9 1. K ind 1483-1500 God, duivel en dood God, duivel en dood zijn de alledaagse thema’s in de wereld waarin Luther werd geboren. God als de rechter Die meer rechtvaardig dan barmhartig is. De duivel die op je ziel uit is en van vrouwen heksen maakt. De dood niet als einde van het leven, maar als moment van ver- schijnen voor God en als begin van het vagevuur. Geen thema’s die een mens vrolijk maken. Het spreken over God als rechter ervoer Luther telkens ‘als een donderslag in mijn hart’, want het betekende voor hem de gerechtigheid waarmee God straft. 2 De toorn van God waar je vooral op de dag van je dood mee te maken krijgt. En wie elke dag met de dood bezig is, komt aan leven niet toe. De presentie van duivelen en heksen maakte het leven er ook al niet aangenamer op. Luther groeide op met de duivel. In zijn tijd werd er toch al veel over de duivel gesproken en gepreekt en hadden Bijbelse gegevens en volksgeloof zich vermengd tot vele angstaanjagende voorstellingen over de duivel en zijn trawanten. Maar in de wereld van de mijnbouw, waar mensen onder de grond en in het donker werkten, leefde dat alles nog sterker. Luther werd opgevoed met de gedachte dat het luiden van de klokken de demonen verdreef, dat de duivel het weer beïnvloedde en zich van het vee kon bedienen en hij geloofde dat zijn broer door een heks vergiftigd was. Dat had hij vast van zijn moeder, die de buurvrouw ervan verdacht een heks te zijn die het op haar kinderen gemunt had. Die buurvrouw kwam nog in 1533 langs in een van Luthers tafelgesprekken: Doctor Martinus vertelde veel over tovenarij, over benauwdheid en over elfen, en dat zijn moeder veel last had van een buurvrouw die tovenares was. Dus moest zijn moeder ontzettend haar best doen om het met die buurvrouw goed te houden door vriendelijk en verzoe -
10 ningsgezind te zijn. Als die buurvrouw de kinderen op schoot nam, schreeuwden die moord en brand. Ze bestrafte een prediker zelfs zon- der zijn naam te noemen en betoverde hem zo dat hij moest sterven. Hij was met geen geneesmiddel te redden. Ze had zand genomen van de grond waarover hij gelopen had, had dat in het water gegooid en hem daarmee betoverd, want zonder die grond kon hij niet weer gezond worden. 3 Nogal wat vrouwen leden zwaar onder de beschuldiging heks te zijn en niet weinigen moesten dat met de dood bekopen. De duivel was overal en zat overal achter en de verhalen over hem waren eindeloos, verhalen die het kind Luther ook meekreeg. Zo vertelde hij: Toen ik nog een jongen was, werd eens het verhaal verteld dat de duivel op geen enkele wijze ruzie kan veroorzaken tussen een man en een vrouw die erg veel van elkaar houden. Toch kreeg hij dat voor elkaar door een oude vrouw die bij beiden een scheermes onder het kussen legde en hun vervolgens vertelde dat daar zoiets lag. De man vond het en vermoordde zijn vrouw. Toen kwam de duivel en gaf die oude vrouw een paar schoenen die hij haar aan een lange stok aanreikte. Toen zij vroeg waarom hij niet zelf bij haar kwam, gaf de duivel haar ten antwoord: ‘Omdat jij nog erger bent dan ik, want jij hebt bij die man en vrouw voor elkaar gekregen wat mij niet is gelukt.’ Zo zien we maar weer dat de duivel altijd de vijand is van alles wat de Heere God tot stand heeft gebracht. 4 Luther kon zich van het bijgeloof maar moeilijk ontdoen, maar hij kreeg in de loop van de jaren toch meer zicht op hoe de Bijbel sprak over de strijd tussen de duivel en Christus. Een strijd die over de ruggen en meer nog de harten van mensen gevoerd werd en die hij zelf permanent en intensief in zijn leven zou ervaren. Dat gebeurde volgens Luther vooral als hij op de wc zat; daar zat hij nogal eens vanwege zijn darm - problemen waarbij verstopping en diarree zich continu afwisselden. Op die plek had Luther lichamelijk veel strijd en hij zag dat als aanvallen van de satan op zijn werk. Bovendien doet de duivel niets liever dan mensen in een kwade reuk brengen en dat lukt vanuit het toilet het beste. De mens doet z’n best om zich in stilte en weg van de mensen
11 van zijn ontlasting te ontdoen, maar de satan begint er vervolgens in te roeren zodat ieder en vooral God kan merken dat er aan ons een luchtje zit. 5 Het beeld van het toilet als de plek waar satan zijn smerige werk doet en waar de mens zijn nederige positie ervaart, was niet nieuw en komt in een middeleeuws liedje al voor. Nieuw was dat Luther leerde dat dit ook de plek was waar de Heilige Geest hem leerde de satan te bestrijden door op Christus te vertrouwen. 6 Maar voordat hij zover was, moest er in Luthers leven nog veel gebeuren. We i n i g Over de beginfase van dat leven is niet zo heel veel bekend en er kan dus ook niet zo heel over veel verteld worden, maar gelukkig wel iets meer dan Luther zelf in een brief over zijn eerste jaren zegt: Ik ben trouwens in Eisleben geboren en daar ook gedoopt, namelijk in de St. Pieterskerk. Ik kan me daar weliswaar niets van herinneren, maar ik geloof mijn ouders en de andere mensen uit mijn geboorte - stad. Mijn ouders zijn naar de buurt van Eisenach verhuisd, want in Eisenach woont bijna mijn hele familie en die kenden mij allemaal en kennen mij nog, want ik ben daar vier jaar naar school gegaan en geen andere stad kent mij zo goed als deze. (…) De tijd daarna heb ik aan de universiteit van Erfurt en in het klooster aldaar door - gebracht, totdat ik naar Wittenberg kwam. Ik ben ook nog een jaar in Magdeburg geweest, maar toen was ik veertien. Hier heb je mijn levensloop en waar ik vandaan kom. 7 Zoals gezegd, weten we meer over de jonge Luther dan deze paar zin - nen. Veel heeft hij zelf verteld in zijn brieven, maar ook in zijn zoge - heten tafelgesprekken, die even beroemd als berucht zijn, komen zijn jeugdjaren af en toe ter sprake. En ook de vele jaren daarna trouwens. Of alles wat Luther daarin over zichzelf vertelde met de feiten klopt, is de vraag. Geen vraag is het of er niet ook uitlatingen van hem zijn die hij mogelijk beter voor zichzelf had kunnen houden.
12 Naam en gezicht Typisch voor Luthers tijd – en nog lang daarna – is dat men met achternamen flexibeler omging dan wij dat gewend zijn. Luthers vader Hans schreef zijn achternaam als Lüder, Loder, Ludher, Lotter, Lutter of Lauther. Men schreef zoals het klonk. Pas toen de zoon van Hans begon te publiceren, werd het van belang een vaste achternaam te kiezen en dus noemde Martin zich vanaf 1517 Luther. Slechts kort heeft hij zich in die tijd af en toe ‘Eleutherios’ genoemd, een woord - spelling op het Griekse woord voor ‘vrij’. Dat betekende dan zoiets als Martin de Vrije of Martin de Bevrijde, maar van dit elitaire woord - grapje is hij snel weer afgestapt. ‘Luther’ werd de vaste naam, maar toen hij eenmaal bekend geworden was, nam hij er op een bepaalde wijze toch weer afstand van. Hij had er grote moeite mee dat de bewe - ging van de Reformatie, die voor hem een terugkeer naar de Schrift was, naar hem werd genoemd. Ieder die zich gebonden wist aan de herontdekte christelijke waarheid, Buste van Luther voor zijn geboortehuis in Eisleben
13 moet over mijn naam zwijgen en zich niet luthers maar christen laten noemen. Wat is Luther? De leer is toch niet van mij? Ik ben toch ook voor niemand gekruisigd (…). Hoe zou ik als arme, zondige zak vol maden [zo zag Luther zijn lichaam, hjs] ertoe komen dat men de kinderen van Christus mijn heilloze naam zou laten dra- gen? (…) Ik ben geen meester en wil het ook niet zijn. Samen met de gemeente deel ik in de algemene leer van Christus en Hij alleen is onze meester. 8 Dat heeft hij mooi gezegd, maar toch bleef men spreken over lutheranen. Hoe Luther eruitzag, weten we pas sinds 1520, want dan verschijnt het eerste portret van hem. In een tijd waarin we met foto’s overspoeld worden, is het haast onvoorstelbaar dat iemand pas op een af beelding verschijnt als hij zevenendertig is. En dat dit dan ook nog een uitzon - dering is, omdat bijna alle mensen uit die tijd hun leven lang niet afge - beeld werden. A lle af beeldingen die we van Luther hebben, zijn door Lucas Cranach (1472-1553), de beroemde hofschilder van de keurvorst, gemaakt. De eerste toont de magere monnik, met tonsuur en ernstig kijkende ogen. Het is een af beelding met een boodschap, namelijk dat dit een serieuze man is en niet een ketter met wilde plannen. Ook toen hoorden portretten en af beeldingen bij de pr-afdeling. Gaandeweg wordt Luther dikker. Het lijkt alsof het inzicht dat een mens met vasten de hemel niet kan verdienen, hem met grote overtuiging tot een calo - rierijke levensstijl verleid heeft. Dat zijn darmen deze verandering van spijs moeilijk konden volgen, zal nog blijken. Hij blijft serieus kijken, zowel op de portretten waarop hij als professor staat als die waarop hij als getrouwd man staat. Duidelijk een man die je kunt vertrouwen. Dat althans is de boodschap die het portret moet overbrengen. Ook een man die met zijn blik onrustig maakt. De gezant van de Poolse koning die in het voorjaar van 1523 bij Luther op bezoek was, schreef: ‘Zijn gezicht is als zijn boeken; zijn ogen zijn doordringend en fonkelen haast beangstigend, zoals je dat soms bij bezetenen ziet.’ 9 Af komst ‘Ik ben een boerenzoon: mijn overgrootvader, mijn grootvader en mijn vader waren echte boeren. Eigenlijk had ik dorpshoofd, schout of wat ze verder in een dorp hebben, moeten worden, gewoon een functie
14 waarbij ik net iets boven de anderen stond. Maar mijn vader vertrok naar Mansfeld en werd daar mijnwerker. Daar kom ik vandaan.’ 10 Luther heeft af en toe iets verteld over zijn af komst en zijn kinderjaren, maar zoals dat vaker met herinneringen gaat, klopt het beeld niet altijd met de werkelijkheid. Zo zei Luther bijvoorbeeld dat zijn ouders het niet breed hadden: ‘Mijn vader was in zijn jeugd een arme mijnwerker. Mijn moeder droeg op haar rug al het hout naar huis. Zo hebben zij ons op - gevoed. Ze hebben heel veel moeiten doorstaan, moeite die de wereld van vandaag niet meer wil verdragen.’ 11 In werkelijkheid bleek het met de armoede van zijn ouders mee te vallen in die zin dat ze ook betere tijden hebben gekend. Hans Luther (1459- 1530) was niet de eenvoudige mijnwerker zoals Luther hem voor zich zag, maar de ondernemende zoon uit een redelijk welgestelde boerenfa - milie. Hij woonde in Möhra in Thüringen en trouwde toen hij twintig was met de even oude Margarethe Lindemann (1460-1531). Zij kwam uit een burgerfamilie in Eisenach en haar broers waren jurist. Ook zij was dus niet zo arm als de romantische tak van de Lutherbiografen dat graag wilde zien. En zij was ook niet een hoertje uit een badhuis, zoals de felle katholieke tegenstanders vertelden om Luther nog verdachter te maken. Luthers vader had een jongere broer en volgens het daar gel - dende erfrecht kreeg niet de oudste maar de jongste de boerderij. Hans zocht vervolgens werk in de kopermijnbouw, een industrie die sterk in opkomst was, met name in het graafschap Mansfeld waar veel koper in de grond bleek te zitten. In combinatie met nieuwe technische moge - lijkheden om koper uit de grond te krijgen, zorgde dit voor een enorme economische opbloei in dat gebied. Luthers ouders verhuisden daarom naar Mansfeld, 150 kilometer noordoostelijk van Möhra, en kochten een kopermijn. Luthers vader was dus eigenaar van een mijn en geen boer. Vervolgens verhuisde vader Luther met zijn vrouw Margarethe naar Eisleben, een stad van vierduizend inwoners in het graafschap Mansfeld. Daar kregen zij op 10 november een zoon – hun tweede – die op 11 november, de dag van de heilige Martinus, gedoopt werd en dus de naam Martin kreeg. De doop vond plaats in de St. Petrus en Pau - luskerk, vlak bij hen in de buurt. Nu was destijds de geboortedag, die verbonden was met een heiligendag, belangrijker dan het geboorte jaar, met als gevolg dat niet zeker is of Luther wel in 1483 geboren is zoals in bijna alle biografieën te lezen is. Zelf heeft hij ergens gezegd dat hij
15 in 1484 geboren werd en er zijn meer argumenten om dat jaar te nemen in plaats van 1483. Hoe dan ook, een jaar na zijn geboorte verhuisde het gezin een paar kilo meter verderop naar Mansfeld, een stadje met ongeveer tweedui - zend inwoners en daar kreeg vader Hans via een oom van Margarethe een leidinggevende positie bij de kopermijnen. Hij werkte zich stevig op, want zeven jaar later bezat hij drie kopersmelterijen, 80 hectare land, een grote boerderij en een aantal gebouwen. Bovendien was hij dusdanig kapitaalkrachtig dat hij anderen geld kon lenen tegen 5 pro - cent rente. Hoeveel groei het gezin doormaakte, weten we niet precies, maar er zijn ons in ieder geval vier zussen en vier broers van Martin bekend. De familie leefde doorgaans in redelijke welstand. Bij archeo - logische opgravingen is de af valkelder van de familie gevonden en uit de zevenduizend stuks etensresten die men heeft kunnen onderzoeken, werd duidelijk dat men in huize Luther luxe en gevarieerde maaltijden geserveerd kreeg. Toch waren er ook tijden waarin het economisch wat minder ging. Bekend is namelijk ook dat vader Luther soms grote schul - Hans en Margarethe Luther. Door Lucas Cranach de Oude, 1527
16 den had omdat ook de mijnbouw goede en slechte jaren kende. Luther heeft dus wel degelijk meegemaakt dat er thuis soms armoede geleden werd. Dat zijn ouders hard moesten werken, ook toen het financieel wat beter ging, is van hun gezichten af te lezen. Daar zal hij op gedoeld hebben toen hij zei dat zijn moeder hout moest verzamelen en op de rug naar huis droeg. Dat was op zich geen teken van armoede, het was gebruikelijk maar zwaar vrouwenwerk, ook voor vrouwen uit de mid- denstand. Beeld Het beeld dat Luther van zijn af komst tekende, klopt dus niet helemaal. Zijn vader was geen boer en zijn ouders groeiden niet in arme omstan - digheden op. Hijzelf ook niet, in ieder geval niet permanent. Maar dat Luther dit toch zo zei, past bij de wijze waarop hij zichzelf presenteer - de: Ik ben van zeer eenvoudige komaf, ik kom van de boer en toch heb ik mij tegenover paus en keizer staande weten te houden. Of zoals hij het in één zin samenvatte: ‘Ik geef toe dat ik de zoon van een boer uit Möhra bij Eisenach ben, en toch ben ik doctor in de Heilige Schrift, en vijand van de paus.’ 12 Luther wist dat zo’n beeld goed overkomt, het beeld van de underdog, het beeld van David tegenover Goliath. Het is goed om bij alles wat Luther later over vroeger vertelt deze presentatie voor ogen te houden. Niet dat Luther minder te vertrouwen is dan an - dere mensen, wel dat terugblikkend de werkelijkheid er soms wat anders uitziet en dat het soms ook voordelig kan zijn de werkelijkheid net even iets anders neer te zetten. Het is als met het geboortehuis en het sterf huis van Luther. Dat die beide in Eisleben staan, is wel bijzonder. Kort voor zijn geboorte komt Luther in Eisleben aan en een paar maanden na zijn geboorte is hij er alweer weg. Wat zijn sterven betreft, geldt precies hetzelfde. Het huis dat nu als geboortehuis getoond wordt, staat wel op dezelfde plek maar is niet het geboortehuis zelf, want dat is in 1689 afgebrand. In het huis dat als Luthers sterf huis bezocht kan worden, is hij ook niet gestorven. Dat gebeurde een paar huizen verderop. Maar direct na zijn dood heeft men hem wel naar zijn ‘sterf huis’ gebracht. Het klopt allemaal niet hele - maal, maar wel genoeg om er iets moois van te maken. Eisleben speelde als stad verder ook niet echt een rol voor Luther. Mansfeld wel, want daar groeide hij tot zijn veertiende op en zo liet hij zich ook inschrijven toen
17 hij in Erfurt, ongeveer 90 kilometer van huis, ging studeren: ‘Martinus ludher ex mansfelt.’ Streng Het was bij Luther thuis dus veel minder arm dan hij later vertelde. Of het echter ook minder streng was dan hij later vertelde, valt te betwijfe- len. Het was niet alleen in zijn tijd, maar ook tot kort voor onze huidige tijd niet ongebruikelijk dat ouders en onderwijzers een pedagogische tik uitdeelden. Het is de vraag of zulke tikken ooit geholpen hebben, maar op Luther hebben ze wel indruk gemaakt, zeker omdat het volgens zijn zeggen meer was dan een tik: Mijn ouders hebben mij zo streng opgevoed dat ik er soms bang van werd. Mijn moeder sloeg mij eens tot bloedens toe, alleen omdat ik stiekem een noot gepakt had. Door deze harde tucht dreven zij mij ten slotte het klooster in. Hoewel ze het echt goed bedoelden, werd ik er bang van. Ze wisten niet wat de juiste verhouding was tussen het karakter van iemand en de manier waarop zo iemand bestraft moet worden. Je moet zo straffen dat je de appel naast de roe legt. 13 Verder vertelde Luther dat zijn vader eens zo boos op hem was dat hij wel een uur tegen hem tekeer ging. 14 Luther moest wel toegeven dat zijn vader daartoe het recht had, want wat woog dit uurtje op tegen het werk dat zijn vader tien jaar lang aan hem had gehad. Bovendien had deze woe - de-uitbarsting hem ook niet geschaad. Nu heeft men geprobeerd uit deze weinige opmerkingen te concluderen dat Luther neurosen en andere psy - chische problemen zou hebben overgehouden aan zijn strenge opvoeding en dat hij die overgebracht zou hebben op zijn beeld van God. Afgezien van het feit dat vier opmerkingen over de opvoeding wel wat weinig zijn voor een psychologisch profiel, is uit de manier waarop Luther later met en over zijn ouders spreekt weinig van neurosen of andere complexen te merken. De brief die hij aan zijn vader schreef toen deze bang was te sterven, zegt genoeg. 15 De brief was bedoeld als troost en Luther was dan ook blij te horen dat zijn vader kort na het lezen van deze brief rustig en gelovig was gestorven. 16 Hoezeer Luther zijn vader waardeerde en aan hem gehecht was, blijkt verder wel uit wat hij op 5 juni 1530 aan zijn col - lega Melanchthon schreef toen hij hoorde dat zijn vader overleden was.
18 Vandaag heeft Hans Reinecke me geschreven dat mijn lieve vader Hans Luther de oude dit leven heeft verlaten, precies op zondag Exaudi (29 mei) om 13.00 uur. Dit sterven heeft me bijzonder ver- drietig gemaakt, niet alleen vanwege de aard van mijn vader, maar ook vanwege zijn bijzonder hartelijke liefde. Want mijn Schepper heeft me door hem alles gegeven wat ik ben en heb. En hoewel het mij troost geeft dat hij schrijft dat hij krachtig in het geloof in Christus gestorven is, heeft toch het verdriet en de herinnering aan die ui - termate liefdevolle omgang met hem mij innerlijk zo getroffen dat ik de dood nauwelijks eerder zo veracht heb. Maar ‘de rechtvaardige komt om …’, Jes. 57:1, want voordat wij echt sterven, sterven wij al zo vaak. Ik ben nu degene die als erfgenaam van de naam Luther optreed en ik ben ook bijna de oudste Luther in de familie. Niet alleen toevallig, maar ook juridisch gezien heb ik het recht hem door de dood in het Rijk van Christus te volgen. Hij, om Wie wij de ellendigste onder de mensen zijn en een schande van heel de wereld, verleent ons dat recht genadig. 17 Iemand die schrijft dat hij alles wat hij is aan zijn vader te danken heeft en ontroerd is als hij terugdenkt aan hoe liefdevol die vader met hem omging, hoeft niet in behandeling voor een vader-kindtrauma. De troostbrief die hij daarop aan zijn moeder schreef, getuigt eveneens van liefde en waarde - ring. 18 Dat hij niet meer brieven aan zijn moeder schreef, zal niet te maken hebben met een slechte verhouding, maar meer met het feit dat Luthers moeder, net als zo veel andere mensen in die tijd, hoogstwaarschijnlijk niet kon lezen. Met het vermeende vadercomplex en de angstneurosen blijkt het dus nogal mee te vallen, maar dat lichamelijke moeiten een mens geestelijk in de put kunnen helpen en ervoor zorgen dat hij in de omgang met anderen niet altijd even gezellig is, is een ervaring waar velen ook van - daag over mee kunnen praten. Gelukkig had Luther wel gelovige ouders. Van zijn vader wordt bericht dat hij ’s avonds aan bed met de kinderen bad en van zijn moeder is bekend dat zij een vrome vrouw was. 19 Dat zal bij alle strengheid wel de overhand gehad hebben. School Toen Martin zeven was, stuurde zijn vader hem naar de Latijnse school in Mansfeld. Naar school gaan was al bijzonder en dat gold zeker voor
19 de Latijnse school. Een kind van zeven werd onderwezen in de taal van de geleerden. Hans wilde dat het zijn zoon goed ging. Luther zelf was later geheel niet te spreken over zijn schooltijd en schroomde niet het een tijd van martelingen te noemen waar een kind echt helemaal niets leerde dan onzin. 20 Het Latijn werd er ingestampt en zo nodig met de roe ingeslagen. Zo vertelde Luther dat hij eens vijftien roeslagen kreeg omdat hij niet wist hoe hij enkele Latijnse woorden moest verbuigen, terwijl hij dat nog helemaal niet geleerd had. 21 Luther hield er in ieder geval een grondige kennis van het Latijn aan over. Maar ook verder stak hij er wel wat van op, want hij moest bijvoorbeeld de fabels van de Griekse dichter Aesopus lezen en die spraken hem dusdanig aan dat hij ze later ook zelf nog eens uitgaf. Mansfeld vanuit de burcht
20 De schooldag begon en eindigde met het zingen van een Latijns gebed. Eén daarvan heeft Luther later zelf bewerkt en uitgegeven en dat ge- zang wordt ook vandaag nog gebruikt als ‘Kom Schepper God, o Heil’ge G e e s t ’. 22 De schoolkinderen werden ook betrokken bij de liturgie in de kerk en daar maakte Luther verder kennis met zang en muziek. Luthers wereld Luther groeide dus in welvaart op. Er was ruimschoots eten en drin - ken, ruimte om te spelen en geld om naar school te gaan. Dat laat - ste konden de meeste andere kinderen niet. K inderen waren een bron van inkomsten en moesten dus vroeg aan het werk. School was voor kinderen van ouders die zich dat konden permitteren. De meesten van Luthers leeftijdgenoten konden niet lezen en niet schrijven. Dat was de eigenlijke wereld. In feite een wereld waarvan wij ons vandaag nauwe - lijks een voorstelling kunnen maken. Een wereld zonder beeld. A lleen in de kerk waren af beeldingen te zien en hier en daar op een houtsnede. Verder helemaal nergens. Je kon jezelf alleen zien in de reflectie van het water, een scherf glas of een stukje heel wazige spiegel. Het was een wereld van extreme stilte op het land en eindeloos lawaai van mensen, dieren, karren en werkplaatsen in de stad. Een wereld van stank waar tandenpoetsen onbekend was, mensen zich nauwelijks wasten of ver - schoonden, een wereld zonder ondergoed, een wereld waarin de straat het riool was en vlooien, vliegen en luizen alomtegenwoordig waren. Van de grote wereld kreeg Luther als kind niet veel mee, maar die we - reld zou voor hem wel bepalend worden. Het was de wereld van het ‘Heilige Roomse Rijk van de Duitse Natie’, een naam die aan wilde geven dat het hier ging om het Duitse deel van het oude Romeinse rijk. Dat deel bestond uit een grote hoeveelheid grote en vooral kleine politieke eenheden van steden, vorstendommen, hertogdommen, enzo - voort. Bij dit Duitse rijk hoorden ook gebieden als Tsjechië, Hongarije, K roatië, Slowakije, Slovenië, Spanje, delen van Italië, Luxemburg en de Nederlanden. De keizer was hun hoogste baas, maar ze probeerden wel allemaal zo zelfstandig mogelijk op te treden. Dat kon ook, omdat de keizer ver weg was. Karel V was een Spanjaard voor wie het Duitse deel van zijn rijk bijzaak was. Totdat Luther kwam. Bij een rijksdag kwamen dan meer dan honderd vorsten, graven en ste - delijke vertegenwoordigers onder voorzitterschap van de keizer bij el -
21 kaar om de aangelegenheden in het rijk te bespreken. Daarbij hadden de bestuurders van deze gebieden al decennia last van Rome, waar hun geestelijke baas zetelde. Men vond namelijk dat ze daar in Rome wat al te veel politieke macht hadden, te veel Duits belastinggeld opeisten en te weinig met geestelijke, en dus al te veel met vleselijke dingen bezig waren. Daarbij was er intern ook nogal wat moeite omdat met name de vorsten die wat meer macht hadden geen zin hadden keizer en paus in alles maar te volgen. Politiek en kerkelijk werden al wel honderd jaar lang pogingen tot reformatie gedaan, maar veel meer dan hier en daar een opleving van vroomheid leverde dat niet op. Conflictstof was er genoeg en Luther zou degene worden die de boel liet ontploffen. Verder was Luthers wereld in ontwikkeling. Het was de tijd van de overgang van de middeleeuwen naar de nieuwe tijd, waarbij gezegd dient te worden dat de middeleeuwen lang niet zo donker waren als vaak is voorgesteld. Ook ging het in de kloosters niet zo beroerd toe als de anti-roomse polemiek het toen en later graag in woord en spot- prentjes voorstelde, maar het was wel zo erg dat algemeen gevoeld werd dat er iets moest veranderen. Zoals de dingen in de wereld toch ook veranderden. Reformatie was dus niet iets dat Luther zelf bedacht had, want toen hij op het toneel verscheen, werd er al honderd jaar geroepen om hervorming van kerk en geestelijkheid. En er was ook al het een en ander aan hervormingen gedaan, zoals blijkt uit verslagen van kerkvi - sitaties die berichten over verbeteringen binnen kloosters. Bekend is in dit verband de beweging van de Moderne Devotie, waar mannen en vrouwen binnen en buiten kloostergemeenschappen een leven van gebed en toewijding nastreefden en dat zo deden, dat velen erdoor beïn - vloed werden. Luthers reformatie was echter in die zin radicaal anders, dat hij niet maar iets aan de misstanden ging doen, maar dat hij zich inzette om de verhouding tussen God en mens te veranderen. Verder Toen Martin dertien was, stuurden zijn ouders hem naar Magdeburg, een stad van destijds meer dan vijfentwintigduizend, misschien der - tigduizend inwoners. Hij ging daarnaartoe samen met zijn Mansfelder vriend Hans Reinecke. De stad groeide sterk en in Martins tijd was men druk bezig de wallen en muren te versterken. Volgens Luther kwam hij op een school van de ‘Broeders en zusters des gemenen levens’, 23 maar
22 die is er in Magdeburg nooit geweest. Wel woonde hij bij mensen die de Moderne Devotie aanhingen en daardoor kreeg Luther niet alleen met de negatieve kanten van de kerk te maken. Hoeveel invloed deze vroomheidbeweging destijds op hem had, is niet duidelijk. Les kreeg hij aan de plaatselijke domschool en ook dit was een school waar het onderwijs in het Latijn gegeven werd. Er is heel weinig over Luthers verblijf in Magdeburg bekend, maar één moment heeft diepe en blijven- de indruk op hem gemaakt: Toen ik op m’n veertiende in Magdeburg naar school ging, heb ik eens met eigen ogen een van de vorsten van Anhalt gezien, namelijk de broer van de proost en de latere bisschop Adolf von Merseburg. Hij liep op de Breite Strasse in monniksgewaad te bedelen om brood en droeg zijn kledingzak zoals een ezel een last draagt, zodat hij steeds gebukt moest gaan. Zijn medebroeders liepen naast hem en droegen niets, zodat de vrome vorst alleen het beste voorbeeld was om aan de wereld duidelijk te maken wat de rauwe werkelijkheid van een heilig leven betekent. Ze hadden hem in het klooster ook zo’n lage plaats gegeven dat hij daar dezelfde taken moest verrichten als de andere broeders. Verder had hij zo intensief gevast, gewaakt en zich gekas - tijd dat hij eruitzag als de dood zelf. Hij was slechts vel over been en stierf dan ook kort daarna. (…) Wie naar hem keek, werd er stil van en kon zich voor zijn eigen situatie alleen nog maar schamen. 24 Lang bleef Martin niet in deze stad, want een jaar later al lieten zijn ou - ders hem verhuizen naar Eisenach. Waarom Luther al na een jaar van Magdeburg naar Eisenach moest, is niet bekend. Wel woonde er in die stad familie, hetgeen een reden geweest zou kunnen zijn. Eisenach had ongeveer vierduizend inwoners, maar naar verhouding vele kerken en kloosters. Volgens Luther was het ‘een priesternest en stapelplaats van geestelijken’. 25 Luther ging naar de priesterschool verbonden aan de St. Georgskirche. Dat betekende niet dat hij de priesteropleiding volgde, maar dat hij onderwijs kreeg dat hem voorbereidde op een hogere stu - die en dat hij als leerling ingeschakeld werd bij misvieringen. Zo kwam Luther in aanraking met de verering van de heilige A nna die destijds nogal populair was; haar verering vond met name plaats in de kerk waar Luther naartoe ging. Onderdak kreeg Luther waarschijnlijk in het huis
23 De St. Georgskirche te Eisenach
24 van Heinrich Schalbe, een vooraanstaand inwoner van Eisenach die tussen 1495 en 1499 burgemeester van de stad was, maar het kan ook zijn dat hij daar zeer regelmatig te gast was omdat Schalbe studenten gratis mee liet eten. 26 In dat huis woonden ook Ursula Cotta, de dochter van Heinrich, en haar man Kunz Cotta. Of Luther daar een plek vond omdat Ursula hem opgemerkt had bij het zingen of bij het bedelen, zoals gezegd wordt, is niet helemaal zeker. Luther zelf heeft wel verteld dat hij geld voor de studie moest verdienen als ‘partekenhengst’, een woord dat komt van het Latijnse ‘particula’ dat ‘stukje’ betekent. Luther moest langs de deu- ren om met zingen wat geld binnen te krijgen. Dus als een hengst die hinnikt naar een stukje brood. Er werd op zulke mensen nogal neerge - keken, maar Luther schaamde zich er niet voor. 27 In huize Schalbe werd nauw contact onderhouden met het plaatselijke franciscanerklooster zodat Luther ook met de vroomheid van die orde te maken kreeg. Zijn eigen vroomheid had sterk te lijden onder de voorstelling dat Christus vooral rechter is. ‘Van kinds af aan raakte ik eraan gewend te verbleken en te schrikken als ik de naam van Christus ook maar hoorde noemen. Immers, mij was niet anders geleerd dan dat ik Hem als een strenge en toornende rechter moest zien.’ 28 Dat blijkt ook uit een van de verhalen die Luther vertelde om zo de boodschap van het Evangelie duidelijk te maken. Christus biedt ons Zichzelf aan met vergeving van de zonden en toch vluchten wij voor Zijn aangezicht weg. Zo ging het mij als jongen ook toen ik nog thuis woonde en wij liederen zongen om zo worsten in te zamelen. Eens riep iemand ons als grapje toe: ‘Wat doen jullie daar, kwajongens? Wacht maar eens even!’ En tegelijk kwam hij met twee worsten naar ons toe. Maar mijn vrienden en ik maakten dat we weg kwamen en renden weg voor hem die ons zijn geschenk kwam aanbieden. Precies zo gaat het ons met God ook. Hij schenkt ons Christus met al Zijn gaven, en toch vluchten wij voor Hem weg en zien Hem als onze rechter. 29 De grote vraag of je het wel goed genoeg gedaan had voor God, of je zonden niet toch groter in aantal waren dan je goede dagen en de wor -
25 steling of je nu wel of niet tot de uitverkorenen behoorde, of je wel ooit in de hemel zou komen en niet eindeloos in de hel zou blijven, hielden talloze jongeren en ouderen bezig. Daarom is het ook schandalig dat men onder het pausdom de mensen leerde voor Christus op de vlucht te slaan. Ik hoorde Zijn naam niet graag noemen omdat men mij zo onderwezen had dat ik genoegdoe - ning moest geven voor mijn zonde en dat Christus op de jongste dag zou zeggen: ‘Hoe heb jij je aan de Tien Geboden gehouden? Hoe sta je ervoor?’ Als Hij mij beschreven werd, schrok ik van Hem, net zoals van de duivel, omdat ik Zijn gericht niet kon verdragen. 30 Het was deze angst die ervoor zorgde dat aflaten zo goed verkocht wer - den. Om mensen te helpen met deze aanvechtingen om te gaan waren er speciale boekjes ontwikkeld, bestemd voor geestelijken, om mensen die op het punt stonden te sterven zo veel mogelijk zekerheid te geven. In het Latijn heette dit ‘ars moriendi’ en dat betekent letterlijk de kunst om goed te sterven. Omdat de meeste mensen niet konden lezen, werd via een paar plaatjes getoond wat de duivel allemaal kon doen om je aan het twijfelen te brengen en je sterf bed tot een verschrikking te maken, maar ook wat je als gelovige tegen deze aanvallen kon doen. Het had alles te maken met het besef van zonde en schuld. Zo vertelde Luther dat hij als kind al wist dat kaarten en dansen zonde waren en dat deze zonden moesten worden opgebiecht. 31 De middeleeuwen waren niet zo donker als weleens is voorgesteld, maar de wereld waarin de jonge Martin Luther opgroeide, was geestelijk gezien meer een spookhol dan een speeltuin.