kees boele Terug naar waar het echt om gaat Onderwijsheid klement - pelckmans
‘Where is the wisdom we have lost in knowledge? Where is the knowledge we have lost in information? ’ T. S. Eliot (1888-1965)
Inhoud Woord vooraf 7 1 Het probleem: infobesitas 9 1. 1 Enkele waarnemingen 9 1. 2 Diagnose: infobesitas 13 2 De remedie: wijsheid 19 2. 1 Wat is wijsheid? 19 2. 2 Wijsheid is meer dan kennis en informatie 24 3 Van goed onderwijs word je wijs 31 3. 1 Inleiding 31 3. 2 Logica 33 3. 3 Ethica 42 3. 4 Fysica 53 3. 5 Het belang van gezagvolle docenten 66 4 Belemmeringen voor onderwijsheid 73 4. 1 De belemmering van het postmodernisme 73 4. 2 De belemmering van het informatieverwerkend denkmodel 84 4. 3 De belemmering van de informalisering 91 4. 4 De belemmering van het onderzoeksideaal 94 4. 5 De belemmering van het bedrijfsmatige denken 96
5 Appèl op leidinggevenden 113 5. 1 Inleiding 113 5. 2 Een collectieve, inhoudelijke ambitie 117 5. 3 Professionele zelfstandigheid en verantwoordelijkheid 124 5. 4 Een veilige en inspirerende atmosfeer 131 5. 5 Governance 138 6 Ten slotte 149 Literatuur 153 Noten 167
7 Woord vooraf » Sinds 1988, eigenlijk gewoon door mijn hart te vol - gen, ben ik werkzaam in het onderwijs. Afgezien van de eerste vier maanden in het voortgezet onderwijs is dat altijd in het hoger beroepsonderwijs geweest, met een tussentijdse korte uitstap naar de adviesbranche. Ik ben van het onderwijs gaan houden. En als leidinggevende is dat niet anders. Ik lees ook graag, en bij veel dingen die ik lees denk ik onwillekeurig aan wat het zou kunnen betekenen voor het onderwijs. Dat gebruik ik dan vervolgens in een of andere toespraak die ik moet houden. En zo heeft zich in de afgelopen jaren iets uit - gekristalliseerd dat ik door middel van dit boek nu openbaar maak. Het is het resultaat van ruim 25 jaar doceren, leidingge - ven, adviseren, lezen, schrijven, leren, afleren, luisteren, spre - ken, uitproberen, fouten maken, successen ervaren, feedback krijgen, denken en doen. Het is een voorlopig resultaat, want elke dag kom je in het onderwijs studenten of medewerkers tegen met interessante gedachten of opvattingen die je nopen je eigen stellingname aan te passen, of lees je een boek dat je weer aan het denken zet en waardoor je gedachten veranderen. Toch heeft dat wat zich heeft uitgekristalliseerd wat mij be - treft iets constants gekregen, waardoor ik mij vrij voel om het te publiceren, overigens ook gestimuleerd door de positieve reacties op vele spreekbeurten die ik over deze thematiek heb gehouden. De kern ervan is dit: 1) het onderwijs moet gericht zijn op het verwerven van wijsheid, opdat wij jongeren helpen richting te vinden in de overweldigende hoeveelheid infor -
8 matie en keuzemogelijkheden; 2) het onderwijs wordt belem - merd om dit te doen; 3) leidinggevenden in het onderwijs moeten daarom gaan sturen op de inhoud en de ontwikkeling van een ‘kwaliteitscultuur’. Ik ben geboren in 1961. Volgens deskundigen betekent dit dat ik gerekend moet worden tot de zogenaamde ‘verloren generatie’ (geboortecohort 1955-1969), evenals mijn vrouw, mijn broer en twee van mijn drie zussen. Deze typering is niet om heel vrolijk van te worden. Toch hoop ik dat ik als vertegenwoordiger van deze generatie nog iets zinnigs te zeg - gen heb met betrekking tot het onderwijs. Wie heb ik daarbij vooral op het oog? Om te beginnen zijn dat leidinggevenden in het onderwijs, op alle niveaus, in het bijzonder degenen die merken dat het sturen via louter indicatoren en proce - dures uiteindelijk niet werkt maar die niet goed weten wat je dan in de plaats daarvan moet doen. Verder hoop ik dat docenten en ondersteuners er enkele dingen uit kunnen op - pikken die hen helpen (terug) te komen tot of te blijven bij de essentie van wat onderwijs is. Ik hoop dat de lezers door middel van dit boek nog meer vreugde zullen putten uit het prachtige vak van (leidinggeven aan) onderwijs, ter wille van een jonge generatie die wellicht als nooit tevoren gebaat is bij goed onderwijs. Een woord van dank gaat uit naar enkele mensen die be - reid waren om een concept te lezen en te becommentariëren. Dit waren Ad de Graaf, Rob Hillebrand, Christaan de Vries, en mijn huidige collega’s Elki Otjens, Maarten Panhuijsen, Frank Stöteler en Cees van Verseveld. Ook bedank ik Elsbeth Greven van uitgeverij Klement voor haar stimulerende advie - zen en Yda Smets voor haar nauwgezette correctie van de tekst. Uiteraard is alles wat ik schrijf volledig voor mijn eigen ver - antwoording.
9 1 Het probleem: infobesitas 1. 1 Enkele waarnemingen Desoriëntatie » Verreweg de meeste studenten die ik spreek, zijn mooie, leuke, enthousiaste mensen. Nederlandse jon - geren, ruwweg tussen de vijftien en vijfentwintig jaar oud, zijn volgens de Europese statistieken in het algemeen gelukkig en welvarend. Ze zijn zelfbewust, eerlijk en constructief, nemen initiatief, steken hun nek uit, experimenteren graag en presen - teren zich gemakkelijk. Het zijn snelle, flexibele beslissers en netwerkers. Ze hebben minder vanzelfsprekend ontzag voor macht, maar zijn des te gevoeliger voor gezag. Ze dwingen ons als ouderen om echt in te gaan op hun vragen. Met stich - telijkheden komen we niet meer weg. Ze kijken gemakkelijk over allerlei geografische, sociale, kerkelijke en andere nog verzuilde grenzen heen. Ze zijn opgegroeid met internet en gebruiken dat medium veel intensiever dan vorige generaties, vooral voor hun sociale contacten. Het zijn ‘multi-taskers’, die veel dingen tegelijk kunnen. Laten we ons dus verheugen in deze jonge generatie. Tegelijkertijd neem ik gedurende de laatste jaren onder stu - denten enkele dingen waar die mij zorgen baren. Om te begin - nen noem ik het probleem van desoriëntatie. Velen van hen raken verstrikt in de talloze keuzemogelijkheden die zij hebben, of het nu gaat om de opleiding die ze moeten kiezen, de kleding of wat dan ook maar. In mijn eigen sector, die van het hoger
10 beroepsonderwijs, kampen we met een hoge mate van uitval en ‘switch’ in het eerste jaar. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat mensen bij een te grote hoeveelheid alternatieven geneigd zijn helemaal niet meer te kiezen: het leidt tot besluiteloosheid en een vorm van verlamming. 1 Jongeren hebben niet zelden ‘kies-pijn’, aldus een aardige woordspeling van de Belgische arts-jezuïet M. Desmet. Het leven van veel jongeren is volgens hem een soort langgerekte multiple choice voor hen geworden: je kunt kiezen tussen allerlei mogelijkheden met betrekking tot onderwijs, muziek, relatievormen, religie, zelfs tot de wijze van sterven. Je moet ook wel kiezen, want niemand zegt je wat je moet doen: je bent zelf verantwoordelijk. Alles lijkt tegen - woordig ook maakbaar. Je hebt je leven in eigen hand, als je maar de juiste keuzes maakt. 2 Jongeren zijn ‘vroeg mondig, laat volwassen’, aldus de gelijknamige titel van een boek van pro - fessor Christien Brinkgreve. 3 Zij signaleert daarin dat ouders en kinderen elkaar steeds meer als gelijken behandelen. Dank - zij internet en eigen koopkracht betreedt de jeugd veel eerder dan vroeger de volwassen wereld. Traditionele symbolen van die volwassen wereld (het krijgen van kinderen, het kopen van een huis et cetera) schuiven jongeren steeds verder voor zich uit. Velen experimenteren tot na hun dertigste met werk en relaties. Puberende twintigers en dertigers zijn geen ongewoon verschijnsel meer. 4 Brinkgreve is bang dat de ontwikkeling van jongeren in gevaar komt door het wegvallen van traditionele gezinspatronen en de grote nadruk op het ‘culturele gebod tot zelfsturing’. Deze keuzevrijheid resulteert volgens haar in onze - kerheid en desoriëntatie, want kiezen voor het ene betekent dat je iets anders mist, zodat je sneller en vaker ontevreden bent. 5 Aandachtstekort en verveling Een tweede waarneming is dat jongeren voortdurend gedeel - telijke aandacht voor iets of iemand hebben, aangezien er altijd iets kan verschijnen op het scherm van hun iPad, pc of
11 mobiel, dat net iets belangrijker is dan datgene waarmee ze op dat moment bezig zijn. Men spreekt wel van het ‘Atten - tion Deficit Trait’ syndroom, een stoornis van aandachtste - kort die veroorzaakt wordt door het multimediale leven. De moderne jeugd is raak getypeerd als ‘homo zappiens’. 6 Is dit probleem overigens ook niet volop aanwezig onder docenten en hun leidinggevenden? Hoeveel vergaderingen zijn er niet waar men nauwelijks naar elkaar luistert, omdat men voort - durend op de eigen mobiel of iPad is gericht? Dit uit zich ook in een vorm van verveling. De filosoof Rob Wijnberg signaleert onder de jeugd een vorm van apa - thie of onverschilligheid, die zich vooral uit in een gerin - ge mate van politieke en maatschappelijke betrokkenheid, maar ook in een levenshouding van ruimdenkendheid en scepsis. 7 Volgens sommige denkers zijn verveling en stress de twee grondtonen van het comfortabele, gecommercialiseerde westerse bestaan. Zij zorgen voor een chronisch ambivalente stemming, waarin alarm en geruststelling elkaar afwisselen. 8 In onze geseculariseerde tijd, zonder ‘traditionele betekenis - structuren’, is de verveling existentieel geworden. Het mo - derne individu moet zelf zorgen voor zin en betekenis in de onpersoonlijke wereld, waarin het zich maar moeilijk kan invoegen. Dat is de ‘diepe’ verveling van onze tijd, een verve - ling zonder duidelijk object. 9 Al in 1976 schreef de econoom T. Scitovsky (1910-2002) dat veel mensen, ondanks dat zij meer dan genoeg te besteden hadden, wegens verveling toch ongelukkig waren. 10 Misschien is verveling wel een vorm van ver-veel-ing (M. Desmet). Mentaalmoeheid Ik noem een derde waarneming, die van ‘mentaalmoeheid’. Uit een onderzoek van de Nationale Academie voor Me - dia & Maatschappij in 2012 blijkt dat veel jongeren tussen dertien en achttien jaar lijden aan een serieuze vorm van
12 ‘Social Media Stress’. 11 Ze geven aan niet meer zelfstandig te kunnen stoppen met het gebruik van ‘social media’, omdat zij bang zijn buitengesloten te raken. Ruim de helft van hen ervaart een onrustig gevoel wanneer zij niet in staat zijn om direct een binnengekomen bericht op hun mobiele telefoon te bekijken. Daar komt nog bij dat ruim tien procent van de jongeren van vijftien tot achttien jaar wel eens wordt gepest op internet. 12 Ook ‘burn-out’ onder jongeren is inmiddels niet denkbeeldig meer. 13 Het blijkt dat jongeren niet alleen stress ervaren wanneer zij geen gehoor kunnen geven aan de stimuli van de sociale media, maar ook en vooral door de grote hoeveelheid informatie die zij dagelijks op hun scherm voorgeschoteld krijgen. Bijna de helft van de jongeren her - kent in meer of mindere mate dit gevoel van stress. Ook onder docenten, ondersteuners en leidinggevenden is deze mentaalmoeheid een probleem. De afstand tussen werk en privé wordt steeds kleiner, want men is altijd online bezig en beschikbaar voor het werk. Dit creëert voor menig - een werkdruk. Volgens de Britse journaliste Madeleine Bun - ting leven wij momenteel in de meest uitbuitende en ma - nipulatieve werkcultuur sinds de industriële revolutie. 14 Het lijkt wel alsof de eisen van de huidige arbeidsmarkt (snelheid en flexibiliteit) haaks staan op die van de opvoeding en het burgerschap, waarin het juist gaat om betrokkenheid en be - trouwbaarheid. 15 Volgens de Ierse denker en management - goeroe Charles Handy zijn we tegenwoordig ‘huurlingen’, te huur voor de hoogste bieder en bruikbaar zolang we kunnen presteren. Daarom is het niet nodig om onszelf werkelijk te binden aan de instelling waar we werken. We kunnen dat zelfs beter vermijden, want werknemers worden geacht re - gelmatig van functie en woonplaats te wisselen, zich niet te hechten aan een vaste baan, meer risico’s te nemen. De ver - maarde econoom Milton Friedman (1912-2006) en de ma - nagementgoeroe Peter Drucker (1909-2005) stelden onom -
13 wonden dat het in het zakenleven louter ging om zakendoen en winst maken en dat daaraan geen sociale verplichtingen verbonden waren. 16 Dat is precies de reden waarom de trouw van ondernemingen aan hun werknemers en die van werk - nemers aan hun ondernemingen sterk is afgenomen. 17 Het mag dan allemaal hebben geleid tot een forse welvaartsverho - ging, maar ondertussen voelt 42 procent van alle werknemers zich aan het eind van de dag moe, zou 69 procent graag een meer ontspannen leven willen en is de kwaliteit van leven (gemeten volgens de Index of Social Health) met 51 pro - cent gedaald. 18 De gemiddelde westerling is er ondanks een hoger welvaartsniveau, interessanter en fysiek minder zwaar werk, betere voeding, kleding en huisvesting, niet in geslaagd om gelukkiger te worden. 19 De positieve effecten van de wel - vaartsstijging lijken weg te vallen tegen meer leed als gevolg van minder harmonieuze sociale verhoudingen, in het bijzon - der het verlies aan stabiliteit in gezinnen, plezier in het werk en relaties met vrienden. 20 1. 2 Diagnose: infobesitas Wat gaat er schuil achter deze verschijnselen? De desoriëntatie heeft misschien te maken met het feit dat we onderdeel geworden zijn van de ‘nieuwe economie’ (ook wel ‘attentie-’ of ‘belevenis-economie’ genoemd). 21 Daarin is er niet zozeer schaarste aan producten , als wel aan aandacht van de consument. Dvd’s bijvoorbeeld zijn zo eenvoudig en goedkoop te produceren, dat ze nooit schaars zullen worden. Wat wel schaars is, is de aandacht van de consument voor jouw nieuwe dvd. Daarom worden consumenten, vooral jon - geren, van alle kanten belaagd om hun aandacht te trekken. ‘Imago’ en ‘marketingcommunicatie’ zijn cruciale taken van bedrijven: je moet zorgen dat je opvalt. Dientengevolge wor -
14 den producten (zoals de mobiele telefoon) steeds goedkoper en betaalt de consument steeds meer voor de verpakking (let - terlijk of in de vorm van servicecontracten en abonnemen - ten). Architecten proberen om die reden moderne bioscoop - zalen, winkelcentra, sportcomplexen en vrijetijdsparken zo te ontwerpen dat ze ‘ervaringswaarde’ hebben. 22 Of zou de desoriëntatie van jongeren te maken hebben met de post - moderne desoriëntatie van de volwassenen? ‘Er is een un - heimisch gevoel dat radicale verandering in de lucht hangt en dat het niet snel meer rustig wordt. Inzicht en overzicht ontbreken en angst regeert. Mensen missen een duidelijke richting en een wenkend perspectief. ’ 23 Aandachtstekort en verveling zijn wellicht terug te voeren op de wens om onze ‘ware conditie van sterfelijkheid, ellende en onwetendheid’ niet onder ogen te hoeven zien. 24 Daarom hangen we zo sterk aan verstrooiing. Maar die vormt meteen ons grootste ongeluk, want het is vooral de verstrooiing die ons belet over onszelf na te denken en die ons ongemerkt te gronde richt: ‘zonder haar zouden we ons vervelen en deze verveling zou ons stimuleren naar een betrouwbaarder mid - del te zoeken om er aan te ontkomen, maar vermaken leiden ons af en maken dat onze dood zich aandient zonder dat we er erg in hebben. ’ 25 Misschien heeft aandachtstekort ook wel te maken met de hersenontwikkeling, die doorgaat tot de vol - wassenheid, tot voorbij de leeftijd van twintig, waarbij ook nog sprake is van grote individuele verschillen, die op deel - gebieden wel drie tot vier jaar uiteen kunnen lopen. De fron - taalkwab bepaalt het plannen, organiseren en beslissen, maar ook hoe iemand omgaat met impulsen van buitenaf en hoe hij inschat wat de omgeving van hem verwacht. Met name dit voorste gedeelte van het ‘rationele’ brein, de dorsolaterale prefrontale cortex, is bij jongeren nog niet af. 26 Daardoor is de communicatie met het ‘emotionele’ brein (gelegen in de ou - dere en diepere hersenstructuren) nog niet optimaal en nemen
15 jongeren relatief veel risico’s en vertonen ze vaak impulsief ge - drag. Wanneer wij hen dus dwingen om allerlei keuzes zelf te maken, overvragen wij hen en worden ze alleen maar onzeker. De mentaalmoeheid hangt misschien samen met de idee dat onze identiteit maakbaar is. De Belgische hoogleraar klini - sche psychologie P. Verhaeghe noemt de (Verlichtings)idee dat mensen kunnen veranderen de belangrijkste kanteling in de intellectuele geschiedenis van het Westen. 27 Volgens die idee staat onze menselijke identiteit niet vast, maar is deze maak - baar. Hoe meer wij onszelf inspannen, des te sneller zullen we ontwikkelen, ondersteund en gelegitimeerd door natuur - wetenschappelijke principes die ook op mens en samenleving worden toegepast: ‘je moet het zelf maken’. 28 De nieuwste mutatie van dit sociaal-darwinisme is volgens hem het neoli - beralisme, dat niet zozeer de natuur als wel de ‘markt’ zijn gang wil laten gaan. 29 Deze ideologie ziet mensen als compe - titieve wezens (omdat competitie ten goede zou komen aan het geheel), die verantwoordelijk zijn voor hun eigen succes of falen. Dat vraagt om goed opgeleide mensen met flexibele ‘competenties’, want je moet altijd blijven groeien en ontwik - kelen. 30 Dit maakbaarheidsdenken heeft in ethisch opzicht grote gevolgen, want iemand die rijk is zal dat klaarblijkelijk te danken hebben aan zijn of haar eigen inzet, en dat leidt er onwillekeurig toe dat hij of zij een zekere morele superioriteit krijgt of pretendeert te hebben. 31 Er zijn ongetwijfeld meer oorzaken te noemen van des - oriëntatie, aandachtstekort en mentaalmoeheid. Ik denk dat er ten minste één gemeenschappelijke oorzaak is, die een be - langrijk deel ervan verklaart: dit is wat iemand aardig om - schreef als ‘infobesitas’. Wat houdt dit in? De hoeveelheid (digitale) informatie is enorm toegeno - men. Men spreekt wel van ‘informatieverzadiging’ of ‘da - tasmog’. Wanneer je vroeger, zeg dertig jaar geleden, een vakantiehuisje in Frankrijk wilde huren, dan koos je er één
16 uit de krant of uit een gids, of je belde een reisbureau dat vervolgens met enkele voorstellen kwam. Het aanbod was overzichtelijk en de keuze was betrekkelijk snel gemaakt. Nu is dat heel anders. Niet alleen is het aantal beschikbare huisjes overweldigend, maar ook het aantal aanbieders dat op het scherm verschijnt, is nauwelijks te overzien. Zelfs het aantal vergelijkingssites is al onoverzichtelijk. Zonder ‘zoek - functie’ ziet men op het internet door de bomen het bos niet meer. Zelfs mét een zoekfunctie ben je soms urenlang bezig om bij de juiste aanbieder te komen, laat staan bij het juiste huisje. Dit voorbeeld illustreert de enorme omvang van de hoeveelheid informatie waarover wij dankzij de moderne in - formatie- en communicatietechnologie kunnen beschikken. Vooral de hoeveelheid digitale informatie heeft astronomi - sche proporties bereikt. Het is bekend dat de Amerikaanse geheime dienst nsa slechts één procent van alle onderschepte telefoontjes en e-mails analyseert voor opsporingsdiensten en politici. 32 Er is een ‘tsunami’ van beschikbare feiten, contex - ten en perspectieven. 33 Als ik alleen al kijk naar de enorme hoeveelheid informatie die op mijn bestuurlijke tafel ver - schijnt, dan is deze nauwelijks te overzien: managementrap - portages, audit-verslagen, inspectierapporten, visitatie- en accreditatierapporten, marktonderzoeken, projectevaluaties, jaarverslagen en een niet aflatende stroom adviesrapporten van de Onderwijsraad, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de Sociaal-Economische Raad, het Sociaal en Cultureel Planbureau en vele andere permanente en in - cidentele organen en commissies. Zijn we er ook wijzer van geworden? Wij produceren en consumeren in het onderwijs enorme hoeveelheden informatie, maar we hebben moeite om de essentie te vinden van wat ons te doen staat. Dien - tengevolge verliezen we onszelf in het onderwijs in vluch - tige analyses en talloze projecten en initiatieven, waarvan het maar zeer de vraag is of zij het doel van onderwijs dienen.
17 Ook de snelheid waarmee informatie zich verspreidt, is enorm toegenomen. Wij kunnen ons nauwelijks voorstel - len dat in 1815, tijdens de Engels-Amerikaanse veldslag bij New Orleans, tweeduizend mensen sneuvelden, terwijl twee weken daarvóór een vredesverdrag was gesloten, welk bericht op dat moment de overkant van de oceaan evenwel nog niet had bereikt. 34 Oorlogen zijn nu ‘live’ te volgen. En op de aan - delenbeurs is het nu al mogelijk om binnen één seconde een kooporder te plaatsen, deze weer in te trekken en op een an - der niveau opnieuw te bieden. Toch gaat het kennelijk nog steeds niet snel genoeg. Op de bodem van de Atlantische oce - aan wordt een speciale kabel aangelegd tussen New York en Londen, exclusief voor effectenhandelaren, met als doel dat zij hun transacties tussen Europa en de Verenigde Staten vijf milliseconden sneller kunnen doen. 35 Een Amerikaanse infor - maticus omschreef het als volgt: ‘Het is alsof je knielt om het zaadje van een boom in de grond te stoppen, waarna het zo snel begint te groeien dat je hele stad er al door wordt opge - slorpt nog voor je goed en wel kon opstaan. ’ 36 De enorme hoeveelheid informatie en de snelheid waar - mee deze zich vermenigvuldigt en verspreidt leidt tot info - besitas, een gevoel van vol te zitten met informatie en deze niet goed meer te kunnen verwerken. Daardoor verlies je het zicht op hoofd- en bijzaken (vandaar desoriëntatie), je hebt voortdurend het idee van alles in de gaten te moeten houden (vandaar gedeeltelijke aandacht) en je bent nooit meer klaar met het verwerken van alle beschikbare informatie (vandaar mentaalmoeheid). Volgens de Spaanse filosoof F. Savater gaat het bij een niet aflatende stroom van digitale prikkels in feite om ‘een verandering in de menselijke geest die ingrijpender is dan ze lijkt, want alles wat in het leven echt belangrijk is, vereist aandacht, geduld en toewijding’. 37 Dat geldt voor ken - nis, liefde, vaardigheden, alsook voor maatschappelijke en po - litieke veranderingen. Daarom leidt de verslaving aan digitale
18 prikkels volgens hem tot de paradox dat téchnische vooruit - gang ménselijke vooruitgang in de weg zit. Infobesitas is dus een vrij ernstig probleem. We moeten nog een stap verder zetten. De infobesitas heeft zelf ook een oorzaak, een dieper liggende, en wel deze: onwijsheid. We hebben een gebrek aan ‘wijsheid’. Jongeren zijn mijns inziens niet onzeker en gedesoriënteerd omdat ze de vaardigheid zouden missen om de grote hoeveelheden infor - matie te kunnen hanteren (dat kunnen ze beter dan de meeste ouderen), maar vooral omdat het hun (en vele ouderen trou - wens ook) ontbreekt aan selectie- en onderscheidingsvermo - gen, een informatiefilter. Bij vele studenten is het een chaos op de harde schijf tussen hun oren, zoals professor A. C. Zijder - veld eens aardig opmerkte. Wij ontberen een informatiefilter. Dat filter heeft een naam: wijsheid. Zonder wijsheid zal men nooit genezen van ‘infobesitas’, maar wordt het alsmaar erger. Je laat van alles binnenkomen in je hoofd en hart en je ziet door de ontelbare bomen het bos niet meer. Daarom moet er in het onderwijs scherpte komen. We moeten terug naar waar het echt om gaat. Heel kort gezegd: wij moeten het woord ‘onder-wijzen’ weer letterlijk gaan nemen. In het onderwijs zouden leerlingen en studenten ‘onder wijzen’ moeten zijn. Goed onderwijs geeft antwoorden op die vragen waar Google géén antwoord op geeft. Wat dat onderwijsinhoudelijk bete - kent, wil ik in de hoofdstukken 2 en 3 uiteenzetten. Maar het betekent ook iets voor de wijze waarop wij onze onder - wijsinstellingen aansturen. Daarover gaat het in hoofdstuk 5. En wat ons daarin op dit moment belemmert, beschrijf ik in hoofdstuk 4.