HET OUDE TESTAMENT Het woord ‘Testament’ betekent dat er iets wordt afgesproken. Het Oude Testament vertelt hoe God een mooie wereld maakte. De eerste mensen heb- ben Zijn plan verstoord. Met Abraham wilde God helemaal opnieuw beginnen. Samen maakten ze een afspraak: God zou het volk van Abraham heel in het bijzonder helpen, als dat volk Hem gehoorzaam was. Zo werd het ook nodig dat God meer en meer over Zichzelf vertelde. Dat noemt men ‘Open- baring’. De mens heeft dikwijls fouten gemaakt. Toch hield God altijd Zijn belofte. kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 9 8/27/12 2:09 PM
1. God maakt de wereld Genesis 1 Lang geleden was de wereld donker en woest. God wilde de wereld in orde maken. Hij wilde haar mooi hebben.Eerst zei Hij dat er licht moest komen, en het licht brak door het donker. Toen zei Hij dat het water bijeen moest vloeien. Zo ontstond de zee, en het land kwam tevoorschijn. Maar het land was leeg en stil. Daarom wilde God dat er bomen en planten zouden groeien. Toen werd de aarde mooi, met groene bladeren en schitterende bloemen. Hoog in de lucht die God had gemaakt wilde Hij de zon om overdag te schijnen. Hij wilde een maan, die minder licht gaf, voor de nacht. Hij maakte ook de sterren om ’s nachts te fonkelen. Maar de lucht en de zee waren nog leeg. Daarom maakte God de vissen en andere dieren om in het water te leven. Hij maakte ze klein en groot, ja, tot de walvis toe. Hij maakte de vogels om te vliegen en te zingen en in de bomen te wonen. Het was een mooie wereld en God zag hoe goed het allemaal was. Maar het land bleef leeg. Daarom maakte God de dieren. Hij maakte kleine dieren maar ook heel grote en sterke. Hij liet ze wonen in de bossen en op het veld. God zei tegen de vissen, de vogels en de dieren dat ze jongen moesten krijgen. De dieren deden het; zo kwam er veel leven in de zee, op het land en in de lucht. God zag alles wat Hij gemaakt had en Hij zei: ‘Het is heel goed. Zo mooi als de wereld nu is, moet ze altijd blijven.’ Het verhaal van de schepping kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 10 8/27/12 2:09 PM
kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 11 8/27/12 2:09 PM
2. God maakt mensen Genesis 1-2 God keek tevreden naar alles wat Hij ge- maakt had. Toch wist Hij dat zijn werk niet af was. Het beste moest nog komen.God zei: ‘Nu zal ik de mens maken. Ik geef hem de hele wereld. De mens zal daarom al- tijd aan Mij denken. Hij zal van Mij houden. Hij moet voor Mijn mooie wereld zorgen.’ Eerst maakte God een man. Hij noemde hem Adam. God bracht alle dieren bij Adam. Hij moest ze een naam geven. Al waren er nog zoveel dieren, toch voel- de Adam zich alleen. Daarom maakte God een vrouw. Hij noemde haar Eva. Nu had Adam iemand om mee te praten en blij mee te zijn. De twee mensen zouden van elkaar houden en samen aan God denken. God zegende Adam en Eva. Hij gaf hen de hele mooie wereld die Hij gemaakt had. Hij zei ook dat ze kinderen zouden krij- gen om hen te helpen. Maar de mensen moesten naar Hem luis- teren; Hij wist immers wat goed voor hen was. Als ze Hem gehoorzaam waren, zou- den ze ook heel gelukkig zijn. God gaf Adam en Eva een mooie tuin om in te leven. Daar stonden bomen met alle soorten vruchten om van te eten. ‘Eet van alle vruchten.’ zei God. ‘Maar van één boom mag je de vruchten niet eten. Kijk, hij staat in het midden van de tuin. Dat is de boom van goed en kwaad. Als je van zijn vruchten eet, zul je sterven.’ Adam en Eva speelden met de dieren; ze spraken tegen hen en de dieren deden wat de mensen wilden. Adam en Eva zorgden goed voor de tuin. Elke avond kwam God met hen praten en wandelen. Hij zag dat de twee mensen ge- lukkig waren. En na elke dag kwam er weer een nieuwe blijde dag. kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 12 8/27/12 2:09 PM
13 3. De verboden vrucht Genesis 3 Niets kon Adam en Eva ongelukkig maken; ze hadden alles wat ze maar wilden. God was hun Vriend en ze hadden de rijke tuin om in te leven.Toch was er iemand die dat geluk niet kon verdragen. Het was de duivel, de vijand van God. Hij haatte alles wat mooi en goed was. Hij beïnvloedde een slang. Die kroop de tuin in, naar de boom van goed en kwaad. Toen Eva daar voorbij kwam, fluisterde hij: ‘Heeft God werkelijk gezegd dat je van geen enkele vrucht mag eten? Dan zullen jij en Adam wel altijd honger hebben.’ ‘Nee hoor,’ antwoordde Eva. ‘ We mogen van alles eten, zoveel we willen. Alleen van de boom waar jij nu in zit, mogen we de vruchten niet eten. Dan zullen we sterven. Dat is toch wel het ergste wat er met ons ge- beuren kan. Nee hoor, zo dom zullen Adam en ik nooit zijn.’ ‘Dat is niet waar,’ fluisterde de slang. ‘God liegt. Hij weet heel goed dat je door de vrucht net zo verstandig wordt als Hij. Je zult ook alles kunnen wat God gedaan heeft. Daarom mag je niet van die vruchten eten.’ Eva keek nu heel anders naar de boom. Zijn vruchten waren toch wel bijzonder mooi. Eva dacht eraan hoe fijn het zou zijn, als ze zo verstandig werd als God. Als ze zou kunnen doen wat God gedaan had. Dat wilde ze wel. Vlug plukte ze een vrucht van de boom. Ze at ervan en ze gaf een stuk aan Adam. ‘Hier moet je eens van proeven,’ zei ze. Adam dacht geen ogenblik na. Hij at de rest van de vrucht op. Maar ze werden niet verstandig. Ze zagen ineens dat ze verkeerd gedaan hadden. Ze waren beschaamd omdat ze niet naar God geluisterd hadden. Hij had hen toch ge- maakt en Hij was altijd een Vriend geweest. Die avond wachtten ze niet op God. Ze schaamden zich nog meer. Ze trokken grote bladeren van de bomen. Daar kleedden ze zich mee. Toen kropen ze stil tussen de struiken. Elke avond hadden ze op God gewacht. Nu waren ze bang geworden voor Zijn stem. Toch hoorden ze God. Hij leek heel erg boos. Hij riep: ‘Adam, waar ben je?’ Met de ogen dicht kroop Adam uit de struiken. Hij durfde niet meer naar God te kijken. De schepping verstoord kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 13 8/27/12 2:09 PM
14 4. Weg uit het paradijs Genesis 3 Eva kwam nu ook langzaam uit de struiken. Beschaamd boog ze haar hoofd.God keek boos naar de twee mensen. ‘ Waarom hadden jullie je verstopt?’ vroeg Hij. ‘Ik was bang om naar U te komen,’ sta- melde Adam. ‘Ik zag ineens dat ik zo bloot was.’ ‘ Vroeger zag je dat niet,’ zei God. ‘ Wie heeft het je nu verteld? Heb je misschien van de verboden vrucht gegeten? Dat moét wel want nu weet je wat goed en kwaad is.’ ‘Het is mijn schuld niet,’ zei Adam. ‘Eva heeft me die vrucht gegeven.’ ‘Het was mijn schuld ook niet,’ zei Eva op haar beurt. ‘De slang heeft me gezegd dat ik ervan eten moest.’ Toen werd God heel kwaad. ‘Jullie wisten toch dat je er niet van mocht eten,’ zei Hij. ‘Ik had zulke mooie plannen voor jullie gemaakt. Jullie hebben mijn hele mooie werk verstoord. Nee, jullie kunnen niet langer in de tuin blijven. We hadden het goed samen. We hebben gewandeld en gepraat, maar nu heb je gekozen om van Mij weg te gaan. Ga waar je zelf wilt, maar overal waar je komt, zullen er distels en doornen groeien. Je zult hard moeten werken om je eten te vinden. Als je oud bent, zul je sterven. Ik had het anders gewild. Vergeet nooit meer dat ik God ben! Je zult voortaan naar Mij moeten zoeken!’ Met een bang hart gingen Adam en Eva weg uit de tuin. Engelen van God moesten de ingang ko- men bewaken. Nooit zou er nog een mens in de tuin mogen komen. kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 14 8/27/12 2:09 PM
15 Kaïn en Abel 5. De twee broers Genesis 4 Nu hun vertrek uit de tuin kregen Adam en Eva twee zonen. Kaïn was de oudste; hij werd een landbouwer. Abel, de jongste, werd schaapherder.Op een dag wilden ze allebei iets aan God geven. Kaïn koos een schoof rijp koren van zijn veld. Abel zou een lammetje offeren. Eerst brachten ze stenen bij elkaar. Daar leg- den ze hun offer op en ze staken het in brand. God keek naar de offers. Maar Hij keek ook naar het hart van de twee broers. Hij zag dat Abel echt van Hem hield, daarom nam Hij het offer van Abel aan. Het offer van Kaïn kon Hij niet aannemen, omdat Kaïn niets om Hem gaf. Hij offerde het koren omdat hij niet anders durfde. Kaïn werd woedend. Hij dacht: God houdt niet van mij. Toen keerde hij zich helemaal van God af. Toch zei God nog tegen hem: ‘ Waarom ben je zo boos, Kaïn? Als je Mij iets geeft, moet je dat doen met een goed hart. Dan zal Ik jouw of- fer ook aannemen. Als je gedaan had zoals je broer, dan zou je nu heel gelukkig zijn, net als hij. Nee Kaïn, er zit veel kwaad in je hart. Denk eens goed na: Het kwaad is als een wild dier dat op je springt. Het kan met je doen wat het wil. Het wordt je meester en op het laatst heb je zelf niets meer te zeggen. Je moet er tegen vechten.’ Kaïn luisterde niet. Woedend keerde hij naar zijn veld terug. Wat God gezegd had, gebeurde al heel vlug. Kaïn werd heel kwaad op zijn broer. Hij haatte hem. Hij kon het niet verdragen dat God wel van hem hield. kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 15 8/27/12 2:09 PM
6. De eerste moord Genesis 4 God nam het offer van Abel aan, maar het offer van Kaïn wilde Hij niet hebben. Zo werd Kaïn jaloers op zijn broer en hij wilde hem doden.‘Zullen we samen gaan wandelen?’ vroeg hij op een mooie dag. ‘Ja, laten we dat doen,’ antwoordde Abel. Hij wilde zijn broer graag te vriend houden. Terwijl ze zo samen wandelden, werd Kaïn vreselijk kwaad op zijn broer. Toch had die hem niets misdaan. Kaïn ging achter Abel lopen en doodde hem. Daarna vluchtte hij. Maar God zei tegen hem: ‘Kaïn, waar is je broer?’ Kaïn schrok. Hij probeerde het nog met een leugen: ‘Hoe kan ik dat weten? Moet ik dan altijd op hem letten?’ ‘Kaïn, waarom heb je hem gedood?’ vroeg God. Toen begreep Kaïn dat God alles gezien had. Zo moest God ook gezien hebben dat hij jaloers was. Nu zou hij wel een geduchte straf krijgen. ‘Het bloed van je broer roept tot Mij,’ zei God. kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 16 8/27/12 2:09 PM
17 7. Noach bouwt een boot Genesis 6 De moord van Kaïn op zijn broer was nog maar een begin. De mensen deden voortaan wat ze zelf goed vonden. Daarbij luisterden ze niet meer naar God. God wist dat niets de mensen nog kon hel- pen. Daarom wilde Hij opnieuw beginnen. Toch vond Hij nog één man die van Hem hield. Hij leefde nog zoals God het wenste. De man heette Noach. Op een dag vertelde God aan Noach wat Hij wilde doen. ‘Ik moet een einde maken aan al die slechtheid,’ zei Hij. ‘De mensen maken Mijn mooie wereld kapot. Ik zal het laten regenen, zodat iedereen verdrinkt. Maar jou en je gezin zal Ik sparen. Je moet een boot bouwen.’ God legde uit hoe groot de boot moest zijn. ‘Er moet plaats genoeg zijn voor jou, je vrouw en je kinderen. Daarbij moet je van elke diersoort één paar meenemen, een mannetje en een vrouwtje, want anders zullen er nooit meer dieren zijn. Je moet de boot van binnen en van buiten insmeren met pek. Zo kan er geen water in komen; zo zal je boot blijven drijven.’ Noach deed wat God gezegd had. Het duurde een lange tijd voor de boot klaar was. De mensen die Noach aan het werk za- gen, waren erg verbaasd. Ze vroegen zich af waarvoor die boot gemaakt werd. Er was geen enkele zee in de buurt waar zo’n boot op varen kon. ‘Dit zal je straf zijn: Voor de rest van je leven zul je een landloper zijn. De aarde zal je geen vruchten meer geven.’ ‘Die straf is te zwaar!’ schreeuwde Kaïn. ‘ Wie mij ziet zal me willen doden.’ ‘Dat wil ik niet,’ zei God. ‘Je zult niet ge- dood worden. Ik zal je beschermen.’ Zo ging Kaïn weg van de plaats waar hij gewoond had. Hij ging ook verder en verder weg van God. Hij wilde nooit meer naar Hem luisteren. Toch hadden Kaïn en Abel samen gelukkig kunnen zijn. Het verhaal van Noach kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 17 8/27/12 2:09 PM
kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 18 8/27/12 2:09 PM
8. Er komt veel regen Genesis 7 Noach werkte lang aan de boot. Al die tijd probeerde hij de mensen uit te leggen hoe verkeerd ze deden. Hij zei dat ze God verge- ving moesten vragen voor al het kwaad dat ze gedaan hadden. Niemand wilde geloven dat hij de waarheid vertelde.Op een dag was de ark af. Maar er moest toch nog veel gedaan worden. Er moest voedsel worden ingeladen, voor de mensen en de dieren. Toen dat allemaal gebeurd was, zei God: ‘Noach, ga nu met je gezin in de boot. Neem ook de dieren mee, zoals Ik je gezegd heb. Het zal nog een week duren, dan komt de regen.’ Noach deed alles zoals God het wilde. Hij was gelukkig dat God goed voor hem was. En inderdaad, na die week begon het te regenen. Voor Noach en zijn gezin was dat niet erg. Die zaten allemaal veilig in de boot. O, het begon wel heel zachtjes. Eerst sloot God zelf nog de deur van de boot. Hij wilde heel speciaal voor Zijn vrienden zorgen. Plotseling begon het harder te regenen. Dat duurde een lange tijd, dag en nacht, zonder ophouden. Het water steeg rondom de boot. Het tilde de zware boot op en die begon te drijven. Voor de mensen die slecht waren geweest, werd het wel erg. Waar ze ook kropen, het water kwam hen achterna. Het steeg tot boven de hoogste bergen en ze verdronken allemaal. Noach had zijn werk goed gedaan. De boot kon niet vergaan. De regen bleef zes weken vallen. Maar God had Zijn vrienden niet vergeten. Zoals Hij het aan Noach beloofd had, liet Hij de regen ophouden. kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 19 8/27/12 2:09 PM
20 9. Een nieuw begin Genesis 8 Het regende niet meer. Noach hoorde de wind heel hard waaien; die rukte soms hard aan de boot. Toch was Noach niet bang. Hij was zelfs blij, want de wind zou helpen de grond droog te maken.Het water zakte maar langzaam. De boot dreef nog vele dagen rond. Toen raakte hij de grond, op de berg Ararat. Met een ruk lag hij stil. Noach verlangde ernaar om ein- delijk weer aan land te kunnen gaan. Maar, dat zou toch nog niet zo vlug ge- beuren. Er stond nog te veel water rond de berg. Noach wachtte geduldig nog zes weken. Toen liet hij een raaf naar buiten vliegen. De raaf vloog heen en weer, tot hij een dro- ge plek gevonden had. Een poosje later liet Noach een duif vlie- gen. De duif kwam vlug terug want ze vond geen droog plekje om een nest te bouwen. Dat was een teken dat Noach nog wat ge- duld moest hebben. Hij wachtte nog een week. Toen liet hij de duif weer buiten. Ze kwam terug met een groen takje in haar bek. Noach en zijn hele gezin waren blij toen ze het takje zagen. Nu wisten ze dat er weer planten op de aarde groeiden. Toch wachtten ze nog een week. Toen liet Noach de duif weer vliegen. Ze kwam niet meer terug. Zo wist Noach dat er genoeg droog land was om uit de boot te komen. Hij trok het dak van de boot weg en de zon scheen naar binnen. God zei: ‘Noach, ga uit de boot; Ik geef je de hele aarde. Deze dag is een nieuw begin.’ 10. De regenboog Genesis 9 Wat waren Noach en zijn gezin gelukkig. Eindelijk mochten ze weer in de frisse lucht. Ook de dieren waren blij; ze holden naar buiten. De vogels stegen fluitend en zin- gend de lucht in. kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 20 8/27/12 2:09 PM
21 Vóór alles wilden Noach en zijn gezin God bedanken. Met stenen maakten ze een altaar. Daar brachten ze een offer aan God, omdat Hij hen bewaard had. God gaf hen de kans om opnieuw te beginnen. God zegende Noach en zijn drie zonen, Sem, Cham en Jafet. ‘Jullie zullen vaders worden,’ beloofde Hij. ‘Jullie kinderen zullen over de hele aarde gaan wonen. Zorg goed voor de aarde en voor alles wat Ik gemaakt heb. Ik beloof jullie dat er nooit meer zo’n grote overstroming zal zijn waarbij iedereen verdrinkt. Ik zal jul- lie een teken geven dat Ik het goed meen met de mensen.’ Toen verscheen er een prachtige regen- boog in de wolken. Het gezin van Noach keek er met bewondering naar. ‘Ja, kijk maar goed,’ zei God. ‘Af en toe zal Ik je zo een regenboog laten zien. Hij is het teken dat Ik van je houd. Als je hem ziet, denk dan aan Mij en aan wat Ik vandaag beloofd heb.’ Noach was wel een beetje bang, elke keer als het begon te regenen. Maar de regen- boog die dan verscheen deed hem aan God denken. Ja, God zou Zijn belofte houden. kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 21 8/27/12 2:09 PM
11. Hoger dan de wolken Genesis 11 Noach en zijn zonen gingen het land be- werken. Noach plantte wijnstokken. Van de drui- ven maakte hij wijn. De zonen van Noach werden vaders. Ook hun kinderen werden groot. Ze kregen op hun beurt kinderen. Ze gingen overal op de aarde wonen. Zo wilde God het. Maar één groep mensen zei: ‘ Waarom zouden we altijd verder en ver- der gaan? Kijk, hier hebben we een mooie plek grond. We zullen er een stad bouwen, met een toren tot boven de wolken. Die stad zullen we Babel noemen.’ Ze maakten stenen van klei en stro. Ze hakten die in de hete zon. Als metselspecie gebruikten ze teer. O, wat waren die mensen trots. Ze wilden beroemd zijn. Ze wilden dat iedereen naar hen keek en de mooie toren kwam bewon- deren. God vond dat niet goed. Zo zou het toch weer verkeerd gaan met de mensen. Hij had een heel ander plan. Als het zo verder ging, zou het volk weer De toren van Babel kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 22 8/27/12 2:09 PM
12. God kiest Abraham Genesis 11-12 Sem was een zoon van Noach. Zijn volk bouwde steden in het land Mesopotamië. Een van die steden heette Ur. Daar woonde een man met de naam Abraham. Ur was een mooie stad. Er woonden veel geleerden. Er waren ook veel rijke handelaars zoals Abraham. De mensen hadden er een tempel ge- bouwd voor de godin van de maan. Abraham vond dat helemaal niet goed. Hij geloofde in de éne God. Op een dag zei God tegen hem: ‘Jij denkt nog aan Mij, daarom zal Ik iets voor jou doen. Ga weg uit de stad Ur. Je moet ergens anders gaan wonen. Ik zal je een land laten zien waar je moet gaan leven. Ik maak van jou en je kinderen een nieuw volk.’ Abraham dacht na. Als hij naar God luis- terde, moest hij weg uit de rijke stad. Hij zou geen huis meer hebben, hij zou in een tent moeten gaan wonen. Abraham vertrouwde op God. Hij en zijn vrouw Sara moesten inpakken wat ze had- den. Alles werd op ezels geladen. Eerst trok Abraham naar de stad Haran. Daar moest hij een tijdje blijven omdat zijn vader ziek was. De oude man stierf en hij werd bij Haran begraven. Met zijn vrouw en zijn neef Lot trok Abraham verder. Ze leefden nu in tenten. Zo kwamen ze in het land Kanaän. God wilde dat ze daar zouden blijven. Abraham en Lot waren heel rijk. Ze had- den veel schapen, geiten en ezels. Abraham en Sara hadden ook veel knechten die voor het vee moesten zorgen. Jammer genoeg hadden ze geen kinderen. Daar waren ze dikwijls verdrietig om. zo slecht worden als vóór de grote overstro- ming. Dat mocht in geen geval gebeuren. Toch wilde God geen tweede overstro- ming. Dat had Hij aan Noach beloofd. God dacht: Ik mag die mensen niet bijeen laten. Ze moeten uit elkaar gaan. God zorgde ervoor dat ze verschillende talen gingen spreken. Nu konden de men- sen elkaar niet meer verstaan. Zo móésten ze wel uit elkaar gaan. De trotse toren van Babel werd nooit afge- maakt. Op den duur stortte hij in. Het verhaal van Abraham kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 23 8/27/12 2:09 PM
13. Lot mag kiezen Genesis 13 Zo trokken Abraham en Lot het land Kanaän binnen. Het was een mooi land. Toch konden ze niet lang op dezelfde plaats blijven. Ze moesten steeds weer verder, op zoek naar gras en water voor het vee. Toen Abraham en Lot zo’n plek gevonden hadden, dankten ze God. God vond dat goed. Hij zegende Abraham en Lot. Hij maakte hen nog rijker met scha- pen en geiten. Op het laatst was er nergens nog gras genoeg voor al dat vee. Nu wilden de herders van Abraham en Lot allemaal hun best doen voor hun eigen meester. Toen ze dan ook water hadden gevonden, werd het een duwen en dringen: ‘Onze schapen eerst!’ Daar kwam dikwijls ruzie van. Het werd nog erger als ze bij een grasveld kwamen. Soms werd er zelfs gevochten. Nee, dat kon zo niet blijven doorgaan. Daar zouden de grootste moeilijkheden van komen. Op een dag zei Abraham tegen Lot: ‘Het is niet goed dat onze families ruzie maken en vechten. We hebben te veel dieren om bij elkaar te blijven. We zullen uit elkaar moe- ten gaan.’ Abraham was ouder dan Lot; hij zou dus mogen kiezen waar hij heen wilde. Toch zei hij: ‘Lot, jij mag kiezen waar je naartoe gaat. Ik zal dan de andere richting nemen.’ Lot zag de rivier die Jordaan heet. Hij zag dat er groen gras groeide. Dat land was veel beter dan de droge woestijn met rotsen. ‘Ik neem die weg,’ zei hij en hij wees naar de Jordaan. Toen Lot vertrokken was, zei God tegen Abraham: ‘Dat was mooi van je. Kijk nu goed om je heen. Al het land dat je ziet, zal ik aan je kinderen en kleinkinderen geven.’ Maar... hoe kon God zoiets beloven? Abraham hád geen kinderen. Toch zei Abraham ‘Dank U, Heer’ en hij vertrok naar het land dat God hem had ge- wezen. kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 24 8/27/12 2:09 PM
25 14. De belofte van God Genesis 14-15 Lot koos dus het groene land van de Jordaan. Abraham trok de bergen in. Lot kwam vlug in moeilijkheden. Bij de stad Sodom sloeg hij zijn tenten op. Maar de koning van Sodom nam Lot alles af: zijn tenten en ezels, zijn geiten en schapen. Lot werd gevangen genomen en naar de stad gebracht. Toen Abraham dat hoorde, riep hij al zijn herders bij elkaar. Dat was een heel leger. Daarmee verloste hij Lot. Ook deze keer hoorde Abraham weer de stem van God. ‘Luister goed, Abraham. Ik zal jou je beloning geven.’ Abraham werd nóg rijker. Toch was er iets wat God hem niet gaf. Daarom zei hij op een dag: ‘ Wat héb ik er aan zo rijk te zijn, als ik geen zoon heb. Sara en ik zijn al veel te oud om nog kinderen te kunnen krijgen. Als ik sterf zullen mijn knechten alles ne- men wat ik heb.’ ‘Kom uit je tent,’ zei God. ‘Kijk eens naar de hemel.’ Het was avond. Abraham ging naar bui- ten en hij zag de sterren. ‘Kun je ze tellen?’ vroeg God. Nee, dat kon Abraham niet. ‘Nu ben je nog alleen,’ zei God. ‘Toch zul je vader worden. Daarmee begint het. Na jou zal je zoon ook kinderen krijgen. En dan groeit je familie uit tot een groot volk. Op het laatst zijn er zoveel nakomelingen als er sterren aan de hemel staan. Ik ben jouw God en Ik kan dat voor jou doen. Ik zal ook de God van je zoon zijn. Ik zal de God zijn van het hele volk.’ God kan alles, dacht Abraham. Hij ge- loofde wat God zei. Hij hoopte dat God vlug zou doen wat Hij beloofd had. Daarom was God tevreden over Abraham. kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 25 8/27/12 2:09 PM
26 15. Hagar loopt weg Genesis 16 God had Abraham beloofd dat hij een zoon zou krijgen. Maar Abraham en Sara waren al zo oud. Dan krijg je toch geen kinderen meer. Toch dachten ze allebei: God kán niet liegen! Wat Hij beloofd heeft, zal Hij ook doen.Nu gingen er nog jaren voorbij en Sara kreeg nog altijd geen kind. Ze begon heel hard aan God te twijfelen. Maar Abraham bleef geloven dat God hen een zoon zou geven. Hoe ouder hij werd, hoe vaker hij dat aan God vroeg. Als hij daar zo zat te bidden, schudde Sara haar hoofd. Ze zei: ‘Hou toch op met bidden, Abraham! Je weet toch dat ik geen moeder meer kan worden. Trouw met je slavin Hagar; die zal je wel een kind geven.’ Abraham deed wat Sara zei, want in die tijd mocht een man méér dan één vrouw hebben. Op een dag zei Hagar: ‘Abraham, ik krijg een kind. Wat jij aan God gevraagd hebt, zal dan toch gebeuren.’ Hagar was heel erg trots dat zij een kind zou krijgen. ‘Ik ben veel meer waard dan Sara,’ zei ze tegen de meiden en de knech- ten van Abraham. Daarbij lachte ze Sara uit. ‘Die vrouw kan niet eens een kind krij- gen.’ Dat kon Sara niet verdragen. Ze ging naar Abraham om te klagen: ‘Hagar lacht mij uit.’ ‘Ze moet jou dienen,’ zei Abraham. ‘Hagar is toch je slavin; ze moet naar je luis- teren.’ Sara begon Hagar te plagen. Ze liet haar al het vuile werk doen. Daarom liep Hagar weg, naar de woestijn. Ze wilde nog liever sterven van honger en dorst. Daar zei een engel van God tegen haar: ‘ Waar loop je toch naartoe, Hagar? Je moet toch een kind krijgen!’ ‘Ik ben weggelopen, want Sara kan mij niet verdragen,’ antwoordde Hagar. ‘Ga terug naar huis,’ zei God. ‘Je gaat een zoontje krijgen. Je moet hem Ismaël noe- men. Ik zal heel speciaal voor hem zorgen. Hij is toch een kind van Abraham.’ Zo keerde Hagar bij Abraham terug. Niet lang daarna kreeg ze een zoontje en ze noemde hem Ismaël. kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 26 8/27/12 2:09 PM
27 16. Er komt bezoek Genesis 18 Op een dag zat Abraham voor zijn tent.Sara bleef liever binnen, omdat het zo heet was. Daar zag Abraham drie mannen naar zijn tenten komen En dat met die hitte! Abraham liep de mannen tegemoet en zei: ‘Kom toch in mijn tent. Daar kunnen jullie wat rusten in de schaduw. Ik zal jullie te drinken geven. Er is ook water om je voe- ten te wassen.’ Ondanks de hitte gingen de drie man- nen voor de tent zitten. Abraham gaf hen te drinken. Hij liet ook hun voeten wassen door zijn jongste knechtje. Ondertussen had hij Sara gevraagd wat eten klaar te maken. Sara bakte brood en ze braadde een stuk vlees. Abraham gaf het eten aan de drie bezoekers. ‘ Waar is je vrouw?’ vroeg de man die in het midden zat. ‘In de tent,’ antwoordde Abraham. ‘Ze zal een zoon krijgen,’ zei dezelfde man. Sara zat in de tent te luisteren. Nu begon ze hard te lachen. Een kind krijgen? Dat kon niet, daar was ze veel te oud voor. ‘ Waarom lacht Sara?’ vroeg de man. ‘Ik lachte niet!’ riep Sara. ‘Je hebt wél gelachen,’ zei de man. ‘Jij gelooft niet genoeg in God. Is er dan iéts te moeilijk voor Hem? Ik zal doen wat Ik be- loofd heb.’ Abraham schrok. De drie mannen waren geen gewone reizigers. De man die in het midden zat, had gesproken alsof Hij God zelf was. Dan konden zijn twee vrienden niet anders dan engelen zijn. kinderbijbelMAARTEN(nieuwformaat).indd 27 8/27/12 2:09 PM