Inhoud Het begin 6 Toen ... 8 Zon en sterren 9 Vissen in de zee 10 Al Gods schepsels 12 Adam en Eva 14 De eerste tuin 16 Verboden 18 Weg uit de tuin 20 Noach bouwt een ark 22 De hoogste toren 28 Abraham verlaat zijn huis 30 Een baby voor Sara 32 Een vrouw voor Isaak 34Een tweeling! 36 Jakobs droom 38 Jozef de dromer 40 Mozes redt zijn volk 48 Leefregels 56 Door de rivier 58 Een stad stort in 60 Een bange soldaat 62 De man met lang haar 64 De vriendelijke boer 66 Samuel luistert naar God 68 Een koning voor Israël 72 Een andere koning 74 David verslaat een reus 76
David loopt weg 78 De wijste koning 80 Een tempel voor God 84 Eten uit de lucht 86 Heel veel olie 88 Een nare ziekte 90 Een dappere koningin 92 Gered van de leeuwen! 94 Gered! 96 De eerste kerst 98 Kwijt! 108 Een nieuw begin 110 Johannes doopt Jezus 112 Jezus’ team 114Water wordt wijn 118 Een blinde kan weer zien 120 Dank U! 122 Een ziek meisje 124 Een man door het dak 126 Een hongerige menigte 128 Een wandeling op het meer 130 De verloren zoon 132 De behulpzame vreemdeling 134 Het verloren schaap 136 Jezus en de kinderen 138 De storm 139 Een klein mannetje 140 Het eerste paasfeest 142
6 Het begin In het begin maakte God de hemel en de aarde. Alles was helemaal donker. Daarom zei God: ‘Laat er licht zijn!’ En er was licht. God zag dat het goed was. En dat was de eerste dag.
8 Toen ... Op de tweede dag vulde God de zee met water en de lucht met wolken. Op de derde dag maakte Hij land, zeeën en rivieren. God zei: ‘Laat de aarde groen worden!’ Gras, bomen en bloemen kwamen op. En God zag dat alles goed was.
9 Zon en sterren Op de vierde dag hing God de zon in de lucht om de aarde te verwarmen. De nacht was heel donker, dus maakte God de maan en de sterren in de hemel. Toen maakte Hij de lente, zomer, herfst en winter. Alles was goed.
Vissen in de zee Op de vijfde dag maakte God alle zeedieren: haaien en schildpadden; schelpdieren en krabben.En God maakte alle vogels en insecten: adelaars en musjes; wespen, vliegen en bijen. Vliegende dingen in allerlei vormen en maten. God zag dat alles goed was.
12 Al Gods schepsels Op dag zes zei God: ‘Laat er leven zijn op het land!’ Hij maakte honden, paarden en kamelen; leeuwen, hagedissen en slakken; wormen, panda’s en wrattenzwijnen.
13 En God zag dat het goed was.Alles was goed. Maar er waren geen mensen!
14 Adam en Eva Daarom zei God: ‘Ik zal mensen maken.’God maakte de eerste man, Adam. En de eerste vrouw, Eva .
‘Maak nu samen een familie!’zei God tegen hen. ‘En laat die zich over de hele wereld verspreiden.’