Inhoud Voorwoord10 1. Jona de profeet 12 En het woord des H eer en geschiedde tot Jona, de zoon van Amitthai, zeggende: Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar; want hunlieder boosheid is opgeklommen voor Mijn aangezicht. Maar Jona maakte zich op om te vluchten naar Tarsis, van het aangezicht des H eeren ; en hij kwam af te Jafo, en vond een schip, gaande naar Tarsis, en hij gaf de vracht daarvan en ging neder in hetzelve om met henlieden te gaan naar Tarsis, van het aangezicht des H eeren . Jona1:1-3 2. Jona de vluchteling 28 Voorts zeiden zij een ieder tot zijn metgezel: Komt en laat ons loten werpen, opdat wij mogen weten om wiens wil ons dit kwaad overkomt. Alzo wierpen zij loten, en het lot viel op Jona. Toen zeiden zij tot hem: Verklaar ons nu om wiens wil ons dit kwaad overkomt. Wat is uw werk en vanwaar komt gij? Welk is uw land en van welk volk zijt gij? En hij zeide tot hen: Ik ben een Hebreeër en ik vrees de H eere , de God des hemels, Die de zee en het droge gemaakt heeft. Jona1:7-9 3. Een noodzakelijk offer 44 En hij zeide tot hen: Neemt mij op, en werpt mij in de zee, zo zal de zee stil worden van ulieden; want ik weet, dat deze grote storm ulieden om mijnentwil overkomt. Maar de mannen roeiden om het schip weder te brengen aan het droge, doch zij konden niet; want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger tegen hen. Toen riepen zij tot de H eere en zeiden: Och H eere , laat ons toch
niet vergaan om dezes mans ziel, en leg geen onschuldig bloed op ons; want Gij, H eere , hebt gedaan gelijk als het U heeft behaagd. En zij namen Jona op en wierpen hem in de zee. Toen stond de zee stil van haar verbolgenheid. Jona1:12-15 4. Jona in de buik van de vis 60 En Jona bad tot de H eere zijn God, uit het ingewand van de vis. En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot de H eere , en Hij antwoordde mij; uit de buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. Want Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het hart der zeeën, en de stroom omving mij; al Uw baren en Uw golven gingen over mij heen. En ik zeide: Ik ben uitgestoten van voor Uw ogen; nochtans zal ik de tempel Uwer heiligheid weder aanschouwen. Jona2:1-4 5.Jona verlost 76 Het heil is des H eeren . Jona2:9b 6. Jona opnieuw door de Heere naar Ninevé gestuurd 92 En het woord des H eeren geschiedde ten anderen male tot Jona, zeggende: Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé; en predik tegen haar de prediking, die Ik tot u spreek. Jona3:1en2 7. Jona bij Ninevé 108 Dat verdroot Jona met groot verdriet, en zijn toorn ontstak. Toen zeide God tot Jona: Is uw toorn billijk ontstoken over de wonderboom? Jona4:1en9a
12 1 Jonadeprofeet Inleiding Indeze serie preken willen we met u stilstaan bij het kleine Bijbel - boekJona dat slechts vier hoofdstukken telt. Het Bijbelboek Ruth kent ookmaar vierhoofdstukken, maardatiseen geschiedenis die iets aantrekkelijks, ietslieflijks heeft.Watwasereen verbon - denheid tussenRuthenhaar twee schoondochters. Inhet boek Jona gaathetniet over lieflijkheid, maaroverstorm, ondergang, verkeerdheid, onwil, rebellie. Het boek bevat een oordeelsprediking . Inhet boek Ruth komt Boaznaarvoren, demeerdere vanRuth, de man diegeweldig isvan vermogen. Inhem zienweeen beeld van demeerdere Boaz,Dienog steeds ZijnRuths vergadert op de dorsvloeren enop Zijn akker. Hijisnog steeds deMan Die niet rusten zaltotdat Hijdeganse zaakzalvoleind hebben. Bij Jona isdat zoanders. Daargaathetmet name overoordeel, over de bediening vandewet enover detoorn vanGod vanwege de overtredingvandewet. Tóch zijn er overeenkomsten tussen het boek Ruth en het boek Jona. In de eerste plaats zijn ze beide geïnspireerd door Gods Geest. Inde tweede plaatskomtinbeide boeken Godssoeve- reiniteit naarvoren. Waarom RuthwelenOrpa niet?Waarom moest JonanaarNinevé? HetwasGods soevereiniteit datdeze boodschap aan een heidenstad gebracht moest worden. Niemand zag ernaar uit. Maar de Heere werkt in Zijn soevereine raad onwederstandelijk. Danmoet Jonaoverboord. Hijmoet opzijn plekgebrachtworden,wanthijmóétGodsboodschapbrengen. En die boodschap zál vrucht dragen, in welk opzicht dan ook. De Heere bereikt tochZijndoel, ookinhet kleine Bijbelboek Jona. Zowel inhet boek Ruth alsinhet boek Jonaklinkt door:‘Mijn raadzalbestaanenIkzalalMijnwelbehagendoen.’
13 Het Bijbelboek Jonastaat tussen dezogenaamde kleinepro- feten. Wonderlijk, wantzowel deboeken vandegrote profeten ( Jesaja, Jeremia enEzechiël) álsdekleine profeten (denkonder andere aanObadja, Micha,Nahum) bevatten eenprofetie. We sprekenover ‘de profetie van Obadja’ of ‘de profetie van Nahum’. Maar over de boodschap van Jona. We zouden zeggen: Het is meer een verhaal. Moderne verklaarders zien het meer als een allegorie, een soort verhaal dat niet echt gebeurd is, maar waaruit we lering kunnen trekken. Daaringaanweniet mee! Hetisecht gebeurd. We lezen invers 1:‘En hetwoord desHeeren geschiedde tot Jona.’Ook het boek Jona is heilshistorie. In Jona zien we de schaduwenvanHemDieméérisdanJona. We zien ook hoe het Oude en het Nieuwe Testament met elkaar verbonden zijn.Leest umaar nainMattheüs 12,vers 39 tot41, waar de Heere Jezus de ongelovige Joden bestraft. Hij zegt tegen de Schriftgeleerden en de Farizeeën die een teken willen zien:‘Hetboos enoverspelig geslachtverzoekt eenteken, enhun zalgeen teken gegeven wordendanhetteken vanJona, de profeet. WantgelijkJonadriedagen endrie nachten wasin de buik vandewalvis, alzozaldeZoon desmensen driedagen en drie nachten wezeninhet hart deraarde.’ Zietuhet? Méér dan Jona ishier. Datzegt deHeere Zelfook: ‘Demannen van Ninevé zullenopstaan inhet oordeel metditgeslacht enzullen hetzelve veroordelen [aangrijpende gedachte!] want zij hebben zich bekeerd opdeprediking vanJona; enzie, meer danJona is hier.’ DatisChristus Zelf.Hetzelfde vindtuin Lukas 11vers 30 waar deZaligmaker opnieuwspreektvanJona: ‘Want gelijk Jona voor deNinevieten eenteken geweest is,alzo zalook de Zoon des mensen zijn voor dit geslacht.’ Dus het boek Jona wordt herhaaldelijkaangehaaldinhetNieuweTestament. Het teken vanJona iseen beeld vandeHeere JezusChristus, Die ook toteen valeneen opstanding gezetisvoor velen, maar Die méér isdan Jona. Ookdaarin zienwedeeenheid tussenhet Oudeen het Nieuwe Testament. In het Oude Testament zien we de belofte (de bloem) in de knop. In het Nieuwe Testament mag de bloem inbloei staan. Zohebben onzevaders hetwel uitgedrukt.
14 Wewillen metueen gedeelte uitJona 1overdenken. Welezen u de eerste drieverzen waarweGods woord inde tekst alsvolgt lezen: 1 En het woord des H eeren geschiedde tot Jona, de zoon van Amitthai, zeggende: 2 Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar; want hunlieder boosheid is opgeklommen voor Mijn aangezicht. 3 Maar Jona maakte zich op om te vluchten naar Tarsis, van het aan - gezicht des H eeren ; en hij kwam af te Jafo, en vond een schip, gaande naar Tarsis, en hij gaf de vracht daarvan en ging neder in hetzelve om met henlieden te gaan naar Tarsis, van het aangezicht des H eeren . WestaanstilbijJona de profeet .Welettenopdriegedachten: 1.  Geroepen doorGod. ‘Enhetwoord desHeeren geschiedde totJona,dezoonvanAmitthai.’ 2.  Met een opdracht van God. ‘Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé enpredik tegenhaar;wanthunlieder boosheid isopgeklommenvoorMijnaangezicht.’ 3.  Wegvluchtend vanGod. ‘Maar Jonamaakte zichopom te vluchtennaarTarsis,vanhetaangezichtdesH eeren.’ 1. Geroepen door God ‘Enhetwoord desHeeren geschiedde.’ Wegeloven inde woor- delijke inspiratie van de Schrift. Er staat geen woord te veel in de Bijbel, ookgeen woord teweinig. Onzetekstbegint met hetvoegwoordje ‘en’. Dat heeft dus betekenis. Als ik zeg: ‘Jan en Piet’ betekent dat ‘Jan en Piet samen’. Het woordje ‘en’ is een verbindingswoord. Maarwaarverbindt datwoord danmee? Wel, erstaat: ‘En het woord desHeeren geschiedde totJona.’ Het woordje ‘en’duidt eropdathet niet deeerste keerwasdat het woord desHeeren totJona geschiedde. Wasdatwel zo,dan had erkunnen staan:‘Toen geschiedde hetwoord desHeeren tot Jona.’ Hetwoord ‘en’isals het ware deschakel metwateraan voorafgaat. U zegt: Erstaat tochnietwateraan voorafging? Ja,toch wel.
15 We geloven datditwijst naar2Koningen 14:25.Datisde enige plaats inde Schrift waarwenog watmeer lezen overJona. Daar staat:‘Hij bracht ook weder de landpale Israëls van de ingang van Hamath tot aan de zee des vlakken velds; naar het woord des H eeren .’ Dus hetland vanIsraël werduitgebreid. Erwerd aan toegevoegd. Delandpalen werdenverwijd. Endat was ‘door de dienst vanZijn knecht Jona,dezoon vanAmitthai, deprofeet, dievanGath-Heferwas.’ DaarhebtuJona. Dus wat er gebeurde in Israël, was door Jona geprofeteerd. Jona was geen mandieuiteigen gedachten profeteerde, maarhijwas een ware profeet. DoorGodgeroepen endoor Godgezonden. Nietpas hier in vers 1, maar al vóór die tijd. Hij was een geroepen engezondenknechtdesHeeren. De Heere hadZijn woorden ookinde mond vanJona gelegd. Wateen voorrecht. En Jona had mogen zeggen: ‘Dat land zal verwijd worden. De Heere zal u onverdiend zegenen en weldoen.’ Verdiend washetinderdaad niet.Deafgoden werdengediend, er was afgoderij onderJerobeam II,die indie tijd regeerde. Dit allesgebeurde ongeveerinde tijd van Hosea enAmos. Danhebt uenigszins eentijdsaanduiding. Hetwasonverdiend, maarhet zoutoch gebeuren. Hoewel, de opleving zou maar van korte duur zijn.Inde verte konmen aleen andere machtzienrijzen ensterkerworden. We mogen onsinonze dagen welaf vragen: Zoudeslapende leeuw in Oost-Europa – Rusland – die weer ontwaakt is, opnieuw tot een grote macht worden? Of is het China? Het decadente Westen is aan het vervallen. Zal het ons vergaan als het Romeinse rijk datsteeds minder werdvanbinnenuit? Weweten hetniet, maarhetvalttevrezen. In de dagen vanJona zagdeprofeet datwel aankomen evenals anderen diehun ogen nogopen hadden. Inhet noordoosten was Assur, Assyrië, endegrote stadNinevé. Jekon zien, datgrote land wasinopkomst. Datrijkwerd steeds machtiger. Terwijlde opleving vanhettienstammenrijk, waarJonaprofeteerde, maar tijdelijkwas. De Heere zou het volk spoedig bezoeken met de roe enbitteretegenheên.HetisindietijddatJonaweereenwoord
16 vandeHeere krijgt.Hetisdus niet deeerste keerdatdeHeere tothemspreektinJona1vers1. De naam Jonabetekent duif.DeHeere Jezusheeftgezegd dat Godskinderen oprecht moeten zijn gelijk de duiven en voor - zichtig gelijkdeslangen. Deduif ishet zinnebeeld vanoprecht - heid, vanreinheid, vanzuiverheid. Deprofeet Jonakomt indit Bijbelboek nietnaar voren alseen liefduifje. Integendeel. Hijis boos opGod, boosopdeNinevieten, ach,waar washijalniet boos op?Entoch ishij iemand diedeHeere vreest. Tochishij iemand diehet welzijn vanzijn volk ophet oog gehad heeft.Hij heeft liefde voorIsraël envoor deNaam vandeGod vanIsraël. Jonaistocheenvandeoprechten,hijiseenduif.Hijiseenvan Godslievevolk. Zijn eronder onsdieinzichzelf helemaal geenduifzijn, maar die toch door deHeere weleens eerlijkgemaakt zijn,oprecht, en tot devreze vanGod genegen? WantdeHeere maaktZijnvolk eerlijk en oprecht, hoor. Er komt een tijd in hun leven dat ze eerlijk schuld gaan belijden, dat ze eerlijk voor God gaan invallen. Dat zeeerlijk hunRechter omgenade gaanbedelen. Dangaan ze eerlijk bekennen: ‘Diesbenik,Heere, Uwgramschap dubbel waardig.’ DeHeere maakthenoprecht, enbuigt hunhart over om deKoning, Dieinde opening vanhetEvangelie hunwordt voorgesteld, tevolgen. Zezijn alsdediscipelen enzeggen: ‘We hebben allesverlaten enzijn Ugevolgd.’ Daarhoorde Jonaook bij.OokhijwaseenkindeneenknechtdesH eeren. Wat weten weverder vanhem? Hijwas dezoon vanAmitthai. In de naam Amitthai hoorjeals het ware hetwoord ‘amen’. Het betekent: ‘Mijn waarheid’. Het woord ‘amen’ betekent: ‘Het is vast, hetiszeker, hetiswaar’. Hetisals een eed. Christus wordt welde ‘Amen’ genoemd, de waarachtige en getrouwe Getuige. De vader van Jona kennen we verder niet, maar de God der waarheid, Die spreekt totJona, wel.Deze GodzalZijn waarheid nimmer krenken, maareeuwig aanZijn verbond gedenken. Hijzalaan Zijnbelofte,maarookaanZijnbedreigingengedenken.
17 Amitthai, devader vanJona, woonde inZebulon, inGalilea. We lezen inJesaja 9:‘Het volk, datinduisternis wandelt,zaleen groot lichtzien; degenen diewonen inhet land vandeschaduw des doods, overdezelve zaleen licht schijnen.’ Mattheüs schrijft inhoofdstuk 4 dat de Zaligmaker in Galilea is gaan wonen nadat Hij gehoord haddatJohannes wasovergeleverd. ‘EnNazareth verlaten hebbende, iskomen woneninKapernaüm, gelegenaan dezee, in de landpalen van Zebulon en Naftali; opdat vervuld zou worden hetgeen gesproken isdoor Jesaja deprofeet, zeggende: Het land Zebulon enhet land Naftali, aandeweg derzee over de Jordaan, Galileadervolken: Hetvolk, datinduisternis zat, heefteengrootlichtgezien.’ Van datLicht zalJona eentype, eenaf beelding zijn.Jona zal als het ware hetLicht afschaduwen. Ookalshij–zo lezen wein hoofdstuk 2–in de buik vandevis zal zijn, driedagen endrie nachten.ZoisChristusimmersinhethartderaardegeweest. Op zekere dagkomt errechtstreeks vanhethemelhof eenbe- roepsbrief naarJona. Watkaneenberoepsbrief vooreenpredi - kant soms eenspanning geven.Maarhijmag daarin nietopzijn eigen hartvertrouwen enalzeker nietopzijn eigen vlees. Want dat begeert somswatgroot isen wat rijkis,wat voornaam isen aanzien heeft. Ook Gods knechten moeten voor zichzelf bewaard worden. Jona krijgt een beroepsbrief naar een grote stad, maar er is geen grote gemeente. PauluswerddoordeHeere bemoedigd met dewoorden: ‘Ikheb veel volks indeze stad’, toenhijnaar Korinthemoest.MaardiebemoedigingkrijgtJonaniet. Ninevé wasindie dagen eengrote staddiewaarschijnlijk wel een miljoen inwoners had.Hetwaseenwereldstad, diewijd en zijd vermaard was.Ook vanwege degoddeloosheid. Hetwaseen voluit heidense stad.Welezen dat‘hunlieder boosheidwasop- geklommen voor Gods aangezicht’. De boosheid was zo hoog opgeklommen dat de maat als het ware vol was. Zo is het ook met ons vaderland. Hoelang zal de Heere de boosheid die opklimt uit onsvaderlandtotdehemelnoggedogen?
18 2. Met een opdracht van God Deberoepsbrief voorJonaisheel duidelijk: ‘Maakuop, ganaar de grote stadNinevé enpredik tegenhaar.’Jonamoet deHeere onvoorwaardelijk gehoorzamen. De Heere zegt met andere woor - den:‘Doe uwmantel aan,uwgordel omenmaak ugereed voor de reis. Niet morgen, maarnumeteen. Maakuop enganaar de grote stadNinevé enpredik tegenhaar.’Datisde opdracht die indeberoepsbriefstaat. Jona moet met die lastbrief naar die grote stad. We zouden in onze dagen kunnen denkenaanNew YorkCity. Ofaan het kleinere Amsterdam. Daarisde boosheid ooktentop gestegen! Ennietalleendaar. ‘Maak uop, ganaar degrote stad.’Watmoet Jonadaargaan doen? Leest u maar mee: ‘Predik tegen haar.’ Het woord ’predik’ betekent ‘schreeuw’. In het Engels is dat ook duidelijk weergege - veninhet woord ‘cry’.Datwildus zeggen: ‘Schreeuw hetuit!’ ‘Roep uitdekeel, houd nietin,verhef uwstem alseen bazuin, en verkondig Mijnvolkhunovertreding, enhet huis vanJakob hun zonden’, zoheeft Jesaja eensgesproken inhoofdstuk 58.De bazuin van Jona moet een helder en zeker geluid geven. Zijn boodschap mag niet terughoudend zijn. De profeet mag ook niet aarzelend zijninzijn boodschap. Hijmag geen zachte, diploma - tiekewoorden en termen gebruiken om het wat aanvaardbaar te maken voordehoorders. Tegenwoordig zegtmen dandater ‘aansluiting’ gezocht moet worden. Nou, in Ninevé was helemaal geen aansluiting. Menwilde metdeGod vanIsraël nietstema - ken hebben. Watmoesten zijmet eenJood diehun zoukomen vertellen watdeGod vanIsraël tothem hadgezegd? Nee,Jona zalabsoluutgeenaansluitingvindenindiegoddelozestad. Hij krijgt ookniet deopdracht omeerst eencursus tevolgen. Jona moet erheen gaan en daar wachten wat de Heere hem te sprekenzalgeven. Jona voelt dat hij in Ninevé als het ware de bazuin aan de mond zal moeten zetten.Hijmag erniet aarzelend spreken.Watzaler een opzien geweest zijn bij Jona. Hij weet dat hem heel wat wacht in Ninevé. Bovendien ishet een zeer lange reis.Ninevé isniet
19 naast dedeur. Daarnaast isNinevé eenplaats vanbuitengewone goddeloosheid. En daar moet hij, als Joodse dominee, met kracht gaanroepen.Hijmoettegendestadgaanprediken… De Heere roeptZijnknechten nietomdeboodschap tever- zachten, omdeboodschap alshet ware wataanvaardbaar tema - ken, om wat aansluiting te krijgen bij het verdorven verstand van de mens. Natuurlijk mogenenmoeten zede boodschap eenvou- digbrengen. De bekende predikant Alexander Comrie vroeg aan zijn vrouw alshijthuiskwam nadathijgepreekt had:‘Hoe was het?’ Danzeize:‘Man, hetmoet nógeenvoudiger.’ Devolgende keer dathijgepreekt had,vroeg hijhet haar weer. Enopnieuw klonk het: ‘Nóg eenvoudiger.’ We kunnen eigenlijk nooit te een - voudig zijninde prediking, maarhetmoet welhelder enklaar blijven wat Gods boodschap is. Deze mag niet voor tweeërlei interpretatievatbaarzijn. ‘En hetwoord desHeeren geschiedde …’Wanneer wijiets zeg- gen, gebeurt erop dat moment niets.Onze woorden gevenge- luid, maar daarhoudt hetmee op.Als deHeere inGenesis 1zegt: ‘Daar zijlicht’, daníser licht. Datwoord doetwat.Dátstaat er eigenlijk alswe lezen: ‘Enhetwoord desHeeren geschiedde.’ Het woord desHeeren isniet alleen metmacht. Hetwérkt, en hetzal niet ledig tot Hem wederkeren, maar het zal doen wat Hembehaagt. U komt ookelke zondag entijdens dedoordeweekse diensten onder datwoord. Bedenk datunooit hetzelfde dekerk uitgaat als uerin kwam. Datkanniet, want Gods woord zalniet ledig wederkeren. Het kan twee kanten op. Het zal zijn tot oordeel of tot voordeel. Eenreuke desdoods tendode ofeen reuke des levenstenleven. ‘En hetwoord desHeeren geschiedde totJona.’ Hetwoord des Heeren wordteenzaak voor Jona. Hijkan erniet omheen. Datwoord ís er. Woorden van mensen kunnen we vergeten. Daar kunnen we onze oren voor toestoppen. Woorden van mensen kunnen wewegwuiven. Maarhiergaat hetover hetwoord des Heeren dat tot Jona komt. Wat zal hij doen? Zal hij eronder
20 bukken?Zalhijhet eronder mogenverliezen? Zalhijonder de majesteit van dat woord beven en zeggen: ‘Heere, Uw woord is mij testerk geworden, Gijhebt mijoverreed enGij hebt mij overmocht’? We lezen hier dat het woord des H eeren tot Jona ‘geschiedde’. Is dat woord weleens tot u geschied? Is dat weleens een zaak gewordenwaarunietmeeromheenkon? Jona krijgt deboodschap dathijhet woord vandeHeere moet gaan prediken: ‘Maakuop, ganaar degrote stadNinevé enpre - dik tegen haar…’Hij moet nietprediken tot Ninevé, maartegen Ninevé. Dat is geen aangename opdracht! In Amerika zijn er wel kerken waar tien- tot twintigduizend mensen samenkomen, op de zondag endoordeweeks. Hetschijnen bloeiende kerkentezijn. Maar watzou ervan overblijven alsdie predikers eenstegen die mensen zouden preken? Ik denk niet dat er veel van zou overblij - ven!Hetiseen wonder datonder onsnog getrouwheid magzijn in het opkomen onderhetWoord vanGod. Ookalshet woord tegenonsis.DeHeeredoetdatnietuitlusttotplagen,enGods knechten doendatniet uitvijandigheid. Hetisomdat deHeere uw dodelijke dagnog niet heeft begeerd. Laterindit Bijbelboek zal Jona datook aanvoeren enzal hijzeggen: ‘Heere,ikwist het wel datUbarmhartig bent,genadig, lankmoedig engroot van goedertierenheid.’ En zoishet nog steeds. Hetisook núnog Gods goedertieren - heid datHij deboodschap laatbrengen: ‘Prediktegenhaar.’Het is de taak vanGods knechten, ookindeze tijd,omteroepen: ‘O land, land,land,hoort desHeeren woord.’ Datwoord behoort gepredikt te worden tegen de wereld, die zonder tegenspreken de grofste goddeloosheid bedrijftendegrofste vuilheid tolereert. Winkelsworden zondags opengesteld. Gods dag wordt vertrapt. Wat iser een nood! Hetisgoed daterin zulke omstandighe - den eenwaarschuwend getuigenisvandekerk uitgaat richting de overheid. Datisniet alleen eentaak voor dedeputaten, dat is een taak voor onsallemaal. Webehoren eerlijkte‘prediken’ tegen kerken waar alleen gesproken wordt over Gods liefde. Dan geldt ook:Predik tegenhaardathet niet stand zalhouden. Dat
21 het eenmaal bittertegen zalvallen inde dag aller dagen. Predik tegenalsdiemensenmaarbouwenopdezandgrond. Gods knechten krijgen ook de boodschap om te prediken tegen allen dieonbekeerd voortleven, dievoortwandelen opdebrede weg die naar het verderf leidt. Ook al bezoeken we trouw de kerkdiensten. Zolanguzo voortleeft, blijfthetoordeel vanGod op u.Zolang uniet onder Hemleertbuigen, zolangude wapens niet inlevert, zalhet uinsgelijks vergaanalsNinevé. Tenzijdat uzichbekeert. Die boodschap ‘tegen haar’ die de Heere Jezus tegen de  Farizeeën preekte, werd Hem niet in dank afgenomen. Hoe is dat met onsalshet klinkt: ‘Tenzij uwgerechtigheid overvloediger is dan vandeFarizeeën enSchriftgeleerden, gijzult hetKonink - rijk Gods nietingaan’? DeHeere isniet gekomen omteroepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering. Er zal blijdschap zijn in de hemel overenezondaar diezich bekeert, méérdanover 99 rechtvaardigen. Gods knechten moeten nog steeds preken, tegen alle on ge - rechtigheid, maarooktegen alleeigen gerechtigheid. Wevoelen ons zovaak verheven bovendewereld, maarwezitten zelfvol met ongerechtigheid éneigengerechtigheid. Hebtudat Ninevé hier vanbinnen aleens leren kennen? Hebtuhet geleerd dathier vanbinnen eenpoel vangoddeloosheid eneen bron vaneigen - gerechtigheid huist?Godsknechten moetennogsteeds zeggen: Weeu, wanneer gij u niet bekeert! Dan krijgen ze de ‘Farizeeërs’ tegen. Men heeft graag een ‘lieve’ dominee. En het is waar, Gods knechten mogen niet onnodig twisten. Ze behoren vriendelijk te zijn jegens allen.Maarzemoeten weleerlijk zijnenoprecht .Het mag hun voortdurende bede wel zijn: ‘Och, Heere, maak mij oprecht, datikde gunst vanmensen nietzoek enhun afwijzing nietvrees.MaakmegetrouwaanUwopdracht.’ Gods knechten dienen eerlijk te waarschuwen. ‘Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar.’ Er moet gepredikt wordentegeneigengerechtigheid. Ermoet gepredikt worden tegeneenleer waarin menzegtdatmen Jezus kanaan- grijpen, zonderdaterooit plaats voorHem isgemaakt ineen
22 wegvandiepe vernedering enverootmoediging onderGod.De moordenaar aanhetkruis beleed: ‘Wijontvangen strafwaardig hetgeen wij gedaan hebben.’ In de bekering komt het aan op twee dingen: Godswerkinhet hart isnoodzakelijk, enalons werk valttenenenmaleweg.Hetisenblijftwaar: Nietsuitons,maarallesuitHem, ZoreistdeKerknaarJeruzalem. Dat is een les waar Gods kinderen hun hele leven voor nodig hebben. De prediking kan ook zo tegen hun vrome vlees ingaan. Wanneer gepredikt wordt dat er geen verzoening met God komt door onze lieve gestalten en dat het buiten Christus zeer zal stor - men, dan zijn Gods knechten ook geen ‘lieve’ dominees meer. Ik herinner medat mijn vader eensvertelde overeenvrouw inde gemeente die met vijandschap in haar hart in de kerk zat. Het was een vrouw bijwie echt welwat goeds inhaar hartlag.Maar ze voelde dat alles van haar werd afgenomen. Ze moest eronderdoor gaan. Maar zewilde hetniet opgeven. Allesdoeteenmens om zijn leven tebehouden. Ookdeze vrouw. Maarwiezijn leven zal zoeken tebehouden, diezalhet verliezen. Datiseen boodschap ‘tegen haar’.Datisgeen aangename boodschap. Entoch ishet barmhartigheid van God dat die boodschap nog verkondigd mag worden, want in die weg komt er een buigen onder God. We zullenhethorenbijNinevé. We zeggen niet dat dat buigen het ware buigen geweest is, maar al zou hetuitwendig geweestzijn,indat buigen heeftdeHeere wélhetoordeelopgeschort. Voor Gods Kerkmageronder datbuigen eenoog komen op een buigende Middelaar, vanWie Jona eenbeeld was.Dievol- komen Middelaar heefthetoordeel weggedragen. Danmogen de klanken vanhetEvangelie gehoordworden.Dánwordt het Evangeliezodierbaarvooreenbankroetvolk. Wat ligterveel indie twee woordjes ‘tegenhaar’.Daarligtin dat deHeere zegt:Aluw gerechtigheden zijnniet meer daneen
23 wegwerpelijk kleed.Uwtranen zijngeen grond voordeeeuwig - heid. Alles waaruuw bekering opbouwt, moeteraan, wilde meerdereJonagestalteinuwlevenkunnenkrijgen. ‘Predik tegenhaar;wanthunlieder boosheidisopgeklommen voor Mijn aangezicht.’ Het zal niet meegevallen zijn voor Jona om deze beroepsbrief te lezen. Zijn hart is er ongetwijfeld sneller van gaan kloppen. We zeggen niet dat hij meteen opgestaan is. Maar hijiswelopgestaan.Daarovergaathetinonzederdegedachte: 3. Wegvluchtend van God ‘Maar Jona.’ Maar ... Dat is een verschrikkelijk ‘maar’. God heeft Zijn Jona eenwonderlijk ambtgegeven. Datgeldt vooralGods knechten. Waaromkrijgenzijdat ambt? Waarom werdJonage- roepen? Was hij beter dan anderen? Had hij meer verdiend? Nee, dat blijkt weluithet vervolg vandegeschiedenis. Zoudenwijzo iemandindienstnemen? Maar Jona...Jona hadeigenlijk moetenzeggen: Wateeneer, Heere, datik die ambassadeur magzijn,datiknaar diestad mag, hoewel ik ertegen opzie. Dominee Hoogerland vertelt in een van zijn preken dathijals ouderling voorheteerst opziekenbezoek moest.Meteenbonzendhartstondhijvoorhetziekenhuis. Dat Jona ertegen opzietomditwerk temoeten doen,isbegrij - pelijk. Hadhijmaar gebeden: ‘Och,Heere, helpmealstublieft, ikdurf niet.’ Mozes kreeg ook een opdracht. Hij durfde niet en kon hetniet. Ookhijwilde ineerste instantie niet,maar de Heere bracht hem op zijn plaats en bewaarde hem ervoor wat Jonagingdoen. Jona heeft zichzelf erniet voor over. Hijheeft alleswelover- wogen. Hetiseen gevaarlijke reisnaar Ninevé. Zezouden hem wel dood kunnen slaaninNinevé! Bovendien heefthijermoeite mee dat hij voor de heidenen moet preken. De woorden Gods zijn toch aan Israël toevertrouwd? Hij weet goed Wie zijn Meester is, en dat de Heere uiteindelijk bepaalt waar hij heen moet. Maar hij wil niet naar Ninevé enhij durft nietnaar diemachtige wereld- stad. Diep inzijn hart hoopt hijdat ergeen berouw zalkomen in die stad. Hijweet uitzijn eigen levendatdeHeere barmhartig
24 is,lankmoedig engroot vangoedertierenheid. Datzoubijhem gunning teweegmoeten brengen. Hethoort eenwonder voor hemtezijndathijzelfnognietindehelligt. Maar Jonaisniet opzijn plaats. Hij naar Ninevé? Datnooit. Ingedachten ziet hij mogelijk de Ninevieten, de Assyriërs, al komen omzijn volk tebenauwen. Jonawilniet naar Ninevé. Hij staat op,hijmaakt zichopom tevluchten. NietnaarGod toe, maarvanGodaf. In plaats vannaar hetoosten tegaan, deplaats waardezon opkomt, vluchthijnaar hetwesten. Deplaats waardezon onder gaat. Hij vlucht van God af naar het land van de duisternis. Waar het donker wordt in zijn ziel. Jona is zowel een type van de eerste Adam als van de tweede Adam. In hoofdstuk 1 is hij een type van de eerste Adam. Inhoofdstuk 2is hij een type vandemeerdere Jona, de tweede Adam. We kunnen deze tweede Adam, Christus, niet leren waarderen en kennen, niet lief hebben en nodig hebben alsergeenkennisisaandeeersteAdam. In hoofdstuk 1is Jona eenbeeld vanAdam, dieook isweg - gevlucht. Bevende verborg hij zich met zijn vrouw Eva achter een struik. En,Adam enEva zouden nooitmeernaarGod toe gegaan zijn, u en ik ook niet, als God hen niet opgezocht had. De dichter vanPsalm 32waarschuwt voordezewegvanGod afmet de woorden: ‘WieGodverlaat, heeftsmart opsmart tevrezen.’ ‘Maar Jonamaakte zichopom tevluchten naarTarsis, vanhet aangezicht desHeeren .’Daar gaatJona. Derust isweg uitzijn leven. Hij pakt zijn spullen en vlucht zo ver mogelijk bij de Heere vandaan. Maar Jona weet toch wel dat hij God niet kan ontlopen? Jazeker. Zijn jullie daar ook wel eens achter gekomen, jongens en meis - jes?Ishet wel eens gebeurd injeleven datjede Heere nietmeer konontlopen? Dat de Heere je achterhaalde en zei: ‘Tot hier toe enniet verder’? IsGod jullie alte sterk geworden? Wezijn allemaal opdeweg vanJona. Welopen bijGod vandaan. Adam was deeerste, wijdoen hetook. Welopen allemaal vanhetaan- gezicht vanGod weg.Wezoeken Zijnaangezicht niet.Hoewel
25 het toch waar is,dat Gods vriendelijk aangezicht vrolijkheid en licht geeft vooralleoprechte harten.Maarwebegeren datniet. We zijn allen metJona opweg naar deduist