3 InleIdIng In de bijzondere periode wanneer er een kindje is ge- boren en wordt gedoopt, kan de behoefte ontstaan om daar passende bijbelteksten bij te vinden. bij de geboor te bevat bijbeltek- sten die geschikt zijn om te gebruiken rondom ge- boorte en doop. Ze kunnen verdieping bieden in een kerkelijke viering, maar ook in persoonlijk gebruik of bij een (pastoraal) bezoek. In het register, achter in deze uitgave, staan voorstel- len voor thema’s en bijbelteksten die nuttig kunnen zijn. Ook de indeling en de perikopen, aangegeven in de ‘Ordo Lectionum’, zijn in het register vermeld. De sug - gesties pasten niet allemaal in dit boekje, omwille van de ruimte. Boven iedere bijbeltekst staat kort vermeld waar de tekst over gaat. In deze serie verschijnen ook deeltjes met bijbeltek - sten rondom huwelijk en ziekte.
5 de paradIjstuIn als beeld van de overvloed van leven Toen JHWH God aarde en hemel maakte, waren er op aarde nog geen wilde planten en groeide er geen en- kel veldgewas, want JHWH God had nog geen regen op de aarde laten vallen en er was nog geen mens om de grond te bebouwen, om het water uit de aarde om- hoog te halen en de aardbodem te bevloeien. JHWH God liet uit de grond allerlei bomen opschie- ten, aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten. Midden in de tuin stonden de boom van het le- ven en de boom van de kennis van goed en kwaad. In Eden ontspringt de rivier die water geeft aan de tuin; zij splitst zich in vier armen. De naam van de eerste is Pison, deze stroomt om heel Chawila heen, waar goud is. Het goud van dat land is voortreffelijk; en ook balsemhars en edelstenen worden er gevonden. De tweede heet Gichon, deze stroomt om heel Kus heen. De derde heet Chiddekel; deze loopt in het oosten van Assur. De vierde is de Eufraat. Toen bracht JHWH God de mens in de tuin van Eden, om die te bewerken en te beheren. Genesis 2:4b-6; 9-15
6 Het verbond waar god nooIt op terugkomt JHWH zei tegen Noach: ‘Ga in de ark met heel uw fa- milie.’ En Noach deed alles wat JHWH hem opgedragen had. Om zich te beschermen tegen het water van de vloed gingen Noach, zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen, de ark binnen. Van de reine en van de onreine dieren, van de vogels en van al wat over de grond kruipt, kwamen er telkens twee, een mannelijk en een vrouwelijk dier, bij Noach in de ark, zoals God opgedragen had. En op de zevende dag stortte het water van de vloed over de aarde neer. En regen viel op de aarde, veertig dagen en veertig nachten achtereen. Veertig dagen lang hield de vloed over de aarde aan. Het water steeg en tilde de ark op, tot hoog boven de aarde. Alles wat levensadem in zijn neus had, alles wat op het droge leefde, vond de dood. Alles wat op de aardbodem bestond werd vernietigd: de mensen, de viervoetige dieren, de kruipende dieren en de vogels in de lucht werden van de aarde verwijderd. Alleen
7 Noach en degenen die bij hem in de ark waren, bleven in leven. Genesis 7:1a; 5; 7-10; 12; 17; 22-23 abraHam wordt gezegend, zodat HIj tot zegen kan zIjn JHWH zei tegen Abram: ‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat Ik u zal aan- wijzen. Ik zal een groot volk van u maken. Ik zal u ze- genen en uw naam groot maken, zodat u een zegen zult zijn. Ik zal degenen zegenen die u zegenen, maar degene die u verwenst zal Ik vervloeken. Om u zullen alle geslachten op aarde zich gezegend noemen.’ Toen ging Abram weg, zoals JHWH hem had opgedra- gen, en Lot ging met hem mee. Genesis 12:1-4a
8 abram raakt In een crIsIs; god beloont zIjn geloof Na deze gebeurtenissen klonk het woord van JHWH in een visioen tot Abram: ‘Vrees niet, Abram, Ik zal uw schild zijn. Uw loon zal zeer groot zijn!’ Toen zei Abram: ‘Heer GOD, wat heb ik aan uw gaven? Want ik blijf maar kinderloos en de Damascener Eliëzer zal de bezitter van mijn huis worden.’ Abram zei: ‘U hebt mij geen nakomelingen geschonken, en een onderge- schikte zal mijn erfgenaam zijn.’ Toen werd het woord van JHWH tot hem gericht: ‘Niet hij wordt uw erfge- naam; uw erfgenaam zal iemand zijn die u zult ver- wekken.’ Hij leidde hem naar buiten en zei: ‘Kijk naar de hemel en tel de sterren, als u kunt.’ En Hij verzeker - de hem: ‘Zo talrijk zal uw nageslacht zijn.’ Abram heeft JHWH geloofd en dat geloof is hem aangerekend als gerechtigheid. Hij zei: ‘Aan uw nakomelingen schenk Ik dit land, van- af de beek van Egypte tot aan de Grote Rivier, de Eu- fraat. Genesis 15:1-6; 18b
9 gods verbond verandert Het leven van mensen Toen Abram negenennegentig jaar was, verscheen JHWH hem en zei: ‘Ik ben God de Almachtige, richt uw schreden naar Mij en gedraag u onberispelijk. Ik wil mijn verbond met u sluiten en u zeer talrijk ma- ken.’ Toen boog Abram diep neer, en God sprak tot hem: ‘Dit is mijn verbond met u: u zult de vader wor- den van een menigte volken. U zult niet langer Abram heten; uw naam zal Abraham zijn, want Ik heb u vader gemaakt van vele volken. Ik zal u zeer vruchtbaar ma- ken, volken zal Ik van u maken, zelfs koningen zullen uit u voortkomen. Ik sluit mijn verbond met u en uw nakomelingen, generatie na generatie, een altijd- durend verbond: Ik zal uw God zijn en de God van uw nakomelingen. Heel Kanaän, het land waar u nu als vreemdeling verblijft, zal Ik aan u en uw nakomelin- gen geven om het voor altijd te bezitten, en Ik zal hun God zijn.’ Genesis 17:1-8