Kostbare genade Op de grens van het Wilde Westen – IUitgeverij de Parel – Wijk bij Duurstede
Kostbare genade is het eerste deel van de serie Op de grens van het Wilde Westen over de drie zussen Grace, Hope en Mercy, die hun draai moeten zien te vinden in het onherbergzame land van Oregon Country. Kostbare genade © 2017 Uitgeverij de Parel – Wijk bij Duurstede www.uitgeverijdeparel.nl Oorspronkelijk verschenen in het Engels onder de titel Treasured Grace bij Bethany House, een onderdeel van Baker Publishing Group, Grand Rapids, Michigan, 49516, U.S.A. Copyright © 2017 by Peterson Ink, Inc. Author photography: © Lissa Barber Photography De Bijbelcitaten in deze uitgave zijn afkomstig uit de Herziene Statenvertaling. Vertaling: Carianne van Holst Opmaak omslag: TMgraphics.nl Opmaak binnenwerk: TMgraphics.nl ISBN 9789492408099 NUR 342 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige an- dere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor recensies mogen korte bloemlezingen worden gebruikt. All rights reserved. No part of this publication might be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photoco- pying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publishers. The only exception is brief quotations in printed reviews.
Opgedragen aan… De rangers van de U.S. National Park Service van de Whitman Zendingspost. In het bijzonder aan Roger Amerman en Stephanie Martin, die mijn vragen waarheidsgetrouw beantwoordden en me op allerlei geweldig onderzoeksmateriaal wezen.Bedankt voor jullie geduld. Deskundige mensen als jullie maken mijn werk een stuk eenvoudiger.
8 dokter Whitman en zijn vrouw vaak reizigers van karavanen opvan- gen; in ieder geval gedurende de winter. Je kunt waarschijnlijk wel bij hen blijven.’‘Ja, de leider van de karavaan had het daarover.’ ‘Door onze correspondentie zijn we met hen bevriend geraakt, dus Isaac zal ongetwijfeld een goed woordje doen voor jou en je zussen.’ Grace wierp door de opening van de tent een blik naar buiten. Haar zusjes praatten op fluisterende toon met hun vrienden. Hun zwager was niet de enige geweest die die dag begraven was en van- wege de nabijheid van de dood heerste er een ingetogen stemming binnen de karavaan. Maar ondanks dat wist Grace dat haar zussen opgelucht waren dat de eerwaarde dominee was heengegaan. Als het mogelijk was, zou hij ongetwijfeld zelfs nu nog God instructies ge- ven over hoe de hemel bestuurd moest worden. ‘Ik denk dat het verstandig is om bij het echtpaar Whitman te blijven als zij ons onderdak willen verlenen.’ Grace overwoog de wei- nige opties die ze had. ‘Ik weet dat de meisjes uitgeput zijn. Vooral Mercy. Ze is vel over been en ze was al zo klein voor haar leeftijd.’ ‘Het is een zware tocht geweest. We hebben allemaal onze proble- men gehad. Ik had mijn geliefde Isaac aan cholera kunnen verliezen als jij er niet geweest was.’ Eletta sprak de woorden met verstikte stem uit, maar ze had zich al snel weer in de hand. ‘Meneer Brow- ning en ik zijn je erg dankbaar voor je geneeskundige vaardigheden. Voor jou en je zussen willen we alles doen.’ Grace lachte. Van kleins af aan was ze al onderwezen in de genees- kunde. Net als bij haar moeder en daarvoor haar grootmoeder leek het genezen Grace in het bloed te zitten – in tegenstelling tot haar zussen, Hope en Mercy, die altijd alles door elkaar haalden wanneer er wilde planten en wortels verzameld moesten worden om medicij- nen te maken. ‘Ik had gehoopt mijn diensten te kunnen aanbieden binnen de gemeenschap waar ik mij zou vestigen, maar aangezien dokter Whit-
9 man een gecertificeerd arts is, vindt hij mijn vaardigheden waar- schijnlijk primitief.’ Ze zuchtte. ‘Kon ik oom Edward maar vinden, dan zou ik me ongetwijfeld een stuk beter voelen. Voordat we af- gelopen voorjaar aan de reis naar het westen begonnen, hebben we hem een brief gestuurd. Ik hoop dat hij hem ontvangen heeft, maar we hebben niets van hem gehoord voordat we vertrokken. Uiter- aard verwachtte ik dat ook niet echt. Het duurt maanden en soms zelfs jaren om brieven over en weer te sturen. De mannen die de brieven meenamen richting het westen zijn misschien wel onderweg gedood.’‘Grace, het grootste gedeelte van de karavaan zal doorreizen naar Oregon City. Ik weet zeker dat iemand bereid zou zijn om een be- richt voor je oom mee te nemen. Meneer Grierson wellicht? Dan komt je oom jou en de meisjes misschien voor het eind van de win- ter wel halen.’ ‘Misschien wel.’ Haar oom had mama een jaar geleden geschre- ven, haar gesmeekt om bij hem in Oregon City te komen wonen. Hij had gezegd dat het een mooi nieuw begin voor haar zou zijn en dat ze wellicht opnieuw liefde zou vinden. Grace wist dat haar moeder na de dood van haar vader nooit van een andere man zou houden. Ze had zich volledig toegewijd aan Sean Flanagan. En on- danks het feit dat hij een opvliegende, koppige Ier was, had Nancy Flanagan van hem gehouden met een passie waar Grace alleen maar jaloers op kon zijn. Er gleed een schaduw langs de opening van de tent en Nigel Grierson riep naar haar. ‘Mevrouw Martindale, zou ik u misschien kunnen spreken?’ Ze wist waar hij op uit was. Eletta wist het ook. Grace beet op haar onderlip en ging de tent uit. Ze negeerde de helpende hand die hij haar toestak, rechtte haar rug en wachtte tot hij iets zou zeggen. De lange, blonde man keek haar verdrietig aan. ‘Bedankt dat u met me wilt praten in uw periode van rouw.’ Grace knikte. ‘Wat kan ik voor u doen, meneer Grierson?’ Ze
10 keek naar de plek waar haar zussen een ogenblik geleden nog ge- weest waren, maar blijkbaar hadden ze zich uit de voeten gemaakt, zodra ze Grierson zagen.‘Nou ja, u weet dat… mijn Abigail twee weken geleden overleden is.’ ‘Ja.’ Grace had geen zin om het hem gemakkelijk te maken, maar ze wilde ook haar tijd niet verspillen. Ze wist wat hij ging zeggen en besloot hem voor te zijn. ‘Dus nu mijn echtgenoot ook overleden is, meent u dat we ons zouden moeten verbinden door middel van een huwelijk.’ Hij keek schaapachtig en wendde zijn blik af. ‘Ja. Ziet u, mevrouw Martindale, tijdens de lange maanden die we nu onderweg zijn, heb ik u leren kennen als een hardwerkende vrouw, net als mijn Abigail. Zij en ik bewonderden u erg vanwege uw geduld en uw bekwaam- heid, niet alleen ten opzichte van mensen, maar ook naar het vee toe. Ik geloof dat we veel met elkaar gemeen hebben. Uiteindelijk hoop ik een melkveebedrijf te kunnen opstarten en u hebt een kleine kudde schapen. Het lijkt erop dat we er samen wel wat van kunnen maken.’ Hij schraapte zijn keel en leek te worstelen met wat hij daarna ging zeggen. ‘En… nou ja, hoewel ik niet graag kwaadspreek over de doden, weten we allebei dat uw overleden echtgenoot nu niet echt geschikt was voor zo’n leven. Meer dan eens sprak hij met grote afkeer over zijn schapen.’ ‘Dat klopt. Maar de schapen waren niet eens zijn zorg. Ze zijn van mij.’ ‘Maar wanneer een vrouw trouwt, worden haar bezittingen het eigendom van haar echtgenoot.’ ‘Hoe dan ook, mijn man heeft nu weinig aan schapen en de scha- mele bezittingen die we hadden, zijn van mij.’ Ze kon zien dat de irritatie in haar stem hem niet was ontgaan. Ze draaide zich om en wilde weglopen, maar Nigel greep vrijpostig haar arm beet. ‘Alstublieft, mevrouw Martindale… Grace.’ Hij sprak haar naam met grote aarzeling uit.
11 Grace wierp hem een scherpe blik toe en hij liet haar arm onmid- dellijk los. ‘Ik kan niet met u trouwen, meneer Grierson. Ik heb er totaal geen behoefte aan om mijzelf opnieuw in een liefdeloos huwe- lijk te storten. Goedendag.’ Ze liep in de richting van de wagen die de eerwaarde dominee kort voor hun reis naar het westen had aangeschaft. Gekocht met het geld dat de verkoop van het huis van haar ouders had opge- bracht. De wagen was tot de nok toe gevuld. Zijn kostbare verzame- ling theologische boeken en kleding namen de meeste plek in. Ook had hij erop gestaan dat ze verschillende meubelstukken meenamen, inclusief een sierlijk bewerkt preekgestoelte en een groot, veren ma- tras waar hij ’s nachts op sliep. Hij was een van de weinige reizigers die koste wat het kost onder de beschermende overkapping van zijn wagen wilde slapen. Elke avond hadden Grace en haar zussen bij het opzetten van het kamp een aantal kratten uit de wagen moeten halen om ruimte te maken, zodat de eerwaarde dominee kon slapen. Het was belachelijk aangezien er zo veel ander werk verzet moest worden, maar Grace willigde zijn verlangens in, hoewel ze wist dat haar man in de karavaan het onderwerp van gesprek was. Nu was alles haar eigendom. Daar ging Grace althans van uit, aangezien de eerwaarde dominee geen familie had. Ze keek achter in de volgepakte wagen. Ze hadden nauwelijks genoeg ruimte gehad voor een paar koffers van Grace en haar zussen. Niet dat ze veel had- den om mee te nemen. Toen hun moeder gestorven was, wist Grace dat ze hun kleine boerderij moest verkopen om te kunnen overleven. Keer op keer had ze haar moeder na de dood van haar vader probe- ren over te halen om het land te koop te zetten, maar haar moeder had geweigerd. Zij en Grace’ vader hadden de boerderij in Missouri gekocht toen ze voor het eerst naar het westen waren gekomen. Het was volledig hun eigendom en het enige waar haar moeder waarde aan hechtte. Ze leek er niet om te malen dat er constant reparaties moesten worden verricht, of dat de belastingen ieder jaar stegen. De verkoop van de boerderij had Grace het geld opgeleverd dat ze nodig
12 had om naar het westen te reizen en haar schapen te kopen.‘Grace.’ De fluisterende stem was afkomstig van haar zeventienja- rige zus, Hope. ‘Heb je hem van je af weten te schudden?’ Ze gluur- de om de rand van de wagen. ‘Ja.’ Grace rolde met haar ogen. ‘Hij is gewetenloos, dat mag dui- delijk zijn. Wie benadert er nu een weduwe op de dag dat haar echt- genoot begraven is?’ Hope kwam bij Grace staan. ‘Een geweten is in het wilde westen niet van belang. Ik heb al meer dan tien aanzoeken gehad sinds we aan deze reis zijn begonnen.’ Grace wierp een blik op haar zus. Ze begreep waarom de mannen zich tot haar aangetrokken voelden. Hope was veruit de knapste van de drie zussen Flanagan. Dat was ze altijd al geweest, hoewel ze met hun donkerbruine haar erg op elkaar leken. Maar elke zus had een andere kleur ogen. Grace had groene, zoals haar vader, en de ogen van Hope waren blauw, net als die van moeder. De ogen van Mercy, de jongste, waren een mengeling van het groen en blauw en hadden een ongebruikelijke turquoise kleur. Maar Hope was de schoonheid van de familie. De interesse van jongemannen was na haar zestiende verjaardag alleen maar toegeno- men en Hope was een flirt en genoot van de aandacht. Hopes wereld was gevuld met bewonderaars en ze stond maar al te graag in het middelpunt van hun belangstelling. ‘Mevrouw Martindale?’ De vragende stem was afkomstig van me- neer Holt, de leider van de karavaan, die op haar wagen afkwam. Grace keek hem aan. ‘Wat kan ik voor u doen?’ ‘Ik wilde graag een voorstel doen, als u het niet erg vindt.’ Hij wees naar de achterkant van de wagen. ‘Jullie ossen hebben erg ge- leden onder die last. Als u niet gehecht bent aan die zware meubels, raad ik u aan om ze weg te doen.’ Grace knikte. ‘Goed idee. De preekstoel alleen weegt al meer dan Hope en Mercy bij elkaar. Ik denk dat we daar een mooi gedenk- teken van kunnen maken voor het graf van de eerwaarde dominee.
13 En dan hebben we die walnoten tafel nog. Die kunnen we ook wel missen.’Holt lachte. ‘Ik zal een paar kerels roepen om te helpen, dan zul- len wij het voor u uitladen.’ ‘Dank u. Dan gaan ik en mijn zus kijken hoe het er met onze kudde voor staat.’ Holt tikte aan zijn hoed en liep weg, terwijl Grace naar de plek wandelde waar haar schapen aan het grazen waren. ‘Stinkdieren,’ zei Hope, en ze trok haar neus op. ‘Je zult die stinkdieren wellicht nog eens dankbaar zijn wanneer de kudde groot genoeg is om ons van een goed inkomen te voorzien.’ ‘Ik vroeg me al af waar jullie waren,’ zei de twaalfjarige Mercy, terwijl ze zich bij hen voegde. ‘Ik hoorde meneer Holt zeggen dat hij en een paar andere mannen onze wagen uit gaan laden.’ ‘Ja, we maken de last lichter.’ Grace keek naar de lange, bruine vlechten van haar jongste zus. Wanneer ze haar haar zo droeg, leek ze nog jonger. ‘Jij kunt morgen in de wagen rijden, als je dat wilt. Ik weet dat je moe bent.’ ‘Meneer Holt zei dat we morgen de verloren tijd in moeten halen. Hij wil gaan rijden, zodra het licht wordt en niet eerder stoppen dan als het donker is.’ ‘Ik heb een hekel aan reizen,’ zei Hope met een diepe zucht. ‘Alles is altijd vies en mijn schoenen zijn tot op de naad versleten.’ ‘Ik heb de laarzen van de eerwaarde dominee uitgetrokken, voor- dat we hem in het lijkkleed wikkelden.’ Grace keek om zich heen en ging nog zachter praten. ‘Hope, ik denk dat ze iets te groot voor je zijn, maar hij had niet zulke grote voeten als de meeste mannen. Ze passen waarschijnlijk goed genoeg. En je mag het paard van de eerwaarde dominee gebruiken. Het is een erg zachtaardig dier wan- neer de juiste persoon de leidsels in handen heeft.’ De eerwaarde dominee was nooit in staat geweest om het paard te berijden zonder dat er zich een of ander probleem voordeed, maar Grace en haar zussen hadden als kinderen al leren paardrijden. Vader was een voor-
14 treffelijk ruiter geweest en had ervoor gezorgd dat zijn dochters ook wisten hoe ze met een paard moesten omgaan.Hope trok haar neus op, maar ze sloeg het aanbod niet af. Grace wist dat ze dankbaar gebruik zou maken van de laarzen en de ruin, want de weg was veel rotsachtiger dan de prairies die ze overgestoken waren. ‘Ik weet dat het niet aardig is,’ zei Mercy, met haar blik op de grond gericht, ‘maar ik ben blij dat hij niet meer leeft. Hij was ge- meen en ik vond de manier waarop hij jou en ons behandelde niet fijn.’ Ze keek op naar Grace. ‘Denk je dat God het mij kwalijk neemt dat ik dit zeg?’ ‘Je spreekt slechts de waarheid,’ zei Hope. ‘Ik ben ook blij dat hij er niet meer is. Hij was zo bazig. Waarschijnlijk dacht hij dat wij drieën zijn eigendom waren. Hij behandelde ons als slaven.’ ‘Eerlijk gezegd kan ik ook niet ontkennen dat ik blij ben dat we van hem af zijn,’ gaf Grace toe. ‘Maar nu zijn we weer terug bij af en moeten we opnieuw verzinnen hoe we in de toekomst voor onszelf kunnen zorgen. We hebben het grootste gedeelte van ons geld uitge- geven aan deze reis naar het westen.’ ‘Zal oom Edward niet voor ons zorgen?’ vroeg Mercy. ‘Dan moeten we hem wel eerst zien te vinden.’ Grace schudde haar hoofd. ‘We weten zelfs niet of hij nog in leven is.’ Hope fronste. ‘Wat gaan we doen?’ ‘Ik heb erover nagedacht. De karavaan zal zich opsplitsen en de meeste wagens reizen door naar Oregon City. Degenen met zieken of mensen die rust nodig hebben, gaan richting de zendingspost van Whitman. Dokter en mevrouw Whitman verlenen regelmatig on- derdak aan mensen van karavanen en laten hen vaak de winter bij hen doorbrengen. We zouden hen kunnen helpen met het huishou- den.’ Hope leek te willen protesteren, maar voor ze haar mond open kon doen, praatte Grace verder. ‘Mercy kan hun kleine school bezoeken. We zullen een brief naar
15 oom Edward sturen en die meegeven met de mensen van de kara- vaan die doorreizen naar Oregon City.’‘Waarom gaan we niet gewoon met hen mee naar Oregon City?’ vroeg Hope. ‘Nu we zover gekomen zijn, kunnen we toch net zo goed de rest van de reis afleggen?’ ‘Ik heb het overwogen, maar eerlijk gezegd denk ik niet dat we dat aankunnen. We zijn alle drie moe en onze ossen zijn compleet uitgeput, omdat de eerwaarde dominee ze overbelast heeft. En dat is niet het enige. De zieken hebben mijn hulp nodig.’ Hope haalde haar schouders op. ‘Ik zou gewoon graag met de an- deren meegaan naar Oregon City. Maar mijn mening doet er weinig toe tijdens deze reis.’ Grace wendde zich tot de ondergaande zon en negeerde de op- merking van Hope. ‘Ik denk dat we maar beter terug kunnen gaan. Mevrouw Browning heeft ons uitgenodigd om vanavond met hen mee te eten, dus we hoeven ons niet druk te maken over een maal- tijd. Maar ik moet nog wel wat water koken, zodat we dat morgen kunnen drinken.’ ‘Dat is zo’n onzin. Meneer Holt zegt dat hij nog nooit iemand water heeft zien koken om het te kunnen drinken, tenzij er koffie van wordt gemaakt,’ zei Mercy. ‘Hij zei tegen mij dat het alleen maar een hoop extra werk was.’ ‘Nou, bedenk dan dit,’ zei Grace, en ze gebaarde haar zussen om haar naar hun tent te volgen. ‘De eerwaarde dominee dronk geen gekookt water en nam niet dagelijks een slok azijn, zoals wij, en hij is overleden aan cholera. De andere mensen die overleden zijn aan cholera, kookten hun water ook niet. Onze grootmoeder zei altijd dat het koken van water de beste manier was om ziekte te voorko- men.’ ‘Ze zei ook dat het water door het koken zo heet werd dat de kaboutertjes het niet meer konden aanraken om het te bederven,’ voegde Hope eraan toe. ‘Grootmoeder zei veel dingen die overwe- gend bijgelovige Ierse onzin waren. Dat heb je zelf gezegd.’
16 ‘Ze was zeker bijgelovig, maar hoewel grootmoeder soms onzinni- ge dingen beweerde, bezat ze ook een grote wijsheid.’ Grace kon zich nog steeds herinneren dat ze stellig had verklaard dat ze haar lange leven te danken had aan het drinken van gekookt water en azijn. Grace’ moeder had de woorden geloofd en Grace hechtte er net zo veel waarde aan. Hadden die dingen haar moeder maar kunnen ge- nezen van een gebroken hart. ‘Kom op, gaan jullie maar water halen, dan maak ik het vuur aan.’ Ze hoorde haar zussen mompelen, terwijl ze de emmers pak- ten, maar tot haar opluchting protesteerden ze niet. Toen Grace hout had verzameld voor het vuur klonk er achter haar rug een vrouwenstem. ‘Mevrouw Martindale, ik wil u bedan- ken voor alles wat u voor mijn Jimmy gedaan hebt. Hij voelt zich een stuk beter. Hij heeft vanavond zelfs gegeten.’ Grace rechtte haar rug en glimlachte. ‘Daar ben ik erg blij om, mevrouw Piedmont. Blijf gewoon doen wat ik u heb opgedragen, dan zou alles goed moeten komen.’ De vrouw van middelbare leeftijd knikte. ‘Ik maak me zorgen om mijn Anne-Beth. Ze voelt zich niet zo lekker. Zou u naar haar willen kijken?’ Er bevond zich geen dokter in de karavaan en Grace had het druk met het hechten van wonden, het verzorgen van huiduitslag en voorkomen van epidemieën van cholera, dysenterie en malaria. Het was goed om anderen te kunnen helpen en Grace wist dat het genezen van mensen haar roeping was. ‘Natuurlijk,’ zei ze tegen mevrouw Piedmont. ‘Ik maak eerst even het vuur aan en zet het water op, dan kom ik eraan.’ Hope grijnsde naar de jongeman die zojuist een kus van haar gesto- len had. ‘Robbie Taylor, je bent de brutaalste jongen die ik ooit heb ontmoet.’
17 De blonde jongen keek haar met een scheve grijns aan. ‘Ik ben geen jongen, juffrouw Hope. Ik ben een volwassen man. Waarom zou ik je anders het hof maken?’ ‘Ja, waarom zou je?’ mompelde ze, en ze knipperde met haar ogen. Haar kokette gedrag spoorde hem alleen maar aan om haar nog een keer te kussen. Deze keer duwde Hope hem echter weg. ‘Je kunt me niet zo gemakkelijk krijgen, meneer Taylor. Als je mij fatsoenlijk het hof wilt maken, dan zul je met mijn zus moeten pra- ten. Maar je moet weten dat er voor jou ten minste vijf andere kerels zijn geweest die om mijn hand hebben gevraagd.’ Robbies lach vervaagde. ‘Maar Hope, je weet dat ik van je houd. Ik zal een van die grote stukken land kopen en bebouwen. We zullen een huis bouwen en jij kunt een tuin aanleggen.’ Hope trok haar neus op. ‘Ik houd helemaal niet van tuinieren. Daardoor worden mijn handen vies en ruw. Deze afschuwelijke reis is al zo slecht voor mijn handen en ik draag de hele tijd handschoe- nen.’ Ze zuchtte en stak haar handen in de lucht, alsof ze haar woor- den wilde bewijzen. Robbie pakte haar handen beet en trok ze naar zijn lippen. ‘Het maakt niet uit hoe je handen eruitzien. Je bent nog steeds het mooi- ste meisje ten westen van de Mississippi.’ ‘Alleen ten westen van de Mississippi?’ Ze trok haar handen weg en schudde haar hoofd. ‘Werkelijk waar, Robbie Taylor, ik weet niet waarom ik jouw gevlei verdraag. Laat me met rust. Ik moet water halen. Ik kan het Mercy niet helemaal alleen laten doen.’ ‘Nou, laat me dat dan in ieder geval voor je doen,’ zei hij, en hij keek haar zo verliefd aan dat Hope het niet kon laten om te gieche- len. ‘Goed dan. De emmer staat daar.’ Ze wees en zonder nog een woord te zeggen liep Robbie naar de wagen en pakte de emmer. Hij verdween richting de rivier en Hope lachte bij zichzelf. Het was altijd eenvoudig om een van de jongens over te halen om haar werk te doen wanneer ze aan het eind van de dag stilhielden.
18 Ze genoot van de manier waarop ze vochten om haar aandacht. God had haar een knap gezicht en een mooi figuur gegeven, zodat ze een goede echtgenoot kon krijgen. Ongetwijfeld was het aan haar om dit in haar voordeel te gebruiken. Grace liep naar de wagen van de familie Piedmont en passeerde on- derweg verschillende andere families. De meesten zaten rond een gezamenlijk vuur en condoleerden haar in het voorbijgaan.Grace perste haar lippen op elkaar. Als ze wisten hoe weinig ver- driet ze voelde, zouden ze haar harteloos vinden. Uiteraard zouden ze het beter begrijpen als ze wisten dat de eerwaarde dominee T.S. Martindale enkel met haar getrouwd was om een plaats op het zen- dingsveld te kunnen krijgen en dat ze nooit als man en vrouw had- den samengeleefd. Ze was maar al te bereid geweest om geen intieme relatie te on- derhouden met de eerwaarde dominee. Hij had beweerd dat hij geen vrouw of kinderen nodig had om gehoor te geven aan Gods oproep. Maar de zendingscommissie had volgehouden dat het niet goed was wanneer een man alleen was en ze eisten van hun dominees dat ze getrouwd waren. Toen pas stemde de eerwaarde dominee ermee in om te trouwen en toen Grace zichzelf aan hem voorstelde – samen met het geld van de verkoop van haar moeders boerderij – had hij gemeend dat zij de perfecte vrouw voor hem was. Maar hij had geen plannen om werkelijk een echtgenoot of een vader te worden. Dat had hij Grace tijdens de eerste nacht die ze samen doorbrachten tot haar grote opluchting duidelijk gemaakt. Anderen zouden wellicht verbaasd hun wenkbrauwen optrekken over het feit dat een wedu- we nog maagd was, maar Grace zag het als een zegen waar ze God dankbaar voor was. ‘Ze is hier, mevrouw Martindale,’ riep mevrouw Piedmont, die bij de wagen van het gezin stond. ‘Ze hoest en snottert nu al een
19 tijdje, maar ik was zo druk met Jimmy dat ik er niet veel aandacht aan schonk. Ik ging ervan uit dat het gewoon een verkoudheid was, maar nu heeft ze het koud en haar gezicht is rood. Ze zegt dat ze overal pijn heeft.’Grace liep naar de plek waar het zevenjarige meisje rillend tot een bal lag opgerold. ‘Mevrouw Piedmont, we hebben een lantaarn no- dig. Wilt u er alstublieft één halen, zodat ik haar kan onderzoeken?’ ‘Natuurlijk.’ De vrouw snelde weg en keerde al snel met het be- nodigde licht terug. ‘Houd hem dichtbij, zodat ik haar goed kan onderzoeken,’ droeg Grace op, terwijl ze voorzichtig het hoofd van het kind heen en weer bewoog. ‘Ik hoorde dat je je niet goed voelt, Anna-Beth.’ Grace stelde vast dat het meisje hoge koorts had. Haar gezicht was rood en aan het geluid van haar hoest was te horen dat haar longen erg vol zaten. Grace schrok toen ze het gezicht van het kind beter bekeek. Grace nam niet eens de moeite om haar keel of ogen te be- kijken, maar knoopte de nachtpon van het kind los. De uitslag die ze op de borst van het kind aantrof, bevestigde haar vermoeden. Het leed geen twijfel dat er een nieuwe epidemie zou uitbreken. ‘Ze heeft de mazelen,’ zei Grace, terwijl ze zich tot de moeder van het meisje wendde. De bezorgde uitdrukking van mevrouw Piedmont maakte plaats voor ontzetting. ‘Nee. Niet de mazelen.’ Grace knoopte de nachtpon van het kind weer dicht en streek toen over haar hoofd. ‘Rust maar even, Anna-Beth. Ik moet medi- cijnen voor je maken en met je moeder bespreken hoe we ervoor kunnen zorgen dat je je beter voelt.’ Ze leidde mevrouw Piedmont bij de wagen vandaan. ‘Ik heb nooit aan de mazelen gedacht. Wat moeten we nu doen?’ ‘Nou, allereerst moeten we jullie wagen en jullie andere kinderen in quarantaine plaatsen. Ze zijn allemaal blootgesteld aan de ziekte, maar de kans bestaat dat ze geen mazelen krijgen.’ Grace wist echter dat die mogelijkheid vrijwel nihil was. Nu de mazelen eenmaal in het
20 kamp waren uitgebroken, zouden ze de ziekte moeilijk uit kunnen bannen, totdat iedereen die het nog nooit had gehad, ermee besmet was.Mevrouw Piedmont drukte haar vuist tegen haar mond, alsof ze wilde voorkomen dat ze het uit zou schreeuwen. Ze was bijna in tranen. ‘Ik heb al honderden keren met de mazelen te maken gehad,’ zei Grace. ‘Probeert u zich geen zorgen te maken. Mijn medicijnen hel- pen meestal goed. Ik ga ervan uit dat u en meneer Piedmont de mazelen hebben gehad?’ De vrouw knikte, waarop Grace glimlachte. ‘Goed. Dan zullen jullie geen risico lopen wanneer jullie Anna-Beth verzorgen. En de andere kinderen?’ Mevrouw Piedmont liet haar hand zakken. ‘Jimmy heeft het ge- had.’ ‘Hij zal het waarschijnlijk niet opnieuw krijgen. De baby zal het hoogstwaarschijnlijk niet oplopen, omdat u haar borstvoeding geeft.’ Grace zweeg even en dacht na. ‘U bent goed bevriend met de familie Culvert, nietwaar?’ Mevrouw Piedmont knikte. ‘We zijn samen naar het westen ge- trokken. We zijn al vanaf onze kindertijd bevriend.’ ‘Goed. Ik zal het navragen bij mevrouw Culvert, maar ik geloof dat al haar kinderen de mazelen al gehad hebben. Als dat zo is, dan kunnen Jimmy en de baby bij hen verblijven, terwijl jullie voor An- na-Beth zorgen.’ Nadat ze mevrouw Piedmont de opdracht had gegeven om wat water te koken, liep Grace weg om eerst met de familie Culvert te overleggen en daarna wat kruiden en azijn uit haar voorraden te halen. Toen ze mevrouw Piedmont instructies gegeven had, besef- te Grace dat ze meneer Holt moest inlichten. Gelukkig bevond de familie Piedmont zich reeds bij de andere zieken achteraan in de karavaan. Het was waarschijnlijk te laat om te hopen dat de ziekte zich niet zou verspreiden, maar ze zouden hun uiterste best doen om dat te voorkomen.
21 Eén gedachte bleef Grace dwarszitten. Mercy had op Anna-Beth en de baby van de familie Piedmont gepast toen Jimmy erg ziek was, zodat mevrouw Piedmont haar handen vrij had om voor hem te zorgen. ‘En zij heeft nog nooit de mazelen gehad,’ mompelde Grace bij zichzelf. Alexander Armistead krabde aan zijn kin en concentreerde zich op de kaarten in zijn handen. Hij had niets beters dan een paar zevens en gezien de zelfverzekerdheid waarmee zijn oude vriend de inzet verhoogde, leek het Alex het beste om zich gewonnen te geven. ‘Ik geef het op. Je bent vanavond gewoon te goed voor mij.’ Hij gooide de kaarten neer. Gabriel Larquette lachte en liet zijn kaarten zakken om te laten zien dat hij enkel een aantal drieën had. ‘Je geeft te snel op, vriend.’ Hij verzamelde de kaarten en incasseerde het speelgeld. ‘Nee, toch. Jij hebt altijd geluk.’ Alex boog zich dichter naar het kleine vuur en bekeek het konijn dat daarboven hing te roosteren. ‘Dit is klaar. Waar is Sam gebleven?’ ‘Hij is die laatste drie vallen aan het controleren. Hij komt zo.’ Gabriel stopte de kaarten in zijn leren rugzak. ‘Gabe, heb je ooit spijt van je leven in de wildernis?’ vroeg Alex, terwijl hij het konijn nog een keer omdraaide. ‘Waarom vraag je dat?’ ‘Je zei dat je al bijna veertig jaar zo leeft en ik vroeg me gewoon af of je ooit gewenst hebt dat je iets anders had gedaan.’ De oudere man haalde zijn schouders op. ‘Ik heb nooit iets anders willen doen. Herinner je je nog dat ik in Montreal gewoond heb?’ Alex knikte. ‘Je zei dat je een hekel had aan de stad.’ ‘Dat is zo, en dat heb ik nog steeds.’ Gabe schudde zijn hoofd. ‘In de stad kan ik niet ademhalen. Mijn vader voelde zich net zo, maar
22 mijn moeder was een deftige, Franse vrouw die van haar mooie jur- ken en zijden kleding hield. Ze stierf toen ik twaalf was en daarna ging ik van school af om op pad te gaan met mijn vader, een pelsja- ger. Ik heb nooit ergens om getreurd, behalve om haar dood… en die van anderen.’‘De dood zorgt er vaak voor dat je dingen betreurt.’ Alex voelde hoe de oude melancholie hem bekroop. ‘Volgens mij hebben we dit gesprek al eerder gevoerd,’ zei Gabe schouderophalend. ‘Ik heb je keer op keer verteld hoe je van je spijt en verdriet af kunt komen.’ Alex had het al duizend keer gehoord. ‘Door op God te vertrou- wen? Mijn ouders zeiden hetzelfde, maar toch zijn ze dood… en het is allemaal mijn schuld.’