LEVEND GELOVEN
Voor mijn vrouw N.M. Bos-de Lange en onze kinderen
DS. C. BOS Levend geloven Dietrich Bonhoeffers disciplina arcanials leef- en leesregel Uitgeverij Boekencentrum, Utrecht
Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt. www.uitgeverijboekencentrum.nl Ontwerp omslag: Geert de Koning Vormgeving binnenwerk: Gewoon Geertje ISBN 978 90 239 7166 5 NUR 707 © 2017 Uitgeverij Boekencentrum, Utrecht Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem- ming van de uitgever.
5 Inhoud Inleiding 7 1. Onze cultuur 13 1.1 Spiritualiteit en verzakelijking 13 1.2 Omgang met God, het hart van de bijbelse spiritualiteit 16 DEEL 1: Plaatsbepaling 2. Disciplina arcani, Dietrich Bonhoeffers geheim 21 2.1 Bonhoeffers leven en werk 21 2.2 Geloof in een seculiere tijd 25 2.3 Geen schoolse theologie 28 2.4 Christologische verklaring van de Psalmen 29 2.5 Disciplina arcani als geloofsgeheim 31 2.6 De wereldlijke kerk 34 2.7 Het geheim van God in wereld en kerk 36 3. De betekenis van het geloofsgeheim 38 3.1 Geloofsgeheim in Sanctorum Communio 38 3.2 Geloofsgeheim in Navolging 41 3.3 Geloofsgeheim in Gemeenschapsleven en Gebedenboek 44 3.4 Geloofsgeheim in Ethiek en Verzet en overgave 48 3.5 Pastoraal-theologische leef- en leesregel: gebed, meditatie en concentratie 53 DEEL 2: Dietrich Bonhoeffers relatie met Maarten Luther 4. Luthers pastoraal-theologische leef- en leesregel 59 4.1 Bonhoeffer en Luther als ervaringstheologen 59 4.2 Luthers leef- en leesregel: gebed, meditatie en aanvechting 65 4.3 Relationele rechtvaardiging 70
6 – INHOUD 4.4 Bidden om de liefde van Christus 72 4.5 Bedenken wat het Woord zegt! 77 4.6 Aanvechting en troost 82 4.7 Luther en Bonhoeffer voor onze tijd 86 DEEL 3: Pastorale handreiking voor gebed, meditatie en aanvechtingen 5. Praktische vormen 91 5.1 Oefeningen in godsvrucht 91 5.2 Gebed 97 5.3 Meditatie 108 5.4 Aanvechting 118 Samenvatting: Pastorale zorg in een postmoderne tijd 135 Gespreksvragen 151 Geraadpleegde literatuur 154 Noten 157
7 Inleiding In de zomer van 2016 stond er in een landelijke krant het volgende bericht. ‘Kerkelijke gemeenten doen er goed aan om camerabewaking in en om hun kerkgebouw te hebben. Verder is het verstandig dat er een soort welkomstcomité bij de ingang staat. Dat kan niet alleen bezoekers verwelkomen, maar ook kwaadwillende weren.’ Dit bericht werd in de publiciteit gebracht met het oog op de terreurbeweging Islamitische Staat (IS). Deze terreurbeweging stelde dat christenen voortaan het voornaamste doelwit vormen van aanslagen.Door het lezen van dit bericht komt bij mij de gedachte boven: zijn wij in eenzelfde tijd beland als waarin Dietrich Bonhoeffer (1906- 1945) leefde? Ook toen werd de belijdende kerk belaagd en aangeval- len door een nationale terreurbeweging van Hitler. Voor ons is het belangrijk om te weten hoe de kerk zich toen opstelde: was zij naar binnen of naar buiten gekeerd? Hoe bewaarde zij toen haar disciplina arcani? En wat deden de voorgangers toen zij meer risico liepen op een persoonlijke aanval, zoals recent een aanval op een priester in Frankrijk? Van Maarten Luther (1483-1546) leert Bonhoeffer dat hij zich van- uit een levend geloof niet dient op te sluiten in een klooster, maar midden in de wereld vriend en vijand moet aanspreken. Hij leefde het christelijk geloof vóór, midden in de wereld om er te zijn voor de ander. Dat heeft te maken met het geloofsgeheim van de kerk en wordt ge- voed door gebed, meditatie en concentratie op Jezus Christus. Ook in de tijd van Luther en Bonhoeffer leefde de kerk niet dicht bij het Woord van God; er was veel traditioneel geloof. In onze gesecu- lariseerde tijd kunnen we hetzelfde zeggen wanneer mensen er door tijdsdruk in hun leven niet toe komen om met het Woord van God bezig te zijn. Hun leven draait dan vaak alleen om zelfzorg. Het geeste- lijk leven van velen is oppervlakkig, we leven niet meer met een directe gerichtheid op God. Het gevolg is dat de vroomheid verschraalt. Vandaag is onze leefwereld vervuld met het besef dat een modern mens niet meer vroom kan zijn. Dat besef brengt onvermijdelijk een
8 – INLEIDING verschraling toe aan het oprechte vroomheidsleven. Een verschraalde vroomheid, of ‘spiritualiteit’ zoals we tegenwoordig zeggen, is als een huls zonder kruit, een traditie zonder leven en dat roept terecht kri- tiek op in kerk en wereld. Het gaat hier om een spiritualiteit die geen echt levend geloof in zich draagt.De kerk kan vandaag een positieve spirituele levenskunst, de zoge- naamde praxis pietatis, verder ontwikkelen. Zo’n levenshouding komt niet zomaar uit de lucht vallen; die moet geleerd worden door opvoe- ding en onderwijs die zich richten tegen het oppervlakkige leven. De kerk moet zich via spirituele levensvormen oefenen in de levenskunst van bidden en bijbellezen, om zichzelf op te bouwen in het leven met God, en van daaruit de wereld positief tegemoet te treden om ook anderen in het geloofsgeheim met God te laten delen. De kerk kan in een tijd van automatisering en digitalisering door haar oefeningen van geestelijke gezondheidsbewegingen van grote be- tekenis zijn voor het leven van mens en wereld om vitaal te blijven. Hierbij gaat het ons niet zozeer om de juiste leer, maar meer om het juiste leven, de juiste concentratie op het geloofsgeheim om er voor de wereld te zijn. De gemeente moet een plek zijn waar men het dis- cipelschap door de christelijke levenskunst kan leren om zo tot soli- dair handelen te komen. Daarvoor is het kinderlijk geloven – levend geloven – nodig als harmonieuze vereniging in een mondig geworden wereld. In vroomheid gaat het ons om een innerlijke concentratie op God voor de dienst aan en in de wereld. Als uitgangspunt voor bijbelse vroomheid ga ik uit van een levens- kunst in een postmoderne tijd die verwijst naar Bonhoeffers disci- plina arcani. Ik versta daaronder: het geloofsgeheim van de kerk voor het goede leven in de wereld in verbondenheid met Christus, haar Hoofd. In de kerken van de eerste eeuwen moesten de gedoopten zich houden aan een geheimhoudingsplicht: men mocht niet spreken over de rituelen van de sacramenten, met name over het avondmaal. Dit was een heilige samenkomst waarbij men uitging van het woord van Jezus in Mattheüs 7:6: ‘Geef het heilige niet aan de honden.’ Hier- door ontstond een zekere tucht, die het heilige tegen heiligschennis of verkeerde interpretatie moest beschermen. Deze tucht in de vroege
INLEIDING – 9 kerk werd disciplina arcani (discipline van het geheim) genoemd. Volgens de kerkvaders is de viering van het avondmaal een mysterie; alleen wie in Christus geloofde, kon het geheim van het avondmaal begrijpen. De disciplina arcani eiste van gedoopten dat zij niet met buitenstaanders over het avondmaal spraken. Heidenen mochten een avondmaaldienst niet bijwonen, zij moesten voor aanvang van de dienst de kerk verlaten. Deze speciale aandacht voor het christologi- sche geheimenis raakt ook de kern van Bonhoeffers christologie. 1 We bespreken in dit boek niet het wetenschappelijk begrip van de betekenis van disciplina arcani bij Bonhoeffer, maar vestigen de aan- dacht op het geloofsgeheim als een meditatieve omgang met God. Deze kant van de disciplina arcani moet de gelovigen vanuit de kerk toerusten om omwille van Christus haar geloofstaal te spreken tegen- over de niet-gelovigen midden in de wereld. De kerk mag haar ge- loofsgeheim niet bewaren voor zichzelf. In verbondenheid met Chris- tus, haar Hoofd, leeft de kerk met Christus in een levend geloof midden in de wereld, stelt zij Christus present in de wereld. Vanuit dit levend geloof leest zij en overdenkt zij meditatief het Woord van God om voor de ander van betekenis te zijn. Bonhoeffer ontdekte deze meditatieve leef- en leesregel opnieuw bij de oude kerk en bij Luther in een pastoraal-theologische regel van gebed, meditatie en aanvechting. De voorafspiegeling van disciplina arcani – een begrip dat Bonhoeffer pas op het laatst van zijn leven in zijn gevangenisbrieven gebruikt – vinden we bij hem in Finkenwalde. Daar is hij op zoek naar een leven van gebed, meditatie en concentra- tie op Christus om in verbondenheid met Hem in de wereld te leven. Bonhoeffer leerde in Finkenwalde dat bijbelse vroomheid is: leven in relatie met het Woord van God. Levend geloof wordt gewekt door de omgang met Gods Woord. Aan dit middel houdt de Heere vast door alle eeuwen en tijden heen, ook in onze tijd. Hij werkt met zijn Woord in onze verschillen- de persoonlijke levensstructuren en in het hart van onze menselijke persoonlijkheid. Onze menselijke vermogens – affecten – geven de eenheid aan tussen het intellectuele- en het gemoedsleven, zoals we die in de bijbelse taal bij de beschrijving van de geestelijke ervaringen met betrekking tot Gods Woord vinden. Het is belangrijk om te zien dat het levend geloof gewekt wordt door het Woord en de Geest van
10 – INLEIDING God om dienstbaar te zijn in de wereld, het leven van alle dag. Het gaat om de ‘ontmoeting’ met Christus, dat Hij in het leven van de ‘gewone’ mens doordringt. Christus is midden in de wereld gekomen om haar met God te verzoenen. Door gebruik van de Bijbel groeit en verdiept zich ons geloof, zoals Bonhoeffer leerde. Voor dit aspect van een meditatieve omgang met Bonhoeffer wil dit boek een handlei- ding bieden. De hoofdvraag waarmee ik me in dit boek wil bezighouden, is: hoe gaat Bonhoeffer om met deze meditatieve omgang met de disciplina arcani? Hoe wil hij ons daarmee de kunst leren om tot levend geloof te komen? En wat betekent dat voor de kerk midden in de wereld? En uit die hoofdvraag vloeien weer andere vragen voort: Hoe leer ik bid- den? Hoe leer ik de Schrift lezen? Hoe leer ik mij, dwars door aan- vechtingen heen, te concentreren op het geheim van God om voor anderen van betekenis te zijn? In dit licht willen we nagaan, hoe pas- torale theologie oog heeft voor de spanning en wisseling tussen geloof en leven.Bonhoeffers disciplina arcani kan ons helpen als pastorale leef- en leesregel bij de vraag hoe we tot levend geloof kunnen komen. Hierbij worden vorm en inhoud van het christelijk geloof onderscheiden en op elkaar betrokken. Dit boek wil de lezer helpen in een seculaire tijd de stem van God te horen uit de bijbeltekst, zodat uit zijn vragen en beleving een nieuw zichzelf verstaan voor God wordt geboren. Hier- bij is de praxis pietatis, de oefening van de godsvrucht, belangrijk om tot geloofsverstaan en geloofsverdieping te komen. Vanuit zijn pastorale theologie verstaat Bonhoeffer de kunst om zich te oefenen in levend geloven. Zijn werken zijn eigenlijk het beste vanuit het pastoraat te verstaan; daar klopt zijn hart en schenkt hij troost. Bonhoeffer is een uitnemende pastor die weet waarover hij spreekt, juist omdat hij zelf uit ervaring geleerd heeft wat een levend geloof is voor een postmoderne tijd. Daarmee kunnen wij vandaag onze winst doen op onze levensreis. Daarvoor vertrekken wij vanuit onze huidige leefwereld (hoofd- stuk 1). Vervolgens richten we onze aandacht op de vraag wat Bon- hoeffer bedoelde met gemeenschapsleven over de disciplina arcani
INLEIDING – 11 (hoofdstuk 2). Daarna bekijken we wat hij ons over deze regel aan- reikt vanuit zijn verschillende werken (hoofdstuk 3). Vervolgens zien we hoe Bonhoeffer onder anderen bij Luther deze leef- en leesregel opnieuw ontdekte (hoofdstuk 4), om dan de toepassing te maken in een pastorale handreiking (hoofdstuk 5). In een samenvatting geven wij een praktische handleiding voor het leven met God in een post- moderne tijd, om niet fragmentarisch te leven maar gestructureerd, door gebed, meditatie en concentratie.We hopen dat het boek u verrijkt in uw geestelijk leven. Wilt u nog eens teruggrijpen op de kern van een bepaald hoofdstuk, dan zijn er een aantal gespreksvragen achter in het boek opgenomen. In het bijzonder wil ik prof.dr. E. van ’t Slot en prof.dr. W. Verboom bedanken voor hun betrokken meelezen en hun waardevolle aanteke- ningen. Ook dank ik mijn vriend Hans van Bergeijk voor het corri- geren en intens meelezen van het manuscript. Tevens dank ik de uitgever N. de Waal en redacteur Hella Willering en hun medewer- kers hartelijk voor de mooie uitgave van dit boek. Ik dank ook mijn vrouw en onze kinderen voor onze gezamenlijke liefde en betrokkenheid op zowel Bonhoeffer als Luther. Ten slotte hoop ik dat u de tijd neemt om dit boek te lezen en met het geheim van een geloofs-zielzorg uw winst doet om zo tot geloofs- verdieping te komen. Benschop, 2017 C. Bos
13 Hoofdstuk 1 – Onze cultuur 1.1 Spiritualiteit en verzakelijking Na de Tweede Wereldoorlog is de kwaliteit van het leven in onze samenleving verbeterd. Technologie en elektronica brachten vooruit- gang, waardoor het leven in gezinnen en bedrijven ingrijpend veran- derde. De computer en allerlei machines gaven een enorme ver andering in het arbeidsproces, waardoor lichamelijke arbeid kon worden ver- licht. De techniek is niet meer uit ons dagelijks leven weg te denken; die bepaalt ons denken en doen, hoewel er in alle eeuwen al een vorm van techniek is geweest. Door de ontwikkeling van de elektronica tot allerlei gebruik in de sociale media is het leven vandaag comfortabeler geworden. Toch zijn we ons niet altijd bewust van de veel minder positieve kant, dat deze moderne toepassingen en apparaten ook risico vol zijn voor ons dagelijks leven. Het onderlinge menselijke con- tact verschraalt. Door technologische ontwikkelingen treedt er een verzakelijking op. Dat gaat zelfs heel ver tot in de seksualiteit toe: tech- nieken moeten het lustgevoel vergroten. Daarom is er in de ethiek aandacht voor de levenskunst, de zelfzorg. De postmoderne mens leeft vooral om te werken en te genieten van zijn rijkdom en maatschappelijk aanzien. Hoewel hij een schep- pend wezen is, maakt hij minder gebruik van zijn creatieve talenten. Dat betekent dat in onze tijd de mens door de verzakelijking van het leven zich losgemaakt heeft van de achtergrond van een bepaalde ma- nier van zelfzorg van waaruit hij oorspronkelijk leefde. We doen er goed aan om met het oog op een bepaalde levenskunst de vragen te stellen: Hoe moet ik leven? Met welke houding sta ik in het leven? En waaruit leid ik het goede leven af? Voor het christelijke leven is het spirituele leven met z’n transcen- dente gebied – dat wat boven onze waarneming uitgaat – van een God boven, naast en met ons, een belangrijke levenskunst waardoor de relatie met God toch beoefend wordt in een oppervlakkig levens- klimaat. Wat we door de verzakelijking moeten vaststellen, is dat het
14 – HOOFDSTUK 1: ONZE CULTUUR spirituele leven met een God boven ons vaak tot niets is geworden. Als het spirituele leven vanuit God die in de wereld aanwezig is niet meer normatief is, treedt er een verzakelijkt, rationeel denken op als grondslag voor ons handelen. Door verwetenschappelijking van het menselijk leven treedt er een levenswijze op in de zin van: vervul je plichten en kom op voor je rechten. Zo worden wij door een rationeel leven geprogrammeerd en denken we in termen van wat je zelf voor elkaar kunt krijgen en waar je God niet bij nodig hebt, om zo niet in afhankelijkheid met Hem te willen en behoeven te leven. In onze samenleving staat het natuurlijke ‘zelf ’ van de mens in het middel- punt en is God niet meer het centrum. Deze ontwikkeling van de verzakelijking van het leven laat zich zo op vele terreinen gelden. De waarheidsvraag wordt vervangen door de vraag naar ‘hoe het zakelijk moet zijn’; daarbij is de vraag naar God niet meer belangrijk. In zijn menselijk handelen wil daarentegen de oprechte gelovige de betrokkenheid op het Heilige, God als geheime verborgene, uitbreiden in zijn leefomgeving om in aanbidding te leven. Voor een gelovig christen is de samenleving in wezen bedoeld als zuivering van het bestaan. De gelovige pleit om sociale rechtvaar- digheid en herstel van waarachtige menselijkheid tussen de mensen, en wil in de samenleving de levenskunst van de vroomheid bevorde- ren. Hij verzet zich tegen een al te menselijke opvatting die een over- tuigingskracht in zich heeft om de religie niet meer als inspiratiebron of uitgangspunt voor zijn leven te nemen. Vanuit die gedachten zeg- gen mensen al heel snel: wat overbodig is, hoeft niet meer.Hier ligt een uitdaging voor de christelijke spiritualiteit. Hebben wij als christenen niet de taak om de mensen uit onze leefomgeving te wijzen op God, dat Hij het is die de wereld en de mensen gescha- pen heeft om te leven in relatie met Hem, en dat de mens in deze verhouding geschapen is als het beeld van God om Hem te eren en te aanbidden? In het christendom zijn de liefde tot God en de liefde tot de naaste onafscheidelijk met elkaar verbonden; dat is de eenheid van het leven, het echt menselijke. Toch is die belevingswereld bij mensen in en buiten de kerk veran- derd. Vandaar dat men in de pastorale zorg zich de vraag stelt, hoe het
HOOFDSTUK 1: ONZE CULTUUR – 15 komt dat ook binnen de christelijke gemeente geestelijk verlies van het levend geloof optreedt. Een antwoord op deze vraag kan zijn, dat de christen in zijn omgang met de dingen in de wereld is vermateria- liseerd. Dan gaat hij zakelijk met die dingen om en het leidt ertoe dat hij zich niet verwondert over de dingen die een geheim hebben.Als we dat kwijt zijn in onze beleving, gaan we over planten en dieren zelf beschikken als over dingen, zonder dat we ons verwonde- ren over de schepping. Daardoor zien wij onszelf als rechthebbers en bezitters, zonder dat we maar één moment dankbaar zijn voor het- geen wij ontvangen. Zodoende gaan wij voor onszelf veel van die dingen als het hoogste goed beschouwen en worden genotzoekers. Het leven hier en nu wordt ons hoogste geluk en we wensen hoe lan- ger hoe meer te klimmen op de maatschappelijke ladder, we willen carrière maken. Daardoor ontstaan maatschappelijke druk, onrust en gejaagdheid, waardoor we vast komen te zitten aan het materiële. Het gevolg is dat we doorgaans egoïstisch zijn geworden. Op deze wijze leeft men alleen uiterlijk, zonder innerlijke zegen, oppervlakkig, zon- der geestelijke diepte! Natuurlijk is in onze postmoderne tijd de secu- larisatie in dit alles een voorname factor. Want als het leven niet meer religieus beleefd wordt, gaat het zelf aandacht vragen. Waar religie verdwijnt, wordt het materiële belangrijk en omdat het materiële toe- neemt, wordt religie steeds minder belangrijk. Een christen leeft uit het levend geloof met God, waarbij geloof en wetenschap elkaar aanvullen bij het krijgen van een beeld van onze werkelijkheid. Hij weet dat zijn natuurlijke affecten gevangen zijn door een kwade macht die het in hem voor het zeggen heeft en waar- aan hij gebonden zit. Zo is de mens een slaaf van zijn eigen werkelijk- heid; daaruit moet hij bevrijd worden voor de werkelijkheid van Christus. In dit boek laten we zien dat God onze affecten door zijn Woord en Geest bewerkt om in relatie met Christus te leven. Daar- mee verwerpt een levend christen een levenshouding van alleen maar te leven voor het materiële. Hij aanvaardt de aarde als schepping van God, maar gaat wel nuchter met de dingen in de schepping om, omdat God als Schepper van zijn schepping onderscheiden is. Toch geniet hij en maakt hij dankbaar gebruik van de dingen die hem wor- den geschonken, en ootmoedig aanvaardt hij de gebrokenheid in de