Ik zal leven
IK ZAL LEVEN HENRY ORENSTEIN HOE IK ALS POOLSE JOOD DE HOLOCAUST OVERLEEFDE
Inhoud Voorwoord door Claude Lanzmann 9 Inleiding 15 Van de uitgever 19 Proloog 21 1. Hrubieszów: voor de Tweede Wereldoorlog 25 2. De Tweede Wereldoorlog begint 58 3. Onder de Sovjets 69 4. De Duitsers vallen de Sovjet-Unie aan 91 5. Onder de Duitsers: Włodzimierz 104 7. Uściług 115 8. Terug in Hrubieszów 142 9. Budz 197 10. Majdanek 230 11. Płaszów 241 12. Ravensbrück 284 13. Sachsenhausen 298 14. De mars 313 15. Vrij 329 Epiloog 335 Postscriptum 345
Voorwoord edurende de jaren waarin ik werkte aan de voorberei- dingen en productie van de film Shoah kwam er één centrale vraag bij me bovendrijven. Het was een vraag waar ik nooit een volledig en duidelijk antwoord op heb gevon- den, noch in de vele ooggetuigenverslagen en studieboeken die ik las, noch in de verhalen van de overlevenden: hoe leefden de Joden in de dorpen en gettostadjes van Oost-Europa (Polen, de Baltische staten, Wit-Rusland, Oekraïne) van dag tot dag, in de relatief rustige perioden die volgden op de liquidaties? Hoe pak- ten ze de draad weer op, na deze zogenaamde ‘acties’ van de Duitsers, waarbij hun familieleden en vrienden op beestachtige wijze door speciale moordcommando’s ter plekke werden afge- slacht of naar de gaskamers van de dodenkampen werden afge- voerd? Hoewel de frequentie en omvang van deze uitroeiingsac- ties van tijd tot tijd en van plaats tot plaats sterk varieerden, was er toch één principe dat altijd opging: een getto werd door de SS nooit in één keer ‘schoongeveegd’. Ze wilden de slachtoffers misleiden en demotiveren. En ze hadden Joodse arbeidskrachten nodig. Tussen de ene actie en de volgende ging het leven van hen die voor het moment gespaard waren door. Het waren da- G
11 gen vol angst en onrust, overheerst door het vooruitzicht en de zekerheid van een onvermijdelijk einde. Maar de Joden hadden ook dromen en hoop, taaier dan de dood en onmisbaar om hun gedoemde bestaan te kunnen voortzetten. Henr Orenstein heeft deze angst buitengewoon treffend ge- schilderd. Zelden is voor mij de waarheid zo zuiver en gevoelig in beeld gebracht. Het unieke in zijn verhaal is dat hij ons het verloop van de tijd laat ervaren. We beleven de dagen, de weken, de maanden – de bedrieglijke kalmte – voor en na de wrede ‘ac- ties’ en executies. Wat hij simpelweg doet, is ons een gevoel van tijd meegeven met betrekking tot de uitroeiing van de Joden. Hij doet dat met de geringste middelen, in een sobere stijl, zonder enige overdrijving. Door zijn intellectuele ernst en eerlijkheid, zijn goede geheugen en zijn vaardige beschrijvingen zijn we in staat om elk moment van dit voortdurende martelaarschap op- nieuw te beleven alsof we zelf lid waren van de familie Oren- stein. Dit boek is vooral het heldhaftige verhaal van een fantastisch, hecht gezin waarin iedereen bereid is zijn leven te geven om de anderen te redden. We maken kennis met vader Leib, moeder Golda, de vier zoons Fred, Felek, Sam en Henry en ten slotte het zusje Hanka. Allemaal zijn ze trouw aan dezelfde wet van de lief- de – tussen ouder en kind, tussen broers en zus onderling – die van hen verlangt altijd de eigen veiligheid te riskeren om de fa- milie bij elkaar te houden of na een gedwongen scheiding elkaar terug te vinden, zelfs wanneer dit de hoogste prijs zou kosten. Het pijnlijkste gedeelte in het boek is ongetwijfeld de overgave van het hele gezin aan de nazi’s op 28 oktober 1942. Het is de laatste keer dat alle gezinsleden in hun woonplaats Hrubieszów bij elkaar zijn, na drie jaar lang op wonderlijke wijze gespaard te zijn gebleven. De soberheid van zijn vertelling geeft het boek op dat moment een tragische grootsheid mee. We zijn getuige van de laatste ‘actie’, de ultieme liquidatie van het getto, het trans port van duizenden Joden uit Hrubieszów naar de gaskamers van So- bibór. Terwijl de SS’ers met hun honden en Oekraïense huurlin- gen huis voor huis uitkamden, op zoek naar Joden die niet op de oproep waren verschenen, hielden de Orensteins zich verborgen in een skrytka, een nauwe schuilplaats achter een dubbele wand. Acht dagen en nachten – zolang de actie duurde – wachtten ze af. Henry, de jongste zoon (die in 1942 negentien jaar oud was), ont- vluchtte de harde werkelijkheid door een Poolse vertaling van Gejaagd door de wind te verslinden. Helaas ontbraken de laatste twintig bladzijden. Ik zal nooit weten hoe het afloopt, denkt hij, waarmee hij zich tegelijk bewust is van de dreigende dood. Ver - vuild, uitgehongerd en zonder greintje kracht of hoop besluiten de Orensteins ermee op te houden en zich aan de moordenaars uit te leveren. Golda en Leib worden naar de begraafplaats ge- bracht en met een nekschot gedood. Voordat de moeder bij haar gezin wordt weggesleurd, schreeuwt ze haar oudste zoon in een uiting van pure zelfopoffering vier indringende woorden toe: ‘Fred, red de kinderen!’ Dan begint voor de vijf kinderen de hel van de kampen. Tot dit moment hebben we een nauwkeurig verslag gelezen van een mensenjacht, vol nieuwe inzichten in de relaties tussen Joden en Polen, het gebruikelijke antisemitisme van de Poolse bevol- king, maar ook het eenvoudige heldendom van een handjevol mannen en vrouwen die hun leven in de waagschaal stelden om de slachtoffers te helpen (mevrouw Lipińska blijft voor altijd in onze herinnering). Ook krijgen we zicht op het dagelijkse leven in dit deel van Polen, dat tussen 1939 en 1941 onder Sovjetbe- wind stond en in die periode een verbod op Jodendiscriminatie kende. En ten slotte krijgen we een indruk van de eenzaamheid en het ongelooflijke gevoel van verlatenheid van de Joden, die wanhopig proberen te overleven in een zeer vijandige omge- ving, een woestenij waar elke menselijkheid ontbreekt. Maar dan slaat de toon van het boek ineens om. Terwijl we Henry Orenstein op de voet volgen, worden we ondergedom- peld in een onthutsend avonturenverhaal, een horrorverhaal
1 2 1 3 zelfs, dat zich dertig eindeloze maanden, van uur tot uur ont- vouwt. Maar ook een verhaal dat bijna als een roman aandoet door de bijzondere opeenvolging van wonderen die de jonge- man onder de levenden houden en hem in staat stellen veertig jaar later zijn verslag te doen. Hij doet dat met de onstuimigheid van Voltaire en vaak met pure, aanstekelijke blijdschap. Van de ene rampspoed tot de volgende is Henry Orenstein keer op keer de dood te slim af. Net als de intelligente, ingetogen pessimist Candide bezit hij een zo fabelachtige levensdrang, dat zelfs de beklemmendste situaties hem niet uit het veld lijken te slaan. Vooral gevaarlijk was zijn deelname aan een ultrageheim Kom- mando van nepscheikundigen, -ingenieurs en -wiskundigen. Die club had de taak Joodse kennis in te zetten voor het ontwikkelen van een nieuw soort gas. Dit gas zou het Derde Rijk voor onheil moeten bewaren doordat het de motoren van vijandelijke tanks, vliegtuigen en andere motorvoertuigen kon verlammen. De le- zer zal voor zichzelf moeten uitmaken hoe ronduit fantastisch dit plan was, als product van de nazistische droomwereld. Als lid van het Chemiker Kommando genoot onze held in elk van de vijf kampen waarheen hij gedeporteerd was en Płaszów in Polen, Ravensbrück en Sachsenhausen in Duits- land) een bepaalde mate van bescherming. Het nieuws van het front, Hitlers nederlagen, de oprukkende Sovjettroepen (terecht beschouwt hij de slag om Moskou in de winter van 1941-1942 als het beslissende keerpunt van de oorlog) en de landingen van de geallieerden hielpen Henry Orenstein door zijn zwaarste mo- menten heen. Probeer je als lezer de verschrikkelijke marteling voor te stellen die hij onderging in Płaszów, waar hij was opge- sloten in een Stehbunker (een krappe, smerige en doodskistach - tige cel waarin je maar net kon staan), wachtend op zijn beurt om opgehangen te worden. We lezen hoe hij zichzelf in gedach- ten verplaatst naar een ruimte met militaire strategen, waar hij zich identificeert met de generaals van de overwinnende legers – Zjoekov en Eisenhower, Montgomery en Rokossovski – en hun gevechtsplannen bijstelde en perfectioneerde, maar ook hoe hij op het randje van de dood zijn evenwicht bewaarde door zich Hitlers misère over zijn uiteenvallende rijk voor ogen te stellen. Het einde van het boek is bewonderenswaardig. In een reeks onwerkelijke scènes, die heel goed verfilmd zouden kunnen worden, laat de schrijver ons de dodenmars van de gevangenen uit Sachsenhausen tijdens de laatste oorlogsdagen herbeleven. Op dat moment, aangespoord door een overweldigende drang tot vertellen, bereikt Orenstein zo’n groot meesterschap dat zijn werk op literair niveau komt. Claude lanzmann
Inleiding et deze inleiding wil ik slechts een dimensie toevoe- gen aan het meesterlijke voorwoord van Claude Lanz- mann. Deze prominente kunstenaar en schrijver heeft de bijzondere betekenis van dit boek zo goed verwoord, dat er niets aan verbeterd kan worden. Ik heb het voorrecht gehad om vele bijzondere persoonlijkhe- den van deze tijd te hebben gekend, van wereldleiders tot be- roemde geestelijken en culturele iconen. Geen van hen heeft op mijn leven een grotere invloed gehad of een diepere indruk ach- tergelaten dan Henry Orenstein. Ik koester voor Henry en Susie niet alleen warme gevoelens en grote bewondering, ik ben ook gaan vertrouwen op zijn scherpzinnige en wezenlijke kennis van het wereldgebeuren. Henry is een scherp waarnemer en groten- deels autodidact. Zijn buitengewone inzicht wordt ondersteund door een rijke levenservaring. Ik zal leven is een aangrijpend ver - slag van zijn opmerkelijke verhaal, maar er valt nog veel meer te vertellen over deze unieke en bijzondere man. Zijn vindingrijkheid, creativiteit en intelligentie komen duide- lijk naar voren wanneer hij in de grootste beproevingen weet te overleven. Alleen zij die het onpeilbare kwaad van die periode M
1 7 aan den lijve hebben ondervonden, kunnen het wonder van zijn overleving ten volle bevatten. Ik zal leven is veel meer dan het zoveelste persoonlijke verslag over dat verschrikkelijke tijdperk. Het is het inspirerende verhaal van de opmerkelijke triomf van een enkeling, die dankzij buiten- gewone wilskracht en moed in staat was ongelooflijke moeiten te overwinnen waar een ander aan onderdoor zou zijn gegaan. Herhaaldelijk stond hij oog in oog met de dood, maar door zijn scherpe geest, zijn moed en vastberadenheid wist hij de plannen van zijn nazibeulen te verijdelen. Niet geneigd tot wanhoop of zelfmedelijden, ondanks zijn ongelooflijke ervaringen die men- sen met minder levensdrang zouden hebben afgeschrikt, pakte hij na de oorlog de draad weer op. Hij stichtte een gezin, begaf zich met succes in het zakenleven en bracht aanzienlijke filan- tropische offers. Door deze eigenschappen was hij ook in staat tegenslagen te overwinnen en daar sterker uit te komen, met nog grotere prestaties in het verschiet. Tot op de dag van vandaag leiden zijn creativiteit en verbeelding tot nieuwe uitvindingen en verbeteringen. Hoewel Ik zal leven vooral Henry’s verhaal is, plaatst hij de ge- beurtenissen in een historische context, wat ten goede komt aan het inzicht en de ervaring van de lezer. Met name voor de jon- gere generaties zijn de lessen uit Henry’s leven van belang. De toenemende aanwezigheid en schaamteloosheid van Holocaust- ontkenners onderstrepen nog eens hoe belangrijk zijn werk is. Op dezelfde manier is onze huidige tijdgeest gebaat bij zijn le- vensechte demonstratie van een onoverwinnelijke geest. Het woord dat gekozen werd om de Holocaust te symbolise- ren was ‘zachor’, herinnering. In onze traditie heeft herinnering ook betrekking op de toekomst, want alleen wie leert van het verleden kan de uitdagingen van de toekomst aan. Ik zal leven is een alarmbel voor deze generatie, zodat de belofte ‘Nooit meer!’ zal worden vervuld. Ik hoop, en dring erop aan, dat jonge mensen van elk geloof, ras en volk, in het klaslokaal en daarbuiten, aangemoedigd zullen worden om Ik zal leven te lezen. Ik weet zeker dat het hen zal inspireren, prikkelen en onderwijzen, tot lering voor hun eigen leven. Henry’s omzien naar zo veel personen uit alle lagen van de maatschappij, zijn toewijding aan Israël en het Joodse volk, zijn liefde en inzet voor de Verenigde Staten en de vitaliteit van onze samenleving kunnen in dit boekwerk onmogelijk voldoende worden beschreven. Misschien kunnen we dat het best aan an- deren overlaten. Henry zocht nooit naar erkenning, maar vond dat deze verdiend moest worden. Hij schuwde het voetlicht zelfs en liet zijn daden liever voor zichzelf spreken. We zijn Henry dankbaar dat hij zijn levensverhaal vertelde en ons de gelegenheid gaf er, direct of indirect, deelgenoot van te zijn. Moge hij en Susie gezegend worden met nog vele jaren van gezondheid, geluk en goede daden. malColm H oenleIn Vicevoorzitter van de Conference of Presidents of Major American Jewish Organizations April 2009
Van de uitgever et verhaal van Ik zal leven begint met een beschrijving van het gezinsleven van de Orensteins in Polen, voor - dat de Duitsers binnenvielen. We leren de hoofdrol- spelers kennen en leren meer over de levensomstandigheden van Joden in Polen in die tijd. Op 1 september 1939 gebeurt het gevreesde en in een paar dagen tijd wordt Polen bezet door de nazi’s. Heel gedetailleerd schildert Henry Orenstein vervolgens de nachtmerrie waarin veel Poolse Joden terechtkwamen. Door het hele boek zet hij zijn persoonlijke verhaal af tegen het grote decor van het door de oorlog verscheurde Europa. Daarmee geeft hij de lezer een beter perspectief op de oorlog op dat continent. Sinds de eerste uitgave van I Shall Live is er meer informatie bo- ven water gekomen over een bepaald aspect van zijn verhaal. Toen de nazi’s alle wetenschappers opdroegen zich op te geven voor een speciale taak, meldden ook Henry, zijn broers en een aantal andere Joodse gevangenen zich aan, hoewel zij geen we- tenschappers waren. Ze zetten hun leven op het spel, in de hoop dat de oorlog voorbij zou zijn voor de SS erachter kwam dat ze niet waren wie ze beweerden te zijn. H
2 0 I k z a l l e v e n Het idee om een Kommando van wetenschappers in het leven te roepen, ontstond bij een aantal Duitse professoren die bang wa- ren dat ze het leger in moesten en naar het Russische front zou- den worden gestuurd. Toen de Joodse gevangenen die zich voor het Kommando hadden opgegeven door de professoren werden ondervraagd, werd duidelijk dat het geen echte wetenschappers waren. De professoren wilden zó graag vermijden dat ze tegen de Russen moesten vechten, dat ze besloten tot een gevaarlijke gok: ze gaven de gevangenen zogenaamd ‘wetenschappelijk’ werk. Na de oorlog liet Henry Orenstein twee Duitse geschiedkundi- gen, dr. Gotz en dr. Strebel, onderzoek doen in Duitse archieven om documenten van het nep-Kommando op te sporen. De bijge- voegde brieven laten zien hoe ver het bedrog ging. In één daarvan vraagt Wilhelm Koppe, hoofd van de SS in Polen, aan Heinrich Himmler, het hoofd van de SS, toestemming om het Kommando naar Duitsland te verplaatsen. Hij vertelt Himmler dat dit werk van grote betekenis is voor de Duitse oorlogsinspanningen. Dui- delijk onder de indruk schrijft Himmler een brief aan Pohl, een belangrijke SS’er in Berlijn, om hem te vragen een adviescomité op te richten dat toezicht moet houden op het Kommando. De kracht van Ik zal leven is dat het verhaal zo boeiend is ge- schreven, dat je als vanzelf in de huid en het hoofd van Henry Orenstein terechtkomt en meebeleeft wat hij moest doorstaan. Het maakt het verhaal nóg aangrijpender. De meeste lezers kennen Het Achterhuis (het dagboek van Anne Frank), of de film Schindler’s List. Dit boek doet aan beide denken. Wij leven in een tijd waarin de generatie (Joodse) overlevenden van de Tweede Wereldoorlog geleidelijk uitsterft. Er zijn steeds minder mensen die de verhalen kunnen vertellen, waarmee de herinnering aan kracht lijkt te verliezen. Ik geloof dat het daarom van groot belang is dat verhalen als Ik zal leven blijven verschijnen. Opdat we weten. En niet vergeten. Proloog k heb dit boek voornamelijk vanuit mijn eigen erva- ringen geschreven. Ervaringen, die voor het grootste deel uitzonderlijk helder in mijn geheugen zijn gegrift. Sommige personen en gebeurtenissen van meer dan veertig jaar geleden staan me vandaag helderder voor de geest dan beelden van gisteren. Soms was ik me op het moment zelf bewust dat ik iets heel bijzonders meemaakte en probeerde ik de feiten zo volledig en nauwkeurig mogelijk te onthouden. Mijn bedoeling was ze ooit op te schrijven, als ik het geluk zou hebben de oorlog te over - leven. Eén zo’n voorval was bijvoorbeeld de ‘selectie’ door dr. Blanke in Płaszów. Sommige gebeurtenissen waren zo verschrikkelijk en zo diep in mijn geheugen weggestopt, dat de herinnering alleen terug- kwam wanneer ik eraan herinnerd werd door iemand die erbij was geweest. Plotseling verscheen de hele scène dan voor mijn ogen, zo gedetailleerd en helder alsof het op dat ogenblik ge- beurde. In veel gevallen controleerde ik de juistheid van mijn herin- neringen in gesprekken met andere overlevenden die tijdens de I
2 2 I k z a l l e v e n vernietigingsacties en in de concentratiekampen bij me waren geweest. Dat waren onder anderen Adam Folman en Clara Her - man, die nu in Israël wonen en destijds lid waren van het Chemi- ker Kommando . Ik beschrijf mijn persoonlijke ervaringen tegen de achtergrond van gebeurtenissen aan de gevechtsfronten in verschillende sta- dia van de oorlog. Ik doe dat vanwege de grote betekenis die ze hadden voor onze overlevingskansen, en omdat de gigantische strijd tussen Hitler en de westerse bondgenoten en Sovjet-Rus- land bijna een obsessie voor me werd. Henry o rensteIn Ik zal niet sterven Ik zal leven Ik zal het verhaal vertellen
1. Hrubieszów: voor de Tweede Wereldoorlog ij hun eerste ontmoeting wierp mijn vader Leib één blik op mijn moeder Golda en hij was verkocht. Begrij- pelijk. Golda was een mooi, jong meisje met een lief ge- zicht, volmaakte gelaatstrekken, grote, bruine ogen, donker haar en een perzikkleurige huid. Leib was een felle, ongeduldige jongeman die niet geloofde in het gebruikelijke gearrangeerde huwelijk. Hij besloot ter plekke dat Golda het meisje was met wie hij zou trouwen. Aangezien hij op zakenreis was, van zijn woonplaats Łęczna naar Hrubieszów, waar Golda woonde, kon hij die eerste keer niet lang blijven. Maar zodra hij thuis was, begon hij haar dagelijks liefdesbrie- ven te schrijven. Helaas kon hij alleen Jiddisch schrijven en niet eens zo heel goed. Zijn jongste broer Mosje wist nog hoe Leib urenlang de ene na de andere brief zat te schrijven. Telkens ver - scheurde hij hem en begon hij opnieuw. Mosje was een ondeu- gende en nieuwsgierige jongen van zes. Geholpen door zijn ou- dere broer Hejnach verzamelde hij de papiersnippers en samen B
2 7 probeerden ze de liefdestaal van hun broer te ontcijferen, waarin ze nooit slaagden. Het heeft een paar jaar geduurd, maar uiteindelijk zwichtte Golda voor Leibs onvermoeibare hofmakerij. Ze trouwden in 1908, toen ze allebei zesentwintig waren. Golda’s enige voor - waarde was dat ze in Hrubieszów zouden wonen, en daar stem- de Leib mee in. Leibs vader Jankel en zijn moeder Sarah (Surcia) waren kre- dietverstrekkers en graanhandelaren. Daarnaast hadden ze een exclusieve vergunning van de Russische regering om zout te ver - kopen in Łęczna. Jankel en Sarah waren niet gelukkig met Leibs beslissing om naar het tachtig kilometer verderop gelegen Hru- bieszów te verhuizen, maar ze wisten dat als hun zoon eenmaal iets besloten had, hij met geen mogelijkheid op andere gedachten te brengen was. Van hun zeven kinderen – Usjer, de oudste, Leibs jongere broers Bucio, Hejnach en Mosje, en de meisjes Golda en Ryfka – vertoonde Leib het meeste zakentalent. De familie Strum woonde al generaties lang in Hrubieszów. Golda, haar ouders Mordche Hersch en Sarah, en haar broer Abraham (Abuś) waren allemaal in Hrubieszów geboren, en de familie had er sinds mensenheugenis gewoond. Rond de eeuwwisseling was Hrubieszów een slaperig stadje, gebouwd rondom een centraal plein waar de belangrijke win- kels en de beste woningen zich bevonden. De rest van het stadje waaierde uit vanaf dit plein en bestond vooral uit kleine huizen en winkels met geen of slechts één bovenverdieping. Er waren maar enkele straten verhard en dan nog met kasseien, waarover je paard-en-wagen kon horen klepperen en hobbelen. Op regen- achtige dagen in de lente en de herfst waren de ongeplaveide wegen zo modderig dat karren vaak bleven steken en vlot ge- trokken moesten worden. Al sinds de middeleeuwen woonden er Joden in Hrubieszów. Niet lang nadat het dorp in 1400 van de koning van Polen de status van ‘stad’ had ontvangen, waren de eerste Joden er gearriveerd. Het eerste historische bewijs van Joodse aanwezigheid in Hru- bieszów dateert van 1444. Het betreft de vermelding van een Jood uit Hrubieszów die Eliëser (Elias) heette en in 1445 een reis naar Kiev maakte om handelswaar uit het oosten te halen. Hij en de andere Joden in Polen maakten deel uit van een Joodse migratie van West-Europa naar het oosten die, onder druk van slachtingen door de kruisvaarders en vele andere religieuze vervolgingen, in de elfde eeuw was begonnen en honderden jaren doorging. Zowel Joden als niet-Joden hadden in Polen geleden onder plunderingen van verschillende invallers – Tartaren, Kozak- ken en Turken. Maar in de meeste steden en dorpen van Polen en Rusland hadden de Joden altijd in vrijwel volledige afzon- dering geleefd van de niet-Joodse bevolking. Veel Joden spra- ken helemaal geen of hooguit gebroken Pools. Thuis spraken ze Jiddisch en ook hun cultuur en gewoonten waren anders, net als hun uiterlijk: de meesten hadden een baard en lange bakkebaarden, en droegen een keppeltje en een zwarte kaftan. Hun geloof was de kern van hun bestaan en maakte het on- mogelijk om te integreren. Het leven op aarde zagen ze als min- der belangrijk dan het leven erna. Omdat de christenen hun zo veel ellende hadden berokkend, stonden ze uiterst wantrouwig tegenover het christendom. Hoewel de Joden al eeuwen in Po- len woonden, was het nog steeds een vreemd land voor hen. Op allerlei burgerrechten, privileges en inkomstenbronnen konden ze geen aanspraak maken. Alleen met ambachtswerk en handel- drijven konden ze de kost verdienen. Zij waren de kleermakers, de schoenmakers, de kaarsenmakers, de kredietverstrekkers, de handelaren en de winkeliers. In 1897 bestond meer dan de helft van de ruim tienduizend inwoners van Hrubieszów uit Joden. Het leven in Hrubieszów was zwaar, want er was nauwelijks industrie. De Poolse boeren waren arm en voor Joden was er weinig kans op verbetering. Er waren een paar families die het goed hadden, maar de meeste leefden in armoede. De dagelijkse