Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.38 Tim. 4:4-5). Bovendien dient de schepping niet alleen om ons aardse bestaan te onderhouden, maar zij openbaart ook een zeer sterk getuigenis van de volmaaktheid, bekwaamheid en bijzondere goedheid van onze barmhartige Vader. Dit getuigenis moeten we niet versmaden, omdat het absoluut waar is. De volgende zes artikelen hebben betrekking op de Persoon van de Zoon. Nu vraagt alleen het laatste deel van dit eerste artikel nog om een toelichting: Schepper van hemel en aarde. Hier komt de grove dwaling aan het licht van die losofen die beweren dat de wereld nooit een begin heeft gehad of dat het onmogelijk was om de wereld uit niets te scheppen. Onze ogen ik spreek over de gelovigen zien veel nauwkeuriger dan de hunne. Het is nutteloos de wonderlijke werken van God af te meten aan de maatstaf van ons bevattingsvermogen. Als Hij Degene is Die alle dingen geschapen heeft, geloven wij ook dat Hij alleen die ook voortdurend onderhoudt. Buiten alle twijfel, wanneer Zijn macht niet alles zou besturen en bewaren wat Hij geschapen had, dan zou alles direct terugvallen in het niets waaruit Hij het had getrokken. Uit dit geloofsartikel kunt u ook een andere troostrijke conclusie aeiden. Indien alles door God geschapen is en Hij uw ware en liefhebbende Vader is, dan moet alles wat Hij gemaakt heeft meewerken tot uw welzijn. Door de gunst van God was feitelijk alles onderworpen aan de eerste Adam. Maar die ondankbare man beroofde door zijn val zowel zichzelf als ons van die rijke en volledige erfenis. Die erfenis werd later aan ons teruggegeven door Christus, zoals Paulus zo duidelijk toont in de Romeinenbrief. Met levendige en krachtige redenen verklaart hij, dat de genade van Christus meer dan overvloedig is geweest over de zonde van Adam. Hij schrijft hun ook dat alle dingen medewerken ten goede voor hen die God waarlijk liefhebben ( Rom. 5:12-21 en Rom. 8:28). Zo is het nu onze plicht om Gods schepping wijs en rechtmatig te gebruiken voor ons welzijn en nut. Wij moeten God dankzeggen voor Zijn goedheid en milddadigheid, omdat Hij ons toelaat de geschapen dingen te gebruiken. Zoals Paulus schreef in zijn eerste brief aan Timotheüs: Want alle schepsel Gods is goed, en er is niets verwerpelijk, met dankzegging genomen zijnde; want het wordt geheiligd door het Woord Gods en door het gebed (1 niets aan wanneer hij wereldse voorspoed en welvaart geniet. Rechtvaardigen die met zon hoop op de erfenis begiftigd zijn, raken evenmin al te zeer van streek wanneer hun zware tegenslagen overkomen. Hij heeft zijn hart gezet op goederen die belangrijker zijn. Evenmin denkt hij dat zware arbeid en tegenspoeden in dit leven kunnen opwegen tegen de vreugde die Hij bereid heeft voor de uitverkorenen. Nu komen wij bij de derde overweging, dat wij geloven in God de Almachtige. Ten eerste, God schiep door Zijn kracht alles wat de hemel en de aarde bevat. Wanneer Hij ervoor kiest om mij tegen alle kwaad te beschermen en mij al het goede te verschaffen aangezien ik Zijn handwerk ben kan Hij dit zonder enige twijfel doen, omdat Hij almachtig is. Ons geloof rust op een zeker en vast fundament. Wanneer menselijke wijsheid, de wereld, het vlees, het oordeel van ons verstand en de verleiding door de duivel zich verzetten tegen God, Zijn beloften en de Heilige Schrift, kunnen deze allemaal met dit ene artikel worden overwonnen. Zoals Paulus aan de Romeinen schreef dat Abraham God verheerlijkte, omdat hij geloofde dat Hij machtig was om volmaakt te doen alles wat Hij beloofd had, zelfs als de belofte niet overeenstemde met de gebruikelijke orde en gang van de natuur ( Rom. 4:18-21). Wat verdorven mensen of uw eigen verstorende gedachten u ook willen laten denken, u moet dat als onzin afwijzen als het in tegenspraak is met de heilige profetieën of de goddelijke beloften. Concentreer u in plaats hiervan op de oneindige macht en het weldadige plan van God, waarin u belijdt te geloven. Breng in uw herinnering dat wonderen niet worden gewerkt, noch gebeden beantwoord, tenzij wij geheel rusten op de almachtige kracht en Vaderlijke toegenegenheid van God. Zoals Christus in het Evangelie zegt: alle dingen zijn mogelijk degene die gelooft ( Mar. 9:23). meinen erfgenamen Gods ( Rom. 8:17) en Petrus noemt ons in zijn brief der Goddelijke natuur deelachtig (2 Petr. 1:4). Dit zijn natuurlijk de twee belangrijkste dingen die vaders aan hun kinderen geven. Ten eerste, door hen in natuur en omstandigheden zo veel mogelijk op hen te laten lijken en ten tweede door hen hun erfgenamen te maken en hen daardoor rijk te maken. De gelijkenis die de wedergeborenen hebben met God hun Vader kan gezien worden in wijsheid, rechtvaardigheid, eenvoudigheid, kracht, liefdadigheid en hemelse en goddelijke toegenegenheid, waardoor zij laten zien dat zij geschapen zijn naar Gods beeld. De erfenis die we van onze barmhartige Vader verwachten, is het gelukzalig, gezegend en eeuwig leven. Dit is nog wel even iets meer dan dat Hij ons gemaakt heeft van vlees en bloed; het is een zeker onderpand van de erfenis van het eeuwige leven. Dit is iets anders dan het ontvangen van akkers, vee, geld en ander goed zoals mensen die bij testament aan hun kinderen nalaten, ook al ontvangen we deze voordelen alleen door Zijn goedheid. Nu bespreken wij echter waarom Hij in het bijzonder de Vader van de wedergeborenen in Christus wordt genoemd. Wie dit vurig gelooft zoals hij behoort te doen wil deze goede gaven van onze hemelse Vader niet verderven en door slechte en ongepaste handelingen op een onwettige zoon gaan lijken, zoals velen nu doen. Christus Zelf roept ons op om op de Vader te lijken, als Hij zegt: Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is ( Matth. 5:48). Verder stelde Hij ons die rijke en schone erfenis voor ogen, toen Hij tegen Petrus zei: En zo wie zal verlaten hebben huizen of broeders of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen en het eeuwige leven beërven ( Matth. 19:29). Wie waarlijk gelooft en hoopt op deze grote erfenis, matigt zich stelt, of als gelijkwaardig aan Hem beschouwt, niet echt en oprecht kan zeggen: Ik geloof in God. Want als hij God beschouwt als het hoogste Goed, wil hij niets anders boven of naast Hem plaatsen. Evenmin kan degene die zijn hoop en vertrouwen vestigt op iets of iemand anders dan op God, dit artikel waarlijk geloven. Want die hoop moet in relatie staan met de Bron van alle goed. Wanneer God het oorspronkelijke Goed is, waarvan alle goed tot ons afdaalt zoals gezegd betekent dit dat al degenen die het goede elders zoeken, niet waarlijk in God geloven. Zij die de zegeningen die zij genieten toeschrijven aan hun eigen gerechtigheid, inspanningen of werken en dus aan henzelf, verstaan niets van de betekenis van het eerste artikel van onze geloofsbelijdenis. Wat zullen wij dan zeggen van hen die naar hun eigen gedachten op basis van lososche, politieke of aardse overwegingen voor zichzelf enige goede doelen hebben gesteld, waarmee zij zich tevredenstellen? Of van hen die begerig zoeken naar eer en rijkdom en wanneer zij dit bereiken hun gehele vertrouwen daarop stellen? Al deze mensen om het duidelijk te zeggen geloven niet in God, maar houden hun eigen fantasieën en de bespiegelingen van hun verstand voor God. Het is geen kleine zaak geloof mij om de ware God tot God te hebben. David had gelijk toen hij schreef in Psalm 144: Welgelukzalig is het volk welks God de H is (vs. 15). Zo hebben wij in het kort verklaard wat het betekent om in God te geloven. Vervolgens wil ik laten zien waarom wij Hem Vader noemen. Dit doen wij vooral om twee redenen. Ten eerste, omdat Hij de Vader is van Jezus Christus, onze Heere, de tweede Persoon van de Godheid. Ten tweede, omdat het Hem behaagd heeft in Christus onze Vader te zijn en Hij zo door ons aangeroepen wil worden, aangezien Hij met ons, als Zijn kinderen, zowel Zijn erfenis als Zijn natuur deelt. Zo noemt Paulus ons in zijn brief aan de Ro Artikel I Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde. Alle verklaringen en artikelen van ons geloof dienen geen ander doel dan om ware kennis te verwerven van onze gezegende en genadige God, Die wij niet geheel en volledig kunnen bevatten zoals Hij is volgens Zijn Wezen. Maar de kennis van Hem wordt door de Heilige Geest geleidelijk in ons gewerkt en als het ware beetje bij beetje aan ons gegeven. Aangezien de Godheid drie Personen in één algemeen Wezen omvat, namelijk de Vader, de Zoon en de Heilige Geest (zoals wij geloven), heeft het gehele Wezen betrekking op ieder van deze drie Personen. Dit eerste artikel dat in het bijzonder betrekking heeft op de Vader, brengt ons vier grote waarheden in gedachten. Allereerst, Degene in Wie u gelooft is waarlijk God. Ten tweede, Hij is uw Vader. Ten derde, Hij is almachtig. Ten slotte, Hij is de Auteur en Schepper van alle geschapen dingen. Laten we nu in het bijzonder zien wat het betekent als we zeggen: Ik geloof in God. Wat we zeggen is eenvoudig dit, dat ik God erken als God. Maar als u gevraagd wordt om God te beschrijven, behoort u zonder enige twijfel of aarzeling hierop als volgt te antwoorden (maar dit moet wel geschieden met terzijdelegging van alle spitsvondige, menselijke wijsheid en in het besef van de oneindige, onbegrensde en onmetelijk peilloze diepte die bij deze vraag geopend wordt): God is de eeuwige Goede, uit Wie al het andere goede voortkomt. Hieruit wordt duidelijk, dat degene die iets anders boven God zeggen dat vandaag weinigen kunnen worden gevonden die bereid of bekwaam zijn om geestelijke hulp te verlenen aan iemand die rondtast in de duistere gevangenis van de algemene blindheid. Voor hun nalatigheid en onwetendheid is er voortaan geen excuus meer. Ik wil ervoor zorgen dat ikzelf ik ben immers in staat om hierin enig licht te verschaffen en ben daartoe ook verplicht door de band van de christelijke naastenliefde niet terecht beschuldigd zou kunnen worden me aan zon goede en godzalige oefening te hebben onttrokken. Daarom zal ik nu tot troost en onderwijs van de gelovigen in het beknopte traktaat dat nu volgt, de korte hoofdsom van het christelijk geloof, doorgaans het Credo of de Twaalf Artikelen genoemd, bespreken. Dat zijn de artikelen die dagelijks in de kerk en elders gelezen en gehoord, maar (voor het grootste deel) nauwelijks begrepen worden. In wat volgt, zal ik tot nut van de lezer deze artikelen stuk voor stuk op gepaste wijze verklaren en proberen om dit zo duidelijk mogelijk te doen, in zoverre de Geest van Christus, onze Heere, mij hiertoe in staat stelt. Ik twijfel niet aan Zijn gunst, aangezien ik ervan verzekerd ben, dat ik dit alles doe met het oog op Zijn eer en het heil van hen die met Hem door het geloof verbonden en dus Zijn leden zijn. Daarom ben ik er zeker van dat Hij door Zijn inspiratie het werk aan onze verhandeling zal voleindigen en volkomen maken, net zoals het door Zijn Geest vanaf het begin is bepaald. 31 De auteur aan de christelijke lezer Genade en vrede zij u door Jezus Christus onze Heere. Al die wijs en verstandig zijn in deze wereld, in al hun staten en