Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.HIJ KENT MIJN Scholten Uitgeverij HIJ KENT MIJN JOLANDA DE F ARIA Jolanda de Faria© 2019 Scholten Uitgeverij BV Burgemeester Drijbersingel 25c8021 D A Zwolleinfo@scholtenuitgeverij. nlwww. scholtenuitgeverij. nl Omslagontwerp: Jore ontwerp Binnenwerk opmaak: Piet Versteeg Tekstcorrectie: Marije de Faria / Jan Meints Drukwerk: Drukcase Eerste druk, april 2019 ISBN nummer: 978 94 92959 27 0 NUR: 343 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No portion of this book may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means electronic, mechanical, photocopy, recording or any other except for brief quotations in printed reviews, without the prior written permission of the publisher. 5 Inhoud Hoofdstuk 19 Hoofdstuk 221 Hoofdstuk 329 Hoofdstuk 435 Hoofdstuk 543 Hoofdstuk 647 Hoofdstuk 753 Hoofdstuk 863 Hoofdstuk 975 Hoofdstuk 1089 Hoofdstuk 1199 Hoofdstuk 12109 Hoofdstuk 13113 Hoofdstuk 14121 Hoofdstuk 15129 Hoofdstuk 16137 Hoofdstuk 17143 Hoofdstuk 18151 Hoofdstuk 19165 Hoofdstuk 20171 Hoofdstuk 21177 Hoofdstuk 22185 Hoofdstuk 23193 Slotwoord van de auteur Omdat hij liefde voor Mij opgevat heeft, zegt God, zal Ik hem bevrijden; Ik zal hem in een veilige vesting zetten, want hij kent Mijn Naam. Hij zal Mij aanroepen en Ik zal hem verhoren, in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn, Ik zal hem eruit helpen en hem verheerlijken. Ik zal hem met lengte van dagen verzadigen. 8 ama was dood. Niemand had het hardop gezegd, maar ze wist het op het moment dat ze de dokter naar opa en tante Manon zag lopen. Zijn gezicht stond ernstig en terwijl hij met gedempte stem sprak, keek hij iedere keer bezorgd naar haar en naar Koen. Haar broertje had niets in de gaten, hij zat naast haar op de plastic ziekenhuisstoel. Hij speelde een spelletje op zijn Nintendo en wiebelde met zijn beentjes heen en weer, onbewust van de narigheid die onherroepelijk ging komen. Soms wilde ze dat ze net zo onschuldig als haar broertje de wereld om zich heen kon accepteren. Hoewel haar moeder er altijd voor gewaakt had om haar problemen met haar dochter te bespreken, leek Roos wel een zesde zintuig te hebben voor de zorgen die Christine regelmatig had. Van kleins af aan had ze haar moeder vragen gesteld die niet pasten bij haar leeftijd. Hoe vaak was ze niet bij haar moeder op schoot geklommen, omdat ze had gevoeld dat mama verdrietig was. Ze had nooit gezeurd om speelgoed of iets wat ze wilde hebben, ze had haarjn begrepen dat daar gewoon geen geld voor was. Roos ogen dwaalden weer naar het groepje volwassenen. Ze zag hoe haar tante papieren zakdoekjes uit haar tas haalde en aan opa gaf, die zich met schokkende schouders op een stoel liet zakken. Een bezorgd kijkende verpleegkundige kwam aanlopen met een glaasje water. Roos maag trok krampachtig samen, ze richtte haar blik op de slingerende voeten van haar broertje. Ze vond het maar niets als volwassen mensen zomaar huilden. Haastig draaide ze haar hoofd naar de andere kant van de wachtkamer. Door de glazen deuren zag ze mensen in witte uniformen langslopen, sommigen hadden een groen kapje op hun hoofd. Dat waren vast dokters, want die hadden zon ding om hun nek hangen waarmee ze naar je hart konden luisteren. Hoe heette zoiets ook alweer? Ze kon even niet op het juiste woord komen. Ze herinnerde zich dat de schoolarts er ook één had gehad, het ding was ijskoud geweest en ze had zich verschrikkelijk opgelaten gevoeld om in haar onderbroekje voor een vreemde te staan. Mama had later op haar gemopperd, omdat ze zich zo nukkig en dwars had gedragen. Daar was ze zo beledigd over geweest dat ze de hele dag niets meer tegen haar moeder had gezegd. Pas s avonds laat toen ze allang op bed lag, had de slaap niet willen komen. Ze miste haar moeder en de vertrouwelijkheid tussen hen. Op blote voeten en met verwarde haren was ze naar beneden gegaan en dicht tegen haar moeder aangekropen op de bank. Al stamelend had ze Mam had haar een kus gegeven. Ik was ook fout lieverd, af en toe vergeet ik hoe groot je al bent en hoe diep je over de dingen nadenkt. Ze had over Roos haren gestreeld en haar een kleine vrouw genoemd. De serie van beelden en gevoelens overstelpten haar, stuwden de tranen omhoog. Om te voorkomen dat ze in huilen zou uitbarsten, beet ze keihard op de binnenkant van haar wang. Tranen van pijn sprongen in haar ogen. Nu viel er niets meer te zeggen, mama was dood. Ze vroeg zich af wat ze nu moest doen, was het de bedoeling dat ze zou huilen? Ze voelde de blik van opa op haar rusten, zou hij zich afvragen wat er met hen moest gebeuren? Uit alle macht probeerde ze zich voor te stellen hoe haar leven eruit zou zien zonder haar moeder, maar ze kreeg het niet voor elkaar. Je kon het bestaan van iemand niet uitgummen alsof die persoon nooit had bestaan. Vorig jaar was de moeder van Marlies, een klasgenootje van haar, ernstig ziek geworden. Ze zag nog het gezicht van de oma van Marlies, toen ze haar van school kwam halen. Later vertelde de juf dat haar moeder was overleden. Na de begrafenis kwam Marlies weer naar school. Ze herinnerde zich dat het meisje over de kleinste dingen moest huilen, ook toen het al maanden verder was. Sommige kinderen hadden haar ermee gepest door haar brulsmoel te noemen. Toen de juf daar achter was gekomen, hadden ze bijna tot de pauze in de kring gezeten om erover te praten. Na dat gesprek had niemand haar ooit nog uitgescholden, maar Roos zag aan de ogen van Marlies dat ze nog steeds heel verdrietig was. Ze kon niet geloven dat nu haar eigen moeder dood was. Ze dwong zichzelf om ergens anders over na te denken, dat deed ze altijd als er iets gebeurde wat ze moeilijk vond. Dan stapte ze in haar eigen wereld en liet de realiteit achter zich. Als vanzelf werden haar gedachten bepaald bij afgelopen zomer toen ze gekampeerd hadden. Mama had een tunneltent overgenomen van vrienden en met zijn drietjes waren ze naar een kleine camping in Zeeland gegaan. Ze hoefden alleen maar de duinen over te steken en dan waren ze op het strand. s Avonds mocht Roos langer opblijven, terwijl Koen dan al op bed lag. Dat waren altijd de mooiste momenten. Roos kreeg daardoor het gevoel dat ze groot en wijs was, een beetje alsof ze de vriendin van mama was. Bijna elke avond zaten ze gemoedelijk samen voor de tent met de stoel in ligstand om naar de sterrenlucht te kijken. Mama wist heel veel dingen en het had Roos dus niet verbaasd dat ze op een avond toen de lucht heel helder was, de namen van een aantal sterrenstelsels noemde, terwijl ze ze aanwees. Mama? Door de vertrouwelijkheid die op dat moment tussen hen leek te zijn, durfde ze het eindelijk te vragen: Waarom hebben wij geen papa, waarom wil je er nooit over praten? Ze hoopte dat haar moeder niet boos zou worden. Ze had het vroeger weleens meer gevraagd, maar telkens weer had haar moeder kortaf geantwoord dat ze daar niet over wilde praten, dat ze het nog weleens zou horen als ze groot was. Die keer pakte mam haar hand terwijl ze naar de lucht bleef kijken en ze wreef zachtjes met haar duim heen en weer. Weet je Roos, je gaat nu naar groep zeven, je bent groot genoeg om te weten hoe het zit. Ik vertel je nog niet alles, sommige dingen zijn nog te moeilijk voor je om te begrijpen, dat komt later wel. Ze zuchtte even diep en gaf Roos Toen jij drie was en ik in verwachting was van Koen, heeft je vader besloten dat hij niet meer met mij verder wilde. Hij was verliefd geworden op iemand anders. Ze stopte even en Roos hoorde haar slikken. Later zal je begrijpen hoe verdrietig dat voor me was. Ze kneep in Roos hand. Het had niets met jou te maken, hoor schat, ik ben ervan overtuigd dat hij heel veel van jou hield! Roos keek naar het gezicht van haar moeder, ze was er nog steeds verdrietig om, dat kon je zien aan de manier hoe ze met haar mond trok. Ze dacht aan Mark uit haar klas, zijn ouders waren gescheiden, om de week was hij een weekend bij zijn vader. Waarom komt hij ons dan nooit halen? Haar moeder zuchtte diep. Hij is nog één keer langs geweest, daarna heb ik niets meer van hem gehoord. Haar moeder keek haar even vluchtig aan en richtte haar blik weer naar de heldere sterrenhemel. Je vader heet Richard, Richard Vervloed, jullie heten ook Vervloed, naar je vader. Ik heb hem ontmoet toen ik negentien was. Ik was samen met Chantal, die ken je nog wel hè, op vakantie in Frankrijk, we etsten van dorpje naar dorpje. Tijdens een enorme onweersbui schuilden we in een dorpskerkje . . . Ze zweeg even en leek in gedachten alles opnieuw te beleven. Roos paste ervoor om iets te zeggen, ze had haar moeder nog nooit zo open meegemaakt. In die vakantie is het begonnen, ik werd ontzettend verliefd op hem en hij op mij. We zijn na een jaar getrouwd en jij kwam al vrij snel. Drie jaar later was ik in verwachting van Koen. Haar stem viel weg, Roos zag dat ze diep in gedachten was. Muisstil zat ze naast haar moeder in de hoop dat ze het verhaal weer op zou pakken. Plotseling keek Christine op haar horloge. Is het al zo laat? Je had allang in je bed moeten liggen! Het magische moment was voorbij. Roos stond gehoorzaam op en pakte in de tent haar toiletspulletjes. Richard, papa Richard. Ze proefde zijn naam, het klonk goed. Ze vroeg zich af waar hij was en of ze hem ooit zou ontmoeten. Roos . . . Tante Manon stond voor haar en keek op haar neer. De meeste volwassenen die ze kende zakten door hun knieën, zodat ze hun ogen kon zien als ze iets belangrijks wilden vertellen. Haar tante deed dat nooit, Roos moest altijd omhoog kijken naar haar. Roos, mama is erg ziek, door het ongeluk is ze in coma geraakt, weet je wat dat betekent? Roos knikte opgelucht. Ze was niet dood!! Haar tante zag het niet eens. Dat betekent dat ze heel diep slaapt en dat we niet weten of ze weer wakker gaat worden. Roos wist best wat een coma was, ze had vaak genoeg met haar moeder naar ER gekeken. Haar moeder was gek op die serie, ze had alle dvds. Haar tante deed altijd alsof ze een kleuter was en zelfs nu irriteerde het haar mateloos. Ze zei niets over oma, hoe zou het met haar zijn? Oma en mama waren samen een dagje uitgegaan, op de terugweg hadden ze een ongeluk gekregen. Opa had hen opgehaald van school en verteld dat oma en mama in het ziekenhuis lagen. Roos keek naar opa, hij was gaan zitten en staarde doelloos voor zich uit. Als mama niet, dan
Ze stond op, liep naar hem toe en legde haar hand op zijn arm. Even keek hij haar aan toen vertrok zijn gezicht, zijn wangen waren nat van de tranen. Hij legde een bevende hand op de hare. Oma is in de hemel liefje, opa is heel verdrietig. Zonder verder iets te zeggen, klom ze bij hem op schoot en legde haar armen om zijn nek. Ze voelde het schokken van zijn schouders. Tante Manon had Koen bij de hand genomen. Jullie gaan met mij mee naar huis vanavond, dat is voorlopig de beste oplossing. De toon van haar stem verraadde geen enkele Roos probeerde haar gezicht in de plooi te houden, ze vond het verschrikkelijk bij tante Manon. Haar hele huis stond vol met afschuwelijke porseleinen poppen, bovendien deed ze altijd zo streng, ze liet hen altijd duidelijk merken dat ze onopgevoed en lastig waren. Ze zou veel liever met opa Kunnen we niet met opa mee? vroeg ze, tegen beter weten in. De blik die haar tante haar toewierp, was genoeg om haar tot zwijgen te brengen. Ze sjokte achter haar tante aan, die Koen net te hoog aan zijn hand vasthield waardoor hij scheef naast haar liep. Binnen tien minuten parkeerde haar tante de auto voor hun huis. Manon had gezegd dat ze snel de hoognodige spulletjes voor Koen en haarzelf moest pakken. Roos liep naar de slaapkamer van Koen en pakte meneer Beer, hij zou niet zonder kunnen slapen, daarna pakte ze haar eigen knuel Muizenstijn en ging op zoek naar een tas. Haar tante stond ongeduldig in de keuken en keek haar boos aan. Ik zei hóógnodig! En jij komt met die onzin aan! Ze griste de knuels uit haar handen en gooide ze op de bank. Tandenborstels, pyjamas, schoon ondergoed, extra broeken en shirts. siste ze. De tranen sprongen in Roos ogen maar ze draaide zich om en rende de kamer uit, op zoek naar de dingen die haar tante opnoemde. Ze probeerde goed na te denken wat nog meer nodig was, haar moeder pakte altijd hun tassen in, dat hoefde ze nooit zelf te doen. In een opwelling liep ze naar haar moeders slaapkamer, pakte de reservesleutel van de achterdeur uit het laatje van het nachtkastje en liet hem in haar zak glijden. Ze kwam opnieuw de kamer in en hoopte dat het dit keer goed was. Toen ze naar de bank wilde lopen om de knuels te pakken, sneed de stem van haar tante door de kamer: Laat liggen! Die rommel hebben we niet nodig, knuels zijn voor babys. De uitdrukking op het gezicht van haar tante was genoeg om niet te protesteren. Roos keek nog één keer om naar de vertrouwde ruimte, wanneer zouden ze weer terugkomen? Ze kreeg een akelig gevoel in haar buik; wat als mama niet meer beter werd, wat In het huis van haar tante keken de kwaadaardig lachende poppen met scheve blikken op hen neer. Koen was in de auto huilerig geworden van moeheid en klaagde dat hij naar mama wilde. Roos deed haar best om hem stil te houden, want als haar tante tegen hem zou uitvallen, zou hij ontroostbaar zijn. Ze wreef over zijn handje. Ik zorg voor je, hoor, uisterde ze, Roos is bij je. zijn lip begon te trillen. Meelopen. Manon liep voor hen uit de trap op. Roos pakte zijn handje en sleepte hem mee achter haar tan te aan naar de logeerkamer. Daar stond een smal tweepersoonsbed. Maak jij hem maar klaar voor de nacht, ik zal voor jullie allebei nog een warme beker melk maken. We lusten geen warme melk, tante Manon, Koen heeft een koemelkallergie. Haar tante keek haar kil aan. Onzin! Warme melk is goed voor het slapengaan. Ze verdween naar de keuken. Roos hielp haar broertje in zijn pyjama en kleedde zichzelf ook snel om. In de badkamer liet ze hem plassen en hielp hem met tandenpoetsen. Toen ze terugkwamen in de logeerkamer stonden er twee dampende bekers melk klaar, de geur maakte haar misselijk. Haar tante keek op hen neer met haar handen in haar zij. Zo, nog even leegdrinken en dan kunnen jullie naar bed. Het is nog veel te heet, tante Manon, dan verbrandt Koen zijn mond. En ik ook, dacht ze. Haar tante keek haar met koude ogen berekenend aan, het leek wel alsof ze de gedachten van Roos kon lezen. Laat het maar even afkoelen dan, ik kom over een half uurtje kijken of jullie liggen. Ze draaide zich om en marcheerde de kamer uit. Roos hoorde haar de trap afgaan. Zo snel en stil als ze kon sloop ze met de twee bekers naar de badkamer en goot ze leeg in de wasbak. Ze spoelde de bak even na en liep weer terug naar de slaapkamer. Koen, zeg maar tegen tante Manon dat je je beker hebt leeggedronken. Koen keek haar met grote ogen aan. We mogen niet jokken van mama, dat vindt God niet goed. Ze verwachtte deze reactie al. Weet je, ga jij maar lekker slapen, ik praat wel met tante. Ze stopte hem in en zong een gebedsliedje met hem. Hij was heel moe, hopelijk sliep hij al voordat haar tante kwam. Zijn ogen gingen wijd open, Roos, waar is mama? Mama slaapt een paar nachtjes in het ziekenhuis, dan wordt ze snel weer beter. Ze duwde het gevoel van verdriet weg dat zich aan haar opdrong op het moment dat hij over mama begon. Zijn ogen zakten weer dicht. Plotseling sperde hij ze wijd open terwijl hij paniekerig overeind ging zitten. Roos, waar is meneer Beer? Oh, . . . ze was zo bang voor deze vraag geweest. Koen begon al wild om zich heen te tasten en ze zag de schrik in zijn ogen oplichten. Koen? Ze keek hem ernstig aan. Muizenstijn en Meneer Beer willen graag op mama passen, anders is ze zo alleen en wij zijn bij elkaar. Er verscheen een nadenkende uitdrukking op het gezicht van Koen. Wordt ze dan sneller beter? Roos knikte, ze peuterde het aapje van haar Kiplingrugzak los. Hier, mijn aapje wil heel graag bij jou slapen. Hij pakte het gretig aan. Hoe heet hij? Meneer Aap, verzon Roos snel. Zijn mondhoeken schoten omhoog. Net als Meneer Beer! glunderde hij. Roos dacht aan haar tantes commentaar toen ze de knuels thuis wilde meenemen. Hij ligt graag diep onder de dekens. Koen trok het knueltje naast zich, precies zoals ze hoopte. Ze gaf hem een kus op zijn voorhoofd en deed het licht uit. Misschien kon ze net doen alsof ze sliep voordat tante Manon kwam. Ze draaide zich op haar zij en trok haar benen op. Beneden hoorde ze de kamerdeur en even later liep haar tante stilletjes de slaapkamer in en pakte de twee bekers. Haar moeder zou nog een kus gegeven hebben en zachtjes een gebed uitspreken, ze had het haar zo vaak horen doen. De voetstappen verwijderden zich weer en Roos zuchtte van Heer, wilt U mama weer beter maken? Wilt U oma de groeten doen en zeggen dat ik haar nu al mis? Wilt U opa troosten? Als U tijd heeft, Heer, wilt U dan zorgen dat we ergens anders kunnen logeren totdat mama beter is. Ik ben zo bang voor tante Manon, het lijkt wel of ze ons haat. Ze luisterde naar de ademhaling van Koen, hij sliep. Geineens begonnen de tranen te lopen. Het besef drong door dat ze oma nooit meer zou zien. Wat als mama ook doodging? Moesten ze dan voor altijd bij tante Manon wonen? De gedachte benam haar bijna de adem. Was haar vader er maar, dan kon hij voor hen zorgen. Heer, nog één ding, kunt U zorgen dat onze papa weer thuiskomt? Hij heet Richard Vervloed en hij heeft donkere krulletjes net als ik, amen. Even later was ze net zo diep in slaap als haar broertje. 20 ophie trok de deur achter zich dicht, het was een letterlijke handeling, maar ook een guurlijke, want ze zou hier nooit meer terugkomen. Drie jaar lang had ze zich de benen uit het lijf gelopen voor het boetiekje van mevrouw Schutte, Sophie had haar nooit bij de voornaam mogen noemen. Ze had op bijna alle feestdagen gewerkt en vrije dagen waren altijd een probleem geweest. Zelfs toen ze ziek was met negenendertig graden koorts, was ze nog naar haar werk gekomen. Het werd nooit gewaardeerd. Vandaag had mevrouw Schutte haar aan het eind van de dag tussen neus en lippen door verteld dat ze morgen niet meer terug hoefde te komen. Haar nichtje had een baan nodig en tja, familie gaat voor, hè. Met een boze ruk trok ze haar ets uit de stalling en reed weg. Ze had besloten dat ze er niet over zou huilen, het was niet de moeite waard. Ze had uiteindelijk voor elkaar gekregen dat ze nog tot het eind van de maand uitbetaald kreeg, maar daarna zou ze waarschijnlijkeen uitkering moeten aanvragen. Waar haalde je in deze tijd zo gauw een nieuwe baan vandaan? Ze dacht aan haar atje, haar eerste thuis sinds jaren, hoe moest dat met de huur? Ze zou onmiddellijk een begroting maken als ze thuiskwam. Ze kon best wat minder eten en nieuwe kleren zaten er toch al niet in. Het begon zachtjes maar gestaag te regenen en haar dunne roodblonde haren waren binnen een paar minuten kleddernat. Haar jas bleek duidelijk niet bestand tegen al het water en ze voelde de druppels in haar nek sijpelen. Prima weer om je zelfmedelijden mee te voeden, dacht ze. Ze wist niet zeker of haar gezicht alleen nat was van het regenwater of ook van de tranen. Ze reed de Boterbloemstraat in en stopte voor de deur van de etsenkelder van haar at. Flat was wel een heel pretentieus woord voor het gebouw van drie etages. Sophie had een appartementje op de tweede etage. Tegenover haar woonde een ouder echtpaar, verder wist ze niet zo goed wie de at bevolkten. Ze was erg op zichzelf. Haar contacten gingen niet verder dan een paar oude schoolvriendinnen en wat verre familieleden. Na het overlijden van haar ouders had ze een klein beetje geld en hun hele interieur geërfd. Het geld had ze op een spaarrekening gezet en de meubels had ze opgeknapt en in haar huisje geplaatst. Zo waren pap en mam toch nog een beetje bij haar. Ze had alleen wat geld gebruikt om haar rijbewijs te halen, maar verder durfde ze er niet aan te komen. Het was haar noodrantsoen. Druipnat stapte ze haar veilige huisje binnen. Ze hing haar natte jas zorgvuldig op de verwarming om te drogen en liep naar de douche om zich een beetje op te knappen. Het spiegelbeeld was niet om blij van te worden; haar haar piekte in natte, druppelende slierten op haar schouders. Straks, als het opgedroogd was, zou het een ongeordende, pluizige bos zijn. Zwarte vegen van uitgelopen mascara ontsierden haar wangen, terwijl twee lichtbruine ogen treurig terugkeken. Het geheel werd gecompleteerd met een glimmende rode neus door het ijzige regenwater en lippen die blauw zagen van de kou. Het was niet veel soeps. Haar enige trots was het handjevol sproetjes links en rechts van haar neus. Ze droogde haar haren en trok de warme trui aan die nog van haar vader was geweest. Zijn geur was allang verdwenen, maar de gedachte dat hij hem gedragen had, gaf haar het gevoel toch nog ergens thuis te horen. Ze wilde net aan het eten beginnen toen de bel ging. Het was meneer Van Houten, die tegenover haar woonde. Toen ze er pas woonde, had mevrouw Van Houten haar uitgenodigd voor een kop koe. Af en toe stopte haar buurvrouw haar de helft van een ovenschotel toe. Ik heb per ongeluk te veel gekookt, zei ze dan. Sophie had haar ervan verdacht dat ze vond dat haar buurmeisje te mager was. Sinds kort kwam ze ook op verjaardagen, ze had kennis gemaakt met haar dochters en kleinkinderen. Waarschijnlijk waren haar buren de mensen met wie ze het nauwst een Haar buurman schraapte zijn keel. Het viel Sophie ineens op dat hij er slecht uitzag, een grauwe gezichtskleur en donkere wallen onder zijn ogen. Uhm
, hij slikte even. Ik moet in de kelder zijn, maar ik weet de code niet. Dat deed mijn vrouw altijd
Deed? Sophie schrok, waarom sprak hij over zijn vrouw in de verleden tijd? Haar ogen gleden over zijn gezicht, de vermoeide trekken, de omlaag getrokken mondhoeken, het lichte trillen van zijn handen. Ze herkende de symptomen, een vage misselijkheid roerde zich in haar maag. Voordat hij sprak, wist ze wat er ging komen. Ariaan wilde haar niet aankijken, hij wilde het medelijden niet zien toen hij met hese stem vervolgde: Mijn vrouw
Ze
ze is eergisteren verongelukt! Er schoot een brok in zijn keel en zijn ogen werden vochtig. Hij schudde zijn hoofd langzaam heen en weer, alsof hij op die manier de feiten in Het was alsof er een koude hand om haar hart gelegd werd, dit had ze al eerder meegemaakt, ze voelde zijn pijn. Oh, meneer Van Houten, wat vind ik dat erg voor u. Voorzichtig pakte ze zijn bevende hand. Wat een afschuwelijk bericht. Haar ogen vulden zich met tranen, ze beet op haar lip om zichzelf in de hand te houden. Ik weet niet wat ik moet zeggen, dit is zo verdrietig. Uw lieve vrouw! Hij hield zijn blik op de grond gericht. Christine, mijn dochter zat ook in de auto, ze ligt in coma en het is maar de vraag of ze eruit gaat komen
Hij haalde zijn schouders op terwijl hij diep zuchtte. Is dat uw dochter met die twee leuke kinderen? Hij knikte verdrietig en kneep hard in haar hand om zijn zelfbeheersing te bewaren. Ze legde haar andere hand er beschermend bovenop. Is er iets wat ik voor u kan doen? Hij keek op, zijn ogen waterig van de ingehouden tranen Bidden, bid maar voor Christine, voor mij en voor de kinderen. Haar idee van hulp was een pan soep of de planten water geven; in plaats daarvan had hij het over bidden!? Als hij had geweten wie er voor hem stond, wist ze zeker, dan had hij dat nooit gevraagd. Maar ach, hij kon ook niet weten dat ze bij God bepaald niet in een goed blaadje stond, dat haar gebeden waarschijnlijk per direct op de stapel onbeantwoorde post gingen. Ze pakte de sleutel van het rekje dat rechts van de deur hing en liep samen met hem de trap af naar de kelderverdieping. Hun voetstappen echoden hol in het trappenhuis. Naast de versleten deur, die ooit een zachtgele kleur had gehad maar nu ondergekliederd was met grati, hing een klein paneeltje, ze tikte haar code in en de deur klikte van het slot. Met haar schouder duwde ze de deur open en hield hem tegen voor haar buurman. Als u hier nog vaker moet zijn, dan roept u maar, hoor. Ze wilde dat ze meer voor de man kon doen. Hij keek haar even aan, om zijn mond verscheen een auwe glimlach. Dat is lief van je, meidje, maar ik bel volgende week wel naar beheer voor een nieuwe code, ik kan jou niet blijven lastigvallen hiermee. Hij liep naar zijn eigen kelderbox. Ze liep met hem mee, misschien kon ze wat voor hem dragen, bovendien moest ze nog één ding vragen. Ze merkte dat haar lippen een beetje trilden. Wanneer is de begrafenis? Ze zag hem bij dat woord in elkaar krimpen. Volgende week dinsdag, ik doe wel een kaartje door de bus. Hij pakte een klein doosje en trok de deur weer achter zich dicht. Zwijgend liepen ze samen naar boven, toen hij voor zijn eigen deur stond, draaide hij zich om. Dankjewel, liefje, voor je hulp. Ze knikte met dichtgeknepen keel en ging haar eigen atje Een auto-ongeluk
Alweer. Het was in het jaar dat ze negentien was geworden. Ze had zich ingeschreven op de SPH in Amsterdam. Ze had met vlag en wimpel haar vwo-diploma gehaald en haar ouders waren een dag na de uitreiking in de auto gestapt voor een aantal weken vakantie in Frankrijk. Daarna zouden ze haar helpen met de verhuizing naar een piepklein kamertje in hartje Amsterdam. Ze waren nog geen twee dagen weg toen er om vijf uur s middags aan de deur gebeld werd. Twee politieagenten, een man en een vrouw, brachten haar het slechte nieuws. Haar ouders reden op de snelweg in de buurt van Lyon toen een vrachtwagen ging scharen. Ze hadden geen schijn van kans gehad. Ze zag zichzelf zitten op de bank met de vrouw in uniform naast zich. Het gevoel van diepe wanhoop, het verdriet dat niet te vatten was, het ongeloof, de lichamelijke pijn. Ze herinnerde zich de vraag die herhaaldelijk gesteld werd, omdat ze geen antwoord kon formuleren. Haar mond was droog, haar hoofd leek helemaal leeg. Wie konden ze bellen om haar bij te staan? Haar vader en moeder waren enig kind en hadden allebei al vroeg hun ouders verloren. Er was geen naaste familie. Ze wist het niet, ze kon het niet bedenken, uiteindelijk doordat haar blik viel op een geleend boek, kon ze de naam van haar moeders vriendin produceren. Marjolein was gelijk gekomen en had haar bijgestaan in alle rompslomp, verzekeringen, het vervoer uit Frankrijk. Het ging allemaal aan haar voorbij als een slechte zwart-witlm, geluidloze beelden die versneld afgespeeld werden. De rouwdienst, de dominee die zei dat alles een bedoeling had, de meewarige blikken, zelfs de tikfout in de liturgie. Nog voelde ze de slappe handjes van de verre familie die netjes condoleerde, maar niet zag hoe eenzaam ze achter bleef. Ze herinnerde zich het geknerp door het grind van de voeten van de kleine stoet mensen, die op de begraafplaats achter de kisten liep. De paniek die ze met moeite onder controle had kunnen houden toen ze aan het geopende graf had gestaan. In die periode daarna moest het huis leeggeruimd worden, want het was een huurwoning en aangezien ze geen inkomen had, moest ze eruit. Ze dacht aan de kasten met kleding, de geuren die herinneringen opriepen. Eén keer had ze uren met een sjaaltje van haar moeder in handen gezeten tot ze geen tranen meer over had. Marjolein hielp haar om de belangrijkste dingen te bewaren en samen met Kees, haar man, hadden ze de spullen die ze niet kon houden naar het Leger des Heils gebracht. Tegen de tijd dat ze klaar was, was het studiejaar allang bezig, de kamer in Amsterdam had ze maar afgezegd en ze had zich uitgeschreven bij de opleiding. Marjolein had haar tijdelijk onderdak aangeboden en daarna was er een verre tante bij wie ze wel een paar maanden mocht verblijven. In die periode was ze haar uiterste best gaan doen om een eigen plekje te vinden, want de stilte en soberheid bij tante Amelie hadden haar er bijna aan onderdoor laten gaan. Uiteindelijk vond ze een baantje bij een juwelier waar ze een aantal jaren met plezier had gewerkt. Ze was in staat om dit atje te huren en kon zich net onderhouden. Toen meneer Willemse de zaak sloot omdat hij met pensioen ging, had ze met spijt afscheid genomen. Vrij snel daarna kreeg ze een baan in de boetiek van mevrouw Schutte
tot vandaag dan. Bid maar, had meneer Van Houten gezegd. Ze bad nog altijd netjes voor haar eten, maar eigenlijk had ze geen enkele hoop dat God haar hoorde. Ze was al jaren niet in de kerk geweest wat haar ouders vast verschrikkelijk hadden gevonden, maar het zei haar allemaal niet zoveel meer. Ze was waarschijnlijk te onbetekenend, te oninteressant voor God. Waarom had Hij mevrouw Van Houten niet bewaard, waarom had Hij haar ouders niet bewaard? Wat had bidden voor zin? Toch kwamen er prevelend wat woorden over haar lippen: God, als U me hoort, ik bid voor Christine en haar kinderen en voor meneer Van Houten, ik weet niet wat ik moet vragen, U zal het wel weten
Misschien, als het niet te veel gevraagd is, kunt u me helpen om ander werk te vinden. Anders weet ik het ook niet meer
Ach, wat dacht ze nou. God was haar allang vergeten. Ze liep naar de keuken en maakte voor zichzelf een simpele maaltijd. Op de bank voor de televisie at ze haar maaltje, haar gedachten dwaalden af naar haar buurman. Wat een verdriet als je al zolang samen bent. Ze zou naar de begrafenis gaan, dat was het minste wat ze kon doen. Ze waste af en pakte haar laptop, ze moest op zoek naar een