16 1 Het concilie van Konstanz Reformatieconcilie Het Concilie van Konstanz (1414-1418) staat bekend als een zoge- naamd ‘reformatieconcilie’. A lgemeen besefte men namelijk in de 14e en de 15e eeuw hoe dringend noodzakelijk reformatie van de kerk in capite et mem- bris (= in hoofd en leden) was. En allereerst zou de eenheid van de kerk hersteld moeten worden. Rome beleefde de tijd van zijn diepste verval. Er heerste door allerlei kerkelijke twisten, niet los van het staatkundige, grote anarchie in Rome en in de Kerkelijke Staat. Onder Franse politieke druk en invloed was in 1309 de zetel van de paus van Rome verplaatst naar het Franse Avignon. Men sprak daarom van een ‘Babylonische ballingschap’ van het pauselijke hof. Maar in 1377 kwam er aan die ballingschap schijnbaar een einde, toen het hof weer naar Rome terugkeerde. De in 1378 nieuw gekozen paus Urbanus V I deed echter niet in alles precies wat de Franse kardinalen wilden. Daarom werd er een tegenpaus gekozen, Clemens V II, die zich weer in Avignon vestigde. Dat betekende dat de kerk nu dus twee pausen had, die zich beiden het hoofd van de kerk noemden. Deze verwarrende situatie, die tot veel verdeeldheid leidde, wordt aangeduid als ‘het grote westerse schisma’ en duurde van 1378 tot 1415. Een deel van de verscheurde christenheid, vooral Frank rijk, koos voor de paus in Avignon, een ander deel, vooral Duitsland en Engeland, koos voor Rome. Beide pausen deden elk hun tegenstanders in de ban. Daardoor ontstond de onmogelijke situatie dat in feite de hele christelijke kerk onder de banvloek lag. Geen wonder dat het geloof van vele
17 eenvoudigen hierdoor geweldig geschud werd. Wat moest men nu nog geloven van het goddelijke gezag van de paus? Het concilie van Pisa Zo werd de roep om een hervormingsconcilie geboren. Dat kwam er ten slotte ook in 1409: het Concilie van Pisa. Daar werd besloten de beide rivaliserende pausen (in Avignon was dat inmiddels paus Benedictus XIII en in Rome paus Gregorius XII) af te zetten en in hun plaats een nieuwe paus te kiezen. Het werd nu bewust geen Fransman en geen Italiaan, maar een geboren Griek, die zich tooide met de naam Alexander V. Intussen gaven de andere twee pausen hun pretenties niet op, met het gevolg dat er nu drie pausen waren, elk met hun eigen aan- hang. Van deze drie kon paus Alexander V echter rekenen op de steun van het grootste deel van de christenheid: Engeland, Frankrijk en ook Bohemen, het land van Hus, en de meeste Duitse bisschoppen. Avignon, in de veertiende eeuw de zetel van de Pausen
18 Hij vestigde zich in Bologna, maar overleed reeds in het volgende jaar, 1410. Zijn opvolger werd Johannes X XIII, een uiterst wereldse paus, die – zoals wij hierna zullen zien – na de dood van Johannes Hus nog in hetzelfde jaar 1415 werd afgezet. Het concilie van Konstanz De verwarrende toestand in de kerk had inmiddels het houden van een nieuw concilie noodzakelijk gemaakt. Dat werd op initiatief van de Duitse rooms-koning Sigismund van Luxemburg, 2 die zichzelf als een Melchizedek geroepen voelde priester-koning te zijn, het Concilie van Konstanz (1414-1418). Dit concilie werd een van de grootste uit de geschiedenis van de kerk. Met het oog op de noodzakelijke eenheid in de kerk besloot de meerderheid van dit concilie de drie pausen af te zetten. Johannes X XIII had nog geprobeerd hieraan te ontkomen door als stalknecht verkleed de vlucht te nemen naar Schaff hausen en zo het concilie te laten mislukken. Maar hij werd uiteindelijk toch nog gevangengenomen, waarna zijn afzetting onafwendbaar was. Pas in 1417 werd een nieuwe paus gekozen, Martinus V, waardoor eindelijk de eenheid van de kerk was hersteld.Maar het concilie had nog veel meer te behandelen dan alleen de eenheid van de kerk onder het pausdom. Een tweede zaak was de reeds genoemde noodzaak tot drastische hervorming van de kerk ‘in hoofd en leden’, vanwege de vele wan - toestanden, met name onder de geestelijkheid. Door onderlinge verdeeldheid en lijdelijk verzet kwam hier echter niets van terecht. De derde zaak die de aandacht vroeg, was het ingrijpende proces tegen Johannes Hus. Vooraf werden op het concilie de leringen van John Wycliffe, waardoor Hus beïnvloed was, veroordeeld. Vervolgens werd Hus, voor wie er nu natuurlijk al niets meer te 2. Duits keizer en later tevens koning van Hongarije en Bohemen
19 hopen viel, maandenlang aan uiterst pijnlijke verhoren onderworpen en ten slotte als ketter tot de brandstapel veroordeeld.Een jaar later trof zijn vriend en medestander Hiëronymus van Praag ook als aanhanger van Wycliffe, hetzelfde lot. De stemming over het lot van Hus Er werd op het concilie op de volgende wijze gestemd: De Duitse, Engelse, Franse en Italiaanse natie kregen elk één stem. Daarnaast kreeg het college van kardinalen een vijfde stem en later kreeg ook de Spaanse natie nog een stem, de zesde. Binnen de naties werd stembevoegdheid vergund aan bisschop - pen, abten, doctoren, lagere geestelijken en ook aan vorstelijke ge - zanten. De straks volgende brieven van de pauselijke legaat Poggius aan zijn vriend Leonhard Nikolai laten zien hoe een aantal van de afge - vaardigden over Hus heeft gestemd, voor of tegen zijn veroordeling, met de motivatie van hun stemgedrag. De terechtstelling van Hus op last van het Concilie van Konstanz De intocht van de paus te Konstanz
20 heeft in Bohemen onder de adel en onder het volk zo’n hevige be- roering verwekt, dat deze gezien moet worden als een belangrijke aanzet tot de uitbarstingen van de zogenoemde hussietenoorlogen (1419-1436), die veel onheil brachten over Bohemen en omringende landen. In het hussietenmuseum te Tabor, ten zuiden van Praag in Tsjechië, is daar veel over te zien. Helaas raakten de hussieten al vrij spoedig verdeeld: de calixtijnen of utraquisten tegenover de taborieten. De laatsten wensten het grondigst een totale hervorming van de kerk naar Gods Woord, met volledige afschaffing van alle roomse ceremoniën. Van hen is gezegd dat zij gereformeerd waren vóór de Reformatie. Wel wer - den de taborieten in 1434 totaal verslagen, maar ‘uit de as van de verdrukten ontstond in 1457 de Boheemse Broederuniteit’, die in 1500 al meer dan 200 gemeenten telde. Vanwege de voortdurende vervolging, vooral van roomse zijde, werden deze Broedergemeenten uiteindelijk met name de eigenlijke Boheemse martelaarskerk. 3 3. H.A.J. Lütge, Der Aufschwung der Böhmisch-Mährischen K irche unter Kaiser Franz Josef I, 1888, Vorgeschichte, pag. 1-14.