Evangelie volgens Matteüs 1 Geslachtslijst van Jezus Chris- tus, zoon van David, zoon van Abraham. 2 Abraham was de vader van Isaäk, Isaäk van Jakob, Jakob van Juda en zijn broers; 3 Juda was de vader van Peres en Zerach, die uit Tamar geboren werden; Peres was de vader van Chesron, Chesron van Aram, 4 Aram van Amminádab, Amminádab van Nachson, Nach- son van Salmon, 5 Salmon van Boaz, die uit Rachab geboren werd; Boaz was de vader van Obed, geboren uit Ruth; Obed was de vader van Isaï en Isaï van David, de koning. 6 David was de vader van Salomo, die geboren werd uit de vrouw van Uría; 7 Salomo was de vader van Rechabeam, Rechabeam van Abia, Abia van Asa, 8 Asa van Josafat, Josafat van Joram, Joram van Uz - zia, 9 Uzzia van Jotam, Jotam van Achaz, Achaz van Hizkia, 10 Hizkia van Manasse, Manasse van Amon, Amon van Josia, 11 Josia van Jechon- ja en zijn broers in de tijd van de Babylonische ballingschap. 12 Na de Babylonische balling- schap werd Jechonja de vader van Seáltiël, Seáltiël van Zerubbabel, 13 Zerubbabel van Abiúd, Abiúd van Eljakim, Eljakim van Azor, 14 Azor van Sadok, Sadok van Achim, Achim van Eliud, 15 Eliud van Elea- zar, Eleazar van Mattan, Mattan van Jakob. 16 Jakob nu was de vader van Jozef, de man van Maria, en uit haar werd geboren Jezus die Chris- tus genoemd wordt. 17 In het geheel zijn er dus van Abraham tot David veertien ge - slachten, van David tot de Babylo - nische ballingschap ook veertien geslachten en van de Babylonische ballingschap tot de Christus even- eens veertien geslachten. Geboorte van Jezus 18 De geboorte van Jezus Christus vond plaats op deze wijze. Toen zijn moeder Maria verloofd was met Jozef, bleek zij, voordat ze gin- gen samenwonen, zwanger van de heilige Geest. 19 Omdat Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, dacht hij er over in stilte van haar te scheiden. 20 Terwijl hij dit over - woog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer die tot hem sprak: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de heilige Geest. 21 Zij zal een zoon ter wereld brengen die u Je - zus moet noemen, want Hij zal zijn WV NT+Psalmen+Gebeden3.indb 19 31-03-17 08:30
20 Matteüs 2 volk redden uit hun zonden.’ 22 Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden wat de Heer gespro - ken heeft door de profeet, die zegt: 23 Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en men zal Hem de naam Immanuël geven. In onze taal: God met ons. 24 Ontwaakt uit de slaap deed Jo - zef zoals de engel van de Heer hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich. 25 Toch had hij geen gemeen- schap met haar, totdat zij een zoon ter wereld bracht; en hij noemde Hem Jezus. Bezoek van de wijzen 2 Toen dan Jezus te Betlehem in Juda geboren was ten tijde van koning Herodes, kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het oos- ten 2 en vroegen: ‘Waar is de pas- geboren koning der Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem onze hulde te brengen.’ 3 Toen ko - ning Herodes dit hoorde, werd hij verontrust en heel Jeruzalem met hem. 4 Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen en legde hun de vraag voor, waar Christus moest geboren wor - den. 5 Zij antwoordden hem: ‘Te Betlehem in Juda. Zo immers staat er geschreven bij de profeet: 6 En u, Betlehem, landstreek van Juda, u zijt volstrekt niet de geringste onder de lei ders van Juda, want uit u zal een leids man te voorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël.’ 7 Toen ontbood Herodes in het geheim de Wijzen en vroeg hun nauwkeurig naar de tijd waarop de ster verschenen was. 8 Daarop zond hij hen naar Betlehem met de op - dracht: ‘Gaat een zorgvuldig on- derzoek instellen naar dat Kind en wanneer u het gevonden hebt, be - richt het mij dan, opdat ook ik het hulde kan gaan brengen.’ 9 Na de koning aangehoord te hebben ver - trokken zij. En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging voor hen uit totdat zij boven de plaats waar het Kind zich bevond stil bleef staan. 10 Op het zien van de ster werden zij vervuld van over - grote vreugde. 11 Zij gingen het huis binnen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieën neer vallend betuigden zij het hun hulde. Zij haalden hun schatten te voorschijn en boden het geschen- ken aan: goud, wierook en mirre. 12 En in een droom van Godswege gewaarschuwd om niet meer naar Herodes terug te keren, vertrokken zij langs een andere weg naar hun land. Vlucht naar Egypte 13 Na hun vertrek verscheen een WV NT+Psalmen+Gebeden3.indb 20 31-03-17 08:30
21 Matteüs 3 engel van de Heer in een droom aan Jozef en sprak: ‘Sta op, neem het Kind en zijn moeder, vlucht naar Egypte en blijf daar tot ik u waarschuw, want Herodes komt het Kind zoeken om het te doden.’ 14 Hij stond op en week in de nacht met het Kind en zijn moeder naar Egypte uit. 15 Daar bleef hij tot aan de dood van Herodes, opdat in ver - vulling zou gaan wat de Heer ge - sproken had door de profeet: Ik heb mijn zoon geroepen uit Egypte. Kindermoord 16 Zodra Herodes bemerkte, dat hij door de Wijzen om de tuin geleid was, ontstak hij in hevige toorn; hij zond zijn mannen uit en liet in Betlehem en heel het gebied daar - van al de jongens vermoorden van twee jaar en jonger, in overeen- stemming met de tijd waarnaar hij de Wijzen nauwkeurig had gevraagd. 17 Toen ging in vervul- ling het woord dat door de profeet Jeremia gesproken was: 18 Een klacht werd in Rama gehoord, geween en luid gejammer: Rachel, wenend om haar kinderen, wil niet getroost worden, om dat zij niet meer zijn. Terugkeer uit Egypte 19 Nadat Herodes gestorven was, verscheen in Egypte een engel van de Heer in een droom aan Jozef en zei: 20 ‘Sta op, neem het Kind en zijn moeder en trek naar het land Israël, want die het Kind naar het leven stonden zijn gestorven.’ 21 Hij stond op, nam het Kind en zijn moeder en ging naar het land Israël. 22 Toen hij echter hoorde, dat Archelaüs in plaats van zijn vader Herodes over Juda heerste, vreesde hij daar - heen te gaan; van Godswege in een droom gewaarschuwd, begaf hij zich daarom naar het gebied van Galilea. 23 Hier aangekomen vestig- de hij zich in een stad, Nazaret ge - heten, opdat in vervulling zou gaan wat door profeten gezegd was: Hij zal een Nazoreeër genoemd worden. Optreden van Johannes de Doper 3 In die tijd trad Johannes de Doper op en predikte in de woestijn van Judea: 2 ‘Bekeer u, want het Rijk der hemelen is nabij.’ 3 Deze toch is het die de profeet Je - saja bedoelde, toen hij zei: Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. 4 Johannes nu droeg een kleed van kameelhaar en een leren gordel om zijn lenden. Zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing. 5 Toen trok Jeruzalem, Ju- dea en heel de Jordaanstreek naar hem uit 6 en zij lieten zich door hem dopen, terwijl zij hun zonden beleden. WV NT+Psalmen+Gebeden3.indb 21 31-03-17 08:30
22 Matteüs 4 7 Maar toen hij vele farizeeën en sadduceeën zag komen om ge - doopt te worden, sprak hij tot hen: ‘Adderengebroed, wie heeft u voor - gespiegeld, dat u de dreigende toorn kunt ontvluchten? 8 Brengt dus vruchten voort die passen bij bekering, 9 en neemt niet een hou- ding aan alsof u bij uzelf zegt: Wij hebben Abraham tot vader! Waar - achtig, ik zeg u, dat God de macht bezit voor Abraham uit deze stenen kinderen te verwekken! 10 Reeds ligt de bijl aan de wortel van de bo - men. Elke boom dus die geen goe - de vrucht draagt, wordt omgekapt en in het vuur geworpen. 11 Ik doop u met water, opdat u u bekeren moogt; Hij die na mij komt, is sterker dan ik, en ik ben niet waardig Hem van zijn sanda- len te ontdoen. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. 12 De wan heeft Hij in zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer grondig zuive - ren; zijn tarwe zal Hij in de schuur verzamelen, maar het kaf verbran- den in onblusbaar vuur.’ Jezus door Johannes gedoopt 13 In die tijd kwam Jezus uit Gali- lea naar de Jordaan tot Johannes om zich door hem te laten dopen. 14 Maar Johannes wilde Hem te - genhouden met de woorden: ‘Ik heb uw doopsel nodig, en U komt tot mij?’ 15 Jezus antwoordde hem: ‘Laat nu maar; want zo past het ons al wat is vastgesteld te volbrengen.’ Toen liet hij Hem toe. 16 Nadat Je - zus gedoopt was, steeg Hij terstond uit het water. En zie, daar ging de hemel open en Hij zag de Geest Gods neerdalen in de gedaante van een duif en over zich komen; 17 en een stem uit de hemel sprak: ‘Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.’ Jezus in de woestijn 4 Daarna werd Jezus door de Geest naar de woestijn ge - voerd om door de duivel op de proef gesteld te worden. 2 Nadat Hij veertig dagen en veertig nach- ten had gevast, kreeg Hij honger. 3 Nu trad de verleider op Hem toe en sprak: ‘Als U de Zoon van God zijt, beveel dan dat deze stenen hier in brood veranderen.’ 4 Hij gaf ten antwoord: ‘Er staat geschreven: Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt.’ 5 Vervolgens nam de duivel Hem mee naar de hei- lige stad, plaatste Hem op de bo - venbouw van een tempelpoort 6 en sprak tot Hem: ‘Als U de Zoon van God zijt, werp U dan naar bene - den, want er staat geschreven: Aan zijn engelen zal Hij omtrent U een bevel geven, dat zij U op de handen nemen, WV NT+Psalmen+Gebeden3.indb 22 31-03-17 08:30
23 Matteüs 4 opdat U uw voet niet zult stoten aan een steen.’ 7 Jezus zei tot hem: ‘Er staat ook geschreven: U zult de Heer uw God niet op de proef stellen.’ 8 Ten - slotte nam de duivel Hem mee naar een heel hoge berg, vanwaar hij Hem alle koninkrijken der wereld toonde in hun heerlijkheid. 9 En hij zei: ‘Dat alles zal ik U geven, als U in aanbidding voor mij neervalt.’ 10 Toen zei Jezus hem: ‘Weg, satan: er staat geschreven: De Heer uw God zult u aanbidden en Hem alleen die nen.’ 11 Nu liet de duivel Hem met rust en er kwamen engelen om Hem hun diensten te bewijzen. Begin van Jezus’ optreden in Galilea 12 Toen Jezus vernam dat Johannes was gevangen genomen, week Hij uit naar Galilea. 13 Hij verliet echter Nazaret en vestigde zich in Kafar - naüm aan de oever van het meer, in het grensgebied van Zebulon en Naftali, 14 opdat in vervulling zou gaan het woord van de profeet Jesaja: 15 Land van Zebulon, land van Naftali, liggend aan de zee, Overjor danië: Galilea van de heidenen! 16 Het volk dat in de duisternis zat, heeft een groot licht aanschouwd; en over hen die in het land van de schaduw van de dood gezeten waren, over hen is een licht op gegaan. 17 Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: ‘Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij.’ Roeping van de eerste leerlingen 18 Eens toen Hij zich bij het meer van Galilea ophield, zag Hij twee broers, Simon die Petrus wordt genoemd en diens broer Andreas, bezig met het net uit te werpen in het meer. Zij waren namelijk vis- sers. 19 En Hij sprak tot hen: ‘Komt, volgt Mij: Ik zal jullie vissers van mensen maken.’ 20 Terstond lieten zij hun netten in de steek en volg- den Hem. 21 Iets verder zag Hij nog twee broers, Jakobus en diens broer Johannes; met hun vader Zebedeüs waren zij in de boot de netten een het klaarmaken. Hij riep hen, 22 en onmiddellijk lieten zij de boot en hun vader achter en volgden Hem. Werkzaamheid in Galilea 23 Jezus trok rond door geheel Ga- lilea, terwijl Hij als leraar optrad in hun synagogen, de Blijde Bood- schap verkondigde van het Ko - ninkrijk en alle ziekten en kwalen onder het volk genas. 24 Zijn faam ging uit over geheel Syrië en men bracht allen tot Hem die er slecht aan toe waren, die door velerlei ziekten en pijnen gekweld werden, bezetenen, lijders aan vallende ziekte en lammen. En Hij genas hen. 25 Grote volksmenigten uit Ga- lilea en Dekapolis, uit Jeruzalem, Judea en het Overjordaanse sloten zich bij Hem aan. WV NT+Psalmen+Gebeden3.indb 23 31-03-17 08:30
24 Matteüs 5 Zaligsprekingen 5 Toen Jezus deze menigte zag, ging Hij de berg op en, nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem. 2 Hij nam het woord en onderrichtte hen al- dus: 3 ‘Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. 4 Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden. 5 Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten. 6 Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. 7 Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. 8 Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. 9 Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. 10 Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen. 11 Zalig zijt jullie, wanneer men jullie beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: 12 verheug je en juich, want groot is uw loon in de hemel. Zo immers hebben ze de profeten vervolgd die voor jullie geleefd hebben. Zout der aarde. Licht der wereld 13 Jullie zijn het zout der aarde. Maar als het zout zijn kracht ver - liest, waar mee zal men dan zou- ten? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden. 14 Jul- lie zijn het licht der wereld. Een stad kan niet verborgen blijven als ze boven op een berg ligt! 15 Men steekt toch ook niet een lamp aan om ze onder de korenmaat te zet - ten, maar men plaatst ze op de standaard, zodat ze licht geeft voor allen die in huis zijn. 16 Zo moet ook jullie licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij jullie goede werken zien en jullie Vader verheerlijken die in de he - mel is. Jezus’ verhouding tot de wet 17 Denkt niet dat Ik gekomen ben om Wet en Profeten op te heffen; Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om de vervulling te brengen. 18 Want voorwaar, Ik zeg u: eerder nog zullen hemel en aarde ver - gaan, dan dat een jota of haaltje vergaat uit de Wet, voordat alles geschied is. 19 Wie dus een van die voorschriften, zelfs het geringste, opheft en zo de mensen leert, zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen, maar wie ze on- derhoudt en leert zal groot geacht WV NT+Psalmen+Gebeden3.indb 24 31-03-17 08:30
25 Matteüs 5 worden in het Rijk der hemelen. 20 Ik zeg jullie: als jullie gerechtig- heid die van de schriftgeleerden en farizeeën niet ver overtreft, zullen jullie zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen. 21 Jullie gehoord, dat tot onze voorouders is gezegd: U zult niet doden. Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht. 22 Maar Ik zeg jul- lie: al wie vertoornd is op zijn broe - der, zal strafbaar zijn voor het ge - recht. En wie tot zijn broeder zegt: “Raka”, zal strafbaar zijn voor het Sanhedrin, en wie zegt “Dwaas”, zal strafbaar zijn met het vuur van de hel. 23 Als je je gave komt bren- gen naar het altaar en daar schiet je te binnen dat je broeder iets te - gen je heeft, 24 laat dan je gave voor het altaar achter, ga je eerst met je broeder verzoenen en kom dan terug om je gave aan te bieden. 25 Haast je het eens te worden met je tegenpartij, zolang je nog met hem onderweg zijt; anders zou je tegenpartij je wel eens aan de rechter kunnen overleveren, en de rechter je aan de gerechtsdienaar, en zou je in de gevangenis worden geworpen. 26 Voorwaar, Ik zeg u: je zult daar niet uitkomen, voordat je tot de laatste penning hebt be - taald. 27 Jullie hebt gehoord, dat er ge - zegd is: U zult geen echtbreuk plegen. 28 Maar Ik zeg jullie: alwie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd. 29 Indien je rechter - oog je aanstoot geeft, ruk het uit en werp het van je weg; want het is beter voor je, dat een van uw li- chaamsdelen verloren gaat dan dat heel je lichaam in de hel wordt ge - worpen. 30 En als je rechterhand je aanstoot geeft, hak ze af en werp ze van je weg, want het is beter voor je, dat een van je lichaamsdelen verlo - ren gaat dan dat heel je lichaam in de hel terecht komt. 31 Ook is er ge - zegd: wie zijn vrouw verstoot, moet haar een scheidingsbrief geven. 32 Maar Ik zeg jullie: Wie zijn vrouw ver - stoot, behalve in geval van ontucht, brengt haar ertoe echtbreekster te worden; en wie een verstoten vrouw huwt, begaat echtbreuk. 33 Eveneens hebben jullie ge - hoord, dat tot onze voorouders gezegd is: U zult geen valse eed doen, maar u zult voor de Heer uw eden hou den. 34 Maar Ik zeg jullie in het ge - heel niet te zweren; noch bij de he - mel, want dat is de troon van God; 35 noch bij de aarde, want dat is zijn voetbank; noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning. 36 Ook bij je hoofd moet je niet zweren, want je kunt niet een haar wit of zwart maken. 37 Maar jouw ja moet ja zijn en jouw neen, WV NT+Psalmen+Gebeden3.indb 25 31-03-17 08:30
26 Matteüs 6 neen; en wat daar nog bij komt, is uit den boze. 38 Jullie hebt gehoord dat er ge- zegd is: Oog om oog, tand om tand. 39 Maar Ik zeg jullie geen weer - stand te bieden aan het onrecht. Als iemand je op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe. 40 En als iemand je voor het ge - recht wil dagen en je onderkleed afnemen, laat hem dan ook het bo - venkleed. 41 En als iemand je vor - dert een mijl met hem te gaan, ga er dan twee met hem. 42 Geeft aan wie je vraagt, en wend je niet af als iemand van je lenen wil. 43 Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: U zult uw naaste beminnen en uw vijand haten. 44 Maar Ik zeg jullie: bemint je vijanden en bidt voor wie je vervolgen, 45 opdat jul- lie kinderen mogen worden van je Vader in de hemel, die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardi- gen. 46 Want als jij bemint die jou beminnen, wat voor recht op loon heb je dan? Doen de tollenaars niet hetzelfde? 47 En als jij alleen je broeders groet, wat voor buitenge - woons doe jij dan? Doen de heide - nen dat ook niet? 48 Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is. Aalmoes 6 Denkt er om: beoefent je ge - rechtigheid niet voor het oog van de mensen om de aandacht te trekken; anders heb jij geen recht op loon bij je Vader die in de hemel is. 2 Wanneer jij dus een aalmoes geeft, bazuint het dan niet voor je uit, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat, opdat zij door de mensen geprezen worden. Voorwaar Ik zeg jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 3 Als jij een aalmoes geeft, laat je linkerhand dan niet weten, wat je rechter doet, 4 opdat jouw aalmoes in het verbor - gene blijve en jouw Vader, die in het verborgene ziet, zal het je ver - gelden. Gebed 5 Wanneer jij bidt, gedraag je dan niet als de schijnheiligen, die graag in de synagogen en op de hoeken van de straten staan te bidden om op te vallen bij de mensen; voor - waar Ik zeg jullie: Zij hebben hun loon al ontvangen! 6 Maar als jij bidt, ga dan je binnenkamer in, sluit de deur achter je en bidt tot je Vader die in het verborgene is en je Vader die in het verborgene ziet, zal het je vergelden. 7 Als jij bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden, zoals de heidenen, want deze menen dat zij door hun veel- WV NT+Psalmen+Gebeden3.indb 26 31-03-17 08:30
27 Matteüs 6 heid van woorden verhoring zul- len vinden. 8 Volgt hun voorbeeld dus niet na, want vóórdat jij Hem vraagt, weet jouw Vader wat jij no - dig hebt. 9 Jullie moeten daarom zo bidden: Onze Vader die in de hemel zijt, uw Naam worde geheiligd; 10 uw Rijk kome, uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. 11 Geef ons heden ons dagelijks brood. 12 En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven hebben aan onze schuldenaren. 13 En leid ons niet in bekoring, maar behoed ons voor het kwaad. 14 Want als jullie aan de mensen hun fouten vergeven, zal jullie he - melse Vader ook jullie vergeven; 15 maar als jullie niet vergeven aan de mensen, zal ook jullie hemelse Vader jullie fouten niet vergeven. Vasten 16 Wanneer jullie vasten, zet dan geen somber gezicht zoals de schijnheiligen; zij verstrakken hun gezicht om de mensen te tonen dat zij aan het vasten zijn. Voorwaar, Ik zeg jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 17 Maar als jullie vas- ten, zalft dan je hoofd en wast je gezicht, 18 om niet aan de mensen te laten zien dat jullie vasten, maar vast voor jullie Vader die in het ver -borgene is en jullie Vader die in het verborgene ziet, zal het jullie ver - gelden. Het aardse in vergelijking met het hemelse 19 Verzamel geen schatten op aarde, waar ze door mot en worm vergaan en waar dieven inbreken om te ste - len; 20 maar verzamel schatten in de hemel, waar ze niet door mot of worm vergaan en waar dieven niet inbreken om te stelen. 21 Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. 22 De lamp van het lichaam is het oog. Wanneer dus je oog helder is, zal heel je lichaam verlicht zijn. 23 Is echter je oog slecht, dan is heel je lichaam duister. Indien dus zelfs je innerlijk licht duister is, hoe erg zal dan de duisternis zijn! 24 Niemand kan twee heren die - nen: hij zal de een haten en de an- der liefhebben, ofwel de een aan- hangen en de ander verachten. Je kunt niet God dienen en de mam- mon. 25 Daarom zeg Ik jullie: weest niet bezorgd voor je leven, wat je zult eten en wat je zult drinken, en ook niet voor je lichaam, wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam niet meer dan de kleding? 26 Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, WV NT+Psalmen+Gebeden3.indb 27 31-03-17 08:30
28 Matteüs 7 maar jullie hemelse Vader voedt ze. Zijn jullie dan niet veel meer dan zij? 27 Trouwens, wie van jullie is in staat met al zijn tobben aan zijn le - vensweg een el toe te voegen? 28 En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijkt naar de leliën in het veld: hoe ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen. 29 Toch zeg Ik jullie: zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. 30 Als God nu het veldgewas dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt geworpen, zo kleedt, hoeveel te meer dan jullie, kleinge - lovigen? 31 Maak je dus geen zorgen over de vraag: wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken? 32 Want dat alles jagen de heidenen na. Uw hemelse Vader weet wel dat jullie al deze dingen nodig hebben. 33 Maar zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid: dan zal dat alles jul- lie erbij gegeven worden. 34 Maak je dus niet bezorgd voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed. Het oordeel over anderen 7 Oordeel niet, opdat jij niet geoordeeld wordt. 2 Want met het oordeel dat jij velt, zal jij geoordeeld worden en de maat die jij gebruikt, zal men ook voor jou gebruiken. 3 Waarom kijk jij naar de splinter in het oog van je broe - der en merk je de balk niet op in je eigen oog? 4 Of hoe kan je tot je broeder zeggen: “Laat mij de splin- ter uit je oog halen”, en zie, in je eigen oog zit de balk nog! 5 Huiche - laar, haal eerst die balk uit je eigen oog, en dan zal je scherp genoeg zien om de splinter te kunnen ver - wijderen uit het oog van je broeder. 6 Geeft het heilige niet aan de hon- den en werpt je paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij ze niet met hun poten vertrappen, zich omke - ren en je verscheuren. De kracht van het gebed 7 Vraagt en jullie zal gegeven worden; zoekt en jullie zullen vinden; klopt en er zal worden opengedaan. 8 Want al wie vraagt, verkrijgt; wie zoekt, vindt en voor wie klopt, doet men open. 9 Of is er wel iemand onder jullie die zijn zoon een steen zal geven als hij om brood vraagt? 10 Of een slang wan- neer hij vraagt om een vis? 11 Als jullie dus, ofschoon jullie slecht zijn, goede gaven weet te geven aan jullie kinderen, hoeveel te meer zal dan jullie Vader die in de hemel is, het goede geven aan wie Hem daarom vragen. 12 Alles, wat jullie willen dat de mensen voor jullie doen, doet dat ook voor hen. Dat is Wet en Profeten. WV NT+Psalmen+Gebeden3.indb 28 31-03-17 08:30