Inhoud Voor woord 7 1. Harmonie 9 2. Eenheid en schaamte 17 3. Zonde en schaamte 23 4. Kleding en genade 32 5. Kleding in de Bijbelse cultuur 38 6. Kleding en communicatie in de Bijbel 44 7. Kleding m/v 50 8. Kleding en onze cultuur 61 9. Kleding op zondag 75 10. m/v op zondag 84 11. Kleding voor onder weg 92
7 Voorwoord Kleding. Daarover lopen de meningen vaak ver uiteen. Iedereen heeft zijn eigen smaak. Wat de een mooi vindt, wil een ander beslist niet aantrekken. Dan heb ik het nog niet eens over de vraag wat een christen wel of niet mag dragen. Ook daarover wordt heel verschil- lend gedacht. Er worden felle discussies over gevoerd in gezinnen, op school en in de kerk. Ter wijl het onder - werp zelf heel mooi is. We mogen ons kleden. Kleding is een gave van God. Mijn indruk is dat deze mooie kant aan kleding vaak door allerlei discussies en span - ningen over dit onder werp ondersneeuwt. Dan doen we Gods gave en daarmee God tekor t. Daarom is het goed om ons op dit onder werp te bezinnen. Als kle - ding een gave van God is, mag de Gever ook bepalen hoe wij met Zijn gave omgaan. Wat vindt de Heere van onze kleding en kledingstijl? God heeft ons gekleed. Adam en Eva moesten eerst hun eigen kleding uitdoen, voordat ze Gods kleding mochten aantrekken. Hij bepaalt dus onze kleding en kledingstijl. Vanuit dit uitgangspunt is Kleren maken de m/v geschreven. Het laat zien dat de Heere de gren - zen trekt van wat wel of niet kan. Binnen die grenzen is verrassend genoeg veel ruimte voor jouw smaak en kledingkeus. Mijn bedoeling met dit boekje is te laten zien hoe we ook door onze kleding de Heere kunnen dienen. Urk, najaar 2013 ds. C.P. de Boer
9 Hoofdstuk 1 Harmonie In het paradijs waren de mensen naakt. Man en vrouw schaamden zich niet voor elkaar. Dit is nu totaal anders. Wij kleden ons. Tussen toen en nu is veel gebeurd. Bij het nadenken over de Bijbelse betekenis van kleding, ligt het uitgangspunt in het paradijs. De vraag waarom en hoe wij ons moeten kleden, wordt daar gesteld en in aanzet beantwoord. Daarom star t dit boekje met een Bijbelse bezinning op de oorspronkelijke situatie. Stap voor stap trekken we vandaar lijnen naar nu. Rangorde Gods schepping is volmaakt. Alles is op elkaar afge - stemd en gezamenlijk op Hem gericht. Heel de schep - ping looft God. Tussen Schepper en schepping is geen breuk of ver wijdering. Harmonie kenmerkt Gods schepping. Schepper en schepselen leven in vrede met elkaar. Harmonie is niet hetzelfde als gelijkheid. God en Zijn schepping staan niet op gelijk niveau. De schepping is gericht op God. Zij looft Hem. Hij is de Koning over Zijn schepping. Hij is het Voor werp van lof en aanbidding. Ook bínnen de schepping is rangorde. Van dag tot dag schept God het heelal, de aarde en ten slotte Adam. Van ‘het grote’ (het heelal) werkt God toe naar ‘het kleine’ (de mens). Hoe kleiner het wordt, hoe indruk - wekkender de grootsheid van Gods schepping zicht -
10 baar en hoorbaar is. Als laatste schept God de mens. Hij is het kroonjuweel van Gods schepping (Psalm 8). God stelt hem over de schepselen. Hij mag heersen. Zo is Adam koning onder God. Gehoorzamen Adams hoge positie in de schepping wordt zichtbaar als hij alle dieren een naam geeft. God geeft hem die opdracht. Direct is duidelijk wie boven wie staat. Adam heerst over de dieren. Zij gehoorzamen hem. Wij hebben een naam van onze ouders gekregen. Door hen leren wij luisteren naar onze naam. We leren gehoorzamen. Gehoorzaamheid aan je ouders is, als het goed is, ingebed in hun liefde en zorg voor jou. Binnen de geborgenheid van je familie heb je in de eerste jaren van je leven leren luisteren naar (pleeg) ouders die van je houden. In deze beschermde om- geving is gehoorzamen een zaak van willen, niet van moeten. Naarmate je ouder wordt, kom je steeds meer buitenshuis. Je moet dan ook naar anderen luisteren. Naar mensen die niet van je houden of voor je zorgen. Ze zijn wel over je gesteld. Denk bijvoorbeeld aan je baas, de overheid of je docent. Wat je thuis geleerd hebt, wordt buitenshuis praktijk. Of niet … Van het grote (het heelal) werkt God toe naar het kleine (de mens). Hoe kleiner het wordt, hoe indrukwekkender de grootsheid van Gods schepping is
11 Adam koning onder God De dieren luisteren naar de naam die Adam hun ge- geven heeft (Gen. 2:18-20). Dit is voor deze schep - selen geen kwestie van moeten, maar van willen. Hij staat boven hen. Adam zorgt voor hen. Het geven van een naam aan de dieren valt onder het bewaren en bebouwen van de hof van Eden (Gen. 1:27-30). Het geeft ook de plaats van Adam in de schepping weer. Hij geeft de namen. Hij staat boven alle schepselen. Zijn plaats is net onder God. God heeft hem die positie gegeven. Van Hem ontvangt Adam heel veel ver trou - wen (Gen. 2:19). God brengt de dieren naar Adam en wacht gespannen af hoe Adam hen noemt. God is en blijft Koning. Hij leidt de dieren tot Adam. Adams be - voegdheid en macht reiken heel ver. De Heere zegt: ‘Zoals Adam alle levende ziel noemen zou, zo is haar naam.’ God is Koning. Adam is koning onder God. In Romeinen 8:18-22 lees je wat voor Gods schepping de gevolgen zijn van Adams keus voor de dood. Toen de koning zichzelf in diepe ellende stor tte, trok hij heel Gods schepping mee. Door ons is de schepping aan de dood onder worpen. Uit de man genomen God schept uit Adam zijn vrouw. God neemt dit ini - tiatief. Hij zegt: ‘Het is niet goed dat de mens alleen zij.’ Adam vraagt niet om een vrouw. Hij mist geen vrouw. God constateer t deze lege plaats aan Adams zijde. In Gods oog is Zijn schepping pas compleet als Adam een vrouw naast zich heeft. Haar plaats in de schepping is uniek en bijzonder. Zonder vrouw naast
12 Adam is de schepping niet af. Zonder Eva is er geen harmonie! Harmonie tussen mens en schepsel. De die- ren vormen een paar, zo ook Adam en Eva. De vrouw is dus geen sluitstuk op Gods schepping. Eva neemt een sleutelpositie in. Na haar schepping kan pas ge - zegd worden: ‘Het is zeer goed!’ Tussen Adam en Eva is ook eenheid en harmonie. Beiden zijn door God geschapen. Met de schepping van Eva uit Adam is de harmonie bereikt. Nu bestaan er vier relaties: de eerste relatie tussen God en de mens (Adam/Eva), de tweede tussen Adam en Eva, de derde tussen God en Zijn schepping en de vierde tussen Adam/Eva en Gods schepping. In Gods oog is Zijn schepping pas compleet als Adam een vrouw naast zich heeft Adam is eerst geschapen, daarna Eva Eerst schept God Adam, daarna Eva. Hij schept hen niet tegelijk. Er is verschil in tijd en volgorde. Dit punt pakt het Nieuwe Testament op en werkt het concreet verder uit (1 Kor. 11:8 en 1 Tim. 2:9-15). Ook is Eva niet op dezelfde manier als Adam gescha - pen. God bouwt uit Adams rib (letterlijk: ‘zijn zijde’) zijn vrouw. Eva is Adams wederhelft. Zij staat letterlijk én figuurlijk naast Adam, haar man. Als Adam wakker wordt, ligt of staat Eva niet naast hem. God brengt haar bij Adam. Hij geeft haar aan hem tot een vrouw.
13 God geeft hen aan elkaar. Samen mogen ze Hem lo- ven. Samen leven ze in harmonie. Op geen enkele manier staat Adam boven Eva. Ze staan naast elkaar en zijn betrokken op elkaar. Dit klinkt ook door in de naam die Adam aan zijn vrouw geeft: Mannine (Gen. 2:23). Dat hij haar een naam geeft, maakt duidelijk dat hij het hoofd van Eva is, zou je denken. Ze luister t naar de naam die hij haar gegeven heeft. Net zoals de dieren luisteren naar de naam die Adam hun gaf. Toch benadrukt deze naam niet het verschil, maar de gelijkwaardigheid. Mannine betekent: ‘Uit de man genomen.’ Eva is door God uit Adam genomen en aan Adam gegeven. Tussen hen beiden bestaat geen verschil in waarde. Allebei zijn ze door God geschapen. Het verschil zit in het moment en in Gods manier van scheppen. Adam is uit het stof geschapen. Eva uit Adam. God maakt dit verschil. Hij geeft haar aan Adam, omdat Hij vindt dat het niet goed is als Adam alleen blijft. Adam het hoofd van Eva Adam is het hoofd van Eva. Dit hoofd-zijn heeft in het paradijs niets met (over)heersen te maken. Let maar op de manier waarop de Bijbel dit invult. De Bijbel zegt niet: ‘De vroúw zal haar vader en moeder verlaten en haar man aankleven’, maar: ‘De man zal zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aankleven.’ (Gen. 2:24) Vóór zijn huwelijk ligt de roeping en verantwoordelijk - heid van de man in zijn ouderlijk huis. Na zijn huwelijk is hij verantwoordelijk voor zijn vrouw. Hij verlaat alles om haar ‘aan te kleven’. Dat is zijn roeping.
14 Het woord ‘aankleven’ maakt duidelijk wat God van de man ver wacht. Dit woord wordt in het Oude Testament altijd gebruikt voor iemand die afhankelijk is van een ander. Denk aan Ruth die haar schoonmoe- der aankleeft (Ruth 1:14). Berooid en alleen is deze jon - ge Moabitische weduwe afhankelijk van haar schoon - moeder Naomi. De man is binnen het huwelijk van zijn vrouw afhankelijk. Verlaten en aankleven zijn twee oudtestamentische kernbegrippen. Het zijn twee centrale woorden waar - mee ook het genadeverbond tussen de Heere en Zijn volk beschreven wordt. Ze staan ook in het doopfor - mulier: ‘Zo worden wij vermaand en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid, namelijk, dat wij deze enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, aanhangen, be- trouwen (…), de wereld verlaten, onze oude natuur doden …’ Israël mag de arme, de Leviet of het ver - bond niet verlaten (Deut. 12:19, 14:27 en 29:24). Het volk heeft Egypte verlaten en wordt nu opgeroepen om de Heere aan te kleven. God belooft dat Hij Israël nooit zal verlaten (Deut. 31:8 en Joz. 1:5). Aankleven en verlaten zijn twee verbondstermen. Het woord ‘ver - bond’ wordt in Genesis 2 niet genoemd. Wel wordt het huwelijk tussen man en vrouw omschreven met deze twee verbondsbegrippen. De Bijbel beschouwt het huwelijk als een verbond tussen man en vrouw. Het huwelijk wordt omschreven met de begrippen ‘verlaten’ en aankleven’. Met deze woorden wordt ook het genadeverbond tussen God en Zijn volk beschreven
15 De woorden ‘verlaten’ en ‘aankleven’ maken de bete- kenis van het heersen van de man over de vrouw con - creet. Voor de man betekent heersen: verlaten en aan - kleven. Dit belet hem om te heersen over zijn vrouw als hij dit zou willen. Het biedt hem alle ruimte om zijn vrouw te dienen. Het beschermt de vrouw tegen zon - dige neigingen van haar man. De man is geroepen om te heersen door zijn vrouw te dienen. De Bijbel verge - lijkt de man op dit punt met Christus (Ef. 5:23-33). Ook de Heere Jezus heerst over Zijn gemeente door haar te dienen (Luk. 22:24-30). Op deze manier is de man het hoofd van de vrouw. Zo laat de man in zijn huwelijk zien Wie Christus voor Zijn gemeente is. Beiden heer - sen door te dienen. Te dienen door zelfverloochening. Op deze manier krijgt de vrouw alle ruimte om in haar huwelijk God te dienen door haar man lief te hebben. Eva de hulp van Adam Eva is ‘een hulp, die als tegenover Adam is’. Op deze manier wordt in de Bijbel ook over God Zelf gespro - ken. Bijvoorbeeld in Psalm 121. De dichter belijdt dat de Heere zijn hulp is (Ps. 121:1-2). Zonder Gods hulp weet hij niet het einddoel van zijn reis te bereiken. Hij kan alleen de hoge bergen niet bedwingen. Hulpeloos kijkt hij om zich heen. Vanwaar moet zijn hulp komen? Hij her vindt zich in de belijdenis: ‘Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft.’ Tegen deze achtergrond mogen we de uitdrukking ‘hulp als tegenover hem’ uitleggen. In het Oude Testament komen we het vaak tegen dat de HEERE de hulp van Zijn volk of kinderen wordt genoemd. Een enkele
16 keer wordt het woord ‘hulp’ gebruikt voor een mach- tig iemand die een kwetsbare helpt. In alle gevallen is iemand helemaal afhankelijk van de hulp die hem geboden wordt. De vrouw is geen ‘hulpje’ van haar man. Nee, de rollen liggen juist andersom. Zonder de hulp van zijn vrouw begint de man niets. Hij is op ver - schillende manieren afhankelijk van haar. Zo staat zij tegenover hem. Op gelijke hoogte. Ze staan ieder op hun eigen plek tegenover elkaar. Hij gericht op haar (aankleven), zij betrokken op hem (hulp). Zo dienen ze allebei op hun eigen plek de Heere en elkaar.