6 Inhoud Q Stamboom 8 Voorwoord 11 December 1961 13 Naar België 16 Januari 1962 31 Allemaal meisjes 33 Januari 1962 54 Soms gaat het mis 57 Een vreemde tante 65 Februari 1962 76 De oorlog komt 78 Februari 1962 99 Protestant tussen katholieken 101 M a a r t 19 62 11 6 De bevrijding 11 9 De naoorlogse jaren 13 9 A p r i l 19 62 158 Mijn lieve Johan 16 0 M e i 19 62 17 9 Opgroeiende grieten 181 J u n i 19 62 203 Vader en moeder Roest 205 J u n i 19 62 217 Verloofdes en een klein zusje 219 Irma komt langs 233 J u l i 19 62 237 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 6 29-05-18 16:16
7 Het kleine zusje is ook volwassen 240 18 december 1961 244 31 augustus 19 62 – Een nieuw begin 246 Uit het fotoboek 249 Epiloog: herinnering van Mira aan de oom en tantes 263 Katrien 265 Frans 268 Riet 270 Jo 273 Els 2 75 Sophia 278 Paula 280 Annie 283 Coby 285 Dankwoord 287 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 7 29-05-18 16:16
11 Voorwoord Q Mijn moeder komt uit België. Zij is daar opgegroeid. Als jonge vrouw is zij uit een provinciestadje vertrokken en is ze in hartje Rotterdam gaan wonen. Door de jaren heen zijn heel wat Belgische trekjes verdwenen, maar er bleven wat hardnekkige woorden hangen. Wij hadden bijvoorbeeld waslapjes thuis, geen washandjes. Ook nam ik altijd een toiletzak mee op vakantie. Wij aten uionen, peentjes, krootjes en prinsessenboontjes. Ik ben er trots op dat ik een Vlaamse moeder heb, ik geniet van de zachte tongval. Mijn oma kwam uit Nederland. Zij groeide daar op. Als jonge vrouw is zij uit de stad Den Haag vertrokken en is ze in een Vlaams provinciestadje gaan wonen. Door de jaren heen zijn de scherpe kantjes van het Nederlands eraf gesleten, maar hardnekkige gewoontes bleven hangen. Haar dochters moch - ten geen Vlaams praten. Ze is altijd mevrouw gebleven; niemand sprak haar zomaar bij de voornaam aan. Ik heb haar nooit gekend, ze stierf ver voor ik geboren werd. Toen een van de zussen van mijn moeder overleed en mijn moeder op een avond verhalen begon te vertellen over vroeger, realiseerde ik mij dat dit een generatie is die veel heeft meegemaakt. Dat is nog sterker in het leven van háár moeder, mijn oma. Een huis met een wc buiten, alleen stromend water in de keuken, geen badkamer, tijdens je huwelijk niet meer buitenshuis mogen werken, als pro - testante in een katholiek land leven, kind na kind na kind krijgen, recessie, armoede, Tweede Wereldoorlog, ouders in huis verzorgen. 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 11 29-05-18 16:16
12 Ik wilde meer te weten komen over deze periode, over het land waar mijn oma haar leven sleet. Ik werd nieuwsgierig naar wie mijn oma was en zo begon ik met het verzamelen van verhalen en foto’s. Met mijn moeder en tantes heb ik gesprekken gevoerd, ik heb me verdiept in de geschiedenis van België en verder heb ik mijn fantasie gebruikt. Sta - rend naar foto’s waar een paar woorden zijn bijgekrabbeld. Het resulteerde uiteindelijk in dit boek, een sfeertekening van dit bijzon - dere gezin in een bijzondere tijd. Ik bewonder mijn oma om het leven dat ze heeft geleefd, en vind haar leven de moeite waard om over na te denken en om van te genieten. Ik hoop dat iedere lezer dit ook zo ervaart. Mira de Boer April 2018 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 12 29-05-18 16:16 fiftffThfhffiflfifh ftfffj
13 December 1961 December 1961 Het licht wordt langzaam feller, alsof iemand een olielamp hoger draait. Ik voel het op mijn oogleden. Of zie ik het? Mijn ogen zijn dicht. Waar ben ik? Wat ruikt het hier vreemd. Wat zijn die geluiden? ‘Volgens mij komt ze bij.’ Dat is de stem van Paul. Hij klinkt schor. ‘Mama? Ben je wakker?’ Dat is Coby. Ik probeer mijn ogen te openen. Mijn handen wil ik naar Paul uitstrekken. Ik voel zwaar, ik voel niets. Wat is er gebeurd? Ik wil het vragen maar kan het niet. Ik hoor wel, mijn oren doen het. Mijn ogen? Uit alle macht probeer ik mijn oogleden op te tillen. Een kiertje licht, te fel. ‘Doe het gordijn dicht, het zonlicht is veel te fel.’ Geschuifel, een golf sigarettenlucht. Dat is Frans. Zacht geratel, een gordijnrail? Schaduw, zachte gloed. 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 13 29-05-18 16:16
14 Een kiertje licht, nu zie ik Paul. Zijn ogen, rimpeltjes, zijn snor. Ik krijg een kus, nat, zout, ik proef het. Ik kan proeven. Kan ik slikken? Wat is er gebeurd? Hoe laat is het? Waar ben ik? Een gedaante voor mijn ogen. Een man in een witte jas, een arts. Ik ben in het ziekenhuis. Nu herken ik de lucht. Het stinkt altijd in het ziekenhuis. Ik wil naar huis. In mijn eigen bed. ‘Mevrouw is bijgekomen. Kunt u mij horen?’ De arts schreeuwt het bijna. Ik ben niet doof, hoor. ‘Ze heeft nooit iets aan haar oren gemankeerd, dus ik denk niet dat mijn vrouw een probleem heeft om u te verstaan.’ ‘Kunt u mij begrijpen?’ vervolgt de arts op zachtere toon. ‘Als u mij begrijpt, kunt u dan knikken?’ Ik wil wel knikken maar kan het niet. Ik staar de man aan. Ik voel iets over mijn wang glijden. Is het een traan? Paul buigt zich naar me toe: ‘Dag maske van me, je bent er weer, hè? Ik dacht dat ik je kwijt was. Maar we weten niet wat je wel en niet kunt. Zie je me? Be - grijp je me? Kun je met je ogen bewegen?’ Ik knipper met mijn oogleden. Het is het enige wat ik kan bewegen. ‘Zie je dat? Ze snapt me prima.’ Paul juicht het bijna. De dokter kijkt zorgelijk en loopt dan uit mijn gezichtsveld. Ik kan mijn hoofd niet draaien. ‘Mevrouw heeft negen dagen in coma gelegen, we moeten haar onderzoeken om de schade te kunnen bepalen van haar beroerte. Ik verwacht dat ze een verlamming heeft. In hoeverre deze nog weg zal trekken zal de tijd leren. Maar na negen dagen volledige afwezigheid acht ik …’ Zijn stem sterft weg als hij naar de andere kant van de kamer loopt. 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 14 29-05-18 16:16 fiftffThfhffiflfifh ftfffj
15 December 1961 Coma. Negen dagen. Beroerte. Verlamd … dat is wat ik ben, dat is wat ik voel. Dat is wat ik niet voel. Niets doet het nog volgens mij. Mijn hoop om snel naar huis te kunnen is in één klap verdwenen. Ik heb genoeg mensen om mij heen beroertes zien krijgen om te weten hoe fataal dit is. Het is over, het leven is voorbij. Wat mij rest is liggen, denken en wachten. Liggend. Denkend. Wachtend. Ik heb nooit gelegen, nooit gewacht, nooit veel tijd gehad om te denken. Sinds ik Paul ken, is mijn leven een wedloop geweest. Het ging maar door, als de golven van de zee. Was mijn leven mooi? Het was zoals het was. Ik weet het niet, nooit over nagedacht. Misschien is nu het moment om te denken. Voor het eerst in bijna veertig jaar heb ik er alle tijd voor. 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 15 29-05-18 16:16
16 Naar België Q De deur van het ziekenhuis slaat achter me dicht. Ik voel de zon op mijn gezicht en haal diep adem. Voor vandaag is het werken klaar. Zal ik direct naar huis gaan of zal ik nog door het park wandelen? Vandaag krijgen we familiebezoek. De zus van mijn vader woont met haar gezin in België en een van haar zonen logeert een paar dagen in Den Haag. Hij zal vanavond bij ons eten. Als tiener heb ik hem ooit ontmoet, dat was net na het einde van de oorlog, dat is zeker zeven jaar geleden. Ik herinner me alleen nog maar twee blauwe pretogen. En dat hij en zijn broers het leuk vonden om hun jonge nicht - jes voor de gek te houden. Hoe oud zou hij nu zijn? Dik in de dertig schat ik. Hij zal wel een stuk saaier zijn geworden. Ik zal maar aan mijn plicht vol - doen en netjes op tijd naar huis gaan. In de verte zie ik de tram aankomen en ik zet het op een hollen om hem te halen. Twintig minuten later loop ik de trap op en stap de woonkamer binnen. Ik vraag aan mijn moeder of ik voor het eten nog even naar buiten kan. Het is zulk lekker weer. Ik schiet mijn jasje weer aan en sta boven aan de trap stil, haal diep adem en draai een paar pirouettes met mijn armen wijd. Het leven is ook zo heerlijk. Ik huppel de trap af, sla de laatste twee treden over en met een grote sprong draai ik nog een pirouette en dan voel ik iets zachts en hoor een plof. Er ligt een hoed op de grond. Waar komt die nou vandaan. Snel buk ik me om hem op te rapen, dan botst mijn hoofd tegen iets hards. Een man wrijft over zijn hoofd. Dat was dus dat harde. 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 16 29-05-18 16:16
17 Naar België Hoe komt hij in de gang terecht?Was de bel gegaan? Wie heeft de deur opengedaan? Mijn moeder zeker, ik heb de bel niet eens gehoord. ‘Neem me niet kwalijk.’ Ik wrijf over mijn pijnlijke voorhoofd en probeer op te staan. Door de botsing ben ik op de grond gevallen. De jonge man wrijft ook over zijn hoofd en glimlacht naar me. Hij grijpt mijn hand en trekt me overeind. We zijn even groot en hij heeft een prachtige snor. Twee vrolijke ogen kijken me aan. Ver weg doen ze me aan iets denken maar ik weet niet aan wat. Ik weet niet wat ik moet zeggen en probeer mijn jurk recht te trekken. ‘U danste zo mooi de trappen af, maar die laatste sprong had ik niet aan zien komen. Eh … mevrouw … mejuffrouw …?’ ‘Ik ben mejuffrouw Maria Theresia.’ Ik probeer mijn waardigheid terug te vinden door hem hooghartig aan te kijken. ‘Ach zo, je bent mijn nichtje Marie.’ De jongeman kijkt mij peinzend aan. Hij lijkt wat in verwarring. ‘Dan ben jij Paul? Wat een beeld van een snor heb je, zeg. Ben je er ’s och - tends lang mee bezig om hem in model te brengen? O ja, nu weet ik het weer, ik herken je ogen. En natuurlijk je accentje.’ Wat sta ik hier nou te ratelen, ik voel dat ik een kleur krijg. ‘Ik was net van plan om nog naar buiten te gaan, ga jij maar alvast naar boven, mijn moeder is daar. Zij zal het fijn vinden om je te zien. Gegroet.’ Ik laat hem in de gang staan met zijn hoed in zijn handen en op zijn gezicht nog steeds de vreemde blik. Snel trek ik de deur achter me dicht en stap naar buiten. De zon is in geen velden of wegen te bekennen. Plotseling is de zin om alleen naar buiten te gaan weg. Ik ben de sleutel vergeten, wat dom van me. Ik sla met mijn hand tegen mijn voorhoofd. Daar voel ik een beurse plek. Die tik is harder aangekomen dan ik dacht. Ik draai me om en bel aan. ‘Allee, dat is een kort wandelingetje,’ zegt Paul met een grijns. Met opgeheven hoofd loop ik langs hem en zeg: ‘Ik bedacht dat mijn moe - der wel wat hulp kon gebruiken nu er bezoek is gekomen.’ 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 17 29-05-18 16:16
18 Het wordt onverwacht leuk. Paul blijkt een gezellige kletser te zijn met veel verhalen over zijn familie. Hij woont in Ninove, zijn vader runt een drogiste - rij en zij gaan net als wij naar de Vergadering van Gelovigen. ‘Mijn vader noemt zich altijd de enige protestant van Ninove.’ Hij praat veel maar telkens glijden zijn ogen naar mij met een blik waarin een vraag ligt. Ik weet alleen niet welke. ‘Ik heb daar nog een leuk verhaal over. Er werd veel geschoten in de eerste dagen van de oorlog en er werden invallen gedaan in huizen. Op een dag hoorde vader de Duitsers schieten op straat. Hij viel op zijn knieën en bad om bescherming. De deur van onze drogisterij werd opengeschopt, een paar Duitsers kwamen binnen en wilden gaan schieten. Toen vroeg mijn vader: “Mannen, wilt gij de enige protestant van Ninove vermoorden?” Kun je het je voorstellen?’ Paul kijkt ons vragend aan. ‘Wat een verhaal, was je niet bang?’ ‘Het liep gelukkig goed af. Ze lieten hun geweren zakken. Er ontspon zich een heel gesprek. De dagen daarna heeft mijn vader veel gesproken met de Duitse soldaten. Echt een bijzondere tijd.’ ‘Herkenbaar hoor, echt iets voor jouw vader, altijd iedereen over God ver - tellen. Of het nou gelegen komt of niet.’ Mijn moeder knikt Paul toe. ‘Dat is tenslotte het belangrijkste wat er is. Daarin lijk ik gelukkig heel veel op mijn vader.’ Paul glimlacht er vriendelijk bij, maar ik zie een trotse, vastberaden trek over zijn gezicht glijden die mij vertelt dat hij een man is die weet wat hij wil. Plotseling voel ik mijn hart een slag overslaan. Ik durf hem niet meer aan te kijken. Aan het einde van de avond, als Paul naar zijn logeeradres wil vertrekken, groet hij mij. Hij geeft me een hand, aarzelt wat en zegt dan: ‘Toen je de trap af kwam vanmiddag dacht ik zoiets vreemds, ik …’ Dan zwijgt hij. ‘Je dacht …’ moedig ik hem aan. 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 18 29-05-18 16:16 fiftffThfhffiflfifh ftfffj
19 Naar België ‘Nee, laat maar, je zou ervan kunnen schrikken.’ ‘Nou ja, wat is dat nou voor onzin. Ik ben een gezonde Hollandse meid, hoor.’ ‘Ja, daarom juist, laat maar.’ Hij glimlacht allervriendelijkst en het valt me op dat zijn ogen van een prachtig soort blauw zijn. Hij is echt aardig. Ik bedoel, heel veel mensen doen aardig, maar hij is aardig. Hij belooft snel nog een keertje langs te komen. Mijn vader wrijft zich vergenoegd in zijn handen als Paul weg is. ‘Moeder, zag je hoe hij naar onze Marie zat te kijken? Hij kon zijn ogen beslist niet van haar afhouden. Wat was dat trouwens voor onderonsje net? Heeft hij je nog iets gevraagd of zo? Als je je maar wel betamelijk gedraagt, jongedame. Je mag in je handen knijpen als hij je het hof maakt. Zo’n goede partij. Het is ook prettig dat je weet uit wat voor nest hij komt.’ ‘Hij is mijn neef nota bene, ik word niet verliefd op mijn neef.’ Ik voel mijn wangen gloeien, maar dat komt omdat ik boos ben, niet door - dat ik de indringende blik van Paul nog op mijn huid voel prikken. Mijn vader slaat schaterend met zijn handen op zijn bovenbenen. ‘Zie je dat, moeder? Ons Marietje heeft het te pakken van een Belg.’ ‘Marie, als je straks getrouwd bent, mag ik dan bij je komen logeren in België?’ Mijn jongste zusje Josien slaat haar armen om mijn benen en kijkt me sme - kend aan. Woest ben ik nu. ‘Doe eens normaal. Ik ben verpleegster, ik woon hier thuis, ik ben niet verliefd op mijn neef en ik ga niet in dat achterlijke België wonen. Ik wil er niets meer over horen.’ Ik probeer de deur zo hard mogelijk achter mij dicht te gooien, maar dat mislukt omdat mijn broer Jan hem tegenhoudt en zingt: ‘Marietje is ver - lie-efd, Marietje is verlie-efd.’ Ik zit op mijn bed en ben nog steeds boos. Mijn moeder is langs geweest maar ik heb niets gezegd. ‘Je moet niet zo reageren als ze je een beetje plagen, 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 19 29-05-18 16:16
20 Marie, zo maak je het alleen maar erger.’ Nu zit mijn zus Phie op haar bed aan de andere kant van de kamer. Ze doet alsof haar neus bloedt en vraagt me verder niets. Langzaam voel ik de woede wegzakken. Waarom werd ik zo boos? Normaal gesproken ben ik de persoon die mijn broer en zusjes plaagt. En als ze dan boos worden, vind ík dat ze zich niet moeten aanstellen. Stel ik me aan? Waarom kan ik er niet om lachen? Waarom voel ik mijn wangen warm worden als ik aan de plagerige ogen denk? Ik ben niet verliefd. Ik moet normaal doen, ik ken Paul helemaal niet, geen idee. Ik heb hem welgeteld drie uur meegemaakt in mijn leven. En hij is echt heel oud. Veel ouder dan ik. Een jaar of acht schat ik in. Die zondagochtend zit ik al vroeg in de Vergadering. Mijn hoedje trek ik zo diep mogelijk over mijn voorhoofd. Spiedend laat ik mijn blik rond glijden, langs de rijen broeders. In het vak van de zusters zit hij natuurlijk niet. Ik kan hem niet ontdekken. Dan gaat de deur open en stapt een streng uitziende man naar binnen. Dat is broeder Voorhoeve, vlak achter hem aan schuifelt Paul naar binnen. Paul logeert bij hem. Hij kijkt rond tot hij mijn ogen ziet, glimlacht dan en geeft mij een nauwelijks merkbaar knipoogje. Weer voel ik mijn wangen branden maar ik moet wel teruglachen. Ik voel me blij en vrolijk. Plotseling heb ik zin om heel hard te zingen. Na de dienst gaat Paul met ons mee naar huis. Als we in een kring zitten met koffie en koek vraagt Josien met haar hel - dere stem: ‘Mag ik bij jullie komen logeren als Marie met u in België woont?’ Even is het stil en dan begint Jan te lachen, hij verslikt zich en wordt door mijn vader op zijn rug geklopt. Mijn moeder staat snel op en loopt door de kamer om nog eens koffie in te schenken. Ik durf niet op of om te kijken, het zweet staat in mijn handen. Wat een feeks, wat een loeder, ik zal haar … 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 20 29-05-18 16:16 fiftffThfhffiflfifh ftfffj
21 Naar België Paul tilt mijn zusje op en geeft haar een knuffel. ‘Amai, als je zo graag in Bel - gië komt, zal ik dan met jou trouwen?’ Hij kietelt haar, ze giechelt en maakt zich los. ‘Nee, dat wil ik niet, ik blijf bij mijn mama wonen. Maar ik vind u wel a a rd ig.’ Ik durf weer adem te halen, maar kijk niet in de richting van Paul. Hij be - gint een gesprek met Jan en ze beginnen al snel aan een potje schaak. De rest van de dagen dat Paul nog in Nederland is, verlopen rustig zonder vervelende pesterijen van de kant van mijn familie. De avond voor zijn ver - trek komt hij nog een laatste keer eten. Aan het einde van de middag zit ik op de stoep voor ons huis. Het is nog lekker weer, ook al heb ik wel een jas aan. De zon schijnt op mijn gezicht en ik geniet ervan. ‘Wat zit je hier lekker, je lijkt wel een engeltje met dat licht op je gezicht.’ Ik wil overeind komen maar Paul laat zich naast mij op de grond zakken. ‘Heerlijk hier.’ Hij straalt ervan. Zo van dichtbij zie ik dat er een gouden randje in zijn iris zit. Prachtig. ‘Weet je Marie, ik wil je nog steeds vertellen wat ik dacht toen ik je de trap af zag komen tijdens mijn eerste bezoek. Weet je nog?’ Ik knik en zwijg. Ik wil aan mijn hoofd voelen, maar laat mijn hand zakken als Paul over mijn voorhoofd streelt en zegt dat er niets meer van te zien is. Mijn hart klopt in mijn keel. ‘Toen ik je naar beneden zag dansen, hoorde ik een stem. Ik denk de stem van God. En Hij zei: “Dat is jouw vrouw.”’ Paul zwijgt even. ‘Heb je dat ook weleens, dat God tegen jou spreekt?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Ik heb het ook eigenlijk nooit. Maar het was nu zo duidelijk. Ik kan het zo in mijn herinnering halen. Zo levensecht.’ Ik zwijg nog steeds. Wat moet ik zeggen? Dat ik dus nu wel met hem zal trouwen? Hij is mijn neef. Bovendien hou ik helemaal niet van hem. 17,149_Boer_NietVanHier_biw(01).indd 21 29-05-18 16:16