11 1. Beloofd is beloofd! ‘Hier’, zegt Max en hij gooit wat papieren op tafel. ‘Kun- nen we vanavond vast gaan kijken. ’ ‘Waar is dat voor? ’ vraagt mama verbaasd. Ze legt de krant opzij. ‘Wat moeten we daarmee? ’ ‘Nou, we zouden toch in de voorjaarsvakantie met elkaar op wintersport gaan? Dat heeft papa beloofd. Ik heb eens even op internet gekeken en wat geprint. Het is nog wel vroeg, maar als we er niet naar kijken, komt er toch niets van. ’ ‘Ik ben bang …’, begint mama. Maar Max luistert niet eens. ‘Vanavond is Daan ook thuis, dus dan kunnen we er mooi over praten. ’ ‘Papa heeft het echt beloofd, mam’, zegt Marike, die aan tafel haar huiswerk aan het maken is. ‘En … beloofd is beloofd. ’ ‘Ik weet niet …’, begint mama weer. Maar als ze merkt dat er niet geluisterd wordt, staat ze op van haar stoel. ‘We zullen zien’, zegt ze zacht en loopt de kamer uit. Even later steekt ze haar hoofd om de hoek van de deur. ‘Max, ga jij Daan ophalen bij de trein? ’ Marike kijkt haar moeder verbaasd aan. Wat klinkt haar stem vreemd. En zijn dat tranen in haar moeders ogen? Wat is er aan de hand? Waarom reageerde haar moeder net niet enthousiast? Ze had er toch ook zo’n zin in toen papa het voorgesteld had? ‘Kan ik ook nog wat doen, mam? ’ vraagt ze lief.
12 ‘Ja, als jij nog even naar de winkel wilt? Ik zie dat er nog maar twee frikadellen zijn en dat kunnen we niet maken als Daan thuiskomt. ’ Gelukkig, haar stem klinkt weer gewoon. Intussen racet Max naar het station. Als hij niet opschiet, staat zijn broer al te wachten. Gelukkig, de trein rijdt net het station binnen. ‘Hoi maat’, begroet Daan z’n broer. ‘Tof dat je mij altijd op komt halen als ik naar huis kom. Dat scheelt me een heel stukje lopen. Hoe is het thuis? ’ ‘Goed! Vanavond gaan we kijken waar we met wintersport naartoe gaan. ’ ‘Wintersport? Heb ik iets gemist? Geef mij die fiets en spring maar achterop. We kunnen onderweg wel praten. ’ ‘Je weet toch nog wel dat papa beloofd heeft dat we in de voorjaarsvakantie met elkaar op wintersport zouden gaan? ’ ‘Daar heb ik nooit meer aan gedacht. Ik weet ook niet of ik daar tijd voor heb. Mijn studie, hè. Nou, we horen het straks wel. Wat eten we? ’ ‘Of jij dat niet weet. Patat natuurlijk, met een frikadel. Vol- gens mij eet je dat als student zo’n beetje elke dag. ’ ‘Ho, ho, niet zo negatief. Ons vaste menu is pasta, pizza en … pasta. Trouwens, er gaat niets boven de zelfgemaak- te friet van ons mam. We zijn er, bedankt!’ Wat is het gezellig om met z’n allen te eten. Het is alweer een paar weken geleden dat Daan thuis was. Maar toch hangt er iets in de lucht.
13 ‘Zullen we dan nu over de vakantie praten? ’ vraagt Max als de tafel afgeruimd is. ‘Ik heb die papieren niet voor niets geprint. ’ ‘Nou eh …’ begint Daan. ‘Ik denk niet dat ik mee kan, hoor. ’ ‘We zouden toch met z’n allen’, begint Max. ‘Mijn studie gaat voor, en trouwens, wat kost dat niet al- lemaal? ’ ‘Papa betaalt’, zegt Marike. ‘Toch, pap? ’ ‘We moeten eens met elkaar praten’, zegt papa terwijl hij mama aankijkt. ‘Het was ook de bedoeling dat we …’ ‘Wat bedoelt u? ’ stuift Max op. ‘Het was de bedoeling’, begint papa weer. ‘De bedoeling? Gaat het niet door dan? ’ ‘Houd je mond, Max. Laat papa eens rustig uitpraten’, zegt Daan. ‘Bemoei je er niet mee. Het kan jou toch niets schelen, je gaat niet eens mee’, snauwt Max nog. Maar dan luistert hij toch. Het is geen leuk nieuws wat papa te vertellen heeft. Vorig jaar is hij met een eigen administratiekantoor begonnen, dat weten ze. Maar de zaken gaan niet zo goed als ze gehoopt hadden. Op dit moment kunnen ze het geld voor een vakantie niet missen. ‘Dat is gemeen’, zegt Max kwaad. ‘We mochten gaan skiën en …’ ‘Houd je mond, joh’, zegt Marike zacht. ‘Je ziet toch dat papa het ook niet leuk vindt. ’ ‘Soms gaan de dingen anders dan je verwacht, Max’, zegt mama.
14 ‘En toch is het gemeen. Beloofd is beloofd. ’ Hij vliegt van tafel en smijt de deur met een knal achter zich dicht. Daardoor ziet hij de tranen in de ogen van zijn ouders niet. ‘Ik vind het ook jammer van de vakantie’, zegt Marike. Ze veegt een traan weg. ‘Maar dat het niet goed gaat met de zaak vind ik veel erger. Misschien kunnen we volgend jaar gaan. ’ ‘Laten we het hopen’, zegt papa, maar zijn stem klinkt niet hoopvol. ‘Jammer dat het vanavond zo moest lopen’, zegt hij. ‘We hadden ons zo verheugd op een gezellige vrijdagavond nu jij ook weer eens thuis bent, Daan. Hoe gaat het met de studie? ’ ‘Goed, maar dat is nu even minder belangrijk. Gaan de zaken echt zo slecht, pap? ’ ‘Ik ben bang van wel’, zegt papa moedeloos. ‘We hadden het zo graag anders gewild. ’ ‘Ik vind het dom dat Max zo doet’, zegt Marike. ‘Het is uw schuld toch niet!’ ‘Zo ziet hij het wel’, zegt mama verdrietig. ‘O, ik geloof dat hij eraan komt. Zeg maar niets. ’ ‘Wil je ook wat drin- ken? ’ vraagt ze als Max de kamer binnenkomt. ‘Nee, ik ga naar Peter. Die gaat wel op wintersport. Zijn vader houdt zich tenminste wel aan zijn woord. ’ De deur valt met een klap dicht.
15 Met een nijdige trek op zijn gezicht racet Max door het dorp. Hij hoort niet eens dat hij geroepen wordt. Verbaasd kijken een paar vrienden hem na. Wat is er met Max aan de hand? Bij het huis van Peter slingert hij zijn fiets tegen het hek en drukt woest op de bel. Niemand thuis, ook dat nog. Mis- schien hebben ze hem niet gehoord. Hij drukt wat langer op de bel. Even later gaat de deur toch open. ‘Hoorde je de bel niet? ’ vraagt hij nijdig aan Peter, die voor hem staat. ‘Wat mankeert jou? ’ ‘Mij mankeert niets, maar aan mijn ouders mankeert wel wat. Die houden zich niet aan hun woord. ’ ‘Kom binnen, joh’, zegt Peter. ‘Ik ben alleen thuis. Laten we naar mijn kamer gaan, ik ben benieuwd naar je ver - haal. ’ Max voelt zich nog bozer worden terwijl hij alles aan Peter vertelt. ‘Vind je het ook niet gemeen? ’ vraagt hij. ‘Gemeen? Weet je wat ik vind? Dat je dom gereageerd hebt. Je vader kan er toch ook niets aan doen? ’ ‘Nou, ik dacht dat je mijn vriend was. ’ ‘Wat heeft dat er nu mee te maken. Maak er toch niet zo’n drama van!’ ‘Drama, drama’, foetert Max. ‘Kun jij makkelijk zeggen, jij gaat lekker op wintersport. ’ ‘Voor je ouders is het veel erger. ’ Waarom zegt Peter dat nou? Want diep in zijn hart weet hij dat Peter gelijk heeft. In gedachten ziet hij papa’s verdrietige gezicht voor zich.
16 Hij wordt wat rustiger. ‘En toch is het jammer’, zegt hij dan zacht. ‘Ik had me er zo op verheugd. ’ ‘Dat snap ik’, zegt Peter. Het is al laat als Max naar huis fietst. Normaal had hij al- lang thuis moeten zijn. Het was toch nog wel een gezel - lige avond geworden. Peter is een echte vriend! Toen hij zijn jas aantrok, had Peter gezegd: ‘Zal ik vragen of je met ons mee mag? Ik zou het wel leuk vinden en mijn ouders vinden het vast goed. ’ Max’ boosheid is wat gezakt. Toch voelt hij zich niet echt blij. Hoe zal het thuis zijn? Hij hoopt niet dat zijn ouders boos zijn. Zijn vader zit met zijn handen onder zijn hoofd aan tafel. Voor hem staat een flesje bier. Max verwacht een stevige uitbrander omdat hij zo laat is, maar zijn vader kijkt niet eens op. ‘Het spijt me, pap’, zegt hij schor. Vlug rent hij naar bo- ven. Op de kamer van Daan brandt nog licht. Zal hij …? De slaapkamerdeur van zijn ouders gaat open. Zijn moe- der staat in de deur. Hij ziet het verdriet in haar ogen. ‘Het spijt me, mam’, zegt hij weer. Dan vlucht hij naar zijn kamer. Als hij de deur dichtdoet, hoort hij haar zeggen: ‘Ik ben blij dat je thuis bent, jongen. ’ Slapen kan hij niet. En dan wordt hij toch weer boos. Maar nu op zichzelf. Waarom reageerde hij vanavond zo? Het is toch zijn vaders schuld niet dat het slecht gaat met de
17 zaak? Dit heeft hij niet verdiend. Waarom is opeens alles zo naar?