Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.11 1. Tien meter De bel gaat. Loes rent naar de deur. Bijna botst ze tegen juf op. ‘Tot morgen’, zegt juf. ‘Tot morgen’, zegt Loes. Snel doet ze haar jas aan. Ze pakt haar sjaal en wanten. En weg is ze. School is leuk. Maar vrij zijn is ook leuk. Vooral vandaag. Niet omdat het woensdag is. Dat is óók leuk. Maar vandaag … Job haalt haar in. ‘Hij is echt hoog!’ zegt hij. ‘Wel tien meter. Ik heb het zelf gezien.’
12 Job heeft het al gezien. Koos en Lies ook. Tien meter hoog! Dat is zo hoog als de toren. Bij het hek staan moeders. Loes zoekt. Waar is mama? Ah, papa is er in zijn rolstoel.
13 Papa kan niet lopen. Zijn benen zijn lam. Al heel lang. ‘Papa!’ roept Loes. ‘Mag ik naar de kerstboom?’ ‘Dag, schatje’, zegt papa. Loes gromt bijna. Ze houdt niet van ‘schatje’. En ook niet van ‘liefje’. ‘Ik heet Loes.’ ‘Dat weet ik, liefje’, lacht papa. ‘Wat zei je over een kerstboom?’ ‘Mag ik kijken?’ Ze kijkt papa heel lief aan. ‘Plies?’ ‘Na het eten’, zegt papa. ‘Dan ga ik met je mee.’