Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.Het volk van Israël woont in Egypte. Maar daar is het niet jn. ‘Kom’, zegt de HEERE. ‘Ik breng jullie naar een ander land.’ Daar gaan de Israëlieten. Mozes loopt voorop. Opeens kunnen ze niet verder. Voor hen ligt de zee, naast hen zijn hoge bergen en achter hen … ‘Help!’ roepen de Israëlieten, ‘soldaten!’ ‘Niet bang zijn’, zegt Mozes. ‘De HEERE zal ons helpen.’ Mozes houdt zijn staf boven het water. Kijk, er komt een pad, dwars door de zee! Iedereen kan veilig naar de overkant. BWmozes.indd 2BWmozes.indd 2 14-07-21 12:4714-07-21 12:47
BWmozes.indd 3BWmozes.indd 3 14-07-21 12:4714-07-21 12:47
BWmozes.indd 4BWmozes.indd 4 14-07-21 12:4714-07-21 12:47
De Israëlieten reizen verder door de woestijn. Ze mopperen. ‘Het is heet en we hebben dorst.’ Mozes bidt: ‘HEERE, wat moet ik doen?’ ‘Ga met het volk naar Elim’, zegt de HEERE. In Elim staan bomen die schaduw geven. Ook is er genoeg water om te drinken. De Israëlieten zetten hun tenten op. Na een tijdje moeten ze weer gaan, want ze zijn nog niet in het nieuwe land. ‘Mozes?’ klagen ze, ‘we hebben honger.’ Het regent kleine, witte korreltjes. ‘Wat is dit?’ vragen de mensen. ‘Dit is brood uit de hemel’, vertelt Mozes. ‘Raap het maar op. Er is genoeg voor iedereen.’ BWmozes.indd 5BWmozes.indd 5 14-07-21 12:4714-07-21 12:47