9 1. Davids vader en moeder 1 Samuël 22:1-5 Ligt het wel zo voor de hand aan het begin van een boekje over mensen rondom David 1 Samuël 22 op te slaan? Het gaat daar over David die met enkele honderden mensen in de spelonk van Adullam verblijft, waar zijn ouders zich bij hem voegen. De man naar Gods hart is op de vlucht voor koning Saul. Als we zijn leven op de voet zouden willen volgen, dan is de keuze voor 1 Samuël 22 inderdaad niet voor de hand liggend. Het ligt wat anders nu we het licht willen laten vallen op een aantal mensen rondom David. Daarbij gaan we niet stap voor stap het leven van deze mensen tekenen. We willen wat facetten uit hun levensgeschiedenis naar voren halen, waarbij we dan vooral letten op hun verhouding tot David. Het is goed te verdedigen dan te beginnen met Davids vader en moeder. Onze ouders worden op een heel bijzondere wijze door Gods hand gebruikt om ons het leven te geven. In veel gevallen gebruikt God ook ouders om mensen opnieuw gebo - ren te doen worden. Wat zijn ze voor ons van grote betekenis. Wat is de verhouding tot hen van belang voor ons hele verdere leven. Ten goede in veel gevallen. Tot zegen. Maar de eerlijk- heid gebiedt te zeggen dat het ook anders kan zijn. De herin - nering aan vader en moeder is voor sommigen pijnlijk. Heel pijnlijk. Hoe dan ook, de Bijbel laat op veel plaatsen zien hoe uiterst belangrijk de verhouding tot onze ouders is. De vraag is: Weten we eigenlijk wel zoveel van Davids ouders?
10 Adullam Op zijn vlucht voor Saul heeft David zijn heil gezocht in de buurt van Adullam. Daarmee heeft hij het land van de Filistijnen verlaten. Daar had hij eerder beschutting gezocht. Geestelijk was het daar overigens een slechte tijd voor David. Met minder fraaie kunstgrepen hielp hij zichzelf uit de pro- blemen. Vervolgens trekt hij naar het gebied bij Adullam. Daar, ten westen van de Dode Zee, vindt hij een rotsachtige streek met nogal wat spelonken. Denk niet aan kleine grotten: in een van die spelonken vindt David een schuilplaats voor honderden mensen. We mogen ons een aantal ruimten voorstellen die onderling door gangen met elkaar zijn verbonden. Wie zijn die mensen die zich daar bij David voegen? Het beeld is nogal divers: er zijn mensen bij die op de hielen gezeten worden door schuldeisers. Verder bitter bedroefden, geslage- nen. Eerlijk gezegd ook lieden die het een en ander op hun kerfstok hebben. ‘Kinderen Belials’, zo worden sommigen aangeduid. Het laat zich raden dat er ook meerderen zijn die koning Saul liever uit de handen blijven. Over de verhouding tot God bij deze mensen kunnen we maar beter niet te veel zeggen. Ook op dat punt zullen er wel grote verschillen zijn. Hoe het ook zij, ze wisten geen betere weg dan te schuilen bij David. In dit verband komen de ouders van David ter sprake. We krij - gen sterk de indruk dat de broers van Gods gezalfde naar hun jongste broer zijn gekomen en hun ouders hebben meegebracht. Wellicht is het in Bethlehem niet zo veilig meer voor de oude Isaï en zijn vrouw. Is de vijandschap van Saul zo hoog opgelaaid dat ze niet langer in hun huis kunnen blijven?
11 Vader Isaï Valt er veel te zeggen over Davids ouders? We letten in de eerste plaats op vader Isaï. Het prachtige Bijbelboek Ruth maakt ons het een en ander duidelijk over de af komst van Isaï. Zo weten we dat Boaz, de man die met Ruth trouwde, de opa van Isaï was. We hebben hier een mooi voorbeeld van het machtige feit dat Gods vinger de geschiedenis schrijft. Wat blijkt dat duidelijk in en rondom Bethlehem. Ruth, de Moabitische die met haar schoonmoeder Naomi als weduwe uit Moab komt – ‘noem mij maar Mara’ – leert Boaz kennen. Uit hun huwelijk wordt Obed geboren en deze Obed is weer de vader van Isaï. Een mooi en aandoenlijk familietafereel? Veel meer een groot werk van Gods hand. Calvijn zou zeggen: ‘in Zijn verbazingwekkende voorzienigheid’ leidt de Heere de dingen zo dat Isaï in Bethlehem wordt geboren en dat hij de vader van David wordt. Dan te bedenken dat David een stamvader van de Heere Jezus Christus is. Wie van ons rekent de Heere in Zijn werken na? Wie doorgrondt Zijn grootheid? Wie de knopen van Gods bestuur in zijn levensdraad niet kan ontwarren, moet zulke geschiedenissen maar eens overdenken. We komen Isaï weer tegen bij de zalving van David. Nu hebben wij de vader van David hoog staan. Israëls God gebruikt hem tot heil voor het volk en we zien Gods werken in en door hem. Toch valt het bij de zalving van zijn jongste zoon niet allemaal mee met de wijze waarop Isaï zijn weg gaat. Als Samuël in Bethlehem gekomen is, laat Isaï zijn zoon David maar rustig bij de schapen. Ook wanneer duidelijk geworden is wat het doel van Samuëls komst is, laat Isaï zijn jongste op het veld. Natuurlijk, we kunnen wel redenen noemen die Isaï ertoe gebracht hebben David maar rustig te laten waar hij is. In ieder
12 geval geeft Isaï hier te kennen, dat het ontbreken van David voor hem geen probleem is. Misschien wat scherp gezegd, Isaï loopt hier de Heere wel voor de voeten. Het zou me niet verbazen als hij hier meer rekent en overlegt, dan dat hij zich afvraagt wat de weg van de Heere is. Het gebeurt zo makkelijk dat wij het ook vandaag te goed weten om ons geheel aan God en Zijn wil uit te leveren. Dat ik drukker ben met rekenen dan met het koesteren van grote gedachten over de Heere. Ben ik niet geneigd soms al te veel te kijken naar wat voor ogen is? Je zou kunnen zeggen, dat ook Isaï nadrukkelijk moet worden gewonnen voor de weg van God. Als het van hem zou hebben afgehangen, was David niet tot koning gezalfd. Zo ziet u maar dat ook deze man uit Bethlehem wijsheid en leiding nodig heeft en nodig houdt. En wij dan in allerlei situaties? Davids moeder Over Davids moeder weten we nog minder dan over zijn vader. Zo kennen we nog niet eens haar naam. Om toch iets over haar te kunnen zeggen, doen we er goed aan het Boek van de Psalmen op te slaan. Heel nadrukkelijk spreekt David in Psalm 22:10-11 over zijn moeder. De Heere heeft hem doen vertrouwen, al vanaf de borsten van zijn moeder. Op de Heere is hij geworpen van de baarmoeder af en van de buik van zijn moeder aan is de Heere zijn God. Hier staat niet met zoveel woorden dat David een godvrezende, biddende moeder heeft. Maar toch valt hier een bepaald licht over haar, wordt iets van de sluier opgelicht. Immers, wanneer David ook nog in hetzelfde Psalmenboek zichzelf ‘de zoon van Gods dienstmaagd, dienares’ (116:16) noemt, krijgen we een bepaald beeld van deze moeder. Valt
13 er niet iets van haar levensgeheim open? Hier rijst voor onze ogen de gestalte op van een moeder die de Heere vreest en die verlangt naar de voortgang van Gods werk in Israël. Het is dan ook niet zomaar een slag in de lucht wanneer meer dan eens wordt aangenomen dat David een sterke band met zijn moeder had. In ieder geval is het goed wanneer wij vandaag biddend overwegen, wat een zegen het is wanneer er in de kerk en de maatschappij biddende moeders – en vaders – worden aangetroffen. De zaak van een kerk en een gemeente staat er niet hopeloos voor als ouders, al voor de geboorte van hun kinderen, biddend worstelen voor die kinderen. Als vaders en moeders zo de Heere in ootmoed en vertrouwen aanroepen. David ziet zijn ouders komen In 1 Samuël 22 komen we de ouders van David weer tegen. In Adullam voegen ze zich bij hun zoon. Hun jongen is met gevaar voor zijn leven op de vlucht voor de woede en vijandschap van Saul. Isaï en zijn vrouw zijn inmiddels niet zo jong meer. Het kan niet anders of het moet David geraakt hebben als hij daar, in dat complex van grotten en holen, zijn beide ouders ziet komen. Isaï behoort tot de welgestelden van Bethlehem, maar inmiddels heeft hij wel alles moeten achterlaten. Het is nogal wat om op zo’n leeftijd in zulke omstandigheden terecht te komen. Van huis en haard verdreven. Blijkbaar dreigt ook voor hen ernstig gevaar. Ik stel me zo voor dat het David geraakt heeft toen hij daar zijn ouders zag naderen. Oudere mensen, door het leven getekend, ook op de vlucht. Het kan eigenlijk niet anders dan dat David zich afvraagt: Is dat om mij dat dit mijn vader en moeder moet overkomen? Het is duidelijk dat de schuld van dit alles bij Saul ligt. Maar intussen is het in zekere zin wel om Davids wil.
14 We kennen de geschiedenissen van bijvoorbeeld zendelingen, die in gehoorzaamheid aan de Heere op plaatsen zijn gekomen, waar hun vrouw en kinderen het verschrikkelijk moeilijk had - den. Dat kan knagen. Ook als je weet dat God je deze taak geeft, kan toch de vraag bovenkomen: Heere, is dit dan Uw weg? Als je geliefden het moeilijk hebben om jou, dan kan dat schrijnen en je ziel kerven. Maar als je op de weg van de Heere gaat, dan mag je toch altijd een beroep doen op Zijn zorg en ontferming? Zeker, u hebt helemaal gelijk, maar dan nog … Kan David ontkomen aan de vraag: Moeten mijn ouders deze weg gaan om mijnentwil? Bevoorrecht en beproefd Het moet aan de andere kant voor Isaï en zijn vrouw heel wat betekend hebben, toen Samuël hun jongen zalfde tot koning over Israël. Ik kan me voorstellen dat ze op een gege- ven moment ontzaglijk klein en verwonderd voor de Heere werden. Heere, hoe kan dit? Wat beweegt U? Bijzondere voor - rechten en zegeningen brengen intussen nogal eens bijzondere beproevingen met zich mee. Israël is het door God verkoren volk, maar dat brengt nogal wat strijd en eenzaamheid met zich mee, tot vandaag toe. En wat dacht u, is het niet een onuitsprekelijke genade om gebracht, toegebracht te worden tot Christus door Woord en Geest en Hem te leren kennen? Dat brengt wel zijn aparte strijd en beproevingen met zich mee. Denk alleen maar aan de zelfverloochening waarin Hij de Zijnen oefent. Juist ook die verbondenheid met Hem – wat een onbegrijpelijke genade! – kan strijd en eenzaamheid met zich meedragen. Onwillekeurig denk je dan aan Maria. Ze mag de moeder van de Heere zijn! Over grondeloze barmhartigheid gesproken! Maar als Maria
15 met het Kind in de tempel komt en Simeon ontmoet, heeft deze man het over een zwaard. Het zal door de ziel van Maria gaan (Luk. 2:34-35). Zo af en toe kom je de gedachte tegen dat alle dingen voor de wind gaan als je de Heere leert kennen en dienen. Succes in je werk, voorspoed in je gezin en zo nog veel meer. Nou, dat wordt hier dan wel krachtig tegengesproken. Op bijzondere zegeningen – bijvoorbeeld ontvangen onder de prediking of aan de avondmaalstafel – kunnen nog weleens harde beproevin - gen volgen. Ontvangt u buitengewone zegen, zo zei iemand, bereidt u dan voor op hevige strijd. Als u maar weet dat God Zich niet vergist! Davids zorg voor zijn ouders Alles wat David aan moeite en nood aan zijn hoofd heeft, kan niet verhinderen dat hij zorgt voor zijn vader en moeder. We hebben hier een van die vele momenten uit zijn leven waarbij we denken aan de grote Zoon van David, Jezus Christus. Als Die in de golven van Gods gericht over de zonde óndergaat op Golgotha, ontfermt Hij Zich nog over Zijn discipelen. Hij luistert naar de moordenaar naast Hem, Hij beveelt Maria aan in de zorg van Johannes. David brengt zijn ouders naar Moab, naar de koning van de Moabieten. Moet dat nu? Moeten zijn vader en moeder naar dat heidense land? Er valt wel een aantal redenen te noemen voor deze handelwijze van David. In Moab zullen Isaï en zijn vrouw betrekkelijk veilig zijn. De koning van Moab staat bepaald niet op goede voet met Saul, zijn collega van Israël. Hij zal er daarom geen moeite mee hebben mensen te ontvangen die op de vlucht zijn voor Saul. Verder is het opmerkelijk dat Isaï hier terechtkomt in het land
16 waar een deel van zijn voorgeslacht vandaan kwam. Hier had Ruth, zijn grootmoeder, haar jeugd doorgebracht. Daar komt bij dat het op zich niet verkeerd was een veilige plaats in een vreemd land te zoeken. Moesten Jozef en Maria niet met het Kind naar Eg ypte vluchten? We zouden hier ook eens kunnen overdenken hoe groot de Heere is. Ik bedoel dit: Hij is zo groot dat Hij beschikt over volken en heidenen om de Zijnen te beschermen. Wat staan Hem ontelbaar veel middelen ter beschikking om te hulp te komen die op Hem hopen. Wil de Heere ons ook hier niet Zijn grootheid laten zien? Opdat we ons tot Hem zouden wenden, ook in de meest barre nood. Of steekt u vandaag in een nood waarvoor geen uitkomst is in Hem? David eert zijn vader en moeder, naar Gods gebod. Weet u wat Paulus zegt in Efeze 6:2? Dat het vijfde gebod, over het eren van vader en moeder, het eerste gebod is met een belofte. Daarmee is dan aangegeven hoeveel waarde de Heere hecht aan een juiste houding van kinderen tot hun ouders en omgekeerd van ouders tot hun kinderen. Ronduit verwoestend is het wanneer de door God gewilde verhouding plaatsmaakt voor wanorde en verbittering en het zoeken van onszelf ten koste van de ander. Straks is David koning over Israël. Dan heeft hij de dure taak zijn volk te regeren en te onderhouden. Iets van dat koninklijke en tegelijk ook van het priesterlijke zien we hier al bij hem in zijn handelwijze ten opzichte van zijn ouders. Jawel, ook hierbij is er Eén Die groter is dan David. We zagen zojuist al dat Hij zelfs aan het kruis – heeft Hij dan nog niet genoeg met Zichzelf te stellen? – aan anderen heeft gedacht. Hij laat niet wegsterven wat arm en gehavend en krachteloos in Zijn handen valt. David zegt tegen de koning van Moab: Laat mijn vader en moeder bij u blijven. ‘Totdat ik weet wat God mij doen zal’.
17 Totdat ik weet – David weet daar nu nog niets van, wat de Heere voorheeft met hem. Oefent de Heere de Zijnen niet in volgen, in het vrijlaten van Zijn handen, in het hopen op Zijn barmhartigheid? Dat er hoop en verwachting bij David is, blijkt hier wel. ‘Koning, laat mijn ouders bij u blijven, totdat …’ Die hoop en verwachting komen we trouwens ook tegen in de psalmen die David in deze tijd heeft gedicht en gezongen. Denk aan Psalm 56, 57 en 142. Ik roem in God, ik prijs het onfeilbaar Woord. Ik roep tot Hem Die het werk aan mij voleinden zal. ’k Wou vluchten, maar kon nergens heen; ik riep tot U, o Heer’, Gij zijt mijn toevlucht, sterkt’ en eer. ‘Totdat ik weet wat God met me voorheeft …’ Dat trilt van spanning en van overgave. Een belofte voor Davids ouders Wat David hier zegt tegen de koning van Moab is tegelijk een belofte voor zijn ouders. Het is niet zo dat David hen daar een plaatsje geeft in Moab zonder verder aan hen te denken. Integendeel. David, onze zoon, zo mogen Isaï en zijn vrouw weten, zal weer terugkeren om ons te halen als de Heere wegen baant. Dan zal onze ballingschap, onze vreemdelingschap in Moab ten einde zijn. Is het vreemd als bij het lezen van deze dingen je gedachten, bijna vanzelf, uitgaan naar Hem Die de Zoon van David is? De Zijnen verkeren hier in de strijd en de aanvechting. Máár Hij onderhoudt hen. Zijn zorg bewaart en bewaakt van omhoog. En als het de tijd van Zijn Vader is, komt Hij hen halen uit de ballingschap. En brengt Hij hen thuis bij Zichzelf. In Hem, in Christus is volkomen redding voor allen die voor Zijn rekening komen. Wie door Hem gedragen en onderhouden wordt, komt ook eenmaal thuis. Onherroepelijk.
18 Nog een psalm Als het over deze geschiedenis gaat, wordt af en toe nog wel gewezen op een andere psalm. Ik bedoel Psalm 27. ‘Mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de Heere zal mij aannemen’ (vers 10). Het kan zijn, zo wordt dan gezegd, dat David deze woorden gezongen heeft toen hij zijn ouders had achtergelaten bij de koning van Moab. Het is een gedachte die we moeilijk hard kunnen maken, maar die wel tot nadenken stemt. Waarom dan hier deze Psalm 27 genoemd? Niet alleen omdat die woorden van David over zijn ouders en over de H eere zo goed passen in zijn omstandigheden. Maar ook omdat David, en naar we mogen aannemen ook zijn ouders, gesterkt worden door de hoop die het einde van deze psalm zo aangrijpend ver - woordt: ‘Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede des H eeren zou zien in het land der levenden …’ Deze hoop doet het oog op de H eere slaan. Doet hopend uitzien en wachten. En geeft kracht en volharding!