I n h o u d Voorwoord 7 Dankwoord 9 Inleiding 11 1. Kunnen wij de waarheid verdragen? 35 2. Waarom zou je eigenlijk iets geloven? 57 3. In het begin was er een oerknal 83 4. Goddelijk ontwerp 115 5. Het eerste leven: speling van het lot of wonder van God 137 6. Nieuwe levensvormen: van het oerslijm via de dierentuin naar jou? 169 7. Moeder Teresa tegenover Hitler 209 8. Wonderen: tekenen van God of goedgelovigheid? 247 9. Zijn er vroege getuigenissen over Jezus? 275 10. Hebben we ooggetuigenverslagen over Jezus? 317 11. De tien voornaamste redenen waarom we weten dat de nieuwtestamentische schrijvers de waarheid vertelden 349 12. Is Jezus echt opgestaan uit de dood? 379 13. Wie is Jezus: God? Of alleen een groot leraar? 415 14. Wat leert Jezus over de bijbel? 449 15. De rechter, de koning-knecht en het deksel 477 Bijlage 1: Als God bestaat, waarom is er dan kwaad? 493 Bijlage 2: Is dat niet gewoon jouw interpretatie? 511 Bijlage 3: Waarom het Jesus Seminar niet voor Jezus spreekt 521 Noten 525 Algemeen register 560
7 V o o r w o o r d Hoeveel geloof heb je nodig om dit boek te geloven? VOLGENS SCEPTICI zijn boeken als het onze onbetrouwbaar als bron van objectieve informatie omdat ze geschreven worden door religieuze mensen met een bepaalde agenda. Zo zien sceptici de Bijbel ook: als een boek vol vooroordelen geschreven door be- vooroordeelde mensen. Dat geldt misschien voor sommige boeken over godsdienst, maar niet voor alle. Anders zou je geen enkel ge- schrift over godsdienst, inclusief boeken van atheïsten of sceptici, kunnen vertrouwen omdat iedere schrijver een standpunt inzake godsdienst heeft. Wat betekent dit voor u als lezer? Moet u alles wat een athe- i st over het christendom schrijft verwerpen enkel omdat het een atheïst is? Niet per se, want het zou best waar kunnen zijn. Moet u alles wat een christen over het atheïsme schrijft verwerpen en- kel omdat het een christen is? Opnieuw moeten we zeggen: niet per se – het kan best waar zijn wat hij schrijft. Maar hoe zit het dan met de agenda van een auteur? Is een agenda niet funest voor zijn objectiviteit? Als dat zo is, is geen enkel boek objectief, inclusief de boeken van atheïsten en scep- tici. Waarom niet? Omdat álle boeken geschreven zijn met een bedoeling, alle auteurs hebben een agenda, en alle auteurs (of de meeste althans) geloven wat ze schrijven! Maar dat betekent nog niet dat wat ze schrijven onwaar of niet objectief is. Hoewel auteurs bijna nooit neutraal tegenover hun onderwerp staan (ze worden gedreven door persoonlijke betrokkenheid), kunnen ze hun onderwerp desondanks objectief presenteren. Overlevenden van de holocaust die over hun ervaringen schreven, waren bijvoorbeeld geen neutrale partij. Ze waren er vurig van overtuigd dat de nazi’s fout zaten en voelden zich ge-
8 Ik heb te weinig geloof om een atheïst te zijn dreven om hun ervaringen vast te leggen, opdat de wereld de holocaust nooit zou vergeten en hopelijk niet nog eens dezelfde fout zou maken. Zorgde hun gedrevenheid of hun agenda ervoor dat ze de feiten verdraaiden? Niet per se. Sterker nog, hun ge- drevenheid had misschien wel het tegenovergestelde effect. Als mensen gedreven zijn, gaan ze soms overdrijven, terwijl anderen juist des te nauwgezetter en preciezer te werk gaan om niet de geloofwaardigheid van de boodschap die ze willen overbrengen te ondermijnen.Zoals zal blijken in dit boek menen wij dat de auteurs van de Bijbel dezelfde nauwgezette en precieze werkwijze hebben gehan- teerd, een werkwijze die wij ook in dit boek hebben proberen te hanteren. (En als u het boek uit hebt, horen we graag van u of u vindt dat we daarin geslaagd zijn.) Als u een scepticus bent, bedenk dan dat u onze woorden moet geloven of verwerpen op grond van de bewijzen die we aanvoeren en niet omdat we bepaalde godsdienstige opvattingen hebben. We zijn allebei christen, maar dat zijn we niet altijd ge- weest. We zijn door bewijzen tot geloof gekomen. Dus het feit dát we christen zijn, doet niet ter zake. Het gaat om de vraag waaróm we christen zijn. En daar draait het om in dit boek. Norm Geisler en Frank Turek
9 da n k w o o r d ER ZIJN EEN AANTAL LIEVE MENSEN die we willen bedanken voor hun vertrouwen in dit boek. Onze echtgenotes Barbara Geis- ler en Stephanie Turek staan bovenaan de lijst. Zonder hun liefde en steun was dit boek niet tot stand gekomen. Verschillende deskundigen en vrienden hebben delen van het manuscript gelezen en ons tal van bruikbare suggesties aan de hand gedaan. Wayne Frair was zo vriendelijk om een aantal uur uit te trekken om de twee hoofdstukken over evolutie van kritiek te voorzien. Fred Heeren deed hetzelfde voor het hoofdstuk over de big bang. J. Budziszewski voorzag ons van waardevolle inzich- ten voor het hoofdstuk over de morele wet (niemand begrijpt dat onderwerp zo goed als hij). Barry Leventhal danken we voor zijn persoonlijke herinneringen en expertise voor het hoofdstuk over zijn bekeringservaring en messiaanse profetieën. Andere belang- rijke suggesties kregen we van William Dembski, Mark Pustaver, Stephanie Turek en Randy en Luci Hough. De volledige en uit- eindelijke verantwoording voor de inhoud van dit boek ligt uiter - aard bij ons. Een woord van dank aan Wes Yoder van het Ambassador Speaker Bureau voor zijn aanmoediging en omdat hij ons in con- tact bracht met Marvin Padgett van Crossway Books. Marvin had genoeg geloof om met ons in zee te gaan en de ongebruikelijke titel te behouden. Bill Deckard van Crossway zijn we ook dank verschuldigd voor zijn vakkundige redactiewerk. En ook dank aan Josh Dennis, die de schitterende cover ontwierp.
11 I n l eId In g Op zoek naar het deksel van de puzzel van het leven ‘Wie sceptisch tegenover een bepaalde verzameling overtui- gingen staat, gelooft in feite waarachtig in een andere ver - zameling overtuigingen.’ Phillip E. Johnson DE HOOGLERAAR THEOLOGIE gaf de argeloze eerstejaars- studenten op de allereerste dag van het semester een duidelijke waarschuwing. ‘Laat je godsdienstige opvattingen alsjeblieft thuis!’ verzocht hij hun. ‘Als we het Oude Testament gaan behandelen, zal ik af en toe dingen zeggen die ingaan tegen datgene wat je op zondagsschool hebt geleerd. Ik wil niemand voor het hoofd stoten, maar ik wil wel zo objectief mogelijk zijn bij het analyseren van de tekst.’ Dat klonk me als muziek in de oren. Per slot van rekening had ik (Frank) me voor dat vak ingeschreven omdat ik midden in een geestelijke zoektocht zat. Ik zat niet te wachten op het partijpro- gramma van deze of gene godsdienst. Ik wilde alleen maar weten of er een God was of niet. En waar kun je nu beter heen gaan voor een objectieve benadering van God en de Bijbel, dacht ik, dan een seculiere universiteit als die van Rochester? De professor was van meet af aan zeer sceptisch over het Oude Testament. Hij bevestigde onmiddellijk de theorie dat Mo- zes niet de auteur van de eerste vijf Bijbelboeken is en dat veel zogenaamde profetische passages naderhand geschreven zijn. Hij zei ook dat de joden oorspronkelijk in vele goden geloofden (polytheïsme), maar dat één God tenslotte zegevierde omdat de uiteindelijke redacteuren van het Oude Testament ‘religieus fana- tieke monotheïsten’ waren.
12 Ik heb te weinig geloof om een atheïst te zijn De meeste studenten hadden geen problemen met deze ana- lyse, behalve één jongeman een paar rijen voor mij. Naarmate het semester vorderde, zag je dat hij zich steeds meer ging ergeren aan de sceptische theorieën van de professor. Toen de professor op een dag kritiek begon te leveren op gedeeltes uit Jesaja kon de student zijn misnoegen niet langer voor zich houden. ‘Daar klopt niks van!’ flapte hij eruit. ‘Dit is het Woord van God!’ ‘Die gast is een beetje te godsdienstig’, fluisterde ik zacht tegen degene die naast me zat. ‘Luister eens allemaal’, zei de professor, ‘ik heb aan het begin gezegd dat jullie je godsdienstige opvattingen thuis moesten la- ten. We kunnen niet objectief zijn als je dat niet kunt.’ ‘Maar u bent niet objectief ’, protesteerde de student terwijl hij ging staan. ‘U bent overdreven sceptisch.’ Sommige studenten slingerden opmerkingen naar zijn hoofd. ‘Laat de professor nou gewoon lesgeven!’ ‘Ga toch zitten!’ ‘Je bent hier niet op zondagsschool!’ De professor probeerde de zaak te sussen, maar de geagiteer - de student stoof de zaal uit en kwam niet meer terug. Hoewel ik ergens wel begrip had voor de student en besef- te dat de professor zijn eigen anti-religieuze vooroordelen had, wilde ik toch ook horen wat hij verder te zeggen had over het Oude Testament en met name over God. Tegen het einde van het semester was ik er min of meer van overtuigd dat de professor ge- lijk had: het Oude Testament moest je niet letterlijk nemen. Toch had ik nog steeds geen antwoord op mijn meest fundamentele vraag: bestaat God? Na het laatste college bleef ik achter met een absoluut onvervuld gevoel. Al mijn vragen waren onbeantwoord gebleven. Dus ging ik naar de professor toe, die omringd werd door studenten die nog een laatste vraag wilden stellen. ‘Professor’, zei ik nadat ik gewacht had totdat bijna iedereen weg was, ‘bedankt voor de colleges. Ik heb, denk ik, de dingen vanuit een nieuw perspectief leren bekijken. Maar ik zit nog met
13 één enorme vraag.’‘Vraag maar raak’, zei hij. ‘Ik heb me voor dit college ingeschreven om erachter te ko- men of er echt een God is of niet. Dus…is er een God?’ Zonder enige aarzeling zei hij: ‘Ik weet het niet.’ ‘U weet het niet?’ ‘Nee, ik heb geen idee.’ Ik was verbijsterd. Ik had de neiging om te zeggen: ‘Wacht eens even. U leert dat het Oude Testament niet waar is, maar u weet niet of er een God is of niet? Het Oude Testament zou waar kunnen zijn als God echt bestond!’ Maar aangezien de eindcijfers nog niet bepaald waren, zweeg ik maar en liep diep teleurgesteld over het hele semester de zaal uit. Een beargumenteerd ‘ja’ of ‘nee’ had ik kunnen respecteren, maar niet ‘Ik weet het niet’ – voor dat antwoord kon ik ook naar de eerste de beste leek gaan. Van een hoogleraar godsdienst verwachtte ik heel wat meer. Ik ontdekte later dat mijn verwachtingen te hoog gespannen waren voor de moderne universiteit. De term ‘universiteit’ is sa- mengesteld uit de Latijnse woorden voor eenheid en diversiteit. Als je een universiteit bezoekt, hoor je begeleid te worden in de zoektocht naar eenheid in diversiteit, naar hoe de diverse kennis- gebieden (de geesteswetenschappen, de wijsbegeerte, de natuur - wetenschappen, de wiskunde enzovoort) ineenpassen en samen één plaatje van het leven vormen. Bepaald geen geringe taak, maar een taak die de moderne universiteit niet alleen heeft laten varen, maar zelfs omgekeerd heeft. In plaats van universiteiten hebben we nu pluriversiteiten, instellingen waar elk standpunt, hoe belachelijk ook, even waardevol wordt geacht als elk ander – behalve dan het standpunt dat slechts één godsdienst of wereld- beeld waar zou kunnen zijn. Dat is nu juist het standpunt dat op de meeste universiteiten als intolerant en fanatiek wordt gezien. Hoewel de universiteiten het in alle toonaarden ontkennen, geloven wij dat het wel mogelijk is om eenheid in de diversiteit te ontdekken. En als je zo’n eenheid ontdekte, zou het zijn alsof je naar het deksel van een legpuzzel kijkt. Zoals je de stukjes van Inleiding
14 Ik heb te weinig geloof om een atheïst te zijn een legpuzzel moeilijk aan elkaar kunt leggen zonder de afbeel- ding op het deksel, word je ook geen wijs uit de vele verschil- lende stukjes van het leven zonder een totaalbeeld waarin alles zijn plaats heeft. De vraag is: is er iemand die het deksel van die puzzel van het leven heeft? Veel wereldgodsdiensten beweren dat ze het hebben. Hebben ze gelijk?