14 De NBV als vernieuwende vertaling 1.1 Keuze voor natuurlijk Nederlands De Bijbel komt tot ons in taal, en verreweg de meeste lezers zijn daarbij op een vertaling aangewezen. Een vertaling als de NBV , in natuurlijke taal, met goedgekozen woorden die de juiste betekenis oproepen, is daarom van grote waarde. De NBV is gemaakt vanuit het fundamentele inzicht dat een goed gebruik van onze eigen taal cruciaal is om de kracht van het origineel in de vertaling tot uiting te brengen. Waarom is een goed gebruik van het Nederlands zo belangrijk? De eerste stap is dat we inzien dat woorden een werking hebben. Dat betekent: woorden zijn beteke - nisvol en effectief mits je ze goed gebruikt. Dat laatste punt is cruci - aal: het gaat niet vanzelf. De kracht en de betekenis van de brontekst worden niet vanzelf overgebracht in een vertaling. Er komt, zoals we in dit hoofdstuk zullen zien, van alles bij kijken. Het is niet alleen een kwestie van correct Nederlands, het gaat veel verder. Het vraagt om vertalers die zich de brontekst eigen maken, die voor zich zien wat er wordt verteld en wordt gezegd, en die in staat zijn om juist die woorden te kiezen die het in onze taal even krachtig en beeldend en overtuigend weten te zeggen als in het origineel. Een tweede belangrijk inzicht is dat talen van elkaar verschillen. Het is bekend dat de woorden door de zin gaan wandelen zodra je gaat vertalen. ‘J’ai vu mon père’ vertaal je niet met ‘ik heb gezien mijn vader’. En naast dat soort verschillen in zinsbouw en construc - ties zijn er de verschillen in wijzen van spreken. Het is duidelijk dat ‘ik ben een beetje onder het weer’ een weinig zinvolle vertaling is van het Engelse ‘I’m a little under the weather’ (‘ik voel me niet zo lekker’). Ook het bijbels Hebreeuws en Grieks hebben vele voorbeel - den van taalgebruik die vreemd zijn aan het Nederlands. Je kúnt ze woordelijk omzetten, maar het gevolg daarvan is een tekst die on-Nederlands aandoet. De NBV doet dat niet; die volgt het principe
15 dat je pas een sprekende en betekenisvolle tekst krijgt als je het ‘op z’n Nederlands’ zegt. De NBV heeft het uitgangspunt van vertalen in natuurlijk Nederlands omarmd. Niet halfslachtig of mondjesmaat, maar vol overtuiging en principieel. En voor het NBV -project is dit methodisch uitgewerkt. Voordat we daarnaar kijken, in paragraaf 1.3-1.7, bespre - ken we eerst vier voorbeelden die dit illustreren. Daarmee betreden we meteen het spanningsveld dat eigen is aan vertalen: de spanning tussen ‘sprekend vertalen’ aan de ene kant en de vraag naar ‘wat er letterlijk staat’ aan de andere kant. 1.2 Vier voorbeelden ter illustratie In deze paragraaf kijken we naar vier passages die de aanpak van de NBV goed illustreren. 2 Samuel 12:9-10 Tekst 1 Tekst 2 9 (…) Uria de Hethiet heb je geslagen met het zwaard en zijn vrouw heb je je tot vrouw genomen, en hem heb je vermoord door het zwaard van de Ammonieten. 10 Welnu, nimmer zal het zwaard uit jouw huis wijken, (…) 9 (…) De Hethiet Uria is door jouw toedoen gedood. Je hebt hem zijn vrouw afgenomen en hem in de strijd tegen de Ammonieten laten vermoorden. 10 Welnu, voortaan zullen moord en doodslag in je koningshuis om zich heen grijpen, (…) Deze verzen komen uit het slot van de bestraffende woorden die de profeet Natan tegen koning David spreekt. David heeft grote mis - daden begaan en God zal hem daarvoor straffen. Tekst 1 is een letterlijke vertaling. Het Hebreeuws is hier niet moeilijk, iedereen met enige kennis van de taal kan zo’n vertaling maken. Tekst 2 is de NBV (ongewijzigd in de NBV21). Deze vertaling is het resultaat van creatieve arbeid en samenwerking van de bron - taalkenner en de neerlandicus. Je voelt het verschil meteen: tekst 2 leest als een Nederlandse tekst; tekst 1 niet. Waar komt dat door? – Iemand ‘slaan met het zwaard’ is geen Nederlands: als figuurlij - ke uitdrukking kennen we het niet, maar letterlijk klopt het ook niet, zoals we hieronder zullen zien.
16 De NBV als V erNieuwe NDe V ertali Ng – De zin ‘jij hebt je zijn vrouw tot vrouw genomen’ is geen natuur - lijk Nederlands. – Na de woorden ‘tot vrouw genomen’ verwacht je een punt, maar de zin loopt door en lijkt dan nogmaals hetzelfde te zeggen: ‘en hem heb je vermoord’. Herhaling van informatie zonder dat dui - delijk is waarom, levert verwarring op: klopt er iets niet of missen we iets? – Wat ‘het zwaard zal (niet) wijken’ betekent is onduidelijk: het is geen Nederlandse uitdrukking. – Het woord ‘huis’ zal hier figuurlijk bedoeld zijn, maar wat is dat dan? We gaan er dieper op in om duidelijk te maken welke stappen er in tekst 2 zijn gezet. Het Hebreeuwse woord chèrèv, ‘zwaard’, wordt vaak gebruikt in idiomatische uitdrukkingen. Dat is hier ook het geval met ‘slaan met het zwaard’ en ‘vermoord door het zwaard’. Dat zwaard moet je niet letterlijk nemen. Als iemand wordt gedood ‘door het zwaard’, kan hij evengoed door een speer of een pijl om het leven zijn gekomen. Zoiets is hier ook het geval, want blijkens 2 Samuel 11:24 is Uria gedood door boogschutters. Waar het om gaat, is dat hij met geweld om het leven is gebracht. In dit soort uitdrukkingen staat chèrèv metonymisch voor geweld, vaak in een oorlogssituatie. In het Hebreeuws zijn deze idiomatische uitdrukkingen functi - oneel, in het Nederlands niet. Daardoor verliest de tekst zijn werk - zaamheid. Het vloeiende Hebreeuws van het origineel wordt stroef Nederlands. Het gevolg is een tekst die onduidelijker is dan het ori - gineel en die ook minder fijn is om te lezen. Idiomatische uitdrukkingen komen voor in alle talen; het zijn vaste woordcombinaties die je niet moet ontleden in hun afzonder - lijke delen. Vergelijk ‘uit de hand lopen’, ‘in de gaten hebben’, ‘naar het leven staan’ in het Nederlands. Zulke uitdrukkingen hebben als geheel hun betekenis. Tekst 2 is gesteld in natuurlijk Nederlands. Alles wat eigen is aan het Hebreeuws als taal wordt omgezet in woorden, constructies en uitdrukkingen die eigen zijn aan het Nederlands. Daarmee komt de betekenis van het origineel beter over: niet alleen duidelijker, maar ook krachtiger. In deze tweede vertaling ervaar je het slot van vers 9 niet als een onhandige herhaling, maar als een passend vervolg. Een bijzonderheid in deze passage is de wisselwerking tussen dat - gene wat David heeft gedaan en datgene wat hem als straf zal worden
17 aangedaan. Die wisselwerking is in het Hebreeuws zichtbaar in het woord chèrèv. Ook wat dit betreft is er een verschil tussen tekst 1 en tekst 2. Tekst 1 herhaalt driemaal dezelfde woordgroep: ‘het zwaard’. Als lezer constateer je de woordherhaling, maar het effect ervan is ge - ring. Tekst 2 bouwt het slim op: vers 9 spreekt van ‘gedood’ en ‘laten vermoorden’, en vers 10 kaatst dat terug met ‘moord en doodslag’. Dit werkt in het Nederlands: nu voel je als lezer het effect van die woorden. Opnieuw is er sprake van een taalverschil: de bijbelse talen zijn veel toleranter ten aanzien van woordherhaling dan het Nederlands. Driemaal chèrèv achter elkaar is in het Hebreeuws een functioneel stijlmiddel. In het Nederlands klinkt zoiets al snel storend, en dat ondermijnt het beoogde effect. Het gaat hierbij niet om wat je in onze taal kúnt uitdrukken, want je kunt een woord uiteraard zo vaak herhalen als je wilt, maar om wat gebruikelijk is en wat voor ons na - tuurlijk klinkt. Het gaat dus over stijl. Bedenk daarbij: stijl is niet iets cosmetisch, de ‘franje’ van de tekst, nee, stijl is essentieel om de zeggingskracht – alle expressieve en emotieve kracht die in de bron - tekst vervat ligt – over te brengen. Tekst 1 is een reproducerende vertaling, gericht op wat er letterlijk staat. Tekst 2 is een communicerende vertaling, een vertaling die iets wil overbrengen. Beide hebben hun waarde. Een letterlijke vertaling is nuttig als hulpmiddel. Alle vertalers beginnen ermee, op papier of in hun hoofd. Het is nuttig als ijkpunt, als controlemiddel en als studietekst. Maar een letterlijke vertaling ontbeert de kracht, de emo - tie en de effectiviteit van een levende tekst. De definitieve vertaling – bezien vanuit de NBV-methode – moet op eigen benen staan. Om het beeldend te zeggen: tekst 2 heeft de brontekst opnieuw bezield. Een goed gebruik van het Nederlands is daarbij even belangrijk als een goed inzicht in de brontekst. Psalm 46:2-4 NBV/NBV21 HsV 2 God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood. 3 Daarom vrezen wij niet, al wankelt de aarde en storten de bergen in het diepst van de zee. 4 Laat de watervloed maar kolken en koken, de hoge golven de bergen doen beven. 2 God is ons een toevlucht en kracht; Hij is in hoge mate een hulp gebleken in benauwdheden. 3 Daarom zullen wij niet bevreesd zijn, al ver - anderde de aarde van plaats en werden de bergen verzet naar het hart van de zeeën. 4 Laat haar water bruisen, laat het schuimen, laat de bergen beven door haar onstui- migheid.
18 De NBV als V erNieuwe NDe V ertali Ng Het gaat in deze verzen niet zomaar over natuurgeweld. Er wordt een beeld opgeroepen van kosmische omvang: alsof de fundamen - ten van de aarde instorten. Maar de psalm spreekt uit dat we zelfs in die situatie niet bang zijn, want God is onze schuilplaats. Het zijn prachtige dichtregels met een diepe lading. Tegenwoordig hebben de meeste vertalingen aandacht voor de poëtische kenmerken van de brontekst. Zo is het gebruikelijk gewor - den om poëtische teksten stichisch vorm te geven in de vertaling. Dat wil zeggen: regel voor regel in plaats van als doorlopende tekst. Tegelijk zien we dat de NBV in vergelijking met andere vertalin - gen veel verder gaat in het aanbieden van een poëtische tekst in het Nederlands. Dat was vanaf het begin van het NBV -project ook de op - zet. Alle aspecten van de poëzie telden mee: de indeling van de tekst in strofen, het ritme, de klankpatronen, het gebruik van beeldende taal. De vertaling moest ervaren kunnen worden als een poëtische tekst. Daarom was er bij de vertaling van de psalmen in de NBV van - af het begin ook een dichter betrokken. In de tekst hierboven zie je dat terug in enkele bepalende stijlelementen die de poëtische ken - merken van de brontekst effectief overbrengen in het Nederlands: – Natuurlijk ritme: de tekst in de NBV volgt een natuurlijk ritme, dat prachtig en gedragen voorlezen kan worden. Er zit een dui - delijke cadans in, zonder dat het een keurslijf wordt. Terwijl bij - voorbeeld vers 2 en 3 vooral gebruikmaken van de anapest (kort- kort-lang), wordt die cadans in vers 4a even onderbroken. Samen met de lange a’s (‘Laat de watervloed’) zorgt dat vanzelf voor een sterk effect, wat goed past bij het karakter van vers 4 als emotio - nele uitroep. – Klankspel: in de NBV is sterk gelet op klankspel om een poëtisch effect te creëren in het Nederlands. Hier zit dat in de o-klank in vers 2a, de alliteraties van kolken en koken in 4a en bergen en be - ven in 4b, en het klankspel koken en hoge en kolken en golven in vers 4. Ook de brontekst gebruikt in vers 4 een sterke vorm van alliteratie. – Opbouw: in elk vers bouwt de tweede regel voort op de eerste en voegt daaraan nog iets toe. In de NBV volgt de b-regel steeds de grammaticale constructie van de a-regel, waardoor ruimte ont - staat voor het aanvullende element zonder dat de regel te lang wordt. Zo is de tekst in balans.
19 De vertaling moet als poëtische tekst gelezen kunnen worden, de beelden moeten werken, en de emotie die in de brontekst vervat ligt, moet overkomen. Lucas 16:19-22 NBV/NBV21 HsV 19 Er was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde. 20 Een bedelaar die Lazarus heette, lag voor de poort van zijn huis, overdekt met zweren. 21 Hij hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likten. 22 Op zekere dag stierf de bede - laar, en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten. Ook de rijke stierf en werd begraven. 19 Nu was er een zeker rijk mens, die gekleed ging in purper en zeer fijn linnen en die elke dag vrolijk en overdadig leefde. 20 En er was een zekere bedelaar, van wie de naam Lazarus was, die voor zijn poort neerge - legd was, en die onder de zweren zat.21 En hij verlangde ernaar verzadigd te worden met de kruimeltjes die van de tafel van de rijke man vielen; maar ook de honden kwamen en likten zijn zweren. 22 Het gebeurde nu dat de bedelaar stierf en door de engelen in de schoot van Abraham gedragen werd. 23 En ook de rijke man stierf en werd begraven. De gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus zit mooi in elkaar, met een dubbele spiegeling. Eerst worden de twee levens tegenover elkaar gezet – de passage hierboven. Vervolgens klapt de spiegeling om: na hun dood zijn hun situaties precies omgekeerd. Zoals Lazarus tevergeefs verlangde naar de kruimels van de tafel van de rijke, zo smeekt nu de rijke tevergeefs om een druppel water. Met een paar pennenstreken worden twee contrasterende levens geschetst en wordt er spanning opgebouwd voor wat er komen gaat. De NBV let er scherp op hoe het verhaal wordt verteld. Het moet pak - kend zijn, net als de brontekst. Het Grieks heeft daar eigen vertel - middelen voor. Die werken in de brontekst, maar als je ze letterlijk vertaalt, kunnen ze in het Nederlands het verhaal juist in de weg zitten. Een voorbeeld daarvan is het steeds terugkerende woordje ‘En’ aan het begin van een zin (zie vers 20, 21 en 23 in de HsV ). Als er in het Nederlands voor gekozen wordt om een punt te zetten en een nieuwe zin te beginnen, is het storend als zo’n nieuwe zin dan steeds alsnog met ‘en’ begint: dan vermeng je een Nederlandse en een Griekse manier van vertellen. Een belangrijk uitgangspunt voor de NBV is dat ieder woord en ieder zinsdeel een functie in het geheel van de zin heeft, en iedere
20 De NBV als V erNieuwe NDe V ertali Ng zin weer in het geheel van de tekst. De tekst als geheel moet coherent zijn en alle details moeten kloppen. Neem het detail van de honden. Hoe hangt dat samen met de rest? In de H sV hangt ‘maar ook de hon - den kwamen’ in de lucht. In de brontekst staat alla kai, en dat kan inderdaad ‘maar ook’ betekenen. Maar de betekenis van dit soort kleine, veelvoorkomende woordjes is sterk afhankelijk van de con - text. ‘Maar ook’ levert hier geen zinvol verband op. Voor de NBV is de samenhang belangrijk, en die kom je op het spoor door tekstanalyse. Er zit een onuitgesproken veronderstelling in dit vers: wat Lazarus hoopte, gebeurde niet; in plaats daarvan gebeurde iets anders, iets dat de diepte van Lazarus’ ellende laat zien.1 Dat zit achter de woor - den alla kai (‘maar wel’), en dat verband heeft de NBV belicht met de woorden ‘maar (er kwamen) alleen’. Woorden staan niet zomaar in de tekst, ze hebben een functie in het geheel. En vanuit die functie wil de NBV ze vertalen. Filippenzen 3:2 NBV/NBV21 NBg 1951 Pas op voor die honden met hun kwalijke prak - tijken, pas op voor die versnijdenis van ze! Let op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis! Paulus waarschuwt hier voor christelijke predikers die – anders dan hij – besnijdenis als voorwaarde stellen voor mannen van niet-Joodse afkomst die tot geloof gekomen zijn. Hij gaat er fel in. Belangrijk bij de vertaling van de brieven in het Nieuwe Testament is dat hun re - torische kracht bewaard blijft in de vertaling. De eerste stap is goed te kijken hoe de brontekst in elkaar zit. In transcriptie: blepete tous kunas, blepete tous kakous ergatas, blepete tên katatomên. Het vers wordt gedomineerd door een herhaald beginwoord (anafoor): de gebiedende wijs blepete. Deze imperatief kún je vertalen met ‘Let op!’ (NB g 1951), als oproep om aandacht te schenken aan deze lieden, maar het ligt meer voor de hand om dit te lezen als oproep om voor hen op je hoede te zijn: ‘Pas op’ (NBV ). De drie dingen waarvoor de 1 Daarbij kan in het midden blijven of de honden hier een negatieve functie hebben – bij alle ellende wordt Lazarus ook nog lastiggevallen door (wilde) honden – of een positieve functie – de honden bekommeren zich wél om Lazarus.
21 aangeschreven lezers moeten oppassen, worden met een alliteratie gepresenteerd: kunas, kakous en katatomên. Het eerste object, ‘honden’, werkt ook in het Nederlands als nega - tieve typering. Het derde object is in het Grieks een woordspel: nor - maal spreekt Paulus van peritomê, ‘besnijdenis’; maar hier vervormt hij het woord door er een ander voorzetsel voor te plakken: katatomê, waardoor het iets als ‘verminking’ betekent. Een woordspel effectief vertalen lukt zelden, maar in dit geval kun je in het Nederlands het voorvoegsel ‘be’ inruilen voor ‘ver’ en krijg je een vergelijkbaar effect als in het Grieks: versnijdenis. Het middelste object is het lastigst. Je zou kakous ergatas als ‘slechte werkers’ kunnen vertalen, maar wat zeg je daarmee? Wellicht gebruikt Paulus het hier als verkapte aan - duiding voor andere apostelen, zoals hij een enkele keer vaker doet. Of misschien staat het metonymisch voor ‘bewerkers van het kwa - de’. Je moet hier in elk geval een keuze maken, want een letterlijke vertaling met ‘slechte arbeiders’ komt niet over. Uit deze analyse van de tekst valt een belangrijk inzicht af te lei - den: door de inzet van anafoor en alliteratie is er in het Grieks een zeer sterk verband tussen de drie elementen in deze zin. Het gaat over één specifieke groep of partij die in drie stappen wordt getypeerd. In het Grieks zijn dit effectieve retorische middelen: de drie negatieve kwalificaties vormen daardoor een hecht geheel. Nu de vertaling. Het is natuurlijk mogelijk om blepete driemaal hetzelfde te vertalen, zoals de NB g 1951 doet. Maar interessant genoeg levert dat in het Nederlands een ander effect op dan in het Grieks. Het lijkt nu een opsomming geworden: drie dingen om voor uit te kijken. Het is dus de vraag of het zin heeft om de anafoor blepete letterlijk te vertalen als het niet lukt om de alliteratie te behouden in de ver - taling: het leidt ertoe dat de zin in drie losse onderdelen uiteenvalt. De NBV kiest een andere aanpak. Ze zet Nederlandse taalmiddelen in om een vergelijkbaar hecht verband te creëren tussen de drie ele - menten: ‘Pas op voor die honden met hun kwalijke praktijken, pas op voor die versnijdenis van ze!’ Je ziet hier dat de NBV met Nederlandse retorische stijlmiddelen nauwkeurig het verband weergeeft dat de Griekse tekst op eigen retorische wijze uitdrukt. Op deze manier is bovendien ook de herhaling van ‘pas op voor’ effectief: in de NBV komt het niet over als een opsomming, maar als een herhaling met een versterkend effect. Door ‘de honden’ en ‘de slechte werkers’ met elkaar te identifice - ren tot ‘die honden met hun kwalijke praktijken’ wordt niet alleen
22 De NBV als V erNieuwe NDe V ertali Ng de samenhang duidelijk (een goede compensatie voor het verdwij - nen van de alliteratie), maar is het ook helder dat ‘honden’ hier als scheldwoord fungeert (wat in de NB g 1951 minder duidelijk is) en wordt tot slot ook het bovengenoemde probleem met ‘de slechte wer - kers/arbeiders’ opgelost. Een vertaling als de NBV is gericht op betekenis: de NBV wil de be - tekenis van de brontekst helder overbrengen op de lezer. Maar dit is nog maar de helft van het doel. Even belangrijk als de betekenis zijn de kracht en de toon van de tekst. Paulus spreekt hier met emotie. Ook de heftige toon waarop hij spreekt, moet in de vertaling tot uit - drukking komen. Dit voorbeeld toont het verschil in vertaalaanpak tussen de NBV en de meer traditionele wijze van vertalen in de NBg 1951 en laat daarbij zien dat je een beter vertaalresultaat boekt als je de functie en het effect van de woorden – zowel die van de brontekst als die van de vertaling – laat meewegen. 1.3 Vertaalopvatting De vier voorbeelden brengen ons bij de kern van de NBV : de vertaal - opvatting achter deze vertaling. Woorden en zinnen staan niet op zichzelf, het gaat om hun functie en werking in het geheel van de tekst. Centraal staat de vraag naar de functie: de functie van een woord of woordgroep in de zin, de functie van een zin binnen een literaire eenheid, de functie van de literaire eenheid binnen de tekst en de functie van de tekst als geheel. Bij het vertalen werkte men daarom altijd vanuit de grotere sa - menhang van het hele boek. Bij ieder bijbelboek werd gevraagd naar de functie van de tekst, naar wat de tekst wil overbrengen. Ook keek men naar de structuur: hoe is de tekst opgebouwd, hoe zit die in el - kaar. Vervolgens bekeek men ieder onderdeel van de tekst op functie en opbouw. En men keek per zin: hoe zit die in elkaar, hoe hangt alles met alles samen. Aandacht voor het grotere verband betekende niet dat details van ondergeschikt belang geacht werden. Integendeel, de details waren juist belangrijk als onderdeel van het grotere verband. Ieder detail doet ertoe, maar niets staat op zichzelf. Dát is het cruciale in - zicht van deze vertaalopvatting. Daarbij heeft elke tekst zijn eigen unieke kenmerken en karak - teristieken: de tekstkenmerken. Het doel van de NBV is om die ef - fectief – met inzet van functionele Nederlandse taalmiddelen – in
23 de vertaling op te nemen. Op die manier bekeken is vertalen een intens samenspel van brontekstanalyse en effectieve verwoording in de eigen taal. Deze manier van vertalen vraagt allereerst om grote kennis van de taal waaruit wordt vertaald en om een volledige toewijding aan de brontekst. De taal, de stijl, het genre: alle niveaus tellen mee. Daarnaast vraagt het om een even grote kennis van de taal waar in je vertaalt. De vertaling vertolkt de stem van de tekst, ze zet de tekst als het ware op - nieuw op muziek. Een geslaagde vertaling is geen compromis tussen trouw en leesbaarheid. Het een gaat niet zonder het ander, trouw aan de brontekst vraagt ook om trouw aan je eigen taal. Of een vertaling de brontekst getrouw weerspiegelt, hangt mede af van de vraag of het gelukt is om het Nederlands goed en effectief in te zetten. Deze vertaalopvatting is typerend voor de NBV . We benadrukken graag dat het een benadering is, niet de benadering, want bij het ver - talen bestaat geen universele norm. Dit is waar de NBV voor staat. Het verklaart waarom het vertaalteam van de NBV , en later ook het revisieteam, altijd in duo’s werkte: een hechte samenwerking van een brontekstkenner en een neerlandicus. Dat is niet alleen omdat het doel was een leesbare en stijlvolle tekst te produceren, maar ook, en vooral, vanwege de vertaalopvatting die aan het project ten grond - slag ligt: een goede vertaling kijkt naar de manier waarop woorden en zinnen in samenhang functioneren en zoekt naar een manier om dat in het Nederlands effectief over te brengen. 1.4 Het grote project De NBV is het resultaat van een groot vertaalproject dat begon in 1993 en eindigde in 2004, waarbij zo’n tweehonderd mensen nauw betrok - ken waren. Het project kende een lange aanloop, waarin de wense - lijkheid van een nieuwe, gezamenlijke en interconfessionele bijbel - vertaling uitvoerig en met veel betrokken partijen werd besproken.2 Hoe zag men de nieuwe vertaling voor zich? In de verkennende notitie uit 1990 die de grondslag vormde voor het NBV -project wordt 2 Klaas Spronk, Het verhaal van een vertaling. De totstandkoming van De Nieuwe Bijbelvertaling, Heerenveen 2005, 9-47, bespreekt die voorgeschiedenis zeer uitvoerig. Een beknopte bespre - king wordt gegeven door Paul Gillaerts & Geert Beheydt, ‘De Nieuwe Bijbelvertaling (2004)’ in: Paul Gillaerts e.a. (red.), De Bijbel in de Lage Landen. Elf eeuwen van vertalen, Heerenveen 2015, 792-836, zie 793-800.
24 De NBV als V erNieuwe NDe V ertali Ng de beoogde vertaling getypeerd als een interconfessionele vertaling voor de kerken.3 Het primaire doel was een vertaling te maken die in tal van kerken en geloofsgemeenschappen kon worden gebruikt. De notitie benoemt een aantal verdere kenmerken van de nieuw te maken vertaling: 1. Voorleesbaarheid: de nieuwe vertaling moet goed voorleesbaar zijn. Daarmee samenhangende factoren zijn taalgebruik, zinsop - bouw, samenhang van de tekst en begrijpelijkheid. Dit is inderdaad een karakteristiek aspect van de NBV geworden. De NBV slaat in dit opzicht duidelijk een andere weg in dan de NB g 1951 . De vertaling beoogt een betekenisvolle tekst in het Nederlands te zijn, een samenhangend, begrijpelijk geheel, en ge - schikt om voor te lezen en te beluisteren. Tijdens het NBV -project is het hardop (voor)lezen van de teksten in alle fasen een vast on - derdeel geweest: hoe klinkt het, hoe komt het over? 2. Aandacht voor literaire kenmerken: de vertaling moet aansluiten bij genre, stijl, taalniveau en literaire vormen van de brontekst. Dit aspect heeft in het project een zeer prominente plek gekregen en is een van de meest onderscheidende kenmerken van de NBV geworden. De aandacht voor het literaire karakter van de teksten zie je ook terug in de rol die de literatoren speelden als meelezers van de proefvertalingen. 3. Interconfessionele opzet: de vertaling wordt gemaakt met in - breng vanuit alle stromingen (protestants, katholiek, joods). Om het interconfessionele karakter van de vertaling te waarbor - gen, sloot men aan bij de internationale richtlijnen die daarvoor waren opgesteld.4 Het vertaalteam kende diversiteit (niet alleen in wetenschappelijke opleiding, maar ook in kerkelijke achter - grond); daarnaast werden de proefvertalingen meegelezen door deskundigen afkomstig uit alle stromingen (de supervisoren). 3 Evert W. Tuinstra, Een vertaling 2000: waarom een nieuwe bijbelvertaling?, Brussel 1990. Zie hier - over ook Gillaerts & Beheydt, ‘De Nieuwe Bijbelvertaling’, 796-799. Ook het tussenrapport uit 2000, NBV onder de loep, stelt: ‘De NBV is in de eerste plaats gedacht als een bijbelvertaling die geschikt is voor kerkelijk gebruik’ (Handboek, B15). 4 Guidelines for Interconfessional Cooperation in Translating the Bible, Revised Edition, Rome 1987, op- gesteld door het Katholieke Secretariaat voor de bevordering van de christelijke eenheid en de United Bible Societies.
25 4. Vaste vertaalmethode: een helder en omlijnde methode moet die - nen als gezamenlijk uitgangspunt en ijkpunt, als waarborg voor een goede samenwerking binnen een grote en diverse groep. Dit is een kenmerkend aspect van de NBV geworden, waarover het vervolg van dit hoofdstuk gaat. 5. Voor heel het Nederlandse taalgebied: de vertaling moet kunnen functioneren in zowel Nederland als Vlaanderen. Daarom werd er, naast deelname van Vlaamse vertalers en super - visoren in het vertaalproject, ook een ‘Vlaams lezerspanel’ inge - richt dat de proefvertalingen meelas en becommentarieerde op ‘hollandismen’.5 6. Aansluiten bij traditie: bij al het nieuwe dat de vertaling zou bren - gen, zou ze zeker ook aansluiting moeten zoeken bij de traditie. Factoren die daarbij een rol spelen: niet te veel invullen in de ver - taling, een goede afstemming binnen het geheel, aandacht voor eensluidendheid van verwante teksten, beperkte concordantie binnen teksteenheden, het bewaren van beelden, en – waar pas - send in het Nederlands – het inzetten van religieuze termen. Deze aspecten hebben alle een plaats gekregen in de vertaalme - thode van de NBV , al bleek gedurende het project ook dat er ver - schil van inzicht bestond over de vraag hoe strikt men ze diende toe te passen. Naast haar primaire functie als interconfessionele kerkbijbel moest de nieuwe vertaling ook als cultuurboek voor de hele samenleving gebruikt kunnen worden. Met haar bijzondere aandacht voor lite - raire aspecten zou de nieuwe vertaling zeker ook als literaire verta - ling ingang kunnen vinden. Deze bijkomende functie van de verta - ling was eveneens vanaf het eerste begin van het project scherp in beeld. Gedurende het project werd bovendien steeds duidelijker dat de aandacht voor de literaire kant van het vertalen de NBV een eigen geluid gaf te midden van andere bijbelvertalingen. Toen de NBV in 2004 verscheen, werd ze daarom gepresenteerd als Bijbel voor kerk en cultuur. Nam men die twee doelen samen, dan kon de NBV getypeerd worden als ‘standaardvertaling voor het Nederlandse taalgebied’. In veel opzichten is de NBV dat ook geworden, al worden er in de prak - tijk te veel vertalingen naast elkaar gebruikt om van één standaard te 5 Het Vlaams lezerspanel deed overigens meer dan dat. Zie Gillaerts & Beheydt, ‘De Nieuwe Bijbelvertaling’, 801.
26 De NBV als V erNieuwe NDe V ertali Ng kunnen spreken. Beter is het om de NBV te positioneren als de verta - ling die in het brede bijbellandschap een centrale positie inneemt.6 Het vertaalproject van de NBV onderscheidt zich in drie opzich - ten van andere bijbelvertaalprojecten in Nederland. Ten eerste wat betreft de brede, interconfessionele opzet, die naar voren komt in de uitgangspunten en doelstellingen van het project en in de bre - de groep van betrokkenen en meelezers. Ten tweede wat betreft de uitgebreide, vooraf vastgestelde en wetenschappelijk onderbouwde vertaalmethode. En ten derde in de aandacht voor literaire kenmer - ken van brontekst en doeltekst. 1.5 Vertaalmethode De term vertaalmethode is inmiddels al een paar keer gevallen. We bedoelen daarmee het geheel van vooronderstellingen, principes, vertaalregels, afspraken en procedures die bepalend zijn geweest bij het werk aan de NBV . Een beschrijving van de NBV -methode is in meerdere publicaties terug te vinden. Allereerst heeft het NBg zelf de vertaalaanpak van de NBV uitgebreid beschreven. In de drie delen van Werk in Uitvoering staat een uitvoerige toelichting op methodi - sche aspecten van de vertaling.7 In deze drie publicaties wordt de vertaalmethode stap voor stap uiteengezet voor een breder publiek. Verder biedt Klaas Spronk in zijn boek over de totstandkoming van de NBV een korte beschrijving van de vertaalmethode, gevolgd door een uitgebreide typering van de vertaalpraktijk.8 We gaan hier stap voor stap in op de methode. Vooronderstellingen De NBV -methode is gebaseerd op de vooronderstelling dat de talen waarin de Bijbel geschreven is, het Hebreeuws, Aramees en Grieks, 6 Zie Tineke Bol-Drieenhuizen & Lourens de Vries, ‘De revisie als vertaalwetenschappelijk avontuur’ in: MAW 40/1 (2021), 34-49, zie 37-38. Artikelen uit Met Andere Woorden staan on- line op debijbel.nl/met-andere-woorden of zijn te raadplegen via bijbelgenootschap.nl/ metanderewoorden. 7 Nederlands Bijbelgenootschap, Werk in Uitvoering. Eerste deeluitgaven van de Nieuwe Bijbelvertaling, Haarlem/’s-Hertogenbosch 1998, 203-253; Werk in Uitvoering 2. Deeluitgaven van de Nieuwe Bijbelvertaling , Haarlem/’s-Hertogenbosch 2000, 363-392; Werk in Uitvoering 3. Op weg naar de voltooide Nieuwe Bijbelvertaling, Haarlem/’s-Hertogenbosch 2003, 206-261. 8 Spronk, Verhaal van een vertaling, 63-145. En zie ook: Gillaerts & Beheydt, ‘De Nieuwe Bijbelvertaling’, 804-825.
27 niet principieel anders zijn dan andere talen. Je kunt deze talen, zo - als alle andere, bestuderen en hun bijzonderheden leren kennen. Bij het vertalen staat de tekst centraal – die moet benaderd worden vanuit grondige kennis van de taal, niet vanuit theologische of dog - matische ideeën over de tekst. Men kan dit zien als een poging om open en onbevangen met de tekst om te gaan en tegelijk als een manier om tot een gezamenlijke, vertaalwetenschappelijke aanpak te komen. Natuurlijk ontkom je niet aan theologische discussies, maar het vertalen is allereerst en principieel een talige activiteit. Uitgangspunten Na de (theoretische) vooronderstellingen komen enkele (al iets prak - tischer) uitgangspunten. De belangrijkste uitgangspunten die voor de NBV werden vastgesteld waren: 1. De vertaling moet zowel syntactisch als stilistisch een tekst in goed Nederlands zijn. 2. Taalniveau en stijl van de vertaling moeten in overeenstemming zijn met die van de brontekst. De vertaling moet het genre, de stijl, het register en andere literaire kenmerken van het origineel weerspiegelen. 3. Omdat taalgebruik altijd situatie-specifiek is, geldt er geen alge - mene onder- of bovengrens voor het taalniveau. Maar een aan - dachtspunt is wél dat (iets) te laag taalgebruik meteen storend is, terwijl (iets) te hoog taalgebruik nauwelijks als storend erva - ren wordt. Modernismen en modieus taalgebruik worden altijd vermeden. 4. Religieuze termen mogen worden ingezet, maar worden getoetst op bruikbaarheid, zowel wat betreft het Nederlands als wat be - treft het interconfessionele karakter van de vertaling. Deze vier uitgangspunten zijn bepalend geweest voor de vertaal - aanpak van de NBV . De keuze voor goed Nederlands – niet alleen grammaticaal, maar ook stilistisch – heeft consequenties in ieder bijbelvers. Dat bleek al uit de vertaalvoorbeelden hierboven, in pa - ragraaf 1.2. Verder heeft de keuze om de vertaling af te stemmen op het taalniveau en de stijl van de brontekst tot gevolg dat je binnen de vertaling verschillen ziet in taal en stijl tussen bijbelboeken, zo - als ook het geval is in de brontekst. Die aanpak is uniek binnen het
28 De NBV als V erNieuwe NDe V ertali Ng veld van bijbelvertalingen (zie paragraaf 1.7), en de NBV pakt dit dan ook behoedzaam aan. Want het is niet de bedoeling om onvolko - menheden en onregelmatigheden uit de brontekst in de vertaling te reproduceren, en het derde uitgangspunt toont aan dat je beter iets te hoog dan te laag kunt zitten met je taalgebruik. Principes Bij het werk aan de NBV was het streven om zo dicht mogelijk bij de brontekst te blijven. Dat is echter geen kwestie van woorden tellen. Uitgangspunt is dat de vertaling in goed Nederlands is gesteld. Dus als de brontekst (letterlijk) heeft dat God ‘zevenduizend’ overlaat, dan spreekt de NBV van ‘zevenduizend mensen’ (1 Koningen 19:18). Vaak zal het gebeuren dat de vertaling meer of minder woorden gebruikt dan de brontekst, omwille van Nederlandse syntaxis of idioom. Wat houdt dit streven om zo dicht mogelijk bij de brontekst te blijven dan in? Er werden onder meer de volgende principes vastge - steld in het NBV -project: – Het gelijk houden van zowel de aard van de noties als hun aantal. (Dit enigszins cryptisch klinkende principe houdt in dat de bron - tekst en zijn betekenis altijd op de voet moet worden gevolgd. Het gaat er niet om dat de vertaling evenveel woorden heeft als de brontekst, maar wel dat alle elementen van de brontekst te - rugkeren in de vertaling, niets meer en niets minder.) – Het taalniveau en de stijl van de vertaling volgt het brontekstaanbod. – Geen woordvariaties ter verfraaiing toepassen. Het gaat om de stijl van de brontekst en niet om de mogelijkheden van het Nederlands. – Niet een en hetzelfde woord op verschillende manieren weergeven als de context dezelfde is (beperkte concordantie). Als woordher - haling een tekstkenmerk is, moet de vertaling dat waar mogelijk zichtbaar maken. – Beelden handhaven, binnen de grenzen van de mogelijkheden. Stijlvormen, zoals beeldspraak, metaforen en retorische vragen blijven in de vertaling behouden wanneer het om tekstkenmer - ken gaat en het mogelijk is ze in het Nederlands functioneel in te zetten. – De tekst niet inkorten, door bijvoorbeeld herhalingen of een lid van een parallellisme weg te laten. – Geen verzen omzetten of dialogen herstructureren, anders dan in zeer uitzonderlijke gevallen.
29 – Geen transculturatie (aanpassing aan onze cultuur) toepassen als de betekenis dankzij de context duidelijk is. Dit geldt ten aanzien van gewoonten, uitdrukkingen en beelden, alsook ten aanzien van zaken als maten en gewichten. (Dus een gewicht in sjekel zetten we niet om naar gram of kilo, en een bedrag in darieken zetten we niet om naar euro’s.) – Een inclusief aanbod inclusief vertalen. Wanneer in de brontekst een term gebruikt wordt waarmee zowel mannen als vrouwen bedoeld worden, dient voor dat woord geen Nederlandse term gebruikt te worden die een van deze twee categorieën uitsluit. – De vertaling mag niet onduidelijker zijn dan de brontekst, maar bewuste meerduidigheid moet in de vertaling bij voorkeur be - waard blijven. – De tekst wordt vertaald vanuit zijn geheel. Voorafgaand aan de vertaling wordt daarom een structuuranalyse gemaakt en een voorstel voor perikoopindeling. Afspraken en procedures Over tal van zaken werden afspraken gemaakt, voorafgaand aan of gedurende het vertaalproject. We noemen enkele voorbeelden. Het betrof allereerst de keuze om de wetenschappelijke uitgaven van de bronteksten als uitgangspunt voor de vertaling te nemen. Bovendien werden richtlijnen opgesteld voor het volgen van de vastgestelde brontekst, criteria voor gevallen waarin de vertalers een tekstvariant mochten volgen, en regels om zo’n keuze te verantwoorden. Meer hierover volgt in hoofdstuk 5.6. Voor het gebruik van het Nederlands werden eveneens regels op - gesteld. Er werd een compleet stijlboek aangelegd dat ongewenste variatie binnen de vertaling moest tegengaan. In een bepaald op - zicht waren stijlverschillen binnen de NBV juist beoogd, want – zo - als hierboven gezegd – ieder bijbelboek moest de karakteristieke stijl van het origineel weerspiegelen. Maar stijlverschillen als gevolg van uiteenlopende voorkeuren van de vertalers moesten voorkomen worden. Met het oog op de poëtische boeken in het Oude Testament werd een uitgebreide notitie geschreven over de Hebreeuwse poëzie en een verkenning van effectieve manieren om poëtische teksten ook poëtisch te vertalen. Ook over andere zaken werden notities geschreven, discussies gevoerd en regels opgesteld: over vousvoyeren en tutoyeren in de vertaling, de spelling van namen, de weergave van de namen en
30 De NBV als V erNieuwe NDe V ertali Ng aanduidingen van God, over inclusief vertalen en over het formu - leren van perikoopopschriften.9 Voor bijbelse begrippen werd een standaardweergave gekozen: het betrof een lange lijst van termen uit de materiële cultuur, technische termen, formules en uitdruk - kingen die op een vaste manier werden vertaald. Tot slot maakte men afspraken over de inrichting van het proces: over de fasen die de vertaling doorliep en de procedure die daarbij gevolgd werd, en over de verschillende verantwoordelijkheden van alle betrokkenen (vertalers, reviewers, coördinatieteam, superviso - ren, begeleidingscommissie).10 Brontekstgetrouw en doeltaalgericht De NBV -vertaalmethode is treffend samengevat met de termen bron - tekstgetrouw en doeltaalgericht. Dat waren de begrippen waarmee de vertaling naar buiten toe werd gekarakteriseerd. Elk van beide termen verbindt twee elementen. Brontekstgetrouw: – De bron is leidend; ieder woord, ieder detail doet mee; vertalen dient op de meest nauwkeurige wijze te gebeuren. – Het draait om de brontekst als geheel: dus het genre van de tekst, de stijl, het bijzondere karakter en alle kenmerken van de bron - tekst moeten in de vertaling herkenbaar zijn. Doeltaalgericht: – De vertaling wordt gesteld in goed Nederlands, zowel syntactisch als stilistisch. – Alle geëigende middelen van het Nederlands kunnen worden ingezet om de bijzondere kenmerken van de brontekst tot uit - drukking te brengen. Om scherper in beeld te krijgen wat deze methode inhoudt, kun - nen we haar vergelijken met twee andere vertaalrichtingen. De meer traditionele vertalingen, waartoe de sV , de NBg 1951 en de H sV gere - kend mogen worden, zijn veel meer brontaalgericht: een bijbeltalige 9 Spronk, Verhaal van een vertaling, 80-145, gaat in zijn bespreking van de vertaalpraktijk van de NBV op een aantal van deze afspraken uitvoerig in. 10 Een beschrijving van de fasen die de vertaling doorliep en de procedure die daarbij werd ge - volgd, staat in Werk in Uitvoering 3, 206-220. Zie daarnaast ook Spronk, Verhaal van een vertaling, 50-62, over de inrichting van het project en de werkwijze.
31 manier van spreken klinkt in het Nederlands door. De gNB is juist meer doelcultuurgericht (hetzelfde geldt ook voor de B gt) en brengt een verduidelijkend aspect in omwille van de goede communicatie naar het hedendaagse publiek. De NBV zoekt hiertussen een mid - denweg. In vertaalkundige termen kan men de aanpak van de NBV functioneel-equivalent noemen, een aanpak die zich sterk onder - scheidt van de formeel-equivalente benadering (NB g 1951 e.a.) maar in bepaalde opzichten ook van de dynamisch-equivalente benade - ring (gNB e.a.).11 Er wordt weleens beweerd dat de twee dingen die de NBV nastreeft, principieel onverenigbaar zijn. Dat is een misvatting. De NBV heeft nu juist een methode ontworpen die inzichtelijk maakt hoe in deze vertaling die twee zaken verbonden worden. Wat wél klopt, is dat je in een vertaling niet alles tegelijk kunt hebben: je kunt niet én zo veel mogelijk vormkenmerken van de brontekst reproduceren (ten koste van goed en functioneel Nederlands) én de brontekst in goed Nederlands opnieuw tot leven brengen. Maar dat is ook niet wat de NBV beoogt. De methode dient er juist toe om inzichtelijk te maken hoe de wereld van de brontekst en die van de vertaling bij elkaar gebracht worden. Aandacht voor letter, geest en ziel Door dieper in te gaan op de vertaalmethode, kunnen we ook het misverstand tegengaan dat je de NBV platweg kunt typeren als een ‘nogal vrije vertaling’. Dit gaat uit van een versimpeld beeld van ver - talen. Alsof er twee polen zijn, met aan de ene kant ‘letterlijkheid’ of ‘zo dicht mogelijk bij de brontekst blijven’ en aan de andere kant ‘begrijpelijkheid’ of ‘kiezen voor de betekenis’, en met tussen die twee polen een lijn waarop elke vertaling te plaatsen is. Dit is om meerdere redenen een versimpeling. In de eerste plaats richt de NBV zich niet op twee aspecten – de woorden zoals ze er staan en hun betekenis in het verband – maar op drie. Het derde aspect betreft de toon, stijl en zeggingskracht van de tekst. Je zou die drie aspecten respectievelijk als de letter, de geest en de ziel van de tekst kunnen duiden. Recht doen aan de letter van de 11 Over de verschillende vormen van equivalentie en de wetenschappelijke problematiek rond het begrip equivalentie, zie Henri Bloemen, ‘Equivalentie in de vertaalpraktijk en de vertaal - studie’ in: Lieven D’hulst & Chris Van de Poel (red.), Alles verandert altijd. Perspectieven op literair vertalen, Leuven 2019, 73-86.
32 De NBV als V erNieuwe NDe V ertali Ng tekst vraagt van een vertaling om accuraat te zijn, nauwkeurig. Recht doen aan de geest van de tekst betekent dat de vertaling coherent is: een begrijpelijk en samenhangend geheel (uiteraard voor zover de brontekst dat ook is – maar niet mínder dan de brontekst). Recht doen aan de ziel van de tekst betekent dat de vertaling een emotio - neel appel op de lezer kan overbrengen, vergelijkbaar met dat van de brontekst. Stel dat een ironische, woedende, smekende of onder - wijzende toon uit de brontekst in de vertaling niet meer merkbaar is, dan is er toch iets misgegaan, ook al is ieder woord nauwkeurig vertaald. Een doordachte vertaalmethode let erop dat elk van deze aspecten tot zijn recht komt en dat de drie in balans zijn. In de tweede plaats loopt er niet slechts één overzichtelijk lijntje tussen ‘bron’ en ‘doel’ waarop je elke vertaling eenvoudig kunt posi - tioneren: er lopen meerdere lijnen. Zo kun je kijken naar het niveau van de taal (klinken elementen van de brontaal door in de vertaling of niet?), maar ook naar het niveau van de tekst (zie je stijlkenmer - ken en andere literaire kenmerken terug in de vertaling?) en naar het niveau van de cultuur (is het culturele decor van de brontekst in de vertaling zichtbaar?). Een vertaling die op het ene niveau aan de ‘bronkant’ staat, kan op een ander niveau aan de ‘doelkant’ staan. De vertaalmethode van de NBV heeft een eenvoudige, maar in zijn eenvoud schitterende manier gevonden om in dit krachtenveld een evenwichtige positie in te nemen: het onderscheid tussen taalken - merk en tekstkenmerk. 1.6 Taalkenmerk en tekstkenmerk Taal en tekst onderscheiden Het bijbels Hebreeuws en Grieks hebben, zoals iedere taal, hun ei - gen kenmerken. Als je ze letterlijk zou vertalen, vermeng je twee talen met elkaar, de bijbelse taal en de onze. Een paar voorbeelden van taalkenmerken: Genesis 1:4 / Taalkenmerk Genesis 1:4 / Natuurlijk Nederlands En God zag het licht dat het goed was God zag dat het licht goed was Genesis 5:32 / Taalkenmerk Genesis 5:32 / Natuurlijk Nederlands En Noach was een zoon van 500 jaar Toen Noach 500 jaar oud was
33 Handelingen 10:34 / TaalkenmerkHandelingen 10:34 / Natuurlijk Nederlands En Petrus opende zijn mond en zei Daarop nam Petrus het woord en zei Romeinen 11:4 / Taalkenmerk Romeinen 11:4 / Natuurlijk Nederlands de knie buigen knielen Talige kenmerken van het Hebreeuws en Grieks zie je niet terug in de NBV/NBV21 . Dat is anders met tekstkenmerken. Elke tekst is uniek wat betreft inhoud, stijlvorm en toon. En de NBV /NBV21 wil die tekstken - merken zichtbaar maken met behulp van Nederlandse taalmiddelen. Een voorbeeld: het zinnetje zoals we dat lezen in Genesis 1:4, komt in Genesis 1 bij elke scheppingsdag terug als een soort refrein: En God zag dat het goed was. Die herhaling is een kenmerk van déze tekst, en in de vertaling moet zo’n terugkerend zinnetje herkenbaar zijn. De in - deling van de tekst in alinea’s kan daarbij een behulpzame rol spelen. Met behulp van het onderscheid taalkenmerk-tekstkenmerk kun je veel problemen oplossen. Het is een prachtig principe om de ver - schillende aspecten van een betrouwbare vertaling bij elkaar te bren - gen. Het geeft je een sleutel in handen om te onderscheiden welke vormaspecten van de brontekst je wél zichtbaar maakt in de verta - ling en welke níet. Natuurlijk is dat altijd een keuze, maar dankzij dit principe wordt het een beredeneerde keuze. Voorbeeld van een taalkenmerk: opstaan ‘uit de doden’ We nemen de proef op de som met een vertaalkeuze in de NBV waar - op de nodige kritiek is gekomen. In het Nieuwe Testament spreekt de NBV van opstanding ‘uit de dood’, en niet zoals sommige andere vertalingen van opstanding ‘uit de doden’. Waarom wijkt de NBV hier af van het Grieks, zo luidt de kritiek. In het Nieuwe Testament is zo’n vijftig keer sprake van de vaste uitdrukking ‘opstaan ek nekrôn’, letterlijk ‘opstaan uit (de kring van) de doden’. In de NBg 1951, wV en HsV staat in alle gevallen: opstaan uit de doden. Het gaat hier echter om een taalkenmerk in het Grieks, en bij deze letterlijke vertaling dringt het Grieks door in het Nederlands met onduidelijkheid als gevolg. Hoe zit dit? Het Griekse voorzetsel ek wijst hier op een groep waaruit iets of iemand weggaat. Het woord nekrôn (een genitivus partitivus) benoemt die groep: de doden. Maar ook al is ‘uit’ vaak een prima vertaling voor ek, in dit geval werkt dat niet. Wij zeggen immers ook niet ‘zij vertrok uit de feestgangers’. Het is natuurlijk op te lossen door een hulpconstructie, uit de kring van de doden, of