140 mm140 mm 39,9 mm 210 mm CMY K D ecember 1938. Op het allerlaatste moment lukt het de bijna elf- jarige Ziska en haar ouders om Berlijn en nazi-Duitsland te ont- vluchten. Een oceaanstomer brengt de Joodse familie naar Shanghai. Ziska beschrijft de onvoorstelbare armoede waarin ze terechtkomt en de vele gedachten die ze ver van huis heeft over ergens bij ho- ren, over geloof en schuld, over vriendschap. Ondertussen komt de wrede oorlog tussen Japan en China dichtbij. Een oorlog die al heel snel uitloopt op een wereldoorlog. Met Nanking Road presenteert Anne Voorhoeve een alternatieve ge- schiedenis voor dezelfde hoofdpersoon als in haar veelgeprezen de- buut Liverpool Street: Wat als Ziska niet gevlucht was naar Engeland, maar naar China? Beide verhalen kruipen onder je huid… De pers over Liverpool Street: ‘Een dramatisch epos dat niemand onberoerd laat.’ – Frankfurter Allgemeine Zeitung ‘Aanrader, voor jong en oud.’ – Leestafel En daar sta je dan opeens moederziel alleen in Shanghai www.uitgeverijcallenbach.nl ISBN 978 90 266 1425 5 NUR 285
Anne Voorhoeve N ANKING R OAD Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 3
I Met de wolf op de hielen (1938-1939) Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 5
1 E en vriendin zoals Rebekka Liebich zou ik waarschijnlijk nooit meer vinden. Ze fronste haar voorhoofd, klemde het puntje van haar tong tussen haar lippen en mikte koel- bloedig op het topje van haar linker middelvinger. Heel even zag ik haar aarzelen. Toen prikte ze. O nee, dacht ik. Nu ben ik aan de beurt! Voor mijn moeder was het iets vanzelfsprekends dat er van twee vriendinnen altijd eentje was die het voortouw nam – die leidde, führtehad Mamu eigenlijk willen zeggen, voordat ze zich nog net op tijd gerealiseerd had dat niets wat van het woord Führerafgeleid was, binnen ons gezin nog in de mond genomen mocht worden. Zelfs zijn naam werd door ons nooit genoemd. Voor ons was hij enkel de Fü. En ongetwijfeld was mijn moeder zelf, sinds ze kon lopen, degene geweest achter wie de rest aan had mogen rennen – eerst haar vriendinnen, later papa en ik. Maar al op de kleuter- school was het bij Bekka en mij helaas andersom geweest. Wanneer Bekka vooropliep, kon je alleen maar hopen dat je er zelf door een gelukkig toeval nog onderuit kon komen. Zoals tijdens de laatste keer, toen slechts het onverwachte opduiken van die oude mopperkont Bergmann ervoor ge- zorgd had dat ik niet vanaf de derde verdieping in een boom had hoeven springen. Bezorgd vroeg ik me dan ook af wat er 7 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 7
– zonder Bekka – vanaf morgen van mij moest terechtkomen. ‘Kom op, doe het dan!’ droeg mijn vriendin me nu op. ‘Of zal ik…?’ Ik stak mijn hand uit en met een bemoedigend knikje legde ze het mes erin. Aan het puntje kleefde nog een druppeltje van haar bloed, een aanblik die mijn knieën week maakte. Nooit had ik gedacht dat Bekka’s moeder, die zachtaardige mevrouw Liebich, zo onverantwoordelijk was dat ze een scherp mes zomaar liet rondslingeren! Ze leek echt geen flauw benul te hebben van de dingen waartoe haar dochter in staat was, wat meteen resulteerde in het feit dat ze dus helaas ook niet op het slimme idee zou komen om af en toe even ter controle haar neus om de hoek van de deur te steken. Terwijl die deur nota bene al op een kiertje stond. Ik kon de zachte stemmen van de volwassenen in de woonkamer horen – die van de Liebichs en die van mijn eigen ouders, het was tenslotte ook hun laatste avond samen. Maar helaas, enige steun was in geen velden of wegen te bekennen. ‘Ik vind de methode van de oude Germanen eigenlijk wel goed genoeg,’ deed ik nog een laatste zwakke poging om er- onderuit te komen. Bekka zuchtte. ‘Maar wij zijn geen Germanen, Ziska.’ ‘Ben ik dan soms wel een vampier?’ protesteerde ik. Bekka leunde geduldig achterover, haar middelvinger, waar- op een drupje bloed glansde, afwachtend omhoog gestoken. Uit ervaring wist ze al dat ze geen moeite hoefde te nemen om te antwoorden, aangezien haar vriendin Ziska uiteindelijk toch wel overstag zou gaan. Dat deed ze tenslotte altijd, niet- waar? Voor het eerst vroeg ik me af hoe Bekka zich mij zou gaan herinneren – en hoe zorgwekkend het eigenlijk was dat noch 8 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 8
zij, noch ik ook maar een moment onze op handen zijnde scheiding ter discussie gesteld had. Allebei hadden we inmid- dels al zoveel anderen gezien, dat we allang begrepen hadden dat het niet meer ging om of, maar enkel nog om wie, wan- neer en waar naartoe.Maar toch: had niet ten minste één van ons in elk geval een keertje ‘jammer’ moeten zeggen? Plotseling kon ik me heel goed voorstellen hoe Bekka over- morgen al niet meer aan me zou denken. Hoe ze haar weg zou vervolgen, zonder ook maar één keer een blik achterom te werpen, geconcentreerd op wat er vervolgens ging gebeu- ren, alsof er nooit een Ziska in haar leven geweest was. Nadat ik vertrokken was, zou ook Bekka niet lang meer hier blijven; zij en haar broer Thomas stonden op de wachtlijst voor een kindertransport naar Engeland, met de bedoeling om hun ouders later na te laten komen. Dat was typisch Bekka, om nu al zo’n plan te hebben. Mamu en ik waren de laatste paar weken enkel bezig geweest met het verkrijgen van uitreispapieren en het vrij krijgen van papa en nu pas, nu het schip al min of meer startklaar aan de kade lag, realiseerde ik me dat onze toekomst eigenlijk nog één groot vraagteken was. Het mes weerspiegelde mijn ogen, ik zag eruit als een ge- schrokken kikker. ‘Ik zal terugtellen vanaf vijf,’ bood Bekka aan. Bloedzusters, had ze gezegd. De Germanenmethode, waarbij we ons bloed door middel van het kruisen van onze openge- sneden armen met elkaar zouden vermengen, had haar so- wieso nooit kunnen overtuigen. Dat wij, wanneer we wilden dat het zou houden, grondiger te werk moesten gaan: zoals de protestanten met het bloed van Christus! De enige keer dat Bekka met mij en mijn ouders meegegaan was naar een kerk- dienst had blijkbaar een diepe indruk op haar gemaakt, hoe- 9 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 9
wel ze niet had kunnen nalaten om op te merken dat in de beker, die haar overhandigd was, toch echt alleen maar wijn gezeten had. ‘Vijf, vier, drie, twee…’ Ik fronste mijn voorhoofd, knelde mijn tong tussen mijn lip- pen en prikte. Wanneer er ook maar een kleine kans was dat onze vriendschap, door het vermengen van ons bloed, een afstand van achtenhalfduizend kilometer zou overleven, dan zou het niet aan mij liggen. Bovendien wilde ik niet dat Bekka zich mij als een lafaard zou herinneren. Helaas zou noch het prikken, noch de bloeddruppel die Bekka vervolgens vakkundig uit mijn middelvinger perste, veel uit- maken. Onwillekeurig wierp ik opnieuw een hoopvolle, sme- kende blik op de deur, maar tevergeefs, het gemurmel van de volwassenen klonk nog even indringend en bedrukt, ze wa - ren ons duidelijk vergeten. ‘Dat van mij is alweer bijna gestold,’ zei Bekka, waarna ze de procedure aanmerkelijk versnelde – nog langer aarzelen zou onverantwoord geweest zijn. Bekka’s vinger was nog maar amper voor mijn gezicht verschenen, of mijn mond opende zich al bijna vanzelf, waarna ik een naar metaal smakende substantie op mijn tong voelde, terwijl tegelijkertijd zo en- thousiast op mijn eigen vinger gezogen werd, dat ik het tot in mijn tenen voelde. Ik deed mijn best om me groot te houden, maar de tranen sprongen me in de ogen. Terwijl ik ze weg knipperde, zag ik plotseling Bekka’s oudere broer in de deuropening staan. Thomas was even donker en stil als Bekka blond en uitbundig was, en aan zijn gezichts - uitdrukking te zien toen hij ons daar allebei op de vloer zag zitten – ieder met een vinger van de ander in de mond, ik nog met het mes in de hand – vroeg hij zich af of hij en zijn zusje überhaupt familie van elkaar waren. 10 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 10
Bekka trok haar hand terug en keek hem uitdagend aan. ‘Of jullie nog zin in een toetje hebben,’ zei Thomas. Mijn moeder had even getwijfeld of ze de uitnodiging voor het avondeten wel moest aannemen. Bekka’s ouders waren in Mamu’s ogen behoorlijk arm en omdat ze het altijd zo behen- dig wisten te verbergen, had ik er pas iets van gemerkt nadat mijn moeder het gezegd had. Eerder was het me nooit zo op- gevallen dat de waardevolle tapijten een voor een vervangen werden door bruine, afgetrapte lopers, waardoorheen de vloer- planken te zien waren. Dat, waar eens olieschilderijen gehan- gen hadden, nu tekeningen van Bekka aan de muur geprikt werden, had ik toegeschreven aan het feit dat ze gewoon haar artistieke talent bewonderden en het verdwijnen van de con- certvleugel was in mijn ogen omdat ze gewoon meer ruimte wilden. In plaats van de vleugel stond er nu een gammele piano met rammelende, vergeelde toetsen, die soms minuten- lang bleven hangen wanneer Thomas zijn preludes oefende, maar voor mij maakte dat niet uit: wanneer Thomas speelde, klonk elk muziekinstrument even prachtig. Toen Bekka en ik achter Thomas aan de woonkamer inslen- terden, stond er al een kom pudding op tafel met koffie en een alcoholische versnapering voor de volwassenen. Mamu vroeg uit louter gewoonte: ‘En, wat hebben jullie allemaal uit- gespookt?’ ‘Reisvoorbereidingen,’ antwoordde Bekka en verbaasd reali- seerde ik me dat ik me daadwerkelijk voorbereidbegon te voe- len! Mijn vertrek kon Bekka toch ook niet helemaal onver- schillig laten, aangezien zij het immers geweest was die erop had gestaan dat we als bloedzusters uit elkaar zouden gaan, voor altijd verbonden door een heilig ritueel. Een piepklein deel van Bekka was op dat moment onderweg door mijn li- 11 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 11
chaam, liet hier wat moed achter, daar een spoortje vastberaden- heid en ergens anders misschien wel de basis voor een plan. Voor het eerst sinds onze koffers verzegeld waren – zodat we niet op het idee konden komen om op het laatste moment nog waardevolle spullen het land uit te smokkelen – voelde ik me klaar voor vertrek. Meneer Liebich schudde zijn hoofd. ‘Niemand kan voorbereid zijn op dat daar,’ beweerde hij, nadat de pudding verdeeld was. ‘Begrijp me niet verkeerd: ik weet dat er geen andere mogelijkheid is. Maar China is toch nog altijd in oorlog met Japan?’ ‘Dat klopt, maar de buitenlanders in de internationale sector lopen geen gevaar. Het is extraterritoriaal gebied, vergelijk- baar met een buitenlandse ambassade, en Japan erkent dat ook. De Britten en Amerikanen hebben het er voor het zeggen. Er is blijkbaar ook een Franse sector, met dezelfde rechten.’ ‘En waarvan denken jullie daar te gaan leven?’ ‘Waarvan moeten we hier leven?’ antwoordde papa. ‘Ik mag niet meer werken – net als u immers, al jaren niet meer. Er- gens anders hebben ze misschien nog wel behoefte aan ad- vocaten.’ ‘Bovendien ben ik er ook nog,’ viel Mamu hem bij. ‘Voor ons huwelijk heb ik mijn steno- en typediploma gehaald en ver- geet niet dat we ook onze container nog hebben!’ Ze boog zich naar voren. ‘Terwijl wij hier zitten te praten,’ ver- trouwde ze mevrouw Liebich toe, ‘is onze container vol meu- bels, tapijten, serviesgoed en beddengoed al onderweg naar Genua. Alles, wat we na de pogrom uit onze woning hebben kunnen redden, gaat mee op het schip! Daar in China schij- nen die spullen een vermogen waard te zijn.’ Mevrouw Liebichs mond vormde zich tot een verbaasd ‘O!’ ‘Mijn Meissen-porselein zit er helaas niet meer bij,’ ging Mamu 12 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 12
verder. ‘Wat heel gebleven is, hebben ze in beslag genomen, dat tuig. De sieraden tegen een spotprijs weg geroofd, onze rekeningen geblokkeerd… Tien rijksmark mogen we per per- soon meenemen, tien rijksmark! Maar we zullen ze eens wat laten zien, dat zweer ik. Mijn familie zal niet hoeven bedelen!’ Ze merkte dat haar hand zich tot een vuist gebald had en liet hem verlegen in haar schoot vallen, waarna ze er met haar andere hand overheen streek. ‘Wanneer iemand het redt, dan zijn jullie het wel,’ zei mevrouw Liebich troostend. Angstig antwoordde Mamu: ‘Als we de grens maar eenmaal over zijn!’ waarbij ze voor zo ongeveer de twintigste keer een blik op de staande klok wierp. Die stond op half tien, ver voorbij de bedtijd van zowel Bekka als mij, maar ik wist dat dit niet de reden was waarom Mamu al de hele avond de tijd in de gaten hield. ‘En jullie?’ vroeg papa. Bekka’s moeder kromp zichtbaar een beetje in elkaar. En Mamu ook, want wanneer een gezin te weinig geld bezat om zichzelf in veiligheid te brengen, dan vermeed je dat thema meestal liever – tenzij je in de positie was om te helpen. Mamu had mij al uitgelegd dat, zelfs wanneer ons eigen spaargeld niet helemaal was opgegaan aan de rijksvluchtbelasting, eerst mijn tante en haar gezin aan de beurt geweest zouden zijn. Het was meneer Liebich die antwoordde: ‘De kinderen gaan naar Engeland. Dat is het belangrijkste.’ ‘Behalve dan dat we jullie laten nakomen, bedoel je,’ zei Bekka meteen. ‘Ik heb al een brief aan Silke Weinstein geschreven. Zij heeft vanuit Engeland voor een werkvergunning voor haar ouders gezorgd en kan mij dus precies vertellen hoe je dat moet aanpakken.’ ‘Dat is jou vast wel toevertrouwd,’ antwoordde Mamu glim- 13 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 13
lachend, waarop Bekka, die mijn moeder adoreerde, van vreugde begon te blozen en meneer Liebich zijn rug rechtte. ‘Wat er ook gebeurt,’ zei hij, ‘laten we vooral niet de moed verliezen. We gaan gewoon verder en vinden wel een weg. Uiteindelijk breken er vast wel weer betere tijden aan – dat is altijd zo geweest,’ voegde hij er duidelijk zachter aan toe. ‘Amen,’ hoorde ik Mamu murmelen. Het klonk als een sein om op te breken en werd blijkbaar ook zo opgevat, aangezien meneer Liebich zich over de knieën wreef en mevrouw Liebich met een hand de kruimels van de tafel bij elkaar begon te vegen. Maar omdat mijn ouders van tevoren met elkaar afgesproken hadden dat ze in geen geval voor tien uur zouden vertrekken, ontstond er een on- gemakkelijke stilte. ‘Thomas, waarom speel je niet even iets voor ons?’ vroeg me- vrouw Liebich ten slotte, terwijl ze weer achterover leunde. Zo hoefde niemand te praten over dingen waar ze het liefst niet eens aan zouden denken en werd deze laatste avond van ons oude leven begeleid door etudes van Chopin, en wierp de lamp boven op de piano schaduwen door de kamer, waar- door het leek alsof die wiegde op de muziek. Hij had best een wat vrolijkere melodie kunnen uitzoeken, dacht ik, terwijl de volwassenen heimelijk een traantje wegpinkten. Ik begreep dat Bekka’s broer in gedachten bij de niet uitgesproken woor- den was, en nog lang niet bij het afscheid. Bekka zat naast hem op de pianokruk om de bladzijdes om te slaan. Ook zij had ooit pianoles gehad, maar toen ze gemerkt had dat haar talent niet kon tippen aan dat van Thomas, had ze er al gauw de brui aan gegeven. Gelukkig waren wij twee nooit elkaars concurrenten geweest; behalve met hardlopen was ik nergens echt goed in. Dat was mijn laatste beeld van hen: hun hoofden dicht bij 14 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 14
elkaar, aandachtig, luisterend, en Bekka’s vlecht, die langs Thomas’ schouder streek, telkens wanneer ze zich naar de bladmuziek boog. Plotseling had ik de behoefte om elk detail precies te onthouden, maar hoe meer ik in me opnam – het vertrouwde beeld van enkele plukken haar die zich in de loop van de avond uit Bekka’s vlecht losgemaakt hadden, de trots op mevrouw Liebichs gezicht, meneer Liebichs beslagen bril – hoe onbegrijpelijker het naderende afscheid werd, ter- wijl ik juist gedacht had dat ik eindelijk een beetje aan de ge- dachte gewend geraakt was. In dit huis was ik altijd welkom geweest, op deze eettafel was zo vaak een extra bord voor mij neergezet. In deze woning had ik nooit iets gemerkt van armoede, omdat het er altijd warm, liefdevol en vrolijk aan toegegaan was. Behalve dan daarna, natuurlijk. Sinds de pogrom in novem- ber was het nergens in de stad meer warm en vrolijk; het zat in de dakgoten, tussen de stoeptegels, het was als een soort voorbode van een nieuw jaargetijde, dat niet op de kalender stond. Slechts één ding was nog onbegrijpelijker dan het ver- trek: het achterlaten van de familie Liebich, en plotseling zag ik vreselijk op tegen het afscheid, mijn voorhoofd voelde koud aan, elk haartje op mijn armen richtte zich op in protest. Eindelijk kwam Thomas tot inzicht en speelde een lichtere, vrolijkere melodie, die nog lang in mijn hoofd zou blijven hangen. Toen we al in de deuropening stonden sprak meneer Liebich nog een reiszegen uit, wat mijn ouders een beetje in verlegen- heid bracht. De hele avond hadden de Liebichs tactvol het feit genegeerd dat wij tot de gedooptenbehoorden: Joden, die eigenlijk geen Joden meer waren. Nu zei mevrouw Liebich zacht: ‘Wie weet komt het jullie nog een keer van pas.’ Mijn bloedzuster deed me een plezier door het kort te hou- 15 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 15
den: ‘Mocht je eens een moment niet zeeziek in je kajuit lig- gen, stuur me dan een keer een kaartje van onderweg! Ik heb in de atlas gezien dat er meerdere grote havensteden langs jullie route liggen.’ Een laatste keer door de Silbersteinstraße. Een laatste keer de verlichting van de tram, hoofden, hoeden, kranten, daarna de achterlichten die zich langzaam verwijderden. Verderop, kort voor station Hermannstraße, sprong een licht op groen. Het traject van de tram splitste onze wijk in een deel daarvoor en een deel daarna. Wilde je naar het deel van de Hermann- straße, waarin mijn ouders en ik tot november gewoond had- den, dan moest je de brug over. Het was niet moeilijk om je voor te stellen dat het meer was dan alleen een brug, dat het de grens was naar een vreemd land. Sinds ze ons uit onze woning gegooid hadden, was ik niet meer aan die kant ge- weest. Ik wist niet eens of er alweer nieuwe huurders woon- den, of er inmiddels een ander kind vanuit het raam aan de achterkant op de derde verdieping naar de berk keek. Mijn berk, waaraan ik mijn leven te danken had! Daarvan was ik heilig overtuigd, hoewel Mamu mijn boze dromen probeerde te verjagen door te beweren dat de Wolf mij heus niets ge- daan zou hebben, dat hij enkel haar en papa bang had willen maken. En dat zijn ogen niet geel geweest waren – hoe kwam ik daarbij? Zij kon het weten, zij had hem tenslotte van dicht- bij gezien toen hij haar sloeg, zij kon zich zijn gezicht nog precies herinneren. We liepen zo snel mogelijk, om niemand de gelegenheid te geven om papa te herkennen. Je hoorde wel vaker van men- sen die nog op de avond voor hun emigratie opgehaald wa - ren; de Gestapo was, zoals Mamu maar bleef benadrukken, precies op de hoogte van alle reisplannen. Ik stelde me voor 16 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 16
hoe ze achter hun bureaus zaten, gebogen over stadsplatte- gronden waarop niet alleen straten en huisnummers stonden, maar ook de vertrekdata van alle Joden in de stad. Deze angst, dat er op het laatste moment toch nog iets tussen zou kunnen komen, was de reden geweest dat mijn ouders de uitnodiging uiteindelijk toch aangenomen hadden: nie- mand zou vermoeden dat we bij de Liebichs zaten. We liepen het huis van tante Ruth eerst een keer voorbij en nog een heel stuk de straat door, om er zeker van te zijn dat niemand ons volgde of ons in een portiek, auto of achter een tramhokje opwachtte. ‘We zouden nog wat door de zijstraatjes…’ opperde papa on- zeker. Mamu beet zich op haar lippen en hield het café verderop op de hoek in de gaten, waar door de open deur gebrul en ge- lach klonk; hoe dichterbij we kwamen, hoe harder het geluid werd, als een soort lood sloot het zich om onze voeten. Wat als er nu iemand naar buiten kwam en een blik op papa wierp? Zijn hoed was niet groot genoeg om te verbergen dat zijn hoofd kaalgeschoren was; en niemand in Berlijn kon zo dronken zijn om niet te weten wat dat betekende! Vlak voordat we bij het café waren verloor Mamu de moed en fluisterde dat de Gestapo toch nooit meer zo laat kwam, dat het hoogstens in de vroege ochtenduren nog een keer ris- kant kon worden, en dat we dus het beste maar gewoon naar binnen konden gaan om nog een paar uur te proberen te sla- pen voor de lange reis. Toch liet ze mij voor de zekerheid voorgaan om te kijken of het trappenhuis leeg was. Zo zacht mogelijk sloop ik de trap op, waarbij ik mijn uiterste best deed om aan Bekka’s bemoe- digende bloeddruppel te denken, die op dat moment waar- schijnlijk al zijn uiterste best in mijn lichaam deed. Het afge- 17 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 17
sproken signaal was om het licht in de badkamer, die aan de straatkant lag, aan te doen. Het huis waarin tante Ruth woonde, zag er bijna precies het- zelfde uit als het huis waarin ik tot voor kort nog gewoond had, aangezien de meeste huizen in onze buurt rond dezelfde tijd, de eeuwwisseling, gebouwd waren. Maar in tegenstelling tot ons eigen huis wist ik hier niet wie er achter alle deuren woonden. Het was inmiddels al meer dan vier weken gele- den sinds we hier overhaast onze intrek hadden genomen, maar ik had nog maar zelden iemand gezien. Ik had geen idee wie ons vijandig gezind was, zoals die oude Bergmann vroeger, wie het niets kon schelen, of wie ons misschien zo- waar wel geholpen zou hebben. Zou hier ook een Christine wonen? Zo ja, dan zou ik haar dus niet meer leren kennen. Nog maar negen uur! Nee, achtenhalf zelfs, bijna was het ons gelukt. ‘Erik heeft anderhalf uur op jullie zitten wachten,’ klonk tante Ruths geërgerde stem vanuit de woonkamer, zodra ik nog maar amper een voet over de drempel had gezet. Mamu’s zus had ons met zoveel tegenzin in haar huis opge- nomen, dat ik eigenlijk verwacht had dat ze blij en dankbaar zou zijn, zodra ze ons weer kwijt zou zijn, maar het tegendeel bleek het geval: sinds papa vrijgelaten was en onze emigratie steeds dichterbij kwam, wist ze mijn woordenschat elke dag weer met allerlei varianten op het begrip in de steek latente verrijken. ‘Beseffen jullie wel wat voor risico mijn man genomen heeft, door hierheen te komen? Nee, natuurlijk, jullie denken uiter- aard alleen maar weer aan jezelf! Tja, waarom zou dat nu ook nog veranderen?’ Met mijn wijsvinger duwde ik zacht tegen de half geopende woonkamerdeur en zag tante Ruth op de bank zitten, kaars- 18 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 18
recht, een deken om haar benen gewikkeld, trillend van ver- ontwaardiging. ‘Maar we hadden alles toch al afgesproken,’ protesteerde ik. ‘Oom Erik zou om zeven uur met de auto bij de brug op ons wachten.’ ‘Waar zijn je ouders?’ vroeg tante Ruth scherp. ‘Nog beneden.’ Ik liet mijn tante op de bank achter, opende de badkamerdeur en deed het licht aan. Nog geen twee mi- nuten later hoorde ik voetstappen op de gang, telde lang- zaam tot tien en opende toen weer de sloten, ketting en gren- del. ‘Jullie laatste avond!’ riep tante Ruth verbitterd. ‘En alsof het al niet erg genoeg is dat jullie ons achterlaten, brengen jullie die laatste avond ook nog eens door met vreemden!’ ‘Nou moet je eens goed luisteren, Ruth,’ zei Mamu buiten adem. ‘Zodra we daar zijn, zullen we er alles aan doen om jullie ook te laten komen, maar iemand moet als eerste gaan. Of heb je liever dat we hier allemaal passief blijven zitten te hopen dat niemand ons pakt?’ ‘Twee kleine kinderen, en mijn man ondergedoken!’ klaagde tante Ruth. ‘Hoe moet ik het redden, Margot? Hoe stel je je dat voor?’ ‘Ach, ik weet het toch ook niet!’ zei Mamu zacht, terwijl ze naast mijn tante plaatsnam. ‘Het enige wat ik weet, is dat dit onze laatste kans is. Dacht je soms dat we het leuk vinden om te vertrekken?’ ‘Overal moet het beter zijn dan hier,’ zei tante Ruth heftig. ‘Hoe weet je dat zo zeker?’ vroeg Mamu. ‘Toen wij onze na - men op de wachtlijst lieten zetten, dachten we nog dat we al ons spaargeld zouden kunnen meenemen – en nu? Franz kan daar met zijn beroep niets beginnen. Straatarm en volle dig uit- geput gaan we daar aankomen, we zullen moeten leven van 19 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 19
aalmoezen en ziektes krijgen, waarvan we hier nog nooit ge- hoord hebben!’ Met open mond stond ik te luisteren. Tegenover de Liebichs, nog geen uur geleden, had Mamu precies het tegenoverge- stelde beweerd! Vragend wierp ik een blik op mijn vader, maar die stond bij het raam naar buiten te kijken – zijn manier om ons duidelijk te maken dat hij zich erbuiten hield. Sinds hij ontslagen was uit Sachsenhausen stond papa wel vaker zwijgend bij het raam. ‘Evaatje en Betti zijn nog veel te klein voor een dergelijke on- derneming,’ zei Mamu, die, toen tante Ruth niet antwoordde, zich duidelijk weer wat zekerder begon te voelen. Evaatje en Betti, mijn kleine nichtjes, sliepen in de kamer ernaast en waren, van alle plagen van de afgelopen weken, wel een van de ergste. ‘Laat ons eerst een beetje voet aan wal krijgen, voordat jullie nakomen. Het is al erg genoeg dat wij Ziska aan dit alles moeten blootstellen, zij is tenslotte ook nog maar tien.’ ‘Bijna elf!’ protesteerde ik. ‘Maar Erik was speciaal gekomen om deze laatste avond met jullie door te brengen en nu waren jullie er niet eens!’ begon tante Ruth opnieuw. ‘Dat is heel jammer, maar hoe hadden wij dat moeten we - ten? Alsjeblieft, Ruth, laten we nu geen ruzie meer maken. Zoals je zelf al zei: dit is onze laatste avond – wanneer er ten- minste niet nog iets tussenkomt. Zie je daar beneden iemand, Franz?’ Papa reageerde niet. Het liefst had ik hem even aan zijn mouw getrokken. Al zes dagen was hij inmiddels weer bij ons, maar nog altijd zag hij er niet uit als papa, ook praatte hij nog steeds niet zoals papa; volgens Mamu moesten we gewoon geduld hebben, maar stiekem was ik een beetje bang dat hij- 20 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 20
zelf zich misschien niet eens meer kon herinneren hoe hij ooit was. ‘Ik heb altijd gedacht,’ zei tante Ruth zacht, ‘dat we allemaal samen zouden gaan. Naar Nederland, België, Zweden… maar deze wereldreis kost een vermogen. Dat redden wij nooit.’ ‘Wij moeten weg,’ zei Mamu beslist. ‘Anders zouden ze Franz nooit vrijgelaten hebben. Waarheen en of we gaan, of hoe dat moet gaan lukken kan me op het moment eerlijk gezegd hele- maal niets schelen. Daarover kan ik altijd nog nadenken zodra we eenmaal onderweg zijn.’ Voordat haar zus kon antwoorden, stond Mamu op en ging naast papa bij het raam staan. Tante Ruth leunde achterover. Wat viel er ook nog te zeggen? Ook Mamu was, zoals we alle- maal wisten, liever naar Nederland, België of Zweden gegaan – drie, vier jaar geleden al, maar papa wilde het nooit en nu was het te laat. Nu was er nog maar één plek waar Joden zon- der visum terecht konden; een plek, waarvan ik het bestaan tot een paar maanden geleden niet eens vermoed had. Hoe verder weg, hoe beter, zei Mamu nu. Terwijl ze bij het raam stond, wreef ze met haar rechterbeen onophoudelijk over haar linker kuitbeen en haar nervositeit werkte zo aan- stekelijk, dat ik het niet langer uithield op de bank en bij mijn ouders ging staan. Acht uur en tien minuten. Beneden op straat was alles stil. Onvoorstelbaar dat ze nog een keer terug zouden komen, dat de Wolf en ik uiteindelijk nog een keer tegenover elkaar zou- den staan! Zou het zijn zoals in mijn droom? Meteen werden mijn knieën zwaar, stokte mijn adem, en: voelde ik daar niet al een koude tocht uit de richting van de deur komen…? Ik wist dat de deur goed op slot zat en dat zich, behalve wij, nie- mand in de woning bevond, maar het scheelde niet veel of ik had me toch omgedraaid. 21 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 21
‘Shanghai,’ mompelde papa, terwijl hij naar de straat staarde alsof hij iets probeerde te lezen in het lichtpatroon dat de straatlantaarns op de straatstenen schenen. ‘Dat betekent Stad boven zee’, probeerde Mamu hem op te beuren, terwijl ze hem bij zijn arm pakte. Ik wenste dat er nog plek voor mij tussen hen in geweest was. Mijn vader schudde mismoedig zijn hoofd. ‘Nee, het betekent Eind van de wereld,’ antwoordde hij. 22 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 22
2 V oor iemand die zogenaamd ondergedoken zat, zagen we mijn oom Erik verbazingwekkend veel. Hij kwam om zijn wasjes te doen en soms ook voor het avondeten en hij was er wanneer je hem nodig had. Hij had zelf voorgesteld om ons in onze Wanderernaar het station te brengen, zodat we in de tram geen onnodige aandacht zouden trekken met onze verze- gelde koffers. De Wanderer was onze eigen auto, die oom Erik na ons vertrek aan derden zou verkopen. Vervolgens zou hij een manier zoeken om het geld bij ons terecht te laten komen. Tot voor kort was ik ervan overtuigd geweest dat onderdui- ken betekende dat iemand volledig uit de openbaarheid ver- dween, maar bij oom Erik was het eerder andersom. Onder- duiken kon je, zoals hij bewees, niet alleen in kelders of in een volkstuintje, onderduiken kon juist heel goed in een mensenmassa. Omdat het woord Jood niet op ons voorhoofd geschreven stond, kwam het er enkel op aan om niet op te vallen en zo kwam het dat mijn gezette, kale oom sinds no- vember met behulp van een maandkaart kriskras door de hele stad reisde. De nachten bracht hij door bij verschillende vrienden en hoewel hij er daar veel van bezat en tot nu toe gelukkig had weten te ontkomen aan een arrestatie, hoorde ik mijn ouders die laatste nacht toch fluisteren over hoe lang dit nog goed kon gaan. 23 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 23
‘Wanneer hij het geld voor de Wanderer zelf houdt, zou het genoeg kunnen zijn…’ Dat was papa en Mamu fluisterde terug: ‘Maar toch niet voor alle vier! Hoe moet dat dan met Ruth en de kleintjes?’ ‘Vrouwen en kinderen doen ze niets. En wanneer ze Erik te pakken krijgen, en dat gaat vroeg of laat toch echt gebeuren, staat Ruth er ook alleen voor. Als timmerman zal hij daar in Shanghai genoeg werk krijgen, een groot deel van de stad is schijnbaar door de Japanners vernield.’ Onder aanvankelijk luid protest hadden Evaatje en Betti een week eerder hun kinderkamer leeggeruimd, die ze daarvoor al met mij hadden moeten delen, om voortaan ’s nachts bij hun moeder in bed te kruipen. Mamu en ik lagen nu in de kinder- bedjes gepropt, met papa tussen ons in op een matras, en of ze het wilden of niet, opnieuw kon ik elk woord verstaan. ‘Maar we hebben toch elke cent nodig voor onszelf, Franz, ik heb al mijn hoop gevestigd op het geld dat we voor de Wan- derer krijgen!’ ‘Niet te geloven dat je ons comfort boven Eriks veiligheid stelt.’ ‘Comfort…? We hebben helemaal niets, wanneer dringt dat nou eens tot je door? Ze laten ons met dertig rijksmark ver- trekken, dat is minder dan wat zakgeld!’ ‘Maar op de boot hebben we volpension en daarna zien we wel weer verder. Erik mag het geld houden, ik wil er geen cent van hebben!’ Na een korte stilte zei Mamu: ‘Je hebt gelijk,’ en haar stem klonk heel zacht, alsof ze blij was dat papa eindelijk weer eens iets bepaald had. ‘En waarom trouwens Shanghai? Erik zit niet gevangen, heeft geen emigratiepapieren nodig om vrijgelaten te worden, hij heeft dus nog genoeg tijd om op zoek te gaan naar andere mogelijkheden. En wanneer ze geld hebben voor een vlucht naar Nederland of België…’ 24 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 24
‘Dan zouden we allemaal een stuk rustiger slapen,’ zei papa en ik hoorde meer dan dat ik zag hoe Mamu zich over de bed - rand boog en zijn hand pakte. ‘Jij kunt rustig slapen, Franz, ik pas wel op,’ fluisterde ze. Maar natuurlijk wist ze net zo goed als ik dat papa niet zou slapen en ze lagen nog altijd te fluisteren toen ik, tussen twee boze dromen in, ergens midden in de nacht wakker werd. Flarden van woorden drongen tot me door – hoeveel maan- den, zo niet jaren we vanuit Shanghai moesten wachten tot- dat we naar Amerika zouden kunnen emigreren en Mamu’s voortdurende gepieker, of ze toch echt wel onze belangrijkste spullen in de container gepakt had en of ze niet beter haar Perzische tapijten tegen een schrijfmachine had kunnen om- ruilen. Maar niets, wat ik niet al tientallen keren gehoord had en dat was, met het oog op al het slechte nieuws waarmee je constant rekening moest houden, geruststellend genoeg om meteen weer in slaap te vallen. Toen ik vervolgens weer wakker werd, was het buiten nog donker, maar Mamu en papa waren al aangekleed en tante Ruth stond iets te fluisteren in de deuropening. Ik schoot over- eind. ‘Maak je geen zorgen, alles is in orde!’ verzekerde Mamu me meteen. Ik sloeg de deken terug en trok snel mijn kleren aan, die ze al voor me had klaargelegd op het bed. Met de woorden: ‘We ontbijten in de trein,’ duwde ze me richting badkamer. Een bleek, opgewonden, maar zeker niet angstig gezicht keek me in de spiegel aan. Ziska Mangold, bijna elf! Bijna meende ik te zien dat ik er alweer een beetje anders uitzag dan giste- ren. Mamu kamde mijn haar terwijl ik mijn tanden poetste, stopte de borstel vervolgens in haar handtas en hield mij daar- na een geopende tas voor, zodat ik tandenborstel en tandpasta 25 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 25
erin kon laten vallen. Ook deze tas verdween in de handtas die, naast papa’s aktetas waarin zich onze proviand bevond, en mijn kleine rugzakje, het derde onverzegelde bagagestuk vormde dat we mochten meenemen. Tussen mijn wakker worden en het dichtknopen van onze jassen waarmee papa al in de gang had staan wachten, kon- den nog geen vijf minuten verstreken zijn. Het ging zo snel, dat je bijna zou denken dat we het van tevoren geoefend had- den. Het ging zo snel, dat noch tante Ruth, noch Mamu eraan toekwamen om te huilen bij het afscheid. Het ging zo snel, dat het pas op straat tot me doordrong dat ik mijn kleine nichtjes helemaal niet meer gezien had. Buiten stond oom Erik, zoals afgesproken, in onze grote, groene Wanderer op de eerste straathoek voorbij de trambrug op ons te wachten, hoewel het nog lang geen zeven uur was. Zodra hij ons zag aankomen, stapte hij snel uit, opende de kofferruimte en tilde onze bagage er zonder ook maar één woord te zeggen in; pas toen we in de auto zaten en wegre- den, begon iedereen tegelijk te praten. ‘Gered – of niet? Ik kan het pas geloven als we in de trein zit- ten.’ ‘Op de boot, bedoel je zeker? Of nog beter: op internationale wateren.’ ‘Als ze ons maar niet staan op te wachten op het station!’ ‘Waarom zouden ze? Die zijn toch alleen maar blij dat we ver- trekken.’ Mamu boog zich over de rugleuning van de passagiersstoel, waarop papa naast oom Erik zat, en tuurde gespannen naar buiten, alsof ze bang was voor wegversperringen, razzia’s of dat het deel van de weg, waarover wij nu naar het station moesten rijden, ’s nachts plotseling verdwenen zou zijn. In de lucht hing een fijne decembermist, de straatstenen glommen 26 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 26
en zonder dat de volwassenen het in de gaten hadden, rolde ik mijn raampje een stukje naar beneden, om mijn vingers in de koude lucht te steken. Tot ziens, Bekka. Tot ziens, huis. Tot ziens, school. Voor in de auto nam papa omslachtig een stuk papier uit zijn jaszak en las een verbaasde oom Erik voor dat die vanaf nu in het bezit was van een automobiel ‘Wanderer W15’. Mijn vader moest het document nog diezelfde ochtend opgemaakt hebben, hij had er zelfs nog een stempel van zijn vroegere advocatenkantoor op gedrukt, die hij eigenlijk helemaal niet meer mocht gebruiken. ‘Hiermee kun je de Wanderer aan een van je Arische vrienden overdoen,’ zei papa. ‘Die kan er dan hopelijk een fatsoenlijke prijs voor krijgen, waarmee jij vervolgens kunt proberen om jullie hier weg te krijgen.’ ‘Maar de afspraak was toch…’ begon oom Erik, maar Mamu viel hem in de rede: ‘We hebben ons bedacht. Het geld is voor jullie, jullie hebben het harder nodig dan wij.’ Oom Erik antwoordde niet. Papa legde het document en de reservesleutel in het handschoenenvakje en klapte het kor- daat dicht. We reden snel maar zeker niet te snel langs de om- heining van het vliegveld; door de flarden mist konden we de kaarsrechte lijn van schijnwerpers zien, die de start- en lan- dingsbaan markeerde. Tot ziens, begraafplaats. Tot ziens, sport- veld. Tot ziens, vliegveld en vliegtuigen. Ik besefte dat het nergens op sloeg, aangezien ik mijn thuis, als alles goed ging, nooit meer terug zou zien. Maar een ander afscheidswoord kon ik niet verzinnen en om nu hele- maal niets te zeggen vond ik ook niet gepast. Konden de be- graafplaats, het sportveld of de boomtoppen van het park die nu aan het eind van de omheining voor ons opdoken, er ten- slotte iets aan doen dat wij moesten vertrekken? Nou dan. 27 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 27
Pas toen we het park achter ons gelaten hadden stopte ik mijn inmiddels stijf bevroren hand voorzichtig in mijn jaszak en draaide met de andere het raampje weer omhoog. Voorbij. Dit deel van de stad was al niet meer mijn thuis. ‘Nog een paar minuten en jullie hebben het gered,’ zei oom Erik. Achteraf waren mijn ouders het erover eens dat ze waar- schijnlijk een soort zesde zintuig hadden gehad, hoewel er eigenlijk helemaal geen echte reden geweest was om bang te zijn dat iemand ons vertrek nog op het laatste moment zou willen verhinderen. Was papa tenslotte niet, nadat Mamu de scheepspapieren had kunnen overleggen, binnen vierentwintig uur vrijgelaten? Goed, hij had zich vervolgens elke dag moe- ten melden bij de Gestapo, maar het enige waarmee die hem bedreigd hadden, was te zeggen dat hij dood zou zijn wan- neer hij zijn vertrekdatum zou missen. Hoe vreselijk alles ook was in dit land: er kon gewoon niets meer tussenkomen! Maar de angst was mijn ouders in de loop der jaren onder de huid gekropen en Mamu was bij aankomst op het station zo nerveus, dat ze bij het uitstappen op de zoom van haar jas ging staan en met een gesmoorde kreet op straat viel. Voordat papa of oom Erik konden reageren, was er al een man toegesneld om haar overeind te helpen. ‘Mevrouw Mangold?’ vroeg hij verrast en mijn hart sloeg een slag over. Meneer Graditz – uitgerekend hij! Het duurde slechts een fractie van een seconde voordat de vader van mijn grootste vijand de situatie doorhad. ‘Ach,’ zei hij zacht. ‘U ook al?’ Het was dus niet de Gestapo, maar het verleden dat ons op het laatste moment nog inhaalde. Mijn verleden, om precies te 28 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 28
zijn. Alleen al bij het zien van Mamu, die geschrokken achter- uit deinsde, speelde mijn geoefende vluchtreflex weer op. Zonder verder na te denken schoot ik om de Wanderer heen om achter de auto dekking te zoeken. Op Mamu’s gezicht verschenen nerveuze vlekken. ‘Het spijt me dat Ziska Richards neus gebroken heeft,’ stamelde ze. ‘Wat?’ antwoordde meneer Graditz ongelovig en strekte zich een beetje uit, om over de Wanderer heen mijn angstige ogen te kunnen zien, die hem over de rand van het dak aanstaar- den. ‘Was jij dat?’ Dat was weer typerend voor die lafaard…! Ondanks mijn angst ergerde het me dat Richard dus blijkbaar een leugen verzonnen had om zo van onze laatste confrontatie nog een heldenverhaal te maken! ‘Het was…’ begon papa, om meteen weer te verstommen. ‘Noodweer,’ vulde oom Erik moedig aan. Precies in het midden van meneer Graditz’ voorhoofd ont- stond plotseling een diepe groef, die me deed denken aan de San Andreasbreuk. ‘Drie jongens tegen één meisje,’ benadrukte oom Erik nog eens, hoewel zowel Mamu als papa hem smekende blikken toewierpen. ‘Ziska was zelf ook behoorlijk toegetakeld. Laat hem het litteken bij je lip maar eens zien, kind!’ Ik dook nog dieper weg achter de auto. Van dat litteken was sowieso al bijna niets meer te zien. ‘Wanneer u dokterskosten hebt moeten maken, dan vergoe- den wij die uiteraard,’ verzekerde papa haastig. ‘Dat jong,’ antwoordde meneer Graditz boos, ‘gaat ervan langs krijgen vanavond…!’ Mamu wist met veel moeite een opgelucht glimlachje tevoor- schijn te toveren. ‘Zo zijn kinderen nu eenmaal,’ zei ze. ‘Je kunt ze moeilijk vastketenen.’ 29 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 29
‘Maar jullie waren vroeger toch vrienden?’ vroeg meneer Gra- ditz aan mij. De woorden troffen me als een giftige pijl. Ja, ooit waren Richard en ik vrienden, goede vrienden zelfs – voordat hij erachter kwam dat ik Joods was! Vreemd dat meneer Graditz dit nu vroeg, het waren tenslotte Richards ouders geweest die hem op dit feit geattendeerd hadden. Was hij dat echt alweer vergeten?’ Meneer Graditz wierp een snelle blik naar rechts en links. ‘Waar gaat de reis eigenlijk heen?’ vroeg hij zacht en mijn moeder leek serieus met de gedachte te spelen om hem een andere plaats te noemen, maar waarschijnlijk kon ze zo snel niets bedenken. Zodra hij onze bestemming hoorde, antwoordde Richards vader: ‘Maar daar is het toch oorlog!’ Het woord bleef een paar seconden in de lucht hangen als een ballon die door niemand gepakt wilde worden. Toen stak oom Erik uitdagend zijn kin naar voren. ‘Voor ons is het hier ook oorlog, meneer Graditz!’ antwoordde hij en mijn ouders hielden zichtbaar hun adem in, maar Ri- chards vader boog slechts heel licht zijn hoofd, waarin je met een beetje moeite, een knikje kon herkennen; hij deed een stap achteruit, nam zijn hoed af voor mijn moeder en liep toen snel het station in. Wij bleven achter tussen onze koffers, nog een tijdje met stom- heid geslagen, totdat een andere chauffeur op onze parkeer- plek wees en begon te toeteren. Oom Erik gebaarde ongedul- dig terug; hij was vastbesloten met ons mee te lopen tot aan de trein en de ontmoeting met meneer Graditz had hem blijk- baar alleen nog maar gesterkt in dit voornemen. ‘Je kletst te veel, Erik,’ waarschuwde Mamu hem onderweg. ‘Wees toch alsjeblieft een beetje voorzichtig, denk aan Ruth en de kinderen!’ 30 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 30
‘Heel erg bedankt voor de auto,’ antwoordde oom Erik enkel. ‘Maar ik zie het als een lening. Zodra ik kan, betaal ik jullie het geld terug.’ Het was vier dagen voor kerst en op het stationsplein was het een komen en gaan van bussen. Onvermoeibaar spuugden ze, naast de gebruikelijke forensen, ook talrijke vakantiegangers uit die, bepakt met koffers en cadeaudozen, op weg waren naar andere delen van Duitsland. Aangezien Duitsland con- stant groter werd – alleen al in het afgelopen jaar waren Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije erbij gekomen – nam ik aan dat de mensen steeds vroeger moesten vertrekken, wilden ze nog op dezelfde dag hun bestemming bereiken. De mensenmassa die zich vanaf het stationsplein het stations- gebouw binnendrong, spoelde ook ons mee door de ingang en al snel bevonden we ons onder de reusachtige koepel, die de stationshal en sporen overspande. Meteen kwam er een kruier op ons toegesneld, maar papa bedankte, we zouden de man niet hebben kunnen betalen. Ook de schoenpoetsers en kranten- en snoepverkopers konden geen zaken met ons doen, we hoorden alleen hoe de belangrijkste nieuwsfeiten van die dag door de hal geroepen werden, terwijl we ons onder de tal- rijke wachtenden in de buurt van de informatieborden meng- den. Volgens Mamu zouden we zo minder opvallen dan wan- neer we op het perron zouden gaan staan wachten. ‘Japan noemt voorwaarden voor een vrede met China!’ ‘Joodse rijbewijzen worden ingetrokken!’ ‘Horen jullie dat? We gaan precies op het juiste moment,’ zei papa. Maar het grootste deel van de tijd zwegen mijn ouders; ze hadden de koffers tussen ons in gestapeld en hielden de om- geving scherp in de gaten. Oom Erik had zich verwijderd, om de waakzame blikken van de mannen in uniform, die gewich- 31 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 31
tig tussen de mensen door liepen, vooral geen aanleiding te geven. Aangezien hij geen afscheid genomen had, vermoedde ik dat hij zich nog steeds ergens in de buurt bevond en vlak voor ons vertrek nog even naar de trein zou komen. Ingeklemd tussen mijn ouders, die kleumend van de ene op de andere voet hupten, zat ik op onze koffers, zonder veel meer te zien dan het dak van de stationshal. Het roepen van de krantenjongen, de mededelingen door de luidsprekers, de vreemde stemmen om me heen en het getrappel van ontel- bare voeten vermengden zich in mijn hoofd tot één groot ge- ruis. Met regelmatige tussenpozen hoorde ik het fluitje van de conducteur, gevolgd door het gemoedelijke puffen van een stoomlocomotief; tot in de stationshal was de geur van kolen- vuur te ruiken. Bekka vertrekt zo van huis, dacht ik en stelde me voor hoe ze voor het eerst zonder mij in de tram stapte, die ons altijd naar de Joodse school in Charlottenburg bracht. De laatste van ons drie! De familie van Ruben Seydensticker was in oktober al door de Duitsers naar Polen afgevoerd en ik kon me met de beste wil van de wereld niet voorstellen waar ons klasgenootje zich op dit moment bevond. Ook Ruben zelf kende Polen niet; zijn grootouders waren al heel lang geleden naar Duitsland geëmigreerd, en ik hoopte maar voor hem dat hij zich ver- staanbaar kon maken met behulp van die vreemde taal, die ik voor het eerst gehoord had toen ik bij de familie Seydensticker thuis was. Hardnekkig had Ruben beweerd dat het Jiddisch onze taal was, waarin wij overal ter wereld met elkaar konden praten. Hoe slim hij ook was, Ruben had gewoon niet willen begrij- pen dat mijn ouders en ik helemaal niet joods, maar protes- tants waren. Maar hoe kon ik het hem kwalijk nemen? In heel Duitsland leek immers niemand dit te begrijpen. 32 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 32
Pas toen ik aan Ruben dacht, realiseerde ik me weer dat Bekka en ik sinds november helemaal niet meer naar school gegaan waren. Hoe had ik dat nu kunnen vergeten? Alsof de afgelopen zes weken, de arrestatie en thuiskomst van papa, het verlies van onze woning en de tijd bij tante Ruth nooit plaatsgevon- den hadden. Alsof het allemaal geen enkele rol meer speelde, alsof we al weg waren. In werkelijkheid stonden we nog altijd bij het informatiebord op het station, zeker nog niet in veiligheid. En alsof ze mijn gedachten gehoord hadden, baanden zich de eerste mannen in uniform al een weg in onze richting. Zoals altijd waren ze met zijn tweeën, de één in de poepbruine kledij van de SA, de ander in SS-zwart, inclusief de pet met doodshoofd. Zoals gebruikelijk wisten ze de Joden er haarfijn uit te pikken. Misschien herkenden ze ons aan onze verzegelde koffers. Maar ik hield het ook voor mogelijk dat de nazi’s erin ge- traind werden om angst te ruiken. ‘Papieren!’ hoorde ik een van de twee brullen. Het slachtoffer, een man met een kort, grijs baardje en een hoed op zijn hoofd, had alles al voor het grijpen in de zak van zijn lange jas zitten en overhandigde zwijgend een hele bundel documenten aan de SA-man. Zelfs op enkele meters afstand kon ik het allemaal herkennen: drie paspoorten, drie uitreisvergunningen, een vrijlatingsbewijs, drie treintickets, drie boottickets, de douanepapieren voor een vooruit gestuurde container, het controlebewijs voor de verzegelde bagage en het betalingsbewijs van de rijksvluchtbelasting. De man had precies dezelfde papieren bij zich als wij. Alleen de paspoorten zagen er anders uit, die droegen de verrader- lijk rode ‘J’, waarmee zoveel mensen die de afgelopen maan- den te maken hadden gehad met de instanties, naar huis waren teruggekeerd. Dat wij nog niet als Joden gekenmerkt 33 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 33
wa ren, was een van die dingen die zelfs mijn vader als een goed voorteken zag – wat omgekeerd enkel kon betekenen dat die ‘J’ op de paspoorten van die andere familie weinig goeds voorspelde. De lippen van mijn moeder bewogen, terwijl ze toekeek hoe de man gecontroleerd werd; misschien bad ze dat de twee nazi’s niet naar ons toe zouden komen, of misschien telde ze mee om te kijken of de man werkelijk alle papieren had. Hij was samen met een bleke, roodharige vrouw en een jongen, die diep weggedoken in de kraag van zijn jas stond. En of er iets miste of niet: de nazi’s wonden zich op. Het feit dat ze, vanwege de volledigheid van de papieren, geen enkele aanleiding hadden, was op zich blijkbaar al reden genoeg. ‘Moet je hem nu zien staan, die bijdehante Jood,’ zei de SS- man tegen zijn maat, om vervolgens boos tegen de familie- vader uit te vallen: ‘Je dacht zeker dat je er zo makkelijk vanaf kwam, hè? Nou, dan vergis je je. Uitpakken!’ De man opende zijn aktetas en de nazi woelde er met zijn hand doorheen. Lunchpakketten vielen op de grond, een appel rolde onze richting uit. Rol verder! smeekte ik stilletjes, maar het mocht niet baten, de appel rolde doelbewust rich- ting mijn voeten, waar hij nog even nawiebelde en vervolgens roerloos bleef liggen. ‘Nou, komt er nog wat van?’ schreeuwde de nazi. ‘Oprapen, en snel een beetje!’ De man bukte zich. Van het ene op het andere moment was er om ons heen plotseling heel veel ruimte. Net als op het schoolplein van mijn oude school, zodra Richard en zijn vrien- den het weer eens op ons gemunt hadden: sommigen deden een paar passen achteruit om het beter te kunnen zien, ande- ren juist om het niet te hoeven zien. De man griste hier een pakje boterhammen, daar een thermosfles tussen vreemde 34 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 34
voeten vandaan; hij ging te werk op een doelbewuste manier, wat me deed denken aan mijn eigen vader. Maar toen hij zoe- kend om zich heen keek naar de appel, kruisten onze blikken elkaar en zag ik het verdriet en de woede in zijn ogen. ‘Ziska, niet doen…!’ fluisterde Mamu. Geschrokken trok ik mijn hand terug, die zich al in de rich- ting van de appel bewogen had. De man aarzelde even, maar draaide zich toen weer om. Ik begreep dat hij de aandacht niet op mij wilde vestigen. Tevergeefs – natuurlijk hadden de nazi’s ons allang in de gaten. Ze gaven de man zijn documenten terug, waarbij ze dreigden: ‘Wij komen elkaar weer tegen, dat beloof ik je!’ waarna ze doelbewust op ons afstapten. ‘Papieren!’ Papa hield ze al gereed. ‘En waar is die ander?’ vroeg de SS- man bars. ‘De… ander?’ ‘Jullie waren daarnet nog met zijn vieren.’ Papa trok wit weg. ‘Onze buurman!’ riep Mamu. ‘Die kwamen we toevallig buiten tegen en hij heeft ons even met onze koffers geholpen.’ ‘Naam?’ ‘Anton Graditz.’ Ik slikte vol bewondering. Mamu was al net zo onverschrok- ken als Bekka, wanneer het erop aankwam. Ook de Wolf had ze toen zo onbevreesd in de ogen gekeken – niet, dat het wat uitgemaakt had. ‘Waarschijnlijk zit hij nu al lang in zijn trein,’ voegde ze er nog aan toe. ‘Bek houden!’ viel de SA-man tegen haar uit, wiens gezichts- trekken me deden denken aan die van een wezel. ‘Een Duitser, die de koffers van een Joods zwijn draagt? Dat zou wat zijn!’ 35 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 35
Met een zwaai trok hij Mamu’s handtas van haar schouder en smeet hem op de grond. ‘Eens kijken of er nu ook iemand is die hem voor je opraapt,’ zei hij hatelijk. De buitenste rand van de menigte, die zich inmiddels weer om ons heen gevormd had, begon af te brokkelen, toen en- kele mensen zich heimelijk uit de voeten maakten. Met gloei- ende wangen boog Mamu zich naar haar tas, waarop de wezel hem meteen weer weg trapte. ‘Had ik gezegd dat je hem op mocht rapen?’ schreeuwde hij. Op dat moment kraakte de luidspreker. Een gloeiend hete golf schoot door mijn lichaam. Zo moest het voelen wanneer een mes precies daar in je rug gestoken werd, waar alles samen- kwam. Een stem kraakte: ‘De sneltrein richting Genua staat gereed op spoor 1.’ Op papa’s gezicht verscheen een half verbaasde, half berus- tende uitdrukking en hij staarde naar de levensreddende pa- pieren in de hand van de SS-man, alsof die elk moment in vlammen op konden gaan. ‘Dat is onze trein,’ zei Mamu zacht tegen de wezel. ‘Jullie trein?’ kraste de wezel. ‘Hier is helemaal niets van jullie!’ Mijn voeten leken zich los te maken van de grond. Ik zag hoe de andere Joodse familie bliksemsnel hun spullen bij elkaar pakte en verdween, voordat de cirkel van mensen zich weer om ons sloot. Jassen, hoeden, schoenen. Ik zweefde, ik kreeg geen lucht meer. Plotseling riep iemand: ‘Laat ze toch gaan, man!’ Verbaasd keken de twee nazi’s op. Dezelfde stem riep nu: ‘Dat zijn er weer drie minder! Wat willen jullie nog meer?’ De stem was afkomstig van een grote man, die een arm miste en zwaar leunde op een kruk. Waarschijnlijk een veteraan uit de Grote Oorlog. De omstanders werden onrustig, meerdere 36 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 36
mensen knikten en bromden; het woord van een veteraan woog zwaar, wanneer hij tenminste geen Joodse grootouders had, zoals mijn vader. ‘Wij doen gewoon onze plicht!’ riep de wezel scherp, maar hij liet zowaar Mamu verder met rust en boog zich samen met de SS-man over onze papieren. De man met de kruk bleef kaarsrecht en met strenge blik staan kijken, alsof hij zich er met zijn eigen ogen van wilde overtuigen dat we daadwerkelijk in de trein zouden stappen. Onszelf achtte hij geen blik waardig, wij waren nog minder dan onzichtbaar, we hadden net zo goed kunnen opstijgen en door de vertrekhal kunnen zweven. Plotseling werden mijn handen heel warm en heel zwaar; het was alsof ze me aan iets wilden herinneren. Nog altijd zittend op de koffer pakte ik eerst voorzichtig de appel op… er ge- beurde niets… ik hurkte, raapte al mijn moed bij elkaar en pakte Mamu’s handtas… de wezel deed alsof hij niets gezien had. Op dat moment wist ik dat het allemaal goed zou komen en dat we onze trein niet zouden missen, omdat een vreemde man zich met ons had bemoeid en de nazi’s eraan herinnerde dat iedereen in Duitsland wilde dat wij vertrokken. De wezel ontblootte teleurgesteld zijn tanden, terwijl hij onze papieren teruggaf. ‘We krijgen jullie toch wel,’ zei hij. ‘Overal. Hoe ver jullie ook weggaan.’ Soms, bij bepaalde gelegenheden, of om zijn eigen argumen- ten kracht bij te zetten, maakte mijn vader gebruik van een Bijbelcitaat. ‘Wanneer er ook maar één eerzaam iemand is in dit land, zal ik het niet verdoemen,’ verklaarde hij, zodra we ons – opge- lucht, buiten adem, duizelig – op onze plaatsen in de trein 37 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 37
hadden laten vallen. We hadden een piepkleine slaapcoupé voor ons alleen; toch spraken mijn ouders nog altijd op ge- dempte toon, zodat de andere passagiers, aan de andere kant van de dunne wandjes, hen niet zouden kunnen horen. Uit de tijd dat ik nog mee mocht doen aan de protestantse godsdienstles – zonder te vermoeden dat mijn dagen daar ge- teld waren – meende ik me te herinneren dat de tekst enigs- zins anders luidde, maar papa kon dat niets schelen; in zijn ogen was de Bijbel er om naar behoefte aangepast te worden. ‘Je denkt toch niet serieus,’ protesteerde Mamu, ‘dat die man zich ermee bemoeide om ons te helpen?’ ‘Maar natuurlijk, waarom anders?’ antwoordde papa verbaasd. Tussen de paar meter van stationshal naar de trein leek hij een verandering te hebben doorgemaakt. Sinds zijn vrijlating kon ik me geen moment herinneren waarop hij zo helder, zo tevreden, zo bijna vergenoegd geleken had. ‘Dat was een ka- meraad,’ verklaarde hij plechtig. ‘Een kameraad, die zijn Joodse medefrontsoldaten niet vergeten is.’ ‘Lieve Franz, op dit moment zie je er niet bepaald uit als een frontsoldaat,’ zei Mamu mild. ‘Dus hoe had hij dat moeten weten?’ ‘Hij zal gedacht hebben aan de andere Joden, met wie hij in de loopgraven lag,’ antwoordde papa. ‘Wie destijds meege- vochten heeft, is niet vergeten dat wij allemaal slechts één doel hadden: namelijk ons vaderland beschermen. Ons ge- meenschappelijke vaderland!’ voegde hij er met opgestoken wijsvinger aan toe. O, lieve help! dacht ik geschrokken. Daar gaan we weer…! Mijn moeders gezicht verschoot van kleur. Ze werd bijna paars, deed denken aan een vulkaan, waarop iemand een deksel drukt. Uit voorzorg schoof ik wat verder bij haar van- daan, voordat ze zou exploderen. 38 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 38
‘En waar waren die kameraden van je, toen je afgevoerd werd?’ bitste ze. ‘Toen je vrouw en kind op straat gezet werden, toen ze ons bespot en beroofd hebben? Ik weet het, jij zat in het kamp en dat was verschrikkelijk, maar heb je überhaupt wel een idee van wat Ziska en ik de afgelopen weken doorge- maakt hebben? Hoe het is om elke dag opnieuw te moeten kruipen voor de Gestapo met nog een papier, nog een schrif- telijk bewijs, om telkens weer opnieuw te horen dat het niet genoeg is? Om hele dagen in de rij voor het consulaat te staan, waarna je in de bus niet eens mag gaan zitten? Om te vragen en te bedelen en te smeken, om toch maar alsjeblieft het geld voor onze reis van onze eigen rekening af te mogen halen? Ze konden ons nog niet eens op een fatsoenlijke manier het land uitzetten, Franz. Van die zogenaamde kameraden van je, van dat hele vervloekte vaderland van je is helemaal niets meer over, wanneer dringt dat nu eindelijk tot je door!’ ‘Wanneer die man er niet was geweest…’ begon papa op- nieuw, hoewel hij na Mamu’s woorden wel een beetje bleek geworden was. ‘Die man wilde maar één ding: ons zo snel mogelijk kwijt- raken!’ siste Mamu. Vervolgens was het stil in onze coupé. Deze discussie voer- den mijn ouders nu al jaren met elkaar en het feit dat papa aan het eind wat inschikkelijker geworden was, had Mamu misschien het idee gegeven dat ze gewonnen had. Maar diep in zijn hart, zelfs nu nog, geloofde mijn vader nog altijd dat alles wat ons overkwam, berustte op een misverstand. Het moest een vernietigend moment zijn voor mijn moeder. ‘Hadden jullie het eerder niet over ontbijt in de trein?’ vroeg ik uiteindelijk. Papa gaf me een boterham uit zijn aktetas; hij en Mamu had- den blijkbaar geen trek meer. Ik keek door het raampje naar 39 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 39
buiten, terwijl zij nog altijd zwijgend bij elkaar zaten, maar van oom Erik was niets te zien. Waarschijnlijk had hij van een afstand onze ontmoeting met de wezel gezien en besloten dat hij er beter vandoor kon gaan. ‘Kunnen we het er misschien bij laten dat die man ons mis- schien wilde helpen?’ probeerde papa het nog een keer en ik hoorde Mamu bits antwoorden: ‘Zolang je maar niet van plan bent om hem daarom in onze familie op te nemen…!’ Op dat moment werd er op de coupédeur geklopt. Zacht, en zeker niet zoals we het van de nazi’s gewend waren, maar on- willekeurig krompen we in elkaar en keken elkaar geschrok- ken aan. Oom Erik? Nee, die zou niet zo gek zijn om in de trein te komen! Na een paar seconden werd er opnieuw ge- klopt en mijn vader stond op om de deur op een kiertje te openen. Ik zag met hoeveel moeite hij zich plotseling weer bewoog en hoe mijn moeder even compleet vergeten leek te zijn hoe je ook alweer moet ademen. Dat was voor mij genoeg. Nog voordat papa de deurklink in de hand had, was ik al van mijn stoel opgesprongen en had ik het raam opengegooid. Koude lucht sloeg me in het ge- zicht; een paar kinderen, die net op dat moment langs de trein geleid werden, keken verbaasd op, toen ze plotseling een been uit het raam zagen hangen. ‘Gelukkig, u heeft het gered! Mijn zoon zei al dat u in deze coupé zat, maar helemaal zeker waren we er niet van…’ Papa antwoordde niet, opende alleen de deur wat verder, waarop de bebaarde man, die eerder samen met ons eruit ge- pikt was, zich naar binnen wrong. Vrouw en zoon op sleep- touw. Ik haastte me om mijn been weer terug te trekken, maar natuurlijk had iedereen het al gezien en de vrouw begon zich meteen te verontschuldigen, omdat hun kloppen ons zo had laten schrikken. 40 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 40
Haar man doorliep in twee stappen de coupé en legde een hand op mijn arm. ‘Waar wij heengaan,’ zei hij met warme stem, ‘hoeven we nooit meer bang te zijn als er geklopt wordt.’ Ik werd knalrood van schaamte. Het liefst had ik gezegd dat mijn benen en armen soms uit zichzelf rare dingen deden. Vanaf de derde verdieping of uit een trein springen bijvoor- beeld, zonder dat ik daar iets aan kon doen. Ze stelden zich voor. De familie heette Konitzer, Victor, Irma en Mischa Konitzer. Mischa was de twaalfjarige zoon, die zich nu een weg naar mij bij het raampje baande. ‘Wat is daar buiten allemaal aan de hand?’ vroeg hij, in plaats van mij te begroeten. Nog altijd liepen er kinderen langs onze trein, twee aan twee en dicht op elkaar, een zwijgende, bedrukte groep met karton- nen bordjes om de nek. Sommige kinderen huilden. Ouders waren nergens te zien. Opzichters verdeelden de kinderen over de wagons, die op het spoor aan de andere kant van het perron stonden te wachten. Ik betrapte mezelf erop, dat ik keek of ik Bekka ergens zag, hoewel zij en Thomas er nog helemaal niet bij konden zijn. ‘Ik weet wat dat is,’ zei ik zacht. ‘Die gaan allemaal naar En- geland. Het is een kindertransport.’ ‘Doe het raam maar weer dicht, Ziska,’ zei Mamu, en Mischa’s moeder trok haar zoon aan zijn arm bij me weg. ‘Maar oom Erik…?’ protesteerde ik. ‘Die heeft hopelijk het enige verstandige gedaan en is er van- door! Ik zou weleens willen weten,’ voegde mijn moeder er ongerust aan toe, ‘wanneer die trein nu eindelijk eens ver- trekt!’ De familie Konitzer nam plaats tegenover ons, op de tweede van de beide zitbanken, die tot bed omgebouwd konden worden. ‘Wat als het allemaal een grap is?’ fluisterde mevrouw 41 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 41
Konitzer. ‘Dat ze ons laten vertrekken, bedoel ik. Misschien zijn ze dat wel helemaal niet van plan.’ Van achter het treinraampje aan de overkant keken enkele kinderen me aan, zonder te lachen. ‘Een grap? Nee, dat geloof ik niet!’ antwoordde Mamu vastbe- raden. Maar toen de trein zich even later met een ruk in beweging zette, ging er toch even een siddering door haar heen en sloeg ze haar handen voor het gezicht. ‘Godzijdank!’ riep meneer Konitzer. ‘Rustig aan, we zijn nog steeds in Berlijn!’ ‘Maar we rijden, lieve mensen, we rijden!’ Ik drukte me zo dicht mogelijk tegen de wand naast mijn zit- plaats. Hoe blij ik ook was voor de Konitzers dat ze zich net als wij uit de klauwen van de wezel hadden weten los te ma - ken, zo benauwd en luidruchtig vond ik het opeens in onze coupé. Over de voeten van zijn ouders heen klauterde Mischa terug naar het plekje tegenover mij. Hij had een bleek gezicht, don- ker haar en een rond brilletje, waardoor hij er slim maar ook betweterig uitzag. ‘Ik heb nog iets wat van jullie is,’ herinnerde ik me plotseling en haalde de appel tevoorschijn. ‘Ach,’ zei Mischa, ‘die had je best mogen houden.’ Maar hij pakte de appel toch aan, veegde hem af aan zijn mouw en nam er een grote hap uit. Langzaam rolde de trein langs de laatste wagon van het kindertransport, waarna de blik op het perron erachter weer vrij werd. ‘Mamu!’ riep ik opgewonden. Oom Erik was blijkbaar op het slimme idee gekomen om zich tussen de wachtende mensen aan het einde van het perron te mengen, om ons uit te zwaaien – ver genoeg verwijderd van 42 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 42
de trein naar Genua, maar toch nog even zichtbaar wanneer die wegreed. Ik was al verheugd overeind gesprongen om het raampje weer open te draaien, toen ik plotseling zag dat mijn oom daar niet alleen stond. Vlak naast hem stond nog een man, zijn rug naar ons toe. Ik zag een grijze jas, een hoed. Een hand, die zich stevig om de linkerarm van oom Erik klemde. ‘Mamu!’ herhaalde ik nog een keer geschrokken. Maar de volwassenen praatten in hun opluchting zo luid door elkaar, dat ze totaal niet op mij letten. ‘Wat is er?’ vroeg Mischa. Ik ging weer zitten, de trein maakte vaart. Sneller en sneller gingen we en toen rolden we al langs de eerste bomen van de dierentuin. ‘Wat?’ vroeg Mischa nog een keer. ‘Niets,’ antwoordde ik. Het was maar een seconde geweest. Eigenlijk had ik amper wat kunnen zien. Was die man, die daar op het perron vast- gehouden werd, überhaupt wel oom Erik geweest? Waarschijnlijk had ik me gewoon vergist. 43 Nanking Road 1-496_Opmaak 1 20-03-15 11:16 Pagina 43
140 mm140 mm 39,9 mm 210 mm CMY K D ecember 1938. Op het allerlaatste moment lukt het de bijna elf- jarige Ziska en haar ouders om Berlijn en nazi-Duitsland te ont- vluchten. Een oceaanstomer brengt de Joodse familie naar Shangh