Kor. :, zie ook Ez. :; :). Dit als vrucht van Christus gehoorzaamheid tot de dood. Hij sprak tot Zijn Vader: Uw wet is in het midden Mijns ingewands ( Ps. :). Hij vervulde alle eisen van het genadeverbond en droeg de vloek van de wet. Op grond van Zijn gerechtigheid schrijft God in het nieuwe verbond Zijn wet als een liefdeswet in het hart. Over de wet van Mozes zeggen de kanttekenaren: Vanwege de onmacht der verdorven natuur des mensen, die de wet niet kon wegnemen, kon zij niemand tot de zaligheid brengen (kant. bij Hebr. :). Daarom is het tot troost dat de Heere Zelf de wet in het hart schrijft en bereid maakt om Gods geboden te gehoorzamen. God heeft een zeer gewillig volk op de dag van Zijn heirkracht ( Ps. :). Hij wordt gediend in wederliefde en dankbaarheid voor Zijn genade. Ik zal U hartelijk liefhebben, \r, mijn Sterkte, zo sprak David ( Ps. :). Kortom, het nieuwe verbond bevat geen nieuwe eis, maar voorziet in een vernieuwde mens, die Gods wet liefheeft. Ook ligt er in Jeremia meer nadruk op de volkomenheid van de schuldvergeving. Zo wijst het nieuwe verbond heen naar het volkomen offer van Christus, dat alle oudtestamentische offers \n \r \n \n \n \n ben de H hun God (Lev. 26:44). Hiermee kwam de Heere terug op de aanhef van de tien geboden, de wet die Israël overtreden had. Toch hield God de aanhef in stand. Hij richtte het verbond zo op dat het werkelijk vaststond. Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de H, uw Ontfermer ( Jes. 54:10, zie ook Jer. 50:5). Deze vastheid van het verbond aan Gods zijde is de oorzaak dat de gelovige Israëliet in diepe nood met een belijdenis van schuld een beroep deed op Gods verbond. We zien dit in Jeremia 14:1921: Hebt Gij dan Juda ganselijk verworpen? Heeft Uw ziel een walging aan Sion? (
) gedenk, vernietig niet Uw verbond met ons. De vastheid van het verbond brengt ons terug bij het nieuwe verbond uit Jeremia . Er lijkt een tegenstelling te zijn als we in Jeremia : lezen: Niet naar het verbond dat Ik met hun vaderen gemaakt heb. Toch zijn we ervan overtuigd dat het genadeverbond één is. Het nieuwe in het verbond staat in Jeremia :: Maar dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis Israëls maken zal, spreekt de H \r: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Wat was het nieuwe van dit verbond? De belofte aan het einde van de tekst is niet nieuw. Dat is de grote belofte van het genadeverbond. De functie van de wet is ook niet nieuw. Juist in het verbond aan de Horeb had de wet een grote plaats. De wet wordt in dit nieuwe verbond niet terzijde geschoven. Hoe zou dat ook kunnen? Hij was in stenen tafelen ingegrift, dat ziet op de altijddurende betekenis van de wet. Is het nieuwe dat God Zijn wet in de harten zou schrijven? Immers, dit element blijft nu nog over in Jeremia :. Voorzag het verbond aan de Horeb alleen in een uiterlijke gehoorzaamheid? Zo mag dat niet gesteld worden. Weliswaar had de voorstelling van het verbond een wettisch karakter. Maar de instelling van de offerdienst liet Nieuwe inhoud van verbond . \n \r Aansluitend op het bevestigen van het verbond waarschuwde Mozes opnieuw tegen het verbreken van het verbond. Hij hield het volk de gevolgen voor als dit gebeurde. Deze mogelijkheid werd werkelijkheid, zodat in Jeremia 22:8 wordt teruggegrepen op de waarschuwing uit Deuteronomium 29:24. Mozes waarschuwde niet alleen tegen het verbreken van het verbond, hij voorzegde deze zonde ook. Israël zou Gods verbond vernietigen door afgodendienst (Deut. 31:16), zodat de vloek van het verbond over het volk zou komen. Mozes moest het volk zelfs een lied aanleren over hun ontrouw. Wanneer Israël ontrouw werd, zou dit aangeleerde lied hen daaraan herinneren (Deut. 31:21). Juist tegen deze achtergrond is het wonder zo groot dat er een nieuw verbond is, waarin de Heere Zijn genade beloofde. De mens kon de eisen van Gods verbond en de tekenen van Gods verbond verwerpen, maar daarmee werd het verbond zelf niet verbroken. Deze tweeledigheid blijkt ook uit de teksten over het verbreken van Gods verbond. In Deuteronomium 4 bracht Mozes in herinnering dat God aan Israël Zijn verbond verkondigde en op stenen tafelen schreef (Deut. 4:13). Echter, Israël zou ongehoorzaam worden en God tot toorn verwekken. Daarop zou een ballingschap volgen. Daar zou het volk andere goden dienen, maar ook tot inkeer komen (Deut. 4:29). Waarom? Want de H uw God is een barmhartig God; Hij zal u niet verlaten, noch u verderven; en Hij zal het verbond uwer vaderen, dat Hij hun gezworen heeft, niet vergeten (Deut. 4:31). Dwars door Israëls ongehoorzaamheid en verbondsbreuk heen bleef God getrouw aan Zijn verbond, dat Hij met een eed had bevestigd. In de weg van bekering en berouw wilde God Zijn verbond opnieuw bevestigen en Zijn genade schenken. In Leviticus 26:41 staat over deze bekering: Zo dan hun onbesneden hart gebogen wordt en zij dan aan de straf hunner ongerechtigheid een welgevallen hebben. Gods recht werd gebillijkt, het oordeel goedgekeurd. In deze weg kwam (en komt!) de rijkdom van Gods verbond en belofte aan het licht. God zou Israël niet verwerpen, noch van hen walgen, om een einde van hen te maken, vernietigende Mijn verbond met hen; want Ik \n \r \n \n \n \n . Deut. :; Kon. :; Ps. :; Spr. :.. Deut. :; Joz. :, ; :; Richt. :; Kon. :; Jer. :; Hos. :, :. . Kon. :; Ps. :.. Ps. :.. Ps. :.. Deut. :; Kon. :; Jer. :.. Mal. :.. Neh. :.. Mal. :.. Lev. :, ; Deut. :, ; Jes. :; Jer. :. vergeten, overtreden, niet houden, valselijk handelen tegen, niet getrouw zijn, verlaten, ontheiligen, verontreinigen, verderven en zelfs vernietigen van Gods verbond. Uit al deze teksten blijkt dat het verbreken van het verbond vooral betrekking heeft op het verwerpen van Gods geboden. Daarbij staat het gebod om geen andere goden te dienen centraal. Werd dat gebod overtreden, dan tastte dit de verbondsverhouding van God en Israël tot in het diepste aan. Het verbreken van de huwelijksband heet het vergeten van Gods verbond, omdat Hij het huwelijk heeft ingezet (Spr. 2:17). God noemde zelfs een verbond dat tussen mensen gesloten is, Zijn verbond, omdat het verbond met een plechtige eed werd bevestigd. Werd deze eed verbroken, dan werd Gods verbond daarmee ook verbroken (Ez. 17:18 Wie Gods verbond verbrak en daarmee de heilzame orde die de Heere schonk verwierp, moest op zware straen rekenen. Dit blijkt in het bijzonder uit Leviticus 26 en Deuteronomium 28 waar deze straen in zijn volle scherpte aan Israël werden voorgehouden. Leviticus 26:25 gaat over de wraak van Gods verbond. Pest, honger, verwoestingen en angst werden het deel van hen die Gods verbond vernietigden. In Deuteronomium hoorde Israël over zegen en vloek. Daarop volgt het hoofdstuk over de vernieuwing van het verbond. Opvallend is dat verbond en vloek in één adem worden genoemd. Mozes had Israël samengeroepen om over te gaan in het verbond des Huws Gods en in Zijn vloek, hetwelk de H uw God heden met u maakt (Deut. 29:12). . \n \r . Zie hiervoor bijvoorbeeld Calvijn, Institutie, Boek I I, hoofdstuk , -.. Zie hiervoor Van Genderen en Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek-.. Jer. :; Ez. :, :-, :.. Kon. :. het verbond bedoeld dat God met Israël aan de Horeb oprichtte, zo blijkt uit Jeremia :. Het nieuwe verbond beloofde God voor de toekomst. Het verbond van Gods genade is één, zoals God Eén is. Voor de val openbaarde God het werkverbond, na de val het genadeverbond. Het genadeverbond kent verschillende openbaringsvormen, maar het is in wezen één verbond. Dit betekent dat het verbond aan de Horeb geen ander verbond was dan het nieuwe verbond. Het was en bleef het genadeverbond, waarin God beloofde de God van Zijn volk te zijn (zie Gen. :-; Lev. :; Jer. :; Ez. :). Wel is er een voortgang in de verbondsgeschiedenis waarin het genadekarakter van het verbond duidelijker aan het licht kwam. In het Nieuwe Testament wordt dit nog helderder omdat Christus het nieuwe verbond verzegelde door Zijn dood en bloedstorting. In de brief aan de Hebreeën is de profetie over het nieuwe verbond dan ook ingebed in een uitvoerige uiteenzetting van Christus en Zijn volbrachte offer ( Hebr. en ). Waarom was het nieuwe verbond nodig? Het verbond aan de Horeb was door Israël vernietigd, zo meldt Jeremia :. Dat vraagt nu eerst aandacht. ema: het verbreken van het verbond Het niet uitvoeren van de besnijdenis, een teken van het verbond, betekende het verbreken van het verbond, zo meldt Genesis 17:14. De Heere stelde daarop zware straen in het vooruitzicht. De uitdrukking verbreken van het verbond staat ook in andere gedeelten in het Oude Testament, zij het in verschillende verwoordingen. Er worden woorden gebruikt als verwerpen \n \r \n \n \n \n . Zie hiervoor uitgebreider hoofdstuk van D. de Wit in deze bundel. Nieuw verbond met Israël door mond van Jeremia Verhouding tussen oude en nieuwe verbond zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn (Ez. 37:27). Het verbond met David als koning heeft zo een duidelijke profetische verwachting in zich. De vervulling van het verbond van het koningschap lag in Christus. Dit wordt bevestigd in het Nieuwe Testament als de engel Gabriël over de komende Zaligmaker sprak: en God de Heere zal Hem den troon Zijns vaders Davids geven (Luk. 1:32, zie ook Mar. 11:10; Hand. 15:16). Concluderend kan worden gezegd dat het verbond en het koningschap in het Oude Testament nauw aan elkaar waren verbonden en dat beiden zagen op de vervulling in Christus geestelijke koningschap. Eenzelfde conclusie werd getrokken in de vorige paragraaf die ging over Gods verbond en het priesterschap. Alle lijnen vanuit de oudtestamentische ambten komen samen in Christus, de door God gezalfde hoogste ambtsdrager... Het nieuwe verbond Zie, de dagen komen, spreekt de H \r, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken; Niet naar het verbond dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep om hen uit Egypteland uit te voeren; welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de H \r. Maar dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis Israëls maken zal, spreekt de H \r Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn ( Jer. :-). Met deze woorden maakte de Heere door de mond van Jeremia een nieuw verbond bekend. Het woord nieuw kan vragen oproepen. Die vragen worden sterker als in het Nieuwe Testament met een beroep op Jeremia :- staat: Als Hij zegt: Een nieuw verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning ( Hebr. :). De vraag dringt wat de verhouding is tussen het oude en het nieuwe verbond. Met het oude wordt . \n \r ema: verbond en koningschap Gods belofte over een blijvend koningschap heeft een grote plaats in de Bijbel. Voorafgaand aan de strijd tussen de koning Abia van Juda en koning Jerobeam van Israël sprak Abia: Staat het u niet toe te weten, dat de H, de God Israëls, het koninkrijk over Israël aan David gegeven heeft tot in eeuwigheid, hem en zijn zonen, met een zoutverbond? (2 Kron. 13:5). Toen na de godvrezende koning Josafat zijn goddeloze zoon Joram koning werd over het tweestammenrijk lezen we: Doch de wilde het huis Davids niet verderven, om des verbonds wil, dat Hij met David gemaakt had; en gelijk als Hij gezegd had, hem en zijn zonen te alle dagen een lamp te zullen geven (2 Kron. 21:7). Omgekeerd was een tijd van grote ellende en verdrukking een aanvechting voor de dichter Ethan, die uitriep: Gij hebt het verbond Uws knechts tenietgedaan; Gij hebt zijn kroon ontheiligd tegen de aarde (Ps. 89:40). En: Heere, waar zijn Uw vorige goedertierenheden, die Gij David gezworen hebt bij Uw trouw? (Ps. 89:50). We zagen eerder dat God in Jeremia 33:1822 sprak over een onverbrekelijk verbond met het priesterlijke geslacht. In deze verzen beloofde God hetzelfde omtrent het koningschap in de lijn van David. Zomin de orde van dag en nacht vernietigd kan worden, zomin zou ook vernietigd kunnen worden Mijn verbond met Mijn knecht David, dat hij geen zoon hebbe die op zijn troon regere; en met de Levieten, de priesters, Mijn dienaren ( Jer. 33:21). Ook in Ezechiël 37 komen verbond en koningschap samen wanneer Christus beloofd werd als Mijn Knecht David. Ezechiël ontving deze belofte, nadat Jeruzalem was verwoest ( Jer. 33:21b), dus nadat het koningschap in de lijn van David was opgehouden! De belofte over een vernieuwd koningschap staat in nauw verband met een verbond des vredes dat God zou maken. Dat was een eeuwig verbond, met als toezegging de centrale belofte uit het genadeverbond: En Mijn tabernakel zal bij hen \n \r \n \n \n \n oor en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond maken en u geven de gewisse weldadigheden Davids. Christus, de Borg van het genadeverbond, staat ervoor in dat de zaligheid, die Hij David beloofde, ook geschonken wordt aan allen die in Hem geloven. Des te opvallender is het dat er in de Bijbel geen geschiedenis terug te vinden is waarin uitdrukkelijk beschreven wordt dat God dit verbond met David oprichtte. Dit valt des te meer op omdat elders in de Bijbel verschillende malen wordt teruggegrepen op het verbond van God met David. Ja, God Zelf spreekt tot Salomo over het verbond dat Hij met David oprichtte. Wanneer wordt nagegaan wat er over dit verbond met David geschreven wordt, dan tekent zich wel een geschiedenis af die alles te maken heeft met Gods verbond met David. In Psalm :- zegt de Heere bijvoorbeeld: Ik heb een verbond gemaakt met Mijn uitverkorene, Ik heb Mijn knecht David gezworen: Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uw troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Sela (zie ook Ps. :,). Dit sluit nauw aan bij de geschiedenis in Samuël waar David zijn begeerte uitsprak om een huis te bouwen voor de ark. David verlangde ernaar om de ark des verbonds in Jeruzalem te hebben. Immers, dat was de plaats die God Zelf had uitgekozen om Zijn Naam er te doen wonen ( Kon. :). Daar wilde hij een huis der rust voor de ark des verbonds des H \r bouwen ( Kron. :, zie ook Ps. :-, -). De verbinding tussen Jeruzalem en de ark des verbonds was voor David zo sterk dat hij op zijn vlucht voor Absalom niet wilde dat de ark met hem meegedragen werd ( Sam. :-). Door middel van de profeet Nathan kreeg David te horen dat niet hij maar zijn zoon Salomo het huis Gods zou mogen bouwen. Die zal Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal den stoel zijns koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid ( Sam. :). Dit brengt bij de verbinding tussen verbond en koningschap. Verbondssluiting met David niet beschreven . \n \r Koning David zei aan het einde van zijn leven wie de Heere voor hem was geweest: Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld. .. Het verbond met David Bij het naderen van zijn levenseinde blikte David terug op wie de Heere voor hem was geweest. Kernachtig vatte hij het samen met de belijdenis: Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles welgeordineerd en bewaard is; voorzeker is daarin al mijn heil en alle lust, hoewel Hij het nog niet doet uitspruiten ( Sam. :). David verblijdde zich zeer in Gods verbond, waarin God tot hem sprak over de Messias, een Heerser over de mensen, een Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods ( Sam. :). De kanttekenaren tekenen hierbij aan: Versta onzen eeuwigen geestelijken Koning en Heere Jezus Christus. David sprak ook over de bron waaruit God hem deze weldaden schonk. Dat is de bron van Gods eeuwig en onveranderlijk genadeverbond, zijnde gegrond in den Messias, Wiens dag David (als Abraham) door het geloof ziende, daarop getroost en verheugd in den Heere ontslapen is (kanttekening bij Sam. :). Ook in het Nieuwe Testament wordt teruggeblikt op Gods verbond met David. In zijn preek in Antiochië greep Paulus ( Hand. :) terug op de profetie uit Jesaja :, waar staat: Neigt uw Verbond met David geeft hem blijdschap Terugblik in Handelingen op verbond met David \n \r \n \n \n \n . À Marck, Handboek dogmatiek, deel , . Zie hiervoor ook Justus Vermeer, De leer der waarheid, die naar de Godzaligheid is, voorgesteld, bevestigd en toegepast in oefeningen over de Heidelbergse Catechismus, deel , Rijssen ,-. De Utrechtse ouderling en oefenaar Vermeer stelt daarbij dat God in het uitwendig volksverbond met Israël de eisen van het werkverbond herhaalde. Vermeer legt hier nadruk op omdat hij het onderscheid tussen wet en evangelie zuiver wil houden. De wet eist gehoorzaamheid, het evangelie roept op tot geloof in de Heere Jezus. Het werkverbond is daarom oneindig onderscheiden van het genadeverbond. Zie Justus Vermeer, De leer der waarheid, deel ,-. in den Messias opgericht (zie ook kant. bij Jer. :). Toch blijkt uit de geschiedenis van Israël dat velen van het verbondsvolk in ongeloof omkwamen. De woestijnreis laat hiervan vele voorbeelden zien. Deze scheiding die door Israël liep, wordt met name in het Nieuwe Testament verklaard ( Rom. :-; Kor. :; Hebr. :-). Wanneer we al deze Schriftgegevens op ons laten inwerken, wordt het duidelijk dat de kanttekenaren op verschillende plaatsen spreken over een uitwendig verbond, waartoe de Israëlieten behoorden die niet geloofden (zie kant. bij Matth. :; kant. bij Joh. :; kant. bij Kor. :; kant. bij Petr. :). Juist in de weg van ongeloof en afkeer bleek dat zij niet wezenlijk tot het verbond behoorden. Dit verbond heeft God met Christus gesloten en is van kracht voor allen die in Christus zijn; dat zijn de uitverkorenen. In kanttekening bij Hosea : staat dat God Zijn genadeverbond in den Messias met Zijn uitverkoren Israël getrouwelijk zal onderhouden. Samenvattend schrijft J. à Marck hierover dat het verbond aan de Horeb is geweest ten aanzien van geheel Israël, een burgerlijk en nationaal verbond, (
) ten aanzien van de uitverkorenen, het evangelische genadeverbond, maar heel impliciet en bedekt met een uiterlijke wettische gedaante. Dit betekent dat we onderscheiden moeten spreken over het verbond, zoals we dat ook zagen bij het verbond met Abraham. Gods verbond in Christus betreft de uitverkorenen, aan hen belooft Hij de weldaden van het verbond. Deze weldaden zijn onlosmakelijk verbonden aan Christus. Alleen door inlijving in Christus en het geloof in Hem wordt een mens erfgenaam van de belofte ( Gal. :). . \n \r gehoorzaamheid en dreigde met straf bij ongehoorzaamheid. Dat oordeel kon alleen worden weggenomen door het bloed der verzoening. Zo was het verzoendeksel een voorbeeld, dat Christus door Zijn zuiverheid en gehoorzaamheid onze overtredingen tegen de wet voor Gods aanschijn zou bedekken, en ons met God verzoenen (kanttekening 51 bij Rom. 3:25). Verschillende malen spreken de kanttekenaren ook over het verzoendeksel als de genadestoel van God (zie kant. 80 bij Dan. 9:24 en kant. 13 bij Hebr. 9:5). Een opvallende tekst in dit verband is Jeremia 3:16 waar staat dat er een tijd zal komen dat de Israëlieten niet meer zullen zeggen: De ark des verbonds des H; ook zal zij in het hart niet opkomen; en zij zullen aan haar niet gedenken en haar niet bezoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden. De opeenstapeling van werkwoorden wijst op de stelligheid van deze profetie. We zien hierin een voorzegging dat alle schaduwen, waarvan de ark het centrum was, hun vervulling zouden krijgen in de Persoon en het Borgwerk van Christus. De heerlijkheid van Christus zal zo groot zijn dat er niet eens meer aan de schaduwdienst gedacht zal worden. Christus immers is Borg en Middelaar van het verbond, daarom is de zichtbare ark van het verbond niet meer nodig. In het nieuwe verbond, zo zal nog blijken, wordt de wet in de harten geschreven, daarom zijn ook de zichtbare tafelen van de wet niet meer nodig. We stellen ten slotte de vraag wat het verbond van God met Israël voor het volk betekende. Veelzeggend zijn de woorden waarmee de Heere de wet inleidde: Ik ben de H \r uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb. God verbond Zich zo nauw aan het volk dat Hij Israël Zijn volk noemde. In de profetieën wordt deze verbinding zelfs vergeleken met een huwelijk ( Jer. :, :, :; Ez. :). Kanttekening bij Ezechiël : legt uit: De Heere spreekt hier menselijkerwijze van het geestelijke huwelijk, hetwelk Hij uit enkel genade en liefde aangegaan heeft met het Joodse volk, als Hij hetzelve van alle andere volken der aarde heeft afgezonderd en daarmede een verbond der genade Betekenis van verbond voor volk Israël \n \r \n \n \n \n is dat we in deze tekst lezen dat het een belangrijke taak van de Levieten was om het volk te onderwijzen. Want de lippen des priesters zullen de wetenschap bewaren, en men zal uit zijn mond de wet zoeken (Mal. 2:7). Bij het priesterlijke ambt voegt zich zo het profetische ambt. Wanneer de priesters Gods Woord verdraaiden en Zijn wet niet volgens Gods bedoeling uitlegden, verdierven ze het verbond van Levi, zo blijkt uit Maleachi 2:8. Zo tekenen zich de drie ambten profeet, priester en koning af in verband met Gods verbond en tevens in verband met Christus, de Middelaar van het nieuwe verbond. Op het Koninklijke ambt komen we terug bij het verbond met David.ema: verbond en ark Een uitdrukking die vele malen in het Oude Testament voorkomt, is ark des verbonds des H (bijv. Num. 10:33; Deut. 10:8; Joz. 3:3; 1 Sam. 4:3; 1 Kon. 3:15; Jer. 3:16). In deze uitdrukking komen veel zaken rondom het verbond samen. In de ark immers moesten de stenen tafelen van de wet worden gelegd (1 Kon. 8:9). Dat waren de woorden van het verbond. Daarmee was de ark het teken van Gods aanwezigheid onder het volk van Israël. Dit verklaart dat de wolkkolom en de vuurkolom rustten op het heilige der heiligen, waar de ark stond. In Exodus 40:34 lezen we: Toen bedekte de wolk de tent der samenkomst, en de heerlijkheid des H vervulde den tabernakel. Als de wolk werd opgeheven van de tabernakel, moest het volk weer verder door de woestijn trekken en werd ook de ark opgeheven. Dan sprak Mozes: Sta op, H (Num. 10:35). Op de ark moest het verzoendeksel worden gelegd. Op dat verzoendeksel werd eenmaal per jaar, op de Grote Verzoendag, bloed gesprengd (Lev. 16:14). Dit maakt duidelijk dat de Heere in de wet over de Grote Verzoendag sprak: Ik verschijn in een wolk op het verzoendeksel (Lev. 16:2). De wet in de ark eiste . \n \r ema: verbond en priesterschap Aan de Horeb stelde God de oerdienst in. Dat betekende ook de instelling van het priesterschap. Daartoe wees God de stam van Levi aan, waarbij het nageslacht van Aäron het priesterlijke geslacht zou worden. Het priesterschap had een grote plaats in het verbond. Op verschillende plaatsen in de Bijbel wordt er een rechtstreeks verband gelegd tussen verbond en priesterschap. In Numeri 25 lezen we dat de Israëlieten zich vermengden met de Moabieten. Gods toorn ontstak. Mozes moest een doodsvonnis uitspreken over degenen die zich schuldig hadden gemaakt aan deze grote zonde. Ook sloeg God duizenden Israëlieten met een plaag. Pinehas, kleinzoon van hogepriester Aäron, doodde vervolgens met een spies een Israëliet die brutaal een heidense vrouw in het legerkamp had gebracht. Deze daad was het moment dat de plaag ophield. Vervolgens sprak God: Daarom, spreek: Zie, Ik geef hem Mijn verbond des vredes. En hij zal hebben en zijn zaad na hem, het verbond des eeuwigen priesterdoms, daarom dat hij voor zijn God geijverd en verzoening gedaan heeft voor de kinderen Israëls (Num. 25:12 Ook Jeremia 33:1822 spreekt over een verbond met het priesterlijke geslacht, een verbond dat niet vernietigd kon worden. Dit staat in verband met een belofte over de komst van Christus, als nakomeling van David ( Jer. 33:15). Door middel van het verbond bevestigde God zowel het koningschap van David als het priesterschap van de stam van Levi ( Jer. 33:2122). Het verband wijst erop dat God deze ambten in stand wilde houden om ze hun vervulling te geven in Christus ambtswerk. Met verschillende verwijzingen naar het Nieuwe Testament tekenen de kanttekenaren bij Jeremia 33:17 dan ook aan dat deze profetie de bestendigheid en onveranderlijkheid van het Koninkrijk en Priesterdom van onzen Heere Jezus Christus aanduidt. In Maleachi 2:45 melden de kanttekenaren dat de Heere Zijn genade en de priesterlijke waardigheid (
) door een bijzondere belofte en verbond aan de stam van Levi gaf. Opvallend \n \r \n \n \n \n ema: verbond en bloed Het verbond hangt nauw samen met het oer. Dat blijkt ook uit de openbaring van het verbond aan de Horeb. Toen stelde God de oerdienst in. Daarin heeft het bloed een belangrijke plaats als middel tot verzoening van de zonde. De hele ceremoniële dienst was zo een afschaduwing van Christus en Zijn volkomen oer. Volgens antwoord 19 van de Heidelbergse Catechismus heeft God het Evangelie van Christus door de oeranden en andere ceremoniën der wet laten voorbeelden. In de weg van het oer en het bloed kon en zou God de belofte van het verbond vervullen: Ik zal u tot een God zijn. In de profetieën van Zacharia keert het verband tussen verbond en bloed terug in de woorden: U ook aangaande, o Sion, door het bloed uws verbonds heb Ik uw gebondenen uit den kuil waar geen water in is, uitgelaten. De uitdrukking bloed van het verbond komt alleen voor in Exodus 24:8 en Zacharia 9:11. Waarschijnlijk citeerde Zacharia de tekst uit Exodus bewust. Zo worden de verlossing uit Babel en de verlossing uit Egypte aan elkaar verbonden. Beide gebeurtenissen waren vrucht van Gods trouw aan Zijn verbond. Dit verbond is aan de Horeb met bloed bekrachtigd. Opvallend is dat Zacharia spreekt over het bloed uws verbonds, terwijl het om Gods verbond gaat. Het betekent dat Gods verbond ten goede komt van het volk. Het volk ging in ballingschap omdat het Gods verbond verbrak. Maar God bleef getrouw en wendde Zijn verbond aan ten goede van het volk van Israël. Beide teksten vinden hun diepste vervulling in het Nieuwe Testament toen Christus bij de instelling van het Heilig Avondmaal sprak over het het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden (Matth. 26:28, zie ook Hebr. 9:20; 12:24; 13:20). Christus wees daarmee op Zijn eigen bloed als de verzegeling van het nieuwe verbond, dat in Zijn dood en bloedstorting bevestigd is (Hebr. . \n \r . Zie Bavinck, Gereformeerde dogmatiek, deel (band ), : De wet stond dus eenerzijds in dienst van het genadeverbond; zij was niet een verkapt werkverbond, en bedoelde niet, dat de mensch door eigen werken zijne rechtvaardigmaking verkrijgen zou. Maar andererzijds bedoelde zij toch, om eene hoogere, betere bedeeling van datzelfde genadeverbond, in welks dienst zij stond, in de volheid des tijds voor te bereiden. De onmogelijkheid, om het Sinaietisch verbond te houden en aan de eischen der wet te voldoen, maakte eene andere, betere bedeeling van het genadeverbond noodzakelijk. Eigenlijke verbonds-sluiting te maken voor Gods genade in Christus. Ook bij de vernieuwing van het verbond aan het einde van de woestijnreis klinkt het genadekarakter ervan door. Nadat Mozes het volk nogmaals had opgeroepen de woorden dezes verbonds te houden ( Deut. :) voorzegde hij dat het volk het verbond juist niet zou houden. Daardoor zou Gods vloek hen treffen ( Deut. :,). Toch was er ook daarna nog een weg van bekering, die de Heere zelfs beloofde ( Deut. :). De Heere zorgde er Zelf voor dat het volk Zijn geboden zou houden. Deze toezegging komt terug bij het thema van het nieuwe verbond. Nu stellen we vast dat deze belofte van bekering bevestigt dat het verbond aan de Horeb, vernieuwd in de vlakke velden van Moab, het genadeverbond was. Deze conclusie trekken de kanttekenaren ook. Ze merken op dat God in Deuteronomium : het volk beval het hart te besnijden, terwijl hij datzelfde in Deuteronomium : beloofde. Zodat hier het verbond der genade, in Christus bevestigd, verhaald wordt. Na de aankondiging over het verbond had in Exodus :- de eigenlijke verbondssluiting plaats. Mozes schreef op wat hij van de H \r had gehoord. De volgende dag bouwde hij een altaar waarop brandoffers en dankoffers werden geofferd. De helft van het bloed van de offerdieren werd op het altaar uitgegoten, waarna Mozes het boek van het verbond voorlas. Nadat het volk nogmaals antwoordde dat het de Heere gehoorzaam zou zijn, werd de andere helft van het bloed over het volk gesprengd. Deze handeling is een teken dat de Heere Zich aan Israël verbond. Het altaar, dat Hem vertegenwoordigde, werd immers met hetzelfde bloed van het verbond overgoten als het volk. \n \r \n \n \n \n deelwoord in het werkwoord op. De zin mag ook zo worden vertaald: Zie, Ik, Ik ben een verbond aan het maken. Daarmee wordt de eenzijdigheid van het maken van een verbond duidelijk verwoord. En ook overstijgt het verbond deze ene situatie. Boven alle ontrouw van Israël staat het voortdurende bevestigen van het verbond door de H Waarom legde God de eis van Zijn verbond aan Israël voor als Hij wist dat Israël niet zou gehoorzamen? Het antwoord schemert door in Exodus . De afkondiging van de wet ging vooraf door en ook gepaard met ontzaglijke tekenen van Gods majesteit ( Ex. :, ). Zo sprak God Zijn wet van de tien geboden uit. Dit gaf een besef onder het volk dat ze voor God niet konden bestaan. Ze vreesden te sterven ( Ex. :). Daarom vroegen ze of Mozes middelaar voor hen wilde zijn. Tot Mozes als middelaar sprak God over een altaar met offers ( Ex. :). Ook in Exodus , zoals we zullen zien, staan het altaar, het offer en het bloed centraal. Het zijn heenwijzingen naar de belofte van het genadeverbond over het Zaad, Christus. De openbaring van het verbond aan de Horeb riep daarom om de vervulling door Christus. Paulus schrijft hierover in Galaten :: Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het Zaad zou gekomen zijn, Wien het beloofd was; en zij is door de engelen besteld in de hand des middelaars. De wet riep vanaf het begin om Christus, het einde van de wet ( Rom. :). Vanaf datzelfde begin bleek ook dat het volk van Israël deze prediking niet verstond. Ze dachten zelf de wet te kunnen vervullen ( Ex. :; :, ; Deut. :). Ook toen tijdens de woestijnreis bleek dat dit keer op keer mislukte, waren ze van deze gedachte nog niet af ( Joz. :, , ). We concluderen dat het verbond aan de Horeb geen vernieuwd werkverbond was, maar een openbaring van het genadeverbond. Daarbij stond de wet in dienst van dit genadeverbond, om plaats Verbond bij Horeb roept om vervulling door Christus Verbond bij Horeb geen vernieuwd werkverbond, maar open-baring genadeverbond . \n \r . Deze nauwe verbinding tussen het verbond en de wet zorgt ervoor dat de kanttekenaren wel spreken over het verbond der wet. Zie kanttekening bij Gal. ::
een afbeelding van Sinaï, en van het verbond der wet, dat op den berg Sinaï gegeven is. Zie ook kanttekening bij Deut. :. twee stenen tafelen daarom de tafelen des verbonds. Vooral het eerste en het vierde gebod waren fundamenteel voor de verbondsrelatie tussen God en Israël. Diverse malen klinkt het verbod om een verbond te maken met de inwoners van Kanaän en het dienen van hun goden (Ex. 23:32; 34:15; Lev. 26:1; Deut. 7:27). Afgoderij is hetzelfde als het breken van het verbond. In Exodus 31:16 wordt in het bijzonder over het sabbatsgebod gezegd dat dit onderhouden moet worden tot een eeuwig verbond (zie ook Jes. 56:4, 6). Het boek Deuteronomium is een doorlopende oproep tot gehoorzaamheid aan het verbond. Juist daarom was het zo aangrijpend dat Israël al tijdens de woestijnreis liet zien het verbond niet te willen houden. Een hoogtepunt van deze ongehoorzaamheid was de zonde met het gouden kalf, kort na de openbaring van het verbond aan de Horeb. In de vlakke velden van Moab bracht Mozes deze geschiedenis in herinnering. Met de tafelen des verbonds (Deut. 9:9), waarop God Zijn wet had geschreven, ging Mozes de berg af, terwijl deze brandde van vuur. Toen hij het kalf zag, gooide hij de stenen tafelen in stukken voor de ogen van het volk. Dit was een symbolische daad, waardoor Mozes duidelijk maakte dat het verbond stuk was. Zo was Israël niet meer het volk van God. Toen God op de berg Horeb in Zijn majesteit aan Israël verscheen, vroeg het volk zelf aan Mozes om middelaar te zijn. Na de zonde met het gouden kalf vroeg het volk dit niet. Toch trad Mozes op als middelaar (Ex. 32:31; 33:13; 34:9). Daarna moest Mozes nieuwe stenen tafelen maken en vernieuwde God het verbond. Hij schreef Zelf opnieuw de woorden des verbonds, de tien woorden op deze tafelen (Ex. 34:28) en sprak: Zie, Ik maak een verbond (Ex. 34:10). In het Hebreeuws ligt de nadruk op het woord Ik. Ook valt het tegenwoordige \n \r \n \n \n \n gemopper. Het hoogtepunt was de uitroep van Israël toen er in Radim weer tekort aan water was: Is de H \r in het midden van ons, of niet? ( Ex. :). Door deze vraag stelde Israël het fundament van zijn bestaan, de band tussen God en het volk, ter discussie. Daarop volgde het antwoord van de Heere, dat Israël al die tijd onder Zijn hoede was ( Ex. :-). Vervolgens vroeg God om Zijn verbond zorgvuldig te houden, opdat Israël Hem tot een eigendom zou zijn. Daaruit blijkt dat God wilde dat Israël Hem vrijwillig zou dienen. Hing het verbond dus af van een voorwaarde die Israël moest vervullen? Daar lijkt het op het eerste gezicht wel op. Zo antwoordde Israël ook: Al wat de \r gesproken heeft, zullen wij doen ( Ex. :). De Heere sprak dit niet tegen, hoewel Hij wist dat het volk spoedig zou afwijken van het verbond door te zondigen met het gouden kalf. Ook maakte de Heere later door Mozes ( Deut. :,,) duidelijk dat Israël een ongehoorzaam volk was en bleef. Zo blijkt dat God geen verwachting had dat Israël zich zou gedragen als een trouwe bondgenoot. Als het verbond afhankelijk zou zijn van de gehoorzaamheid van het volk, dan was er geen verwachting.ema: verbond en wet In de openbaring van het verbond aan de Horeb krijgt de wet van God een grote plaats. Direct op Exodus 19 volgt het hoofdstuk waarin God Zijn tien geboden uitsprak. Na verschillende andere wetten daaraan verbonden te hebben, volgt in Exodus 24 de eigenlijke verbondssluiting. Dit laat het nauwe verband tussen het verbond en de wet zien. In Exodus 34:28 heet de wet de woorden des verbonds. De verklaring ligt in het voorafgaande vers waar de Heere tot Mozes sprak: Naar luid dezer woorden heb Ik een verbond met u en met Israël gemaakt. In Deuteronomium 4:13 is dit verband nog nauwer als er staat: Toen verkondigde Hij u Zijn verbond, dat Hij u gebood te doen, de tien woorden, en schreef ze op twee stenen tafelen. In Deuteronomium 9:9 heten de Verbond niet afhankelijk van gehoorzaamheid . \n \r . Calvijn, Harmonie van de laatste vier boeken van Mozes, deel Kampen, .. Volkomen uitkomst. Levensbeschrijving en tien preken van ds. H. A. Minderman Houten ,. Instelling Pascha gaat vooraf Verbond ondanks ongehoorzaamheid Israël hoorde. God dacht dus niet aan Zijn verbond omdat het volk zuchtte, maar God wilde naar het zuchten horen, omdat Hij aan Zijn verbond dacht. De bron van dit gedenken ligt in God Zelf, in de God van het verbond. En God zag de kinderen Israëls aan. Dat deed Hij al in de tijd van de verdrukking (zie Ex. :). Lange tijd leek het er echter op dat God niets zag en het nageslacht van Abraham vergeten was. Het scheen dat Gods belofte over het Zaad nooit in vervulling zou gaan, omdat het volk van Israël met de uitroeiing werd bedreigd. En God kende hen. Het Hebreeuwse woord betekent ook erkennen, en zo aanvaarden. God wilde met dit verdrukte volk te maken hebben en Zichzelf daarom over hen ontfermen. Dit geplaagde volk nam Hij aan als Zijn eigendom. Uit dit volk moest Christus geboren worden als het beloofde Zaad. Zo mag Exodus : wel de as en de spil worden genoemd, waarom heel Israëls geschiedenis zich wentelt. In Exodus :- wordt het verband tussen het verbond met Abraham, Izak en Jakob enerzijds en de verlossing van Israël uit Egypte anderzijds verder uitgewerkt. God kwam ook terug op de belofte van het land. Het denken aan Zijn verbond is daarom onlosmakelijk verbonden zowel aan het aannemen tot volk als aan het brengen naar het beloofde land Kanaän ( Ex. :-). Israël was op dat moment onvatbaar voor deze boodschap van Gods verbond ( Ex. :). Maar daarvan is Gods verbond niet afhankelijk. Voorafgaande aan de uittocht uit Egypte stelde God het Pascha in, het tweede sacrament van het oude verbond. Voor de viering van het Pascha moest een eenjarig lam worden geslacht en het bloed aan de bovendorpel en de zijposten van de deur worden gestreken. Het paaslam zag op Christus, zo blijkt ook uit verwijzingen in het Nieuwe Testament ( Joh. :; :; Kor. :-). Na de verlossing uit Egypte en het eerste deel van de woestijnreis openbaarde God Zijn verbond aan de Horeb. Van de kant van Israël was er tijdens dit eerste deel van de reis vooral veel \n \r \n \n \n \n God richtte met het volk van Israël in de woestijn van Sinaï, aan de berg Horeb, een verbond op. Verbond met Israël bij Horeb Verband met verbond Abraham . Zie bijvoorbeeld À Marck, Handboek dogmatiek, deel , -. .. Israël In deze paragraaf staat het verbond centraal dat God met het volk van Israël oprichtte in de woestijn van Sinaï, aan de berg Horeb. Deze verbondssluiting roept belangrijke vragen op, in het bijzonder door de grote plaats van de wet in dit verbond. Was het verbond dat God met Israël maakte het werkverbond of het genadeverbond? Wat is de betekenis van de wet? Het zijn vragen waar in de loop der eeuwen veel over is nagedacht. Het is van belang om het verband te zien tussen het verbond aan de Horeb en het verbond dat God met Abraham oprichtte. Dat verband legt de Bijbel zelf in Exodus :. De nakomelingen van de aartsvader werden in Egypte zwaar onderdrukt. Ze riepen daarover tot God. En God hoorde hun gekerm, en God gedacht aan Zijn verbond met Abraham, met Izak en met Jakob. En God zag de kinderen Israëls aan, en God kende hen ( Ex. :-). Calvijn tekent bij deze tekst aan dat de woorden en God gedacht aan Zijn verbond de reden zijn waarom Hij het gekerm van Israël . \n \r . Zie hiervoor kanttekening bij Gal. :: Dat is, alzo ook kan niemand het verbond dat God met Abraham en alle gelovigen gemaakt heeft, tenietmaken of veranderen. In hetwelk, dewijl de beloftenissen, die God daarin aan Zijn zijde gedaan heeft, gegrond zijn niet op de onderhouding der wet, maar op Christus, het beloofde Zaad Abrahams, zo moet dat ook altijd vast en onveranderd blijven, gelijk in het volgende vers breder verklaard wordt. Nalaten besnijdenis betekent verbreken verbond onderwierp aan de besnijdenis. Toen vloeide reeds Zijn bloed. Zo volbracht Christus de belofte aan Abraham gegeven en tevens de eis die God stelde. Hij verzegelde het verbond door Zijn dood en bloedstorting. Zo kan God Zijn verbondsweldaden schenken en bevestigen. Ten slotte vraagt een uitdrukking de aandacht die vaker in Gods Woord voorkomt. In Genesis : staat dat het nalaten van de besnijdenis zoveel betekende als het verbreken van Gods verbond. Wie op deze wijze Gods verbond verbrak, moest uit haar volken uitgeroeid worden. Dit betekende in elk geval dat deze persoon uit de gemeenschap werd verbannen. Mogelijk betekende het de doodstraf door middel van een bijzonder oordeel van God (vgl. Jes. :-). Opvallend is het werkwoord uitgeroeid in Genesis :. Het Hebreeuws heeft een zogeheten reexieve vorm van een werkwoord dat snijden betekent. We zagen dat dit werkwoord een grote betekenis had in verband met het verbond. De offerdieren moesten in stukken worden gesneden. Nu lezen we opnieuw over snijden. Wie het verbond verbrak, sneed zichzelf moedwillig van de verbondsgemeenschap af. Dat betekende tegelijkertijd een afgesneden worden door een oordeel van God. Over het thema het verbreken van het verbond meer in de paragraaf over het nieuwe verbond. Nu zien we alleen hoe het verbond werd verbroken. In Genesis gebeurde dat als de besnijdenis, het teken van het verbond, werd geweigerd. Als iemand zo ongehoorzaam was aan de eis van het verbond, deelde hij ook niet meer in de voorrechten van het verbond. Daarmee was het verbond van de zijde van God overigens niet verbroken. Anders gezegd: het wezen van het verbond was niet verbroken, de openbaring van het verbond wel. \n \r \n \n \n \n . Zie ook kanttekening bij Gen. :: Dat is, Gods volk, bij hetwelk het verbond Gods zal berusten, en inzonderheid de Messias, zullen niet voortkomen van Ismaël, maar van Izak; mitsgaders die alleen zullen het ware geslacht Abrahams zijn, niet die naar de natuur vleselijk uit hem zullen voortkomen, als Ismaël; maar die door de genade en kracht der geestelijke belofte zijn kinderen zullen zijn, als Izak. Zie Rom. :, , . Zie ook kanttekening bij Rom. :: Waarop de apostel antwoordt dat deze beloften niet eigenlijk waren geschied aan de vleselijke nakomelingen van Abraham, maar aan degenen die God zo uit zijn geslacht als uit de heidenen daartoe ook krachtiglijk naar Zijn eeuwige verkiezing zou roepen, latende de anderen door een rechtvaardig en ondoorgrondelijk oordeel in hun verdorvenheid verharden. Abraham en nageslacht moeten Gods verbond bewaren Besnijdenis als teken van verbond Uit Genesis blijkt dat God Zijn belofte op een andere manier over Izak dan over Ismaël uitsprak. Ismaël kreeg tijdelijke zegeningen, maar Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten, zo sprak God in Genesis :. Hij ontving, zo leggen de kanttekenaren uit, de geestelijke zegen. Deze geestelijke zegen ontving Izak in Christus, het beloofde Zaad. In Christus is het ook werkelijk een eeuwig verbond. Bij het verbond hoorde een teken dat God Zelf aanwees. Eerst sprak God met nadruk: Mij aangaande ( Gen. :). Vervolgens met eenzelfde nadruk: Gij nu zult Mijn verbond houden, gij en uw zaad na u, in hun geslachten ( Gen. :). Abraham en zijn nageslacht kregen de opdracht om Gods verbond te bewaren, zoals het in het Hebreeuws staat. Dit behoorde niet tot de eigenlijke verbondssluiting. Die ging geheel van God uit en lag vast in God. God maakte Zijn verbond niet op grond van wederzijdse beloften en verplichtingen. Gods verbond is eenzijdig in Zijn oorsprong. Maar het is tegelijkertijd tweezijdig in Zijn uitwerking. Aan de gave van Gods verbond was onlosmakelijk een plicht verbonden om dit verbond te houden, zorgvuldig te bewaren als een kostbare schat. Het teken van het verbond was de besnijdenis, de ingreep waardoor hetvoorste stukje huid van het mannelijke geslachtsdeel werd weggesneden. Deze besnijdenis was bekend bij andere volken. God maakte een bestaand gebruik tot een verbondsteken. Dit lijkt een wonderlijk teken, want hoe bevestigt de besnijdenis Gods verbond? Een verklaring ligt geheel in Gods bevel. God eiste dit teken van het verbond. Dat is genoeg. Over de besnijdenis zou veel te zeggen zijn, maar dat laten we rusten. We noemen nu alleen dat Christus, het Zaad van Abraham, Zich ook . \n \r gezamenlijk verbond, maar over Zijn verbond ( Gen. :). Het ging alleen van God uit. Dat maakte ook de waarde van het verbond uit. In dit verbond is alles Goddelijk. Het heeft een Goddelijke oorsprong, kracht, waarde, volheid en liefde. God stelde het verbond, zo lezen we. In het Hebreeuws staat een woord dat geven betekent. Het is een genadig geschenk. God stelde het, zo sprak Hij, tussen Mij en tussen u, dat wil zeggen: tussen een heilig God en een afdwalende Abraham. God hield Zijn Woord terwijl Abraham niet kon wachten. Nadat Abraham in een houding van ootmoed en overgave op de grond was gevallen, vestigde God zijn aandacht opnieuw op het verbond. Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u, zo vervolgde de Heere. Letterlijk staat er: Ik, zie Mijn verbond met u. Eerst sprak de Heere dat Zijn verbond tussen Hem en Abraham stond, daarna bracht God Zijn verbond tot Abraham. Dat bekrachtigde Hij met een nieuwe uitspraak over het verbond. En Ik zal Mijn verbond oprichten ( Gen. :). Oprichten betekent: rechtovereind zetten en zo vastzetten dat het blijft staan. Abraham was machteloos om het verbond in stand te houden. Daar was God Zelf voor nodig. God stond ook Zelf voor de bevestiging in. Later deed God daar zelfs een eed op ( Gen. :). Het verbond dat God bevestigde, heeft betrekking op het zaad van Abraham. Uit de tekst blijkt dat God hier op het nageslacht van Abraham ziet. Immers, in vers staat dat God aan dit zaad het land Kanaän tot een bezit zou geven. In Genesis : volgt de grote inhoud van het genadeverbond, verwoord in de belofte: om u te zijn tot een God en uw zaad na u. De kanttekenaren leggen deze woorden als volgt uit: Dat is, tot uw Zaligmaker, door de toekomende Messias. Deze manier van spreken begrijpt de goederen die dit verbond der genade medebrengt; zie Lev. :. Ps. :; :. Jer. :. Om Christus wil kan God de God zijn van zondige mensen. Dat is het wonder van het genadeverbond. Dit brengt bij de vraag of God op dezelfde wijze de God is van Izak, die overigens nog geboren moest worden, als van Ismaël, die ook het zaad van Abraham wordt genoemd ( Gen.