Jaap Kraan Met het oog op moslims Theologen en de PKN in dialoog met moslims van 1960 tot 2010 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
Theologen en de Protestantse Kerk in dialoog met moslims van 1960 tot 2010
5 Inhoudsopgave VOORWOORD 9 LIJST VAN AFKORTINGEN 11 1 OVER DIT ONDERZOEK 13 1.1 AANLEIDING EN RELEVANTIE 13 1.2 DIT BOEK EN DE EIGEN BIOGRAFIE 16 1.3 BEELDVORMING 20 1.4 DE OPZET VAN DEZE STUDIE 21 1.5 DEFINIËRING 23 DEEL I: VERKENNING 2 THEOLOGEN EN HUN VISIES OP DE ISLAM 29 2.1 CRITERIA 29 2.2 HENDRIK KRAEMER , 1888-1965 30 2.2.1 Kraemer en anderen over ‘het raadsel van de islam’ 30 2.2.2 De latere Kraemer 35 2.2.3 Evaluatie 37 2.3 JOHANNES VERKUYL , 1908-2001 37 2.3.1 Evaluatie 45 2.4 HANNA KOHLBRUGGE , 1911-1999 46 2.4.1 De ware Jozef 50 2.4.2 Evaluatie 51 2.5 DICK MULDER , 1919-2014 52 2.5.1 Evaluatie 60 2.6 JAN SLOMP , 1932- 62 2.6.1 Evaluatie 69 2.7 ANTON WESSELS , 1937- 70 2.7.1 Evaluatie 77 2.8 JAN JONGENEEL , 1938- 78 2.8.1 Evaluatie 82 2.9 HARRY MINTJES , 1945- 84 2.9.1 Evaluatie 88 2.10 HENK VROOM , 1945-2014 89 2.10.1 Evaluatie 92 2.11 GÉ SPEELMAN , 1955- 93 2.11.1 Evaluatie 97
Voor Fenna, Brecht, Lucas, Sytze en Sarah www.uitgeverijboekencentrum.nl Ontwerp omslag: Oblong, Jet Frenken ISBN 978 90 239 7085 9 NUR 700 © 2016 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door de ‘Stichting Zonneweelde’. All rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, op- geslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 5 Inhoudsopgave VOORWOORD 9 LIJST VAN AFKORTINGEN 11 1 OVER DIT ONDERZOEK 13 1.1 AANLEIDING EN RELEVANTIE 13 1.2 DIT BOEK EN DE EIGEN BIOGRAFIE 16 1.3 BEELDVORMING 20 1.4 DE OPZET VAN DEZE STUDIE 21 1.5 DEFINIËRING 23 DEEL I: VERKENNING 2 THEOLOGEN EN HUN VISIES OP DE ISLAM 29 2.1 CRITERIA 29 2.2 HENDRIK KRAEMER , 1888-1965 30 2.2.1 Kraemer en anderen over ‘het raadsel van de islam’ 30 2.2.2 De latere Kraemer 35 2.2.3 Evaluatie 37 2.3 JOHANNES VERKUYL , 1908-2001 37 2.3.1 Evaluatie 45 2.4 HANNA KOHLBRUGGE , 1911-1999 46 2.4.1 De ware Jozef 50 2.4.2 Evaluatie 51 2.5 DICK MULDER , 1919-2014 52 2.5.1 Evaluatie 60 2.6 JAN SLOMP , 1932- 62 2.6.1 Evaluatie 69 2.7 ANTON WESSELS , 1937- 70 2.7.1 Evaluatie 77 2.8 JAN JONGENEEL , 1938- 78 2.8.1 Evaluatie 82 2.9 HARRY MINTJES , 1945- 84 2.9.1 Evaluatie 88 2.10 HENK VROOM , 1945-2014 89 2.10.1 Evaluatie 92 2.11 GÉ SPEELMAN , 1955- 93 2.11.1 Evaluatie 97
6 2.12 CEES RENTIER , 1963- 98 2.12.1 Evaluatie 100 2.13 MARTHA FREDERIKS , 1965- 101 2.13.1 Evaluatie 104 2.14 ANDERE STEMMEN 105 2.15 DIKKEN , SEGERS EN HOEKMAN : SPIEGEL VOOR DE PKN 114 2.16 TUSSENTIJDSE BESTANDSOPNAME : WAT IS ER GEBEURD ? 119 2.16.1 Auteurs en ontwikkeling 119 2.16.2 Dialoog en realiteit 122 2.16.3 Dialoog anno 2015 123 2.16.4 Stagnatie of revelatie? 125 3 ACTUEEL DEBAT: KERKEN EN ‘EVANGELIE EN MOSLIMS’ OVER DE ISLAM 127 3.1 DE THEOLOGISCHE VISIE VAN DE SYNODE VAN DE PKN 127 3.1.1 Het vervolgrapport in 2013 134 3.1.2 Andere reacties op de ‘Open brief’ en de synodenota 135 3.2 DE RAAD VAN KERKEN IN NEDERLAND 136 3.2.1 Theologische visies in reactie op A Common Word 139 3.3 DE STICHTING ‘EVANGELIE EN MOSLIMS ’ 144 4 THEOLOGISCHE THEMA’S IN DISCUSSIE 147 4.1 GODSBEELD EN ISLAM 148 4.1.1 God en Allah zijn verschillend 149 4.1.2 Dezelfde God 154 4.1.3 God en Allah hebben veel van elkaar weg 157 4.1.4 Samen vieren en bidden tot God? 161 4.2 HET ISLAMITISCH BEELD VAN JEZUS EN VAN DE HEILIGE GEEST 164 4.3 DE KORAN 167 4.4 DE PROFEET MOHAMMED 174 4.4.1 Mohammed, ook voor christenen een profeet? 176 4.4.2 Mohammed en geweld 178 7 DEEL II: OPGAVEN VOOR DE DIALOOG EVALUATIE VAN DEEL I EN INLEIDING OP DEEL II 183 5 GEEN DIALOOG ZONDER AANDACHT VOOR MENSENRECHTEN 189 5.1 VOORAF 189 5.2 MENSENRECHTEN EN POLITIEK 191 5.3 CHRISTENEN EN MENSENRECHTEN 193 5.4 MOSLIMS EN MENSENRECHTEN 197 5.5 DE POSITIE VAN RIFFAT HASSAN 203 5.6 DRIE POSITIES 208 5.7 DE KEUZE VAN RIFFAT HASSAN IS EEN GOED UITGANGSPUNT 209 6 BIJBEL EN KORAN BIEDEN EEN BASIS VOOR DE DIALOOG 213 6.1 BIJBEL EN DIALOOG 213 6.1.1 Bijbelgebruik 221 6.1.2 De implicatie van de islam als na-christelijke religie 223 6.1.3 Moslims en de Bijbel 224 6.2 KORAN EN DIALOOG 225 6.2.1 Bespreking van en aanvulling op paragraaf 4.3 227 6.3 OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN OP BASIS VAN BIJBEL EN KORAN 232 6.3.1 Vergelijkingen tussen Koran en Bijbel 239 6.3.2 De Apostolische geloofsbelijdenis en de Koran 242 6.3.3 Conclusie van hoofdstuk 6 243 7 THEOLOGISCHE THEMA’S ROND DE DIALOOG 245 7.1 G ODSBEELD EN ISLAM - DEZELFDE GOD ? 245 7.2 HET ISLAMITISCH BEELD VAN JEZUS EN VAN DE HEILIGE GEEST 247 7.3 MOHAMMED 250 7.3.1 De verering van Mohammed 251 7.3.2 Mohammed en geweld 253 7.4 VISIES OP DE ISLAM 256 7.5 DE PLAATS VAN DE ISLAM IN DE HEILSGESCHIEDENIS 263 7.6 MISSIOLOGIE , THEOLOGIE VAN DE RELIGIES EN DIALOOG 268 7.6.1 Missiologie 268 7.6.2 Theologie van de religies 270 7.6.3 Dialoog 273 SAMENVATTING VAN DEEL II EN ENKELE CONCLUSIES 283
6 2.12 CEES RENTIER , 1963- 98 2.12.1 Evaluatie 100 2.13 MARTHA FREDERIKS , 1965- 101 2.13.1 Evaluatie 104 2.14 ANDERE STEMMEN 105 2.15 DIKKEN , SEGERS EN HOEKMAN : SPIEGEL VOOR DE PKN 114 2.16 TUSSENTIJDSE BESTANDSOPNAME : WAT IS ER GEBEURD ? 119 2.16.1 Auteurs en ontwikkeling 119 2.16.2 Dialoog en realiteit 122 2.16.3 Dialoog anno 2015 123 2.16.4 Stagnatie of revelatie? 125 3 ACTUEEL DEBAT: KERKEN EN ‘EVANGELIE EN MOSLIMS’ OVER DE ISLAM 127 3.1 DE THEOLOGISCHE VISIE VAN DE SYNODE VAN DE PKN 127 3.1.1 Het vervolgrapport in 2013 134 3.1.2 Andere reacties op de ‘Open brief’ en de synodenota 135 3.2 DE RAAD VAN KERKEN IN NEDERLAND 136 3.2.1 Theologische visies in reactie op A Common Word 139 3.3 DE STICHTING ‘EVANGELIE EN MOSLIMS ’ 144 4 THEOLOGISCHE THEMA’S IN DISCUSSIE 147 4.1 GODSBEELD EN ISLAM 148 4.1.1 God en Allah zijn verschillend 149 4.1.2 Dezelfde God 154 4.1.3 God en Allah hebben veel van elkaar weg 157 4.1.4 Samen vieren en bidden tot God? 161 4.2 HET ISLAMITISCH BEELD VAN JEZUS EN VAN DE HEILIGE GEEST 164 4.3 DE KORAN 167 4.4 DE PROFEET MOHAMMED 174 4.4.1 Mohammed, ook voor christenen een profeet? 176 4.4.2 Mohammed en geweld 178 7 DEEL II: OPGAVEN VOOR DE DIALOOG EVALUATIE VAN DEEL I EN INLEIDING OP DEEL II 183 5 GEEN DIALOOG ZONDER AANDACHT VOOR MENSENRECHTEN 189 5.1 VOORAF 189 5.2 MENSENRECHTEN EN POLITIEK 191 5.3 CHRISTENEN EN MENSENRECHTEN 193 5.4 MOSLIMS EN MENSENRECHTEN 197 5.5 DE POSITIE VAN RIFFAT HASSAN 203 5.6 DRIE POSITIES 208 5.7 DE KEUZE VAN RIFFAT HASSAN IS EEN GOED UITGANGSPUNT 209 6 BIJBEL EN KORAN BIEDEN EEN BASIS VOOR DE DIALOOG 213 6.1 BIJBEL EN DIALOOG 213 6.1.1 Bijbelgebruik 221 6.1.2 De implicatie van de islam als na-christelijke religie 223 6.1.3 Moslims en de Bijbel 224 6.2 KORAN EN DIALOOG 225 6.2.1 Bespreking van en aanvulling op paragraaf 4.3 227 6.3 OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN OP BASIS VAN BIJBEL EN KORAN 232 6.3.1 Vergelijkingen tussen Koran en Bijbel 239 6.3.2 De Apostolische geloofsbelijdenis en de Koran 242 6.3.3 Conclusie van hoofdstuk 6 243 7 THEOLOGISCHE THEMA’S ROND DE DIALOOG 245 7.1 G ODSBEELD EN ISLAM - DEZELFDE GOD ? 245 7.2 HET ISLAMITISCH BEELD VAN JEZUS EN VAN DE HEILIGE GEEST 247 7.3 MOHAMMED 250 7.3.1 De verering van Mohammed 251 7.3.2 Mohammed en geweld 253 7.4 VISIES OP DE ISLAM 256 7.5 DE PLAATS VAN DE ISLAM IN DE HEILSGESCHIEDENIS 263 7.6 MISSIOLOGIE , THEOLOGIE VAN DE RELIGIES EN DIALOOG 268 7.6.1 Missiologie 268 7.6.2 Theologie van de religies 270 7.6.3 Dialoog 273 SAMENVATTING VAN DEEL II EN ENKELE CONCLUSIES 283
8 LITERATUUR 287 VERKLARING VAN ARABISCHE WOORDEN 311 REGISTER VAN TEKSTEN UIT DE KORAN 313 REGISTER VAN TEKSTEN UIT DE BIJBEL 315 LIJST VAN PERSONEN 317 BIJLAGE: VAN JAAR TOT JAAR, DE PUBLICATIES UIT DE PERIODE 1960-2010 325 CURRICULUM VITAE 341 9 Voorwoord De bronnen, die in dit boek onderzocht worden, zijn publicaties van theologen en kerkelijke beleidsinstanties uit de kring van wat nu de PKN is, gedurende de periode 1960-2010. Onderzoeksthema’s zijn de visies op de islam en op de dialoog met moslims, die we vinden in deze publicaties. De eerste fase van dit onderzoek betrof het verzamelen van publicaties uit deze kring gedurende de genoemde periode. Het gaat hierbij om boeken, artikelen en rapporten. Het bibliografisch overzicht hi ervan is als bijlage toegevoegd aan deze dissertatie. Het vormt niet enkel de basis voor dit onderzoek, maar kan ook uit- gangspunt zijn voor nieuw onderzoek in de toekomst. De tweede fase betrof een inhoudelijke analyse van de verzamelde publicaties van theologen (hoofdstuk 2) en kerkelijke instanties (hoofdstuk 3). De derde fase betrof een verdieping van de inhoudelijke analyse van de genoemde publicaties door in te zoomen op vier cen trale thema’s: Godsbeeld en islam, het islamitisch beeld van Jezus en de Heilige Geest, de Koran en de profeet Mohammed (hoofdstuk 4). Met dit hoofdstuk werd het beschrijvende DEEL I afgesloten. De vierde fase betrof het lokaliseren van inhoudelijke lacunes in de visies op de islam en de dialoog met moslims binnen de verzamelde publicaties van theologen en kerkelijke instanties. Dat gebeurde in de evaluatie van het eerste en de inleiding op het tweede deel. De gevonden lacunes zijn: de aandacht voor mensenrechten in de dialoog, de Bijbel en Koran als basis vo or de dialoog en een aantal theologische thema’s rond de dialoog. De vijfde fase is besteed aan de poging om vanuit de christelijke theologie ant- woorden te ontwikkelen met betrekking tot deze lacunes. Dus handelt hoofdstuk 5 over mensenrechten, hoofdstuk 6 over Bijbel en Koran als basis voor de dialoog en worden in hoofdstuk 7 theologische thema’s rond de dialoog behandeld, te weten: Godsbeeld en islam, het islamitisch beeld van Jezus en de Heilige Geest, Moham- med, visies op de islam, de plaats van de islam in de heilsgeschiedenis en de relatie tussen missiologie, theologie van de religie s en dialoog. In DEEL II treft de lezer dus geen beschrijving of inhoudelijke analyse meer aan, maar wordt getracht een aanzet te geven voor een theologische vernieuwing van de dialoog tussen christen- dom en islam. Enkele technische opmerkingen: ter wille van de leesbaarheid is in voorkomende gevallen een regel wit ingelast als een nieuw aandachtspunt zich aandient. Als in een gedeelte verschillende auteurs aan het woord komen, worden hun namen cursief gedrukt. Omdat niet alle lezers meer bekend zijn met de inhoud van de Bijbel, wor- den boeken uit de Bijbel ook cursief gedrukt, Spreuken bijvoorbeeld. Een verklaren-
8 LITERATUUR 287 VERKLARING VAN ARABISCHE WOORDEN 311 REGISTER VAN TEKSTEN UIT DE KORAN 313 REGISTER VAN TEKSTEN UIT DE BIJBEL 315 LIJST VAN PERSONEN 317 BIJLAGE: VAN JAAR TOT JAAR, DE PUBLICATIES UIT DE PERIODE 1960-2010 325 CURRICULUM VITAE 341
10 de woordenlijst van Arabische woorden 1 is achterin het boek opgenomen, evenals registers voor geciteerde teksten uit de Koran en de Bijbel. Ook een lijst van perso- nen is toegevoegd. 2 Als ik in deze studie naar God verwijs, gebruik ik de woorden ‘Hij’ of ‘Hem’; de lezer mag ook voortdurend ‘Zij’ of ‘Haar’ lezen. Tenslotte: wat de spelling betreft is het Groene boekje 3 als richtlijn gehanteerd. De spelling van Bijbelse namen volgt ‘De Nieuwe Bijbelvertaling’ uit 2004; voor na- men en teksten uit de Koran is doorgaans de vertaling van Leemhuis 4 gebruikt. 1 Als Arabische woorden opgenomen zijn in het Groene boekje (zie Woordenlijst Nederlandse Taal ) wordt de spelling van dat boek gevolgd. 2 Personen uit de Bijbel of de Koran zijn niet opgenomen. 3 De achtste oplage van mei 2013 is geraadpleegd. 4 Leemhuis, 1990. 11 Lijst van afkortingen Allerwegen (Amsterdam: Nederlandse Zendingsraad / Kampen: Kok). Begrip Begrip moslims christenen (’s Hertogenbosch: Cura-Migratorum / vanaf 2004: Utrecht; nu postbus 90.189, 4800 RN Breda). DZOK Documentatieblad voor de geschiedenis van de Nederlandse zen- ding en overzeese kerken (destijds Kampen: Theologische Univer- siteit). GTT Gereformeerd Theologisch Tijdschrift (destijds Kampen: Kok). De Heerbaan (destijds Amsterdam: Nederlandse Zendingsraad). IIMO Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica. IS Islamitische staat. K&TH Kerk en Theologie (’s Gravenhage / Zoetermeer: Boekencentrum). NBG Nederlands Bijbelgenootschap. NTT Nederlands Theologisch Tijdschrift (Wageningen: Veenman en Zonen; ’s Gravenhage/ Zoetermeer: Boekencentrum). OB Oecumenische Bezinning (Amersfoort: Raad van Kerken in Nederland). PKN Protestantse Kerk in Nederland. PT Praktische Theologie ; vanaf 2008/3 ‘Handelingen’ genoemd (Zwolle: Waanders). RBN Religieuze bewegingen in Nederland (Kampen: Kok; vanaf nr. 6 Amsterdam: VU ). RHW Rondom het Woord (Hilversum: NCRV ). TD Theologisch Debat (destijds Kampen: Kok). TR Theologia Reformata (Apeldoorn: Bureau Gereformeerde Bond). Tussenruimte Tijdschrift voor interculturele theologie (destijds Kampen: Kok ten Have). TVT Tijdschrift voor Theologie (Nijmegen: Theologische Faculteit; vanaf 2009: Meppel: Boom). V&B Verkenning en Bezinning (destijds Kampen: Kok). VT Vox Theologica (Assen: Van Gorcum; vanaf 1975 Zwolle: Waanders). W&Z Wereld en Zending (destijds Kampen: Kok).
10 de woordenlijst van Arabische woorden 1 is achterin het boek opgenomen, evenals registers voor geciteerde teksten uit de Koran en de Bijbel. Ook een lijst van perso- nen is toegevoegd. 2 Als ik in deze studie naar God verwijs, gebruik ik de woorden ‘Hij’ of ‘Hem’; de lezer mag ook voortdurend ‘Zij’ of ‘Haar’ lezen. Tenslotte: wat de spelling betreft is het Groene boekje 3 als richtlijn gehanteerd. De spelling van Bijbelse namen volgt ‘De Nieuwe Bijbelvertaling’ uit 2004; voor na- men en teksten uit de Koran is doorgaans de vertaling van Leemhuis 4 gebruikt. 1 Als Arabische woorden opgenomen zijn in het Groene boekje (zie Woordenlijst Nederlandse Taal ) wordt de spelling van dat boek gevolgd. 2 Personen uit de Bijbel of de Koran zijn niet opgenomen. 3 De achtste oplage van mei 2013 is geraadpleegd. 4 Leemhuis, 1990.
13 1 Over dit onderzoek 1.1 A ANLEIDING EN RELEVANTIE Deze studie wil inzicht geven in theologische visies op de islam, die protestantse theologen uit de kring van de Protestantse Kerk in Nederland in de periode 1960 tot en met 2010 in hun publicaties ontvouwd hebben. Ook rapporten van de PKN zelf worden in het onderzoek betrokken. Daarnaast biedt dit boek een kritische evaluatie van die publicaties en presenteert het mijn eigen theologische visie op de dialoog met moslims en op de islam. Dit is een theologisch boek, geen historische, gods- dienstwetenschappelijke of islamologische studie. Qua methode is dit boek allereerst onderzoek van literaire bronnen; aan de hand daarvan worden vervolgens theolo- gische visies op de islam en de dialoog met moslims geschetst en becommentarieerd. Onderzocht zijn theologische publicaties uit de periode van 1960 tot en met 2010 van die protestantse auteurs uit de kring van de PKN , die zich hebben uitgesproken over de islam en de ontmoeting met moslims en daarover regelmatig gepubliceerd hebben. Ik heb mijzelf de vrijheid gegeven om in enkele gevallen literatuur van 2011 en volgende jaren te verwerken. De lijst met publicaties wordt, van jaar tot jaar, weergegeven in de bijlage, zij het zonder details, want die zijn opgenomen in de opgave van bronnen aan het einde van dit boek. De publicaties hebben betrekking op de Nederlandse situatie; een artikel van prof. dr. D.C. Mulder over de islam in Indonesië bijvoorbeeld wordt wel genoemd, maar niet behandeld. Er is naar ge- streefd om de visies van alle publicaties aan bod te laten komen; niet elke publicatie of elke auteur wordt apart behandeld. Wel wordt veel geciteerd om auteurs zelf aan het woord te laten komen. Het was niet mogelijk om alle thema’s uit de publicaties recht te doen. Gelet is op een aantal centrale theologische thema’s die altijd weer in de discussie opduiken. Want wat heeft volgens de auteurs ‘onze’ God met de islam van doen, en spreken we over dezelfde God? Welke visie is er op Jezus, op de Koran, op Mohammed? Daarover gaat het vooral, en dus worden m eer maatschappelijk thema’s als ‘islam en geweld’, ‘heilige oorlog’ of ‘de positie van vrouwen in de islam’ niet systematisch behandeld, zij het wel regelmatig genoemd. De legitimatie om deze studie in 2009 te beginnen was vooral het feit dat er op dat moment 1 geen samenvattende studie was, die theologische visies van protestanten in Nederland op de islam in de laatste halve 1 Het boek van Poorthuis en Salemink Van harem tot fitna , verscheen in 2011, maar heeft een andere insteek; het gaat vooral om de beeldvorming van de islam van zowel rooms-katholieken, protestanten en humanisten over een veel langere periode en in een brede maatschappelijke context, al zijn er raakvlakken en overlappingen.
13 1 Over dit onderzoek 1.1 A ANLEIDING EN RELEVANTIE Deze studie wil inzicht geven in theologische visies op de islam, die protestantse theologen uit de kring van de Protestantse Kerk in Nederland in de periode 1960 tot en met 2010 in hun publicaties ontvouwd hebben. Ook rapporten van de PKN zelf worden in het onderzoek betrokken. Daarnaast biedt dit boek een kritische evaluatie van die publicaties en presenteert het mijn eigen theologische visie op de dialoog met moslims en op de islam. Dit is een theologisch boek, geen historische, gods- dienstwetenschappelijke of islamologische studie. Qua methode is dit boek allereerst onderzoek van literaire bronnen; aan de hand daarvan worden vervolgens theolo- gische visies op de islam en de dialoog met moslims geschetst en becommentarieerd. Onderzocht zijn theologische publicaties uit de periode van 1960 tot en met 2010 van die protestantse auteurs uit de kring van de PKN , die zich hebben uitgesproken over de islam en de ontmoeting met moslims en daarover regelmatig gepubliceerd hebben. Ik heb mijzelf de vrijheid gegeven om in enkele gevallen literatuur van 2011 en volgende jaren te verwerken. De lijst met publicaties wordt, van jaar tot jaar, weergegeven in de bijlage, zij het zonder details, want die zijn opgenomen in de opgave van bronnen aan het einde van dit boek. De publicaties hebben betrekking op de Nederlandse situatie; een artikel van prof. dr. D.C. Mulder over de islam in Indonesië bijvoorbeeld wordt wel genoemd, maar niet behandeld. Er is naar ge- streefd om de visies van alle publicaties aan bod te laten komen; niet elke publicatie of elke auteur wordt apart behandeld. Wel wordt veel geciteerd om auteurs zelf aan het woord te laten komen. Het was niet mogelijk om alle thema’s uit de publicaties recht te doen. Gelet is op een aantal centrale theologische thema’s die altijd weer in de discussie opduiken. Want wat heeft volgens de auteurs ‘onze’ God met de islam van doen, en spreken we over dezelfde God? Welke visie is er op Jezus, op de Koran, op Mohammed? Daarover gaat het vooral, en dus worden m eer maatschappelijk thema’s als ‘islam en geweld’, ‘heilige oorlog’ of ‘de positie van vrouwen in de islam’ niet systematisch behandeld, zij het wel regelmatig genoemd. De legitimatie om deze studie in 2009 te beginnen was vooral het feit dat er op dat moment 1 geen samenvattende studie was, die theologische visies van protestanten in Nederland op de islam in de laatste halve 1 Het boek van Poorthuis en Salemink Van harem tot fitna , verscheen in 2011, maar heeft een andere insteek; het gaat vooral om de beeldvorming van de islam van zowel rooms-katholieken, protestanten en humanisten over een veel langere periode en in een brede maatschappelijke context, al zijn er raakvlakken en overlappingen.
14 eeuw beschreef. 2 De directe aanleiding was dat in de zomer van 2009 een open brief naar de synode van de Protestantse Kerk in Nederland geschreven werd. 3 De kritiek van Hebe Kohlbrugge op de islam in 2009 is analoog aan de kritiek van haar zuster Hanna in 1980 en in 1973, toen zij met Van der Werf over De ware Jozef schreef met als teneur: de islam is een valse godsdienst, waar de duivel de hand in heeft, zie nader paragraaf 2.4.1. De maatschappelijke onrust rond het optreden van Wilders en de reactie van protestantse kerkleden daarop, was voor mij ook een belangrijke re- den om in kaart te brengen hoe theologisch tegen de islam is aangekeken. In een bepaald artikel in Trouw schrijft een predikant: ‘de islam is van de duivel’. ‘Ik heb er geen pijn van als ik een foto zie van een brandende moskee’, meent een christelijk lid van Provinciale Staten; weer een ande r typeert Allah als ‘een instrument van Satan’. 4 Maar ook: in reactie op allerlei soortgelijke uitingen hadden kort daarvoor veertig predikanten en kerkelijk werkers uit Twente al een manifest gepubliceerd waarin stelling werd genomen tegen stigmatisering van moslims en de islam. 5 Heb- ben deze protesten ook een aanknopingspunt in de laatste halve eeuw? De eeuwen door zijn wereldwijd de relaties tussen christenen en moslims vooral moeizaam geweest. Al eerder onderzocht Smit de benadering van de islam door Nederlandse zendingscorporaties in de periode van 1797 tot 1951. Tijdens die perio- de was het beeld van de islam voornamelijk negatief. Dat onderzoek draagt uiteraard een ander karakter omdat het gaat om zendingswerk in de Indische kolonie. 6 Mijn studie richt zich op de beeldvorming van de islam in Nederland vanaf 1960; opmer- kelijk genoeg is in deze periode de beeldvorming bepaald niet eenvormig, maar zowel positief als negatief. De reden voor deze afbakening is als volgt: vanaf 1960 zijn er steeds meer mos- lims naar Nederland gekomen. Publiceerde men in Nederland vóór 1960 vooral over moslims in Indonesië of andere landen, na 1960 werd de ontmoeting met moslims in Nederland steeds belangrijker, zoals ook blijkt uit het aantal publicaties (zie de bij- lage). In de jaren vanaf 1978 is er meer aandacht gekomen voor de theologische doordenking van de ontmoeting met moslims. Zo verscheen in 1978 een boek over een theologie van de islam 7 en werd een jaar later in 1979 binnen de Raad van Ker- ken in Nederland de sectie ‘Relatie met Wereldgodsdiensten’ opgericht. 8 Na 11 september 2001, toen de aanslagen in New York en elders in de U.S.A. gepleegd werden, veranderde de toon in een aantal publicaties; die werd kritischer over mos- 2 In de NRC van 6 december 2009 pleitte Slomp voor meer onderzoek op het terrein van de ontmoeting tussen christenen en moslims en schrijft dan onder meer: ‘Dit sociologisch onderzoek zou moeten worden uitgebreid met een theologisch onderzoek naar de wederzijdse theologische opvattingen over elkaars godsdienst’. Er zijn overigens wel studies waarin geëvalueerd wordt hoe men in het westen theologisch tegen de islam heeft aangekeken, zie bijvoorbeeld Hock, 1986. 3 Gedoeld wordt op de brief van Hebe Kohlbrugge c.s., 2009a: ‘De PKN en het gesprek met de Islam’, www. woordenmetzielenzin.nl/openbrief (bezocht 4 september 2009) of Begrip 35(2009)4. 4 Zie voor alle citaten Trouw, 26 november 2009. 5Trouw , 25 november 2009. 6 Smit, 1995. 7 Wessels, 1978a, ook al is de eigenlijke aanzet pas in het laatste hoofdstuk te vinden. 8 Slomp en Van Schaik-van Schijndel, 1987, p. 25. 15 lims. 9 Door de vele (zelfmoord)aanslagen in de jaren 2001 tot heden is de situatie er nog veel gecompliceerder op geworden. Het is duidelijk dat de periode vanaf 1960 tot en met 2010 een veelkleurig palet vertoont. De relevantie van deze studie is als volgt: de kerk is ermee gediend te kunnen beschikken over een kritische studie waarin de literatuur en de ontwikkelingen van de laatste halve eeuw op het punt van de dialoog met moslims en theologische visies op de islam worden samengevat en, in het tweede deel, becommentarieerd. Dat zou mensen, betrokken bij de dialoog met moslims, kunnen stimuleren om de moed niet op te geven, een tandje bij te zetten of te evalueren of men op de goede weg is. Door de verontrusting over de islam te bespreken en kritisch te evalueren ontkomt men aan de verdenking een naïef optimisme over de islam te willen uitdragen, maar ook wordt zo populistische stemmingmakerij vermeden. De kerk is immers ook een plaats gebleken waar men, vanuit bepaalde theologische visies, trachtte en tracht moslims terzijde te staan en waar het gesprek met moslims gestimuleerd werd en wordt. 10 Die plek dient de kerk te behouden. Juist kerken dienen een voortrekkersrol te vervullen in de interreligieuze dialoog, ‘omdat kerkelijke mensen er ervaring mee hebben, en omdat ze geen neutraal standpunt proberen in te nemen’. 11 De maatschappelijke relevantie is minstens even groot: het is voor moslims niet eenvoudiger geworden om zich in onze maatschappij te handhaven, zeker niet na de aanslagen op 11 september 2001. Moslims worden al gauw als fundamentalistisch en militant weggezet. De moord op Theo van Gogh door Mohammed B., het optre- den van Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders, de strijd van de Taliban, de vele aansla- gen van terroristen overal ter wereld, al of niet verbonden met Al Qaida, IS of Boko Haram hebben een klimaat geschapen waarin het steeds vanzelfsprekender leek en lijkt om moslims verdacht te maken. Zelfs worden van regeringswege maatregelen genomen die op dat klimaat inspelen, door bijvoorbeeld de immigratie van islamiti- sche bruiden te beperken of door preventief families te verhinderen naar brandhaar- den te vertrekken. De houding jegens moslims is verhard, in toenemende mate. Het hardnekkig betitelen van de islam als een ‘ideologie’ door Wilders is allesbehalve onschuldig, het is integendeel een teken aan de wand. 12 De rijke ervaring van de 9 Aantoonbaar zijn na die datum veel groepen ontstaan van moslims en christenen, die het gesprek zoch- ten om samen de nieuwe situatie onder ogen te zien, zie o.a. Dane en De Jong-van den Berg, 2009, p. 74 en 94 en Idema, 2006, p. 7. Boeken als van Dekkers, 2002; Van Bommel, Houtepen e.a., 2002; Van Eck, 2003; Bouayadi-van de Wetering en Vroom, 2008, o.a. p. 125, reageren op de nieuwe situatie en ook artikelen zoals van Witvliet, 2002; Visser, 2004b; Küster, 2006 en Vellenga, 2008a. Een stevige reactie kwam van Schaaf en Jongeneel, z.j. Zie daarvoor paragraaf 2.8. over Jongeneel. 10 Landman, 1992, beschrijft in hoofdstuk 12 de rol en reactie van de kerken op de komst van de moslims; cf. Slomp, 1981a. Ook kan gedacht worden aan de gastvrijheid van het christelijk onderwijs, zie Kraan, 1993, p. 127. 11 Aldus Poorthuis in ‘De samenleving valt niet uit elkaar’, Trouw, 6 april 2011. 12Trouw , 4 september 2010, schreef op de voorpagina rond de formatie van een kabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van Wilders, dat de basis van het minderheidskabinet zou zijn een verklaring om ‘de uiteenlopende ideologische opvattingen over de islam van elkaar te accepteren’. Men zou er een aanwijzing in kunnen zien dat VVD en CDA zich op een hellend vlak bevinden omdat ze spreken over ‘ideologische opvattingen’, al noemen ze de islam (ook) nog steeds een godsdienst. Overigens noemde
14 eeuw beschreef. 2 De directe aanleiding was dat in de zomer van 2009 een open brief naar de synode van de Protestantse Kerk in Nederland geschreven werd. 3 De kritiek van Hebe Kohlbrugge op de islam in 2009 is analoog aan de kritiek van haar zuster Hanna in 1980 en in 1973, toen zij met Van der Werf over De ware Jozef schreef met als teneur: de islam is een valse godsdienst, waar de duivel de hand in heeft, zie nader paragraaf 2.4.1. De maatschappelijke onrust rond het optreden van Wilders en de reactie van protestantse kerkleden daarop, was voor mij ook een belangrijke re- den om in kaart te brengen hoe theologisch tegen de islam is aangekeken. In een bepaald artikel in Trouw schrijft een predikant: ‘de islam is van de duivel’. ‘Ik heb er geen pijn van als ik een foto zie van een brandende moskee’, meent een christelijk lid van Provinciale Staten; weer een ande r typeert Allah als ‘een instrument van Satan’. 4 Maar ook: in reactie op allerlei soortgelijke uitingen hadden kort daarvoor veertig predikanten en kerkelijk werkers uit Twente al een manifest gepubliceerd waarin stelling werd genomen tegen stigmatisering van moslims en de islam. 5 Heb- ben deze protesten ook een aanknopingspunt in de laatste halve eeuw? De eeuwen door zijn wereldwijd de relaties tussen christenen en moslims vooral moeizaam geweest. Al eerder onderzocht Smit de benadering van de islam door Nederlandse zendingscorporaties in de periode van 1797 tot 1951. Tijdens die perio- de was het beeld van de islam voornamelijk negatief. Dat onderzoek draagt uiteraard een ander karakter omdat het gaat om zendingswerk in de Indische kolonie. 6 Mijn studie richt zich op de beeldvorming van de islam in Nederland vanaf 1960; opmer- kelijk genoeg is in deze periode de beeldvorming bepaald niet eenvormig, maar zowel positief als negatief. De reden voor deze afbakening is als volgt: vanaf 1960 zijn er steeds meer mos- lims naar Nederland gekomen. Publiceerde men in Nederland vóór 1960 vooral over moslims in Indonesië of andere landen, na 1960 werd de ontmoeting met moslims in Nederland steeds belangrijker, zoals ook blijkt uit het aantal publicaties (zie de bij- lage). In de jaren vanaf 1978 is er meer aandacht gekomen voor de theologische doordenking van de ontmoeting met moslims. Zo verscheen in 1978 een boek over een theologie van de islam 7 en werd een jaar later in 1979 binnen de Raad van Ker- ken in Nederland de sectie ‘Relatie met Wereldgodsdiensten’ opgericht. 8 Na 11 september 2001, toen de aanslagen in New York en elders in de U.S.A. gepleegd werden, veranderde de toon in een aantal publicaties; die werd kritischer over mos- 2 In de NRC van 6 december 2009 pleitte Slomp voor meer onderzoek op het terrein van de ontmoeting tussen christenen en moslims en schrijft dan onder meer: ‘Dit sociologisch onderzoek zou moeten worden uitgebreid met een theologisch onderzoek naar de wederzijdse theologische opvattingen over elkaars godsdienst’. Er zijn overigens wel studies waarin geëvalueerd wordt hoe men in het westen theologisch tegen de islam heeft aangekeken, zie bijvoorbeeld Hock, 1986. 3 Gedoeld wordt op de brief van Hebe Kohlbrugge c.s., 2009a: ‘De PKN en het gesprek met de Islam’, www. woordenmetzielenzin.nl/openbrief (bezocht 4 september 2009) of Begrip 35(2009)4. 4 Zie voor alle citaten Trouw, 26 november 2009. 5Trouw , 25 november 2009. 6 Smit, 1995. 7 Wessels, 1978a, ook al is de eigenlijke aanzet pas in het laatste hoofdstuk te vinden. 8 Slomp en Van Schaik-van Schijndel, 1987, p. 25. 15 lims. 9 Door de vele (zelfmoord)aanslagen in de jaren 2001 tot heden is de situatie er nog veel gecompliceerder op geworden. Het is duidelijk dat de periode vanaf 1960 tot en met 2010 een veelkleurig palet vertoont. De relevantie van deze studie is als volgt: de kerk is ermee gediend te kunnen beschikken over een kritische studie waarin de literatuur en de ontwikkelingen van de laatste halve eeuw op het punt van de dialoog met moslims en theologische visies op de islam worden samengevat en, in het tweede deel, becommentarieerd. Dat zou mensen, betrokken bij de dialoog met moslims, kunnen stimuleren om de moed niet op te geven, een tandje bij te zetten of te evalueren of men op de goede weg is. Door de verontrusting over de islam te bespreken en kritisch te evalueren ontkomt men aan de verdenking een naïef optimisme over de islam te willen uitdragen, maar ook wordt zo populistische stemmingmakerij vermeden. De kerk is immers ook een plaats gebleken waar men, vanuit bepaalde theologische visies, trachtte en tracht moslims terzijde te staan en waar het gesprek met moslims gestimuleerd werd en wordt. 10 Die plek dient de kerk te behouden. Juist kerken dienen een voortrekkersrol te vervullen in de interreligieuze dialoog, ‘omdat kerkelijke mensen er ervaring mee hebben, en omdat ze geen neutraal standpunt proberen in te nemen’. 11 De maatschappelijke relevantie is minstens even groot: het is voor moslims niet eenvoudiger geworden om zich in onze maatschappij te handhaven, zeker niet na de aanslagen op 11 september 2001. Moslims worden al gauw als fundamentalistisch en militant weggezet. De moord op Theo van Gogh door Mohammed B., het optre- den van Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders, de strijd van de Taliban, de vele aansla- gen van terroristen overal ter wereld, al of niet verbonden met Al Qaida, IS of Boko Haram hebben een klimaat geschapen waarin het steeds vanzelfsprekender leek en lijkt om moslims verdacht te maken. Zelfs worden van regeringswege maatregelen genomen die op dat klimaat inspelen, door bijvoorbeeld de immigratie van islamiti- sche bruiden te beperken of door preventief families te verhinderen naar brandhaar- den te vertrekken. De houding jegens moslims is verhard, in toenemende mate. Het hardnekkig betitelen van de islam als een ‘ideologie’ door Wilders is allesbehalve onschuldig, het is integendeel een teken aan de wand. 12 De rijke ervaring van de 9 Aantoonbaar zijn na die datum veel groepen ontstaan van moslims en christenen, die het gesprek zoch- ten om samen de nieuwe situatie onder ogen te zien, zie o.a. Dane en De Jong-van den Berg, 2009, p. 74 en 94 en Idema, 2006, p. 7. Boeken als van Dekkers, 2002; Van Bommel, Houtepen e.a., 2002; Van Eck, 2003; Bouayadi-van de Wetering en Vroom, 2008, o.a. p. 125, reageren op de nieuwe situatie en ook artikelen zoals van Witvliet, 2002; Visser, 2004b; Küster, 2006 en Vellenga, 2008a. Een stevige reactie kwam van Schaaf en Jongeneel, z.j. Zie daarvoor paragraaf 2.8. over Jongeneel. 10 Landman, 1992, beschrijft in hoofdstuk 12 de rol en reactie van de kerken op de komst van de moslims; cf. Slomp, 1981a. Ook kan gedacht worden aan de gastvrijheid van het christelijk onderwijs, zie Kraan, 1993, p. 127. 11 Aldus Poorthuis in ‘De samenleving valt niet uit elkaar’, Trouw, 6 april 2011. 12Trouw , 4 september 2010, schreef op de voorpagina rond de formatie van een kabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van Wilders, dat de basis van het minderheidskabinet zou zijn een verklaring om ‘de uiteenlopende ideologische opvattingen over de islam van elkaar te accepteren’. Men zou er een aanwijzing in kunnen zien dat VVD en CDA zich op een hellend vlak bevinden omdat ze spreken over ‘ideologische opvattingen’, al noemen ze de islam (ook) nog steeds een godsdienst. Overigens noemde