Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 9 Overzicht van kaderartikelen 11 Het Oude Testament Genesis Gen. 15 Exodus Ex. 95 Leviticus Lev. 157 Numeri Num. 199 Deuteronomium Deut. 261 Jozua Joz. 317 Rechters Recht. 355 Ruth Ruth 393 1 Samuel 1 Sam. 401 2 Samuel 2 Sam. 449 1 Koningen 1 Kon. 489 2 Koningen 2 Kon. 537 1 Kronieken 1 Kron. 583 2 Kronieken 2 Kron. 627 Ezra Ezra 677 Nehemia Neh. 695 Ester Est. 719 Job Job 733 Psalmen Ps. 787 Spreuken Spr. 949 Prediker Pred. 1007 Hooglied Hoogl. 1023 Jesaja Jes. 1037 Jeremia Jer. 1147 Klaagliederen Klaagl. 1251 Ezechiël Ezech. 1263 Daniël Dan. 1339 Hosea Hos. 1363 Joël Joël 1379 Amos Amos 1387 Obadja Ob. 1399 Jona Jona 1403 Micha Micha 1409 Nahum Nah. 1421 Habakuk Hab. 1427 Sefanja Sef. 1435 Haggai Hag. 1441 Zacharia Zach. 1447 Maleachi Mal. 1463
8 Deuterocanonieke boeken Tobit Tob. 1475 Judit Judit 1495 Ester (Grieks) Est.Gr. 1519 1 Makkabeeën 1 Mak. 1535 2 Makkabeeën 2 Mak. 1581 Wijsheid Wijsh. 1619 Wijsheid van Jezus Sirach Sir. 1643 Baruch Bar. 1729 Brief van Jeremia Br.Jer. 1739 Toevoegingen aan Daniël Toev.Dan. 1745 Het gebed van Manasse Man. 1755 Het Nieuwe Testament Het evangelie volgens Matteüs Mat. 1763 Het evangelie volgens Marcus Marc. 1815 Het evangelie volgens Lucas Luc. 1849 Het evangelie volgens Johannes Joh. 1905 De handelingen van de apostelen Hand. 1943 De brief aan de Romeinen Rom. 1999 De eerste brief aan de Korintiërs 1 Kor. 2025 De tweede brief aan de Korintiërs 2 Kor. 2047 De brief aan de Galaten Gal. 2063 De brief aan de Efeziërs Ef. 2071 De brief aan de Filippenzen Filip. 2081 De brief aan de Kolossenzen Kol. 2087 De eerste brief aan de Tessalonicenzen 1 Tes. 2095 De tweede brief aan de Tessalonicenzen 2 Tes. 2101 De eerste brief aan Timoteüs 1 Tim. 2107 De tweede brief aan Timoteüs 2 Tim. 2115 De brief aan Titus Tit. 2120 De brief aan Filemon Filem. 2123 De brief aan de Hebreeën Hebr. 2127 De brief van Jakobus Jak. 2145 De eerste brief van Petrus 1 Petr. 2153 De tweede brief van Petrus 2 Petr. 2163 De eerste brief van Johannes 1 Joh. 2169 De tweede brief van Johannes 2 Joh. 2177 De derde brief van Johannes 3 Joh. 2178 De brief van Judas Judas 2179 Openbaring van Johannes Op. 2183 Verantwoording 2209 Kaartregister 2213 Verklarende woordenlijst 2221
NBV Studiebijbel Ook al heeft de Bijbel grote invloed op de westerse samenleving en speelt hij een centrale rol in joden- dom en christendom, toch zijn de verhalen uit de Bij- bel tegenwoordig allesbehalve vanzelfsprekend. Veel lezers ervaren een grote afstand in tijd, taal en cul- tuur: de verhalen zijn lang geleden opgeschreven en gaan over een wereld die ver weg is. Een toeganke- lijke vertaling is dan ook belangrijk om de leef- en denkwereld van de Bijbel te kunnen betreden. Voor veel lezers in het Nederlandse taalgebied bracht de komst van De Nieuwe Bijbelvertaling (N BV ) in 2004 de verhalen en poëzie van de Bijbel dichterbij. Toch blijft de Bijbel ook in een nieuwe vertaling vragen oproepen, bijvoorbeeld over de wereld waar- in de verhalen zich afspelen. Welke feesten vierde men? Hoe kleedde men zich of wat at en dronk men in een bepaalde periode? Hoe is een afzonderlijk bij- belboek ontstaan, wie schreef het en in welke tijd? En welke thema’s komen erin aan de orde? Soms zijn de bijbelse verhalen ronduit bevreem- dend voor lezers van nu. Zo hebben vrouwen in veel verhalen een heel andere positie dan in de huidige samenleving. Daarnaast kijken wij dankzij de ont- wikkeling van de wetenschap heel anders naar de wereld dan in bijbelse tijden. En bovendien had de godsdienst in de wereld van de Bijbel een volstrekt vanzelfsprekende plaats in het leven van alledag. De mensen waren vertrouwd met begrippen als visioe- nen, profetieën, engelen en wonderen. De NBV Studiebijbel biedt een handreiking voor veel van deze vragen. Het is een editie van De Nieuwe Bij- belvertaling die op allerlei manieren achtergrond- informatie geeft bij de bijbelteksten. Zo zijn er uitgebreide inleidingen op de bijbelboeken, aanteke- ningen bij de bijbeltekst, verwijzingen naar andere bijbelboeken, kaderartikelen over diverse thema’s, en kleurenkaternen met foto’s, kaarten en overzichten. Al deze onderdelen zijn bedoeld om dichter bij de in- houd van de verhalen te komen, of, anders gezegd, om de kloof in taal, tijd en cultuur te overbruggen. Werken met de NBV Studiebijbel Elk bijbelboek begint met een inleiding over ont- staan, thematiek en opbouw van het boek. Eerst wordt iets verteld over de naam van het boek, de his- torische achtergronden ervan, de schrijver(s) en de- genen voor wie het boek geschreven is (onder het kopje Achtergrond). Vervolgens worden de belang- rijkste onderwerpen en betekenislijnen in het boek De Bijbel is tot op de dag van vandaag een belang- rijke inspiratiebron voor veel mensen. Gelovigen in het jodendom en christendom beschouwen de Bij- bel als heilige Schrift, als het woord van God, waar- in God tot de mensen spreekt en mensen over en tot God spreken. Maar de Bijbel is niet alleen het geloofsboek van joden en christenen. Door de eeuwen heen heeft de Bijbel zijn sporen achtergelaten in de beeldende kunst, de architectuur, de muziek en de literatuur. De verhalen en poëtische teksten in de Bijbel heb- ben aan de basis gestaan van een ontelbaar aantal kunstuitingen. Daarnaast hebben de onderwerpen die in de Bijbel naar voren komen grote invloed ge- had op het denken over goed en kwaad, over schep- ping en evolutie, en over de omgang van mensen met elkaar. Kortom, onze huidige westerse samenleving is moeilijk te begrijpen zonder iets te weten van de Bijbel en de rol ervan in kerk, cultuur, wetenschap, kunst en literatuur. De Bijbel is voor joden en christenen niet precies het- zelfde boek. Het is ook niet één boek, maar een ver- zameling van tientallen boeken. Vandaar de naam ‘Bijbel’, die afgeleid is van het Griekse woord biblia, dat ‘boeken’ betekent. De boeken van de Bijbel stam- men uit verschillende tijden en zijn verschillend van taal, vorm en inhoud. Ze bevatten verhalen, wetten, geschiedschrijving, gedichten, gebeden, profetieën, liederen, spreuken en brieven. De oudste boeken zijn in het Hebreeuws geschreven en gaan voor een deel terug op mondelinge tradities uit het tweede en eer- ste millennium v.Chr. Enkele kleinere tekstgedeelten zijn geschreven in het Aramees, de jongste boeken in het Grieks. Deze stammen uit de eeuwen rond het begin van de jaartelling. De Bijbel bestaat voor christenen uit twee hoofd- delen: het Oude Testament en het Nieuwe Testa- ment. Het woord ‘testament’ betekent hier ‘ver- bond’: het gaat in de boeken om de relatie tussen God en mensen. Deze relatie komt tot uitdrukking in de schepping, in de geschiedenis van het volk Israël en in het leven en optreden van Jezus Christus en de eerste christenen. Voor de joden is het eerste deel de heilige Schrift; zij noemen dit Tenach of Tanach. Het woord Tanach bestaat uit de beginletters van de drie delen van de verzameling bijbelboeken: Tora (Wet), Neviiem (Profeten) en Ketoeviem (Geschriften). Vaak gebruikt men de naam voor het eerste deel (Tora) ook als naam voor heel Tanach. Inleiding
10 Verspreid in deze studiebijbel staan 150 kaderarti- kelen over uiteenlopende onderwerpen. De artike- len gaan over belangrijke thema’s in de Bijbel, over de verschillende culturen in het oude Nabije Oos- ten, over religieuze gebruiken en feesten, over bij- belse personages en over culturele en literaire ach- tergronden. Bijna elk bijbelboek bevat een of meer kaderartikelen. De onderwerpen zijn op te zoeken in de verklarende woordenlijst, waar ze in alfabetische volgorde zijn opgenomen. Aan het eind van deze in- leiding staat bovendien een thematisch overzicht van kaderartikelen. De verklarende woordenlijst achter in deze studie- bijbel legt onbekende woorden uit en geeft achter- grondinformatie over allerlei onderwerpen. Sommi- ge thema’s worden behandeld in een kaderartikel. In dat geval staat er een verwijzing naar het kaderar- tikel en naar het nummer van de pagina waar men dit kan vinden. Op vier plaatsen zijn in de NBV Studiebijbel kleuren- katernen opgenomen. De foto’s, kaarten, plattegron- den en grafi eken geven informatie over de wereld waarin de Bijbel is ontstaan en waarin veel van de verhalen zich afspelen. Achter in deze studiebijbel staat een register van alle namen op de kaarten en plattegronden. Het eerste kleurenkatern gaat over het landschap en het klimaat van Palestina en het oude Nabije Oos- ten. Het tweede en het derde katern behandelen de historische en bijbelse achtergronden van de we- reld waarin het Oude en het Nieuwe Testament ont- staan zijn. Het vierde kleurenkatern geeft informatie over archeologie en de Bijbel, en bevat een uitgebrei- de historische tabel. In deze bijbelse tijdlijn zijn de hoogtepunten uit de geschiedenis van het oude Na- bije Oosten en Palestina te vinden, en ook een afzon- derlijke kolom die een beeld geeft van de geschiede- nis zoals de Bijbel die vertelt. De historische tabel is geïllustreerd met foto’s van archeologische vondsten. Deze tonen markante ge- bouwen, personen, teksten en gebruiksvoorwerpen uit het oude Nabije Oosten. Het merendeel van de afb eeldingen laat voorwerpen zien die te bezichti- gen zijn in het Rijksmuseum voor Oudheden te Lei- den. Aan het begin van de NBV Studiebijbel is een voor- beeldpagina opgenomen. Hierop zijn de verschillen- de onderdelen gemarkeerd en voorzien van een kor- te uitleg. uiteengezet (Thema). Daarna wordt kort aangege- ven wat de literaire structuur van het boek is (Op- bouw). Boven aan de pagina staan de naam van het bijbel- boek en het hoofdstuknummer van de bijbeltekst. Elk bijbelboek is verdeeld in hoofdstukken, die ge- nummerd zijn. Elk hoofdstuk is weer verdeeld in ver- zen, die ook zijn genummerd. Het aantal hoofdstuk- ken verschilt per bijbelboek, net als het aantal verzen per hoofdstuk. Tussen de bijbeltekst in staan tekst- kopjes die kort de inhoud van de passage aangeven. Deze tussenkopjes horen niet bij de oorspronkelijke bijbeltekst. Onder aan de pagina staan aantekeningen . Deze noemen belangrijke thema’s en motieven, geven toelichting bij moeilijke passages, leggen onbeken- de namen en begrippen uit en wijzen op vergelijk- bare bijbelteksten. Eerst is het hoofdstuk- en vers- nummer aangegeven (tussen haakjes), dan volgen de woorden of de zin die toegelicht worden. Daarna komt de aantekening, die bedoeld is als hulpmiddel om de tekst te begrijpen. Hier en daar staan direct onder de bijbeltekst noten die uitleg geven over de vertaling. De Hebreeuwse boeken van het Oude Testament zijn vertaald op ba- sis van het oudste volledige handschrift van de He- breeuwse bijbel. De teksteditie die voor de verta- ling van de Hebreeuwse bijbel is gebruikt, wordt in de noten MT genoemd, ‘masoretische tekst’. De deu- terocanonieke boeken zijn vertaald op basis van de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Sep- tuaginta. Het Nieuwe Testament is vertaald op ba- sis van Griekse handschriften. Als hier in de vertaling van afgeweken is, staat er een noot onder de tekst. Sommige noten noemen een andere mogelijke ver- taling, of ze wijzen op de betekenis van namen of op een woordspel. In een aantal gevallen wordt gewe- zen op een afwijkende versnummering. In de kantlijn naast de bijbeltekst staan dwarsverwij- zingen . Deze vestigen de aandacht op citaten, toe- spelingen en vergelijkbare motieven in andere bij- belboeken. Tussen haakjes staat het hoofdstuk- en versnummer van de tekst waar de verwijzing bij hoort. Daarna volgen de afgekorte naam van het bij- belboek en het nummer van het hoofdstuk waar- naar verwezen wordt. Een dubbele punt geeft aan welk vers in het hoofdstuk is bedoeld, een liggend streepje tot hoever de passage doorloopt. Een kom- ma geeft aan dat het om afzonderlijke verzen in het- zelfde hoofdstuk gaat.
Achtergrond Het boek Jozua ontleent zijn naam aan de persoon Jozua, die na de dood van Mozes (Deuteronomium 34:5) de Israëlieten leidt (Deuteronomium 34:9; Nu- meri 27:18-20) en Kanaän binnenvoert. De naam Jo- zua betekent ‘JHWH redt’, en dat is meteen ook het thema van het boek. Waarschijnlijk hoorde het sa- men met de boeken Deuteronomium, Rechters, Samuel en Koningen bij een grotere literaire ver- zameling, het zogenaamde deuteronomistische ge- schiedwerk. Dit beschrijft de geschiedenis van Is- raël tot aan de Babylonische ballingschap, tegen de achtergrond van de wetten in het boek Deuterono- mium. Het boek Jozua is dan ook pas te begrijpen als het gelezen wordt tegen de achtergrond van die wetten, waarnaar impliciet veelvuldig wordt verwe- zen. Ook bevat het boek verwijzingen naar andere boeken uit de Pentateuch, met name naar Numeri. Het boek Jozua is ontstaan in een langdurig re- dactioneel proces, tussen de tijd van de koningen en de tijd na de ballingschap. Hoe dat precies is verlo- pen, is moeilijk na te gaan. Wel is duidelijk dat de huidige tekst, waarin de oude, overgeleverde ver- halen over de verovering en verdeling van het land Kanaän zijn opgenomen, een of meer sterk theolo- gisch gekleurde bewerkingen heeft gehad. Het volk Israël krijgt Kanaän in bezit, maar er zijn wel voor- waarden om in het beloofde land te mogen wonen en het blijvend te behouden. Dat laatste bleek toen de Babyloniërs een deel van het volk in ballingschap voerden. Thema Het boek Jozua draait om de belofte die God ooit aan de aartsvaders Abraham, Isaak en Jakob deed: hun nageslacht zou Kanaän in bezit nemen en daar altijd blijven wonen (zie bijvoorbeeld Genesis 12:7; 13:14-17; 26:2-3; 28:13). Dit boek gaat over de realise- ring van die belofte. Voorwaarde voor de verovering is echter wel dat het volk gehoorzaamt aan de wet- ten uit het voorafgaande boek Deuteronomium. Er mislukt dan ook een keer een aanval door de onge- hoorzaamheid van één man (7:1-26). Nu en dan laat de auteur van Jozua doorschemeren dat hij weet dat het volk zich in de geschiedenis niet altijd aan de wet van Mozes heeft gehouden. Dat leidt in zijn visie tot de ballingschap (zie de aantekeningen bij hoofdstuk 23). Er komt veel geweld voor in het boek Jozua. Ver- overde steden moeten met de ban worden gesla- gen. Dat betekent in zijn extreemste vorm dat alles en iedereen gedood en verbrand moet worden, én dat de veroverde goederen aan God moeten worden gewijd. Het volk mag er zelf niet beter van worden en moet alles afstaan aan degene die uiteindelijk de strijd voert. Herhaaldelijk wordt immers gesteld dat JHWH zelf voor Israël strijdt (vergelijk bijvoorbeeld 23:3 en de betekenis van de naam Jozua). Zo blijkt bijvoorbeeld bij het verhaal over de verovering van Jericho (5:13-6:27) dat het volk bijna niets hoeft te doen. Wat het doet, lijkt eerder op een processie dan op een oorlog. Het boek Jozua is dan ook niet zozeer een geschie- denisboek over de inname van het land als wel een vertelling over voorbeeldige trouw en gehoorzaam- heid aan God en zijn wet (zie Jozua 23-24). Als het volk trouw en gehoorzaam is, dan kan het hele land worden veroverd (1:4; 11:23; 18:1; 21:45-47). Maar dit blijkt eerder ideaal dan werkelijkheid. Ondanks me- dedelingen dat heel het land veroverd is, wordt ook gezegd dat er nog veel gebieden, volken en steden niet veroverd zijn (zie bijvoorbeeld 13:1-7, 13; 15:63). In het boek Jozua komt de formule ‘tot op de dag van vandaag’ vaak voor (4:9; 5:9; 6:25; 7:26; 8:28, 29; 9:27; 10:27; 13:13; 14:14-15; 15:63; 16:10; 22:3, 17; 23:9). Daarmee worden historische verklaringen gegeven voor zaken die in de tijd van het ontstaan van het boek Jozua bekend waren. Vaak gaat het daarbij om steenhopen (bijvoorbeeld 4:9; 7:26; 8:29; vergelijk Genesis 28:18-22) die dienden als herinnering aan wat JHWH voor zijn volk had gedaan of als waar- schuwing. Opbouw Het boek Jozua bestaat uit drie delen (Jozua 1-12; 13-21; 22-24). In de hoofdstukken 1-12 gaat het over de doortocht door de Jordaan en de verovering van Ka- naän. Bekende verhalen in dit gedeelte zijn die over Rachab en de spionnen in Jericho (2), de overtocht over de Jordaan (3) en de verwoesting van de stad Je- richo (5:13-6:27). In de hoofdstukken 13-21 wordt het veroverde land onder de stammen verdeeld; in de hoofdstukken 20 en 21 wordt beschreven welke ste- den uit de stamgebieden uitgezonderd worden als vrijsteden en als steden die aan de Levieten worden Jozua Inleiding
318 keren naar hun gebieden (22). Het geheel wordt af- gesloten met twee afscheidstoespraken van Jozua, die het volk oproept zich aan de wet van Mozes te houden en alleen God te dienen (23-24). toegewezen (zie de aantekening bij 21:1-41). In het derde deel (22-24) lezen we dat de Oost-Jordaanse stammen, die de West-Jordaanse stammen hadden geholpen het land Kanaän te veroveren, weer terug-
319 Jozua 1 (1:3) Deut. 11:24-25 (1:4) Deut. 1:7 (1:5-6) Deut. 31:6-8 (1:5) Joz. 1:17; 3:7; 6:27 (1:6) Deut. 31:23 (1:7) Deut. 5:32-33; 29:8 (1:8) Deut. 17:18-19; Ps. 1:2 (1:9) Deut. 1:21; 31:6-8, 23 (1:13-15) Num. 32:28-32; Deut. 3:18-20; Joz. 22:1-6 (1:17) Deut. 34:9; Joz. 1:5 (1:1) Mozes […] Jozua Jozua en Mozes worden in het boek Jozua vaak samen ge- noemd (1:1, 2, 5, 7, 17; 3:7; 4:10, 14; 8:35; 9:24; 11:12, 15, 23; 17:4), waarbij duidelijk wordt dat Mozes de belangrijkste is en Jozua zijn opvolger (vergelijk Numeri 27:15-23; Deutero- nomium 31:1-8). ‘Dienaar van JHWH’ is in deze context een eretitel voor degene die dicht bij JHWH staat en zijn wet doorgeeft. De dood van Mozes wordt beschreven in Deu- teronomium 34:5. (1:2) de Jordaan over te trekken Het boek Jozua sluit als verhaal direct aan op Deuterono- mium, dat verslag doet van wat zich afspeelde in de vlakte van Moab, in het gebied ten oosten van de Jordaan (Deute- ronomium 1:1, 5; 34:8; vergelijk Numeri 33:48-51). (1:4) de Grote Zee in het westen De Middellandse Zee. (1:7-8) wet […] wetboek Dit slaat waarschijnlijk op de wetten en voorschriften van Deuteronomium 5-26. (1:10) de schrijvers van het volk De vertaling ‘schrijvers’ geeft maar één aspect van de be- doelde functie weer. Het gaat om mensen die een ambtelij- ke opleiding hadden genoten en in de toenmalige samen- leving ook functies vervulden als opzichters of griffi ers (zo ook in 8:33 en 23:1-2). (1:12-15) de stammen Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse Deze stammen hadden in het gebied ten oosten van de Jor- daan al land van Mozes gekregen (Numeri 32; Deuterono- mium 3:12-20; vergelijk Jozua 13:8-32; 14:3-4; 22:1-9). Alle weerbare mannen van deze stammen trekken nu met de overige Israëlieten de Jordaan over om samen met hen het land ten westen van de Jordaan te veroveren. De tweede helft van de stam Manasse zal in het gebied ten westen van de Jordaan land in bezit krijgen (vergelijk 17:1-13). Opdracht van jhwh aan Jozua 1 Na de dood van Mozes , de dienaar van jhwh , zei jhwh tegen Jozua, de zoon van Nun en de rechterhand van Mozes: 2 ‘Nu mijn dienaar Mozes is gestorven, moet jij je gereedmaken om met heel dit volk de Jordaan over te trekken . Ga naar het land dat ik het volk van Israël zal geven. 3 Elk stuk grond dat jullie zullen betreden gee f ik jullie, zoals ik Mozes heb beloofd. 4 Jullie gebied zal zich uitstrekken van de woestijn tot aan de Libanon, en van de grote rivier, de Eufraat, met het land van de Hethieten, tot aan de Gro- te Zee in het westen . 5 Zolang je leeft zal niemand tegen je kunnen standhou- den. Zoals ik Mozes heb bijgestaan, zo zal ik ook jou bijstaan. Ik zal niet van je zijde wijken en je niet verlaten. 6 Wees vastberaden en standvastig, want jij moet dit volk leiden wanneer ze het land veroveren dat ik hun zal geven, zoals ik hun voorouders gezworen heb. 7 En houd je vóór alles vastberaden en standvastig aan de wet waarin mijn dienaar Mozes je heeft onderwezen. Houd je daar altijd aan en wijk er op geen enkele manier van af, opdat je in alles wat je doet zult slagen. 8 Leg dat wetboek geen moment terzijde en ver- diep je er dag en nacht in, opdat je je aan alles houdt wat erin geschreven staat. Dan zal alles wat je onderneemt voorspoedig verlopen. 9 Ik gebied je dus: wees vastberaden en standvastig, laat je door niets weerhouden of ont- moedigen, want waar je ook gaat, jhwh , je God, staat je bij.’ 10 Jozua ga f toen de schrijvers van het volk de opdracht: 11 ‘Ga het hele kamp door en zeg tegen het volk dat het voor proviand moet zorgen. Het zal over drie dagen de Jordaan overtrekken om het land in bezit te nemen dat jhwh , hun God, hun zal geven.’ 12 Tegen de stammen Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse zei hij: 13 ‘Houd u aan de opdracht die Mozes, de dienaar van jhwh , u gegeven heeft . Mozes heeft gezegd: “ jhwh , uw God, zal u vrede schenken en u dit gebied geven.” 14 En Mozes zei verder dat uw vrou- wen, kinderen en vee in dit gebied mogen blijven dat hij u aan deze zijde van de Jordaan heeft toegewezen. Maar alle weerbare mannen onder u moe- ten hun broeders in slagorde voorgaan in de strijd om ze te steunen, 15 tot- dat jhwh u allemaal vrede geeft en ook zij het gebied in bezit hebben ge- nomen dat jhwh , uw God, hun geeft . Pas dan mag u teruggaan en uw eigen gebied in bezit nemen dat Mozes, de dienaar van jhwh , u ten oosten van de Jordaan heeft toegewezen.’ 16 Zij antwoordden Jozua: ‘We zullen alles doen wat u ons bevolen hebt en overal naartoe gaan waar u ons heen stuurt. 17 Zoals we naar Mozes hebben geluisterd, zo zullen we naar u luisteren. Moge jhwh ,
320 Jozua 1 (2:1) Joz. 7:2; Recht. 18:2; Mat. 1:5; Hebr. 11:31; Jak. 2:25 (2:10) Ex. 14:21-22; Num. 21:21-35; Deut. 2:26-3:7; Joz. 9:9-10 (2:11) Joz. 5:1 (2:14) Joz. 6:22-25 (2:15) 1 Sam. 19:12; Hand. 9:25; 2 Kor. 11:33 (2:2) de koning van Jericho Koningen waren in die tijd vaak niet meer dan stadskonin- gen (vergelijk 12:8-24). Het gebied rondom de stad behoor- de tot hun invloedssfeer. (2:6) naar het dak In het Nabije Oosten waren destijds – en nu doorgaans ook nog – de daken plat. Het dak hoorde min of meer bij de woonruimte van het huis. Men kon erop zitten en slapen, of er voorraden opslaan. Rachab verbergt de spionnen onder vlas dat waarschijnlijk op het dak lag te drogen. (2:15) een huis in de stadsmuur Veel steden in Kanaän hadden kazemattenmuren, die al- leen in tijden van oorlog met zand en stenen werden ge- vuld. Zo konden de huizen in de verdedigingsmuren geïn- tegreerd worden. (2:16) Probeer in de bergen te komen De achtervolgers waren in oostelijke richting naar de over- steekplaatsen van de Jordaan gegaan (2:7). De bergen lig- gen ten westen van Jericho. uw God, u bijstaan, zoals hij Mozes heeft bijgestaan. 18 Iedereen die niet naar u luistert en zich tegen uw bevelen verzet, tegen welk bevel dan ook, zal wor- den gedood. Wees vastberaden en standvastig.’ Spionnen in Jericho 2 Hierna stuurde Jozua, de zoon van Nun, er vanuit Sittim in het geheim twee spionnen op uit. Hij ga f hun de opdracht: ‘Verken het hele gebied, maar vooral Jericho.’ De mannen vertrokken. Toen ze in Jericho waren geko- men, vonden ze onderdak bij een hoer, Rachab genaamd, bij wie ze wilden overnachten. 2 Maar toen de koning van Jericho hoorde dat er die nacht spi- onnen van Israël waren gekomen, 3 liet hij Rachab het volgende bevel geven: ‘Lever ze uit, die mannen die bij je zijn, want ze zijn hier om te spioneren.’ 4 Maar Rachab – die de twee mannen verborgen had – zei: ‘Die mannen heb- ben mij inderdaad bezocht, maar ik weet niet waar ze vandaan kwamen. 5 Ze zijn vertrokken vlak voordat het donker werd en de poort zou worden geslo- ten. Ik heb geen idee waar ze naartoe zijn gegaan. Ga ze snel achterna, dan haalt u ze nog in.’ 6 Rachab had de mannen naar het dak gebracht en ze daar verborgen onder bundels vlas. 7 Hun achtervolgers vertrokken meteen in de richting van de Jordaan, naar de oversteekplaatsen. Zodra ze de stad hadden verlaten werd de poort gesloten. 8 Rachab ging naar het dak voordat de mannen in slaap zouden zijn. 9 ‘Ik weet,’ zei ze tegen hen, ‘dat jhwh dit land aan jullie heeft gegeven. Wij zijn door angst overmand. Alle inwoners van dit land zijn doodsbang voor jul- lie, 10 want we hebben gehoord dat jhwh de Rietzee voor jullie heeft droog- gelegd toen jullie uit Egypte wegtrokken en dat jullie Sichon en Og, de twee koningen van de Amorieten ten oosten van de Jordaan, hebben vernietigd. 11 Toen we dat hoorden, sloeg de angst ons om het hart en werden we wanho- pig. jhwh , jullie God, is immers een God die macht heeft in de hemel en op aarde. 12 Zweer me dan bij jhwh dat jullie mijn familie en mij goed zullen be- handelen. Ik heb jullie toch ook goed behandeld? Zweer het me, gee f me de zekerheid 13 dat jullie mijn vader en moeder, mijn broers en zusters en hun kinderen zullen sparen. Red ons van de dood!’ 14 De mannen antwoordden haar: ‘We staan voor jullie borg met ons leven, op voorwaarde dat jullie onze plannen niet verraden. Wanneer jhwh ons dit land gegeven heeft , zullen we onze beloft e nakomen.’ 15 Rachab woonde in een huis in de stadsmuur . Ze liet de spionnen langs een touw door het venster naar beneden zakken. 16 ‘Probeer in de bergen te komen ,’ zei ze, ‘anders vinden de achtervolgers jullie. Houd je daar drie da- gen schuil, totdat ze teruggekomen zijn. Ga daarna pas weg.’ 17 De mannen zeiden: ‘We zijn niet in alle gevallen gebonden aan de eed die je ons hebt la- ten zweren. 18 Wanneer we dit land binnentrekken, moet je dit rode koord aan het venster binden waardoor je ons hebt laten zakken. Zorg er dan voor dat je vader en moeder, je broers en je hele verdere familie bij je in huis zijn. 19 Wie van jullie dan naar buiten gaat, is zelf schuldig aan zijn dood. In dat
321 Jozua 3 (3:5) Ex. 19:10 (3:7) Joz. 1:5 (3:16-17) Ex. 14:21-22 (3:4) tweeduizend el Het volk moet op een afstand van ongeveer een kilometer blijven. (3:5) Reinig u Als voorbereiding op de komst van JHWH moet het volk zich reinigen, want de heiligheid van JHWH zal iedereen die on- rein is verteren (vergelijk Exodus 19:10-24; 2 Samuel 6:6-7). (3:15) de Jordaan stond de hele oogsttijd buiten zijn oevers Het gaat hier om de eerste oogst in het voorjaar in de maand nisan, de eerste maand van het jaar (vergelijk ook de aantekening bij Ruth 1:22). Door de lange winterregens en het smelten van de sneeuw op de Libanon stroomt er veel water door de Jordaan. (3:16) Adam […] Saretan De stad Adam lag ongeveer 27 kilometer ten noorden van Jericho. Saretan lag waarschijnlijk nog 5 kilometer noorde- lijker. geval zijn we niet aan onze eed gebonden. Maar wordt er ook maar iemand kwaad gedaan die binnen blijft , dan zijn wij schuldig. 20 En we zijn ook niet gebonden aan de eed die je ons hebt laten zweren als je onze plannen ver- raadt.’ 21 Rachab stemde hiermee in en liet de mannen gaan. En ze bond het rode koord aan het venster. 22 De mannen gingen de bergen in en bleven daar drie dagen, totdat de ach- tervolgers waren teruggekeerd. Ze hadden overal gezocht, maar niemand gevonden. 23 Toen kwamen de twee mannen de bergen uit, staken de Jordaan over en meldden zich bij Jozua, de zoon van Nun, aan wie ze alles vertelden wat hun overkomen was. 24 Ze zeiden hem: ‘ jhwh heeft ons het hele land in handen gegeven, de inwoners zijn doodsbang voor ons.’ Overtocht over de Jordaan 3 De volgende ochtend vroeg trok Jozua met het hele volk weg uit Sittim. Ze kwamen tot aan de Jordaan, waar ze drie dagen bleven voor ze over- trokken. 2 Op de derde dag gingen de schrijvers het kamp door 3 om het volk te zeggen: ‘Wanneer u de Levitische priesters de ark van het verbond met jhwh , uw God, ziet dragen, dan moet u het kamp opbreken en de ark volgen. 4 Maar blijf op grote afstand, ongeveer tweeduizend el , kom niet dichterbij. Dan kunt u zien welke weg u moet volgen, want u bent hier nooit eerder ge- weest.’ 5 En Jozua zei tegen het volk: ‘Reinig u , want morgen zal jhwh in uw midden wonderen verrichten.’ 6 De volgende dag ga f hij de priesters de opdracht: ‘Ga met de ark van het verbond voor het volk uit.’ De priesters namen toen de ark van het verbond op en gingen voor het volk uit, 7 en jhwh zei tegen Jozua: ‘Vandaag zal ik ervoor zorgen dat je bij alle Israëlieten hoog in aanzien komt te staan, zo- dat ze weten dat ik je zal bijstaan, zoals ik Mozes heb bijgestaan. 8 Zeg tegen de priesters die de ark van het verbond dragen dat ze, zodra ze bij de oever van de Jordaan zijn gekomen, in het water moeten blijven staan.’ 9 Jozua riep toen het volk bij elkaar en zei: ‘Luister naar de woorden van jhwh , uw God.’ En hij vervolgde: 10 ‘U zult merken dat de levende God in uw midden is en be- seff en dat hij het is die de Kanaänieten en de Hethieten, de Chiwwieten en de Perizzieten, de Girgasieten, de Amorieten en de Jebusieten voor u op de vlucht zal jagen. 11 De ark van het verbond met de Heer van de hele aarde gaat immers voor u uit de Jordaan in. 12 Kies nu twaal f mannen, één uit elke stam van Israël. 13 Op het moment dat de priesters die de ark van jhwh dragen, de Heer van de hele aarde, de Jordaan in gaan, zal de stroom tot stilstand ko- men en zal het water oprijzen als een dam.’ 14 Toen het volk het kamp had opgebroken om de Jordaan over te trekken, gingen de priesters die de ark van het verbond droegen voor het volk uit. 15 Zodra de priesters bij de Jordaan waren gekomen en hun voeten door het water werden omspoeld – de Jordaan stond de hele oogsttijd buiten zijn oevers –, 16 kwam het water tot stilstand en vormde het een dam, heel in de verte bij de stad Adam , die vlak bij Saretan ligt. Het water dat naar de Zout- zee ging, ofwel de Dode Zee, stroomde helemaal weg. Het volk trok over ter
322 Jozua 3 (4:6) Ex. 12:26; Deut. 6:20 (4:6) een gedenkteken Stenen worden vaker als gedenktekens opgesteld; vergelijk onder andere Genesis 28:18-22. (4:12) Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse Zie de aantekening bij 1:12-15. (4:19) op de tiende dag van de eerste maand Dat is de tiende dag van de maand nisan, die meestal in april valt. hoogte van Jericho. 17 De priesters die de ark van het verbond met jhwh droe- gen, bleven precies in het midden van de bedding van de Jordaan staan, ter- wijl heel Israël overtrok, tot de laatste man. 4 Nadat het hele volk de Jordaan was overgetrokken, zei jhwh tegen Jo- zua: 2 ‘Kies nu twaal f mannen, één uit elke stam, 3 en zeg hun dat ze van de plaats waar de priesters in de Jordaan staan twaalf stenen moeten halen. Die moeten ze meenemen en in het kamp leggen waar ze vanaf deze nacht zullen verblijven.’ 4 Jozua liet twaal f mannen aanwijzen, één uit elke stam van Israël, en nadat hij hen bij elkaar geroepen had, 5 zei hij tegen hen: ‘Ga voor de ark van jhwh , uw God, de Jordaan in. U moet allemaal één steen op uw schouders nemen, één voor elke stam van Israël. 6 Ze zullen een gedenk- teken voor u zijn. Wanneer uw kinderen later zullen vragen wat die stenen betekenen, 7 dan moet u ze vertellen dat het water van de Jordaan werd te- gengehouden door de aanwezigheid van de ark van het verbond met jhwh . Vertel ze dat toen de ark de Jordaan in ging het water werd afgesneden en dat deze stenen daarvan voor Israël een eeuwig gedenkteken zijn.’ 8 De man- nen deden wat Jozua hun had gezegd. Ze haalden twaalf stenen uit de Jor- daan, één voor elke stam, zoals jhwh aan Jozua had opgedragen. Ze droegen de stenen met zich mee naar hun kamp en legden ze daar neer. 9 Jozua richt- te ook twaalf stenen op in het midden van de Jordaan, op de plaats waar de priesters stonden die de ark van het verbond droegen. Die stenen staan daar tot op de dag van vandaag. 10 De priesters die de ark droegen stonden in het midden van de Jordaan, totdat de opdracht die Jozua het volk in naam van jhwh gegeven had volledig was uitgevoerd, volgens de opdracht die hij al van Mozes gekregen had. Het volk trok zo snel mogelijk over, 11 en toen het volledig aan de overkant was gingen ook de priesters met de ark van jhwh naar de overkant en trokken ze verder voor het volk uit. 12 Ook de stammen Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse trokken in slagorde voor Israël uit, zoals Mozes hun bevolen had. 13 Deze voorhoede van het leger, zo’n veertigduizend man, trok nog voor de ark van jhwh uit ten strijde naar de vlakte van Jericho. 14 Op die dag verhoogde jhwh het aanzien van Jozua bij de Israëlieten, zodat ze zijn leven lang ontzag voor hem hadden, zoals ze ook voor Mozes hadden gehad. 15 jhwh zei tegen Jozua: 16 ‘Zeg tegen de priesters die de ark met de tekst van het verbond dragen dat ze uit de Jordaan komen.’ 17 Jozua ga f hun die op- dracht, 18 en toen de priesters die de ark van het verbond met jhwh droegen uit de Jordaan kwamen en de oever betraden, hernam het water zijn loop en trad het weer buiten zijn oevers, zoals het eerder had gedaan. 19 Het volk be- reikte de overkant van de Jordaan op de tiende dag van de eerste maand , en het sloeg zijn kamp op bij Gilgal, dat oostelijk van Jericho ligt. 20 Jozua richt- te daar de twaalf stenen op die ze uit de Jordaan hadden meegenomen. 21 Hij zei tegen de Israëlieten: ‘Wanneer uw kinderen later vragen wat deze stenen betekenen, 22 dan moet u hun het volgende vertellen: “Israël is de Jordaan overgetrokken, en wel over de droge bedding. 23 Want jhwh , jullie God, heeft de Jordaan voor jullie drooggelegd totdat jullie waren overgetrokken, zoals hij ook de Rietzee voor ons heeft drooggelegd totdat we die waren overge- trokken. 24 Want alle volken op aarde moeten weten hoe machtig jhwh , jul- lie God, is, en jullie moeten altijd vol ontzag voor hem zijn.”’
Intocht en archeologie Het intochtverhaal van de Israëlieten in Kana- an wordt traditioneel gedateerd rond het jaar 1200 v.Chr., wat in de huidige geschiedschrij- ving van het oude Nabije Oosten overeenkomt met de overgangsperiode van de Late Brons- tijd (1550-1200 v.Chr.) naar de Vroege IJzertijd (1200-900 v.Chr.). Aan de hand van opgegraven restanten van gebouwen en gebruiksvoorwer- pen uit deze perioden zijn in het verleden ver- schillende theorieën ontwikkeld die proberen op- heldering te geven over de werkelijke toedracht van de Israëlitische intocht in Kanaän. De theorie van de ‘militaire verovering’ gaat uit van een invasie van Kanaän door de Israëlieten, vanuit Transjordanië. Door middel van militaire campagnes zouden de Israëlieten het land Kana- an binnen één generatie veroverd hebben. Daar- bij werd een deel van de plaatselijke bevolking uitgeroeid en werden de ingenomen gebieden onder de stammen verdeeld. Deze theorie is voornamelijk geïnspireerd op de verhaallijn van het bijbelboek Jozua, waarbij de historische achtergrond van dat verhaal wordt verklaard door buitenbijbels bewijsmateriaal uit opgravingen en geschriften. Door archeologische vondsten zou volgens deze theorie het intochtverhaal uit het boek Jo- zua enigszins ‘bewezen’ kunnen worden. Ener- zijds door de vaststelling dat rond 1200 v.Chr. op grote schaal Kanaänitische steden zijn verwoest, anderzijds door de bouwstijl van nieuwe neder- zettingen, die boven op de ruïnes van verwoeste steden gebouwd werden. Een andere theorie is die van de ‘vreedzame infi l- tratie’. Die theorie interpreteert het verhaal van de Israëlitische intocht als een vreedzame infi l- tratie vanuit de steppen door groepen migreren- de nomaden. Pas later, na hun vestiging in het centrale bergland van Kanaän, zouden zij hevig gevochten hebben met de Kanaänitische stad- staten, waarna ze een nationale staat vestigden. Volgens deze theorie heeft de vreedzame over- gang van een rondzwervend bestaan naar per- manente vestiging in Kanaän geleidelijk plaats- gevonden. Na het einde van het regenseizoen was in de woestijn door toenemende droogte on- voldoende voedsel te vinden. Hierdoor werden de nomaden elk jaar gedwongen om met hun vee op weg te gaan naar weidegronden van het re-genrijke en vruchtbare, nabijgelegen Centrale Bergland. Door deze regelmatige wisseling van weidegrond ontstonden gaandeweg intensieve contacten tussen de nomaden en de plaatselijke bevolking in de dorpen. Op den duur leidde dat tot sociaal-economische veranderingen voor de Israëlitische stammen: ze gingen zich daar ves- tigen op vaste plaatsen en legden zich toe op de akkerbouw. Na verloop van tijd echter ontston- den er schermutselingen tussen de Israëlieten en de plaatselijke Kanaänitische bevolking. Een derde theorie is die van de ‘sociale revolutie’. Daarin wordt het bijbelse intochtverhaal beschre- ven als een sociale opstand tegen het onrecht- vaardige bestuurssysteem van de Kanaänitische steden in de kustvlakte en de valleien. Door toe- nemende armoede en onderdrukking kwamen autochtone stadsbewoners in verzet, waarna zij in groten getale de steden verlieten en zich in het centrale bergland vestigden. Zo werd de weg ge- opend voor een andere samenlevingsvorm in het centrale bergland, met betere en gelijkere moge- lijkheden voor al deze betrokkenen. In deze theorie gaat men uit van het bestaan van een aparte sociale groep: de ‘apiru. Zij wor- den genoemd in een groot aantal Egyptische en Mesopotamische teksten uit de Late Bronstijd. Hierin worden ze afgeschilderd als een sociale onderklasse die zich tegen de Egyptische over- heersing verzette. De overeenkomst tussen de woorden ‘apiru en ‘ivriem (Hebreeërs) heeft ge- leid tot de veronderstelling dat de vroege Israëlie- ten uit deze onderklasse zijn voortgekomen. Een veronderstelling, overigens, die nog steeds on- derwerp van discussie is. Deze drie theorieën over de intocht zijn groten- deels gebaseerd op opgegraven restanten van gebouwen en gebruiksvoorwerpen uit de Late Bronstijd en de Vroege IJzertijd. Ook al zijn de ar- cheologische vondsten beperkt en onvolledig, toch kan er een reconstructie gegeven worden van de overgangstijd tussen deze twee perioden. Zo hebben opgravingen aangetoond dat in de Vroege IJzertijd, met name in het centrale berg- land, honderden kleine nederzettingen hebben bestaan. De inwoners van deze dorpen bedreven landbouw en hielden schapen en geiten. In deze periode was er, in tegenstelling tot het geringe aantal kleine stadstaten uit de Late Bronstijd, een
De archeologische vondsten leveren niet genoeg op om een keuze te kunnen maken tussen de drie beschreven theorieën over de intocht. De aanwe- zigheid van bijvoorbeeld puin en verbrandings- resten in de bodem van een nederzetting kunnen het directe gevolg zijn van een gewelddadige ver- woesting, maar het is niet te zeggen of dat het werk is geweest van immigrerende Israëlieten. Daar komt bij dat een boek als Jozua een ander oriëntatiepunt heeft dan de archeologie. Bijbel- boeken richten zich niet zozeer op een precieze weergave van de gebeurtenissen, maar stellen vooral de relatie tussen God en mensen centraal, in het boek Jozua in het bijzonder de relatie tus- sen God en zijn volk Israël. grote verscheidenheid aan nederzettingen die op heel verschillende manieren ingedeeld waren. Zo zijn er resten gevonden van ronde dorpen, waar- bij de huizen gerangschikt zijn in een bijna geslo- ten cirkel, en van agglomeraten, waarbij er wei- nig regelmaat te constateren is in de ligging van de gebouwen. Verder zijn bij opgravingen geen grote monu- mentale gebouwen zoals tempels en paleizen aangetroff en. Wel zijn er enkele typische inrich- tingen van woonhuizen gevonden, zoals pilaar- huizen (een huis dat in de lengte in drieën is gedeeld door twee rijen pilaren) en vierkamer- huizen (een rechthoekige binnenplaats die aan drie kanten omgeven is door overdekte ruimten, deels gescheiden door pilaren).
325 Jozua 5 (5:1) Joz. 2:11 (5:6) Ex. 3:8; Num. 14:28-35 (5:10) Ex. 12:1-13 (5:12) Ex. 16:35 (5:13) Num. 22:23; 1 Kron. 21:16 (5:6) gezworen dat hij hun niet het land zou laten zien Vergelijk Numeri 14:21-35; 32:10-11. (5:10) bereidden ze in de avond van de veertiende dag van die eerste maand het pesachoff er Zoals de uittocht begon met Pesach (Exodus 12), begint ook de intocht daarmee (vergelijk Exodus 12:25). Daarvoor moesten de mannelijke Israëlieten besneden zijn (Exodus 12:43-50). Ook nu nog begint het joodse pesachfeest op 14 nisan, de eerste maand, waarmee de lente begint (vergelijk Exodus 12:2, 6, 18; Leviticus 23:5; Numeri 9:1-5). Het feest be- gint ’s avonds, omdat een etmaal in de Bijbel begint bij het invallen van de avond. De eerste dag van de schepping be- gon immers ook met de avond (Genesis 1:5). (5:11) aten ze ongedesemd brood en geroosterd graan van de opbrengst van het land Op de dag na het pesachoff er begint volgens Leviticus 23:6 het feest van het Ongedesemde brood (vergelijk Exo- dus 12:8, 15-20). Volgens Exodus 12:39 is dit verbonden met de haast bij de uittocht, waardoor er geen tijd was om het deeg te laten rijzen. Dat er op dit feest ook geroosterd graan gegeten wordt, wordt nergens anders in de Bijbel vermeld (vergelijk Leviticus 2:14). (5:12) geen manna meer Doordat er geen manna meer komt, wordt de uittocht afge- sloten. Vanaf nu kunnen de Israëlieten in Kanaän van de op- brengst van het land eten. (5:13-15) een man […] met een getrokken zwaard in de hand Vóór de val van Jericho ontmoet Jozua ‘de aanvoerder van het leger van JHWH’ (vergelijk Exodus 33:2-3). Jozua moet zijn sandalen uittrekken, omdat de plaats waarop hij staat heilig is (5:15). Deze episode lijkt op de ontmoeting van Mo- zes met JHWH in de brandende doornstruik (Exodus 3:5). Omdat dit zich in de omgeving van Jericho afspeelt, wordt het gebied van Jericho als het ware heilig. Ook wordt door de aanduiding ‘aanvoerder van het leger van J HWH’ en door het getrokken zwaard impliciet duidelijk dat JHWH voor Is- raël zal strijden. Expliciet staat dit in Jozua 6:2. 5 Toen de koningen van de Amorieten ten westen van de Jordaan en de ko- ningen van de Kanaänieten bij de zee hoorden dat jhwh de Jordaan had drooggelegd, zodat de Israëlieten konden oversteken, sloeg de angst voor Is- raël hun om het hart en werden ze door wanhoop bevangen. Besnijdenis en Pesach 2 Na de overtocht zei jhwh tegen Jozua: ‘Maak messen van vuursteen en be- snijd de Israëlieten opnieuw.’ 3 Jozua maakte die messen en hij besneed de Israëlieten opnieuw bij de Voorhuidenheuvel. 4 Hij besneed hen omdat alle weerbare mannen die uit Egypte waren weggetrokken, na de uittocht wa- ren gestorven, onderweg in de woestijn. 5 Van het volk dat weggetrokken was waren alle mannen besneden geweest, maar de mannen die na de uittocht waren geboren, toen het volk onderweg was in de woestijn, waren niet be- sneden. 6 Want Israël trok veertig jaar door de woestijn, totdat alle weerba- re mannen die uit Egypte waren weggetrokken, gestorven waren. Ze hadden niet geluisterd naar jhwh , en daarom had jhwh hun gezworen dat hij hun niet het land zou laten zien dat hij ons zou geven, zoals hij onze voorouders had beloofd: het land dat overvloeit van melk en honing. 7 Maar hij liet hun zonen hun plaats innemen. Dus besneed Jozua deze zonen, omdat dit on- derweg niet gedaan was. 8 Nadat ze allemaal waren besneden, moesten ze in hun tenten blijven tot ze waren genezen. 9 En jhwh zei tegen Jozua: ‘Van- daag heb ik de schande van Egypte van jullie afgewenteld,’ en Jozua noemde die plaats Gilgal. Zo heet die plaats tot op de dag van vandaag. 10 Toen de Israëlieten in hun kamp bij Gilgal waren, op de vlakte van Jeri- cho, bereidden ze in de avond van de veertiende dag van die eerste maand het pesachoff e r . 11 Al één dag na het pesachoff er aten ze ongedesemd brood en geroosterd graan van de opbrengst van het land . 12 Er kwam die dag geen manna meer ; de Israëlieten kregen vana f toen nooit meer manna. Ze aten dat jaar van de opbrengst van de akkers van Kanaän. Vernietiging van Jericho 13 Toen Jozua eens in de omgeving van Jericho liep, zag hij plotseling een man tegenover zich met een getrokken zwaard in de hand. Jozua ging op hem af (5:9) afgewenteld [...] Gilgal – In het Hebreeuws is er een woordspel tussen het werk- woord galal , ‘afwentelen’, en de naam Gilgal, ‘Steenkring’.
326 Jozua 5 (5:14) Ex. 23:20 (5:15) Ex. 3:5 (6:16) Joz. 2:12-14 (6:18) Lev. 27:28-29; Joz. 7:1-26 (6:17) de ban van J HWH Zie de inleiding op dit boek. (6:18) en Israël in het ongeluk stort Later zal Achan Israël in het ongeluk storten, omdat hij zich niet gehouden heeft aan dit gebod (7:25-26). (6:19) de schatkamer van J HWH Dit is een zinspeling op een latere tijd, toen de tempel in Je- ruzalem stond, met een schatkamer erin. en vroeg: ‘Hoor je bij ons o f bij de vijand?’ 14 De man antwoordde: ‘Bij geen van beide, ik ben de aanvoerder van het leger van jhwh . Daarom ben ik hier.’ Jozua viel op zijn knieën, boog diep voorover en vroeg hem: ‘Mijn heer, ik ben uw dienaar, wat beveelt u mij?’ 15 De aanvoerder van het leger van jhwh zei tegen Jozua: ‘Trek je sandalen uit, want de plaats waarop je staat is heilig.’ Jozua deed wat hem bevolen was. 6 Jericho was toen al volkomen afgegrendeld uit angst voor de Israëlieten, er kon niemand in o f uit. 2 jhwh zei tegen Jozua: ‘Ik lever Jericho met zijn koning en al zijn dappere helden aan je uit. 3 Jullie moeten om de stad trekken; alle weerbare mannen moeten eenmaal om de stad gaan, en dat zes dagen achter elkaar. 4 Er moeten zeven priesters met zeven ramshoorns voor de ark van het verbond uit gaan. Maar op de zevende dag moeten jullie ze- venmaal om de stad trekken. De priesters moeten op de ramshoorns blazen, 5 en als het volk die hoort klinken moet het uitbarsten in luid geschreeuw. De muur van de stad zal dan instorten en iedereen zal de stad binnenklimmen vanaf de plaats waar hij zich bevindt.’ 6 Jozua, de zoon van Nun, liet toen de priesters komen en ga f hun de op- dracht: ‘Neem de ark van het verbond op. Zeven priesters moeten met ze- ven ramshoorns voor de ark van jhwh uit gaan.’ 7 En tegen het volk zei hij: ‘Trek op naar de stad, trek eromheen en laat de voorhoede van het leger voor de ark van jhwh uit gaan.’ 8 Het gebeurde zoals Jozua het volk had opgedra- gen. Zeven priesters gingen met zeven ramshoorns voor jhwh uit; ze trok- ken al blazend op de ramshoorns op naar de stad. De ark van het verbond met jhwh kwam achter hen aan, 9 de voorhoede ging voor de priesters uit die op de ramshoorns bliezen en de rest van het volk kwam achter de ark. De ramshoorns klonken onophoudelijk, 10 maar Jozua had strijdkreten verbo- den. ‘Laat uw stem niet horen,’ had hij gezegd, ‘slaak geen enkele kreet tot het moment waarop ik u dat beveel.’ 11 Jozua liet de ark van jhwh eenmaal om de hele stad trekken. Daarna ging het volk terug naar het kamp, waar het overnachtte. 12 De volgende dag stond Jozua in alle vroegte op. De priesters namen de ark van jhwh op, 13 de zeven priesters met de zeven ramshoorns trokken al blazend op de hoorns voor de ark van jhwh uit, de voorhoede ging voor hen uit en de rest van het volk kwam achter de ark van jhwh . Onophoudelijk klonken de ramshoorns. 14 De Israëlieten trokken ook op de tweede dag een- maal om de stad en gingen daarna terug naar het kamp. Zo deden ze zes da- gen. 15 Op de zevende dag stonden ze bij dageraad op en trokken op dezelfde wijze zevenmaal om de stad. Alleen op deze dag trokken ze zevenmaal om de stad, 16 en bij de zevende maal, toen de priesters de ramshoorns lieten klin- ken, riep Jozua tegen het volk: ‘Schreeuw, want jhwh heeft u Jericho in han- den gegeven! 17 Maar op de stad en alles wat erin is rust de ban van jhwh : ze is onvoorwaardelijk aan jhwh gewijd en moet vernietigd worden. Alleen de hoer Rachab mag in leven blijven, samen met iedereen die bij haar in huis is, want zij heeft onze verkenners een schuilplaats gegeven. 18 Maar denk eraan dat op al het andere een ban rust. Dus vernietig de stad maar maak niets buit, zodat u niet Israëls eigen kamp aan de vernietiging prijsgeeft en Israël in het ongeluk stort . 19 Al het zilver en goud en alle voorwerpen van koper, brons en ijzer zijn aan jhwh gewijd; alles gaat naar de schatkamer van jhwh .’