10
11 Hoofdstuk 1 Begeleid de trektocht Samen onderweg. Met de rugzak op de rug en sportieve kleren aan. Je dochter huppelt voor je uit. Ze plukt verrukt een paarse bloem langs het pad en duwt hem onder je neus. Samen sta je stil en kijk je om je heen. Wat een bloemenpracht en wat een uitzicht! ‘Waar nu heen, papa?’ Ongeduldig trekt ze aan je hand. Je kijkt op de kaart en je wi jst de weg. Je pakt de hand van je dochter en helpt haar over de losse stenen heen. Het is een lastig pad, maar je loopt er niet alleen. Allerl ei mensen, volwassenen en kinderen, gaan dezelfde kant op. Wat is opvoeden anders dan je kind op weg helpen en een tijd meelopen met je kind op de levensweg? De weg wijzen, voorop- gaan en samen de omgeving bekijken, totdat je kind zelf de weg kan vervolgen en volwassen is geworden. Als christelijke ouders willen we niets liever dan dat ons kind gedurende de levensweg de Schepper leert kennen, zelf de hoop op God stelt en leeft tot eer van Hem. Laten we samen even bewust afstand nemen van de dagelijkse beslommeringen. We zoomen in op de trektocht van ouders en kinderen. Wie zien we daar lopen? Waar zijn ze en waar zijn ze naar op weg? En wat doen ze samen? Deze vragen worden hieronder belicht.
12 Wie zien we daar? Ze kunnen Joran van dertien maanden geen baby meer noemen. Hij heeft zijn ogen wijd open en wijst opgetogen om zich heen vanuit de rugdrager. Op vlakke stukjes kan hij zelf vooruit kruipen. En juist deze week heeft hij zijn eerste stapjes los gezet. Wat hebben ze genoten van de wankelende Joran met de trotse lach op zijn gezicht! Emma is al bijna vier en elke dag leert ze nieuwe woorden en stelt ze nieuwe vragen. Over de namen van de bloemen en bomen langs de weg of hoe het heet als je op één been loopt. We kijken eerst naar het kind. Al in de moederschoot werd het geweven door de machtige Schepper (Ps. 139) en daarna geboren als hulpeloze, lieve baby. Geschapen naar het beeld van God (Gen. 1:27) en ondanks de gebrokenheid nog steeds geroepen om Gods beeld te dragen. Je kind is uniek en heeft eigen gaven en talenten ontvangen. Al werd je kind ook in zonde ontvangen en geboren. Vanaf de geboorte ontwikkelt een kind zich. Het is geschapen om zich verder te ontwikkelen. Je ziet steeds nieuwe dingen die het eerder nog niet kon. Het kind is onderweg naar volwassenheid. En als volwassene zal de weg verder gaan, maar dan met minder verantwoordelijkheid van de ouders. Gedurende dat eerste stuk van de levensweg, die ontwikkeling van baby naar volwassenheid, heeft een kind behoefte aan onze leiding en begeleiding. Als vader en moeder zijn we de eersten én degenen met de grootste rol tijdens dit levenstraject. Maar we zijn niet de enigen. Net als in het oude Israël speelt ook de gemeenschap om het gezin heen een rol. Allerlei zaken en mensen hebben invloed
13 op de ontwikkeling van een kind. Denk aan de juffrouw op school, de zondagsschoolmeester of de bevriende buurvrouw. l Wie zie je als je naar je eigen kinderen kijkt? Benoem twee posi- tieve kenmerken van je kinderen en geef ze daarmee een compli- ment. l Zien jullie je kinderen veranderen? Bespreek eens met je vrouw of man wat opvalt bij de verschillende leeftijden. Wie zien we naast hen? Emma en Joran zijn niet alleen. Stel je voor: Emma zou struikelen over de grote stenen. En Joran zou nauwelijks vooruitkomen; angstig, koud en hongerig. Samen zouden ze de wereld niet begrijpen en de weg niet weten. Het is maar goed dat hun ouders dicht in de buurt blijven. We zien de kinderen met eventuele broertjes en zusjes onderweg. En dicht naast de kinderen, groter en sterker, wandelen de op- voeders. Dat is noodzakelijk. Je kind kan het nog niet alleen. Een afhankelijke baby heeft voortdurend aandacht en verzorging no- dig. Maar ook de vragende kleuter en de botsende puber hebben begeleiding nodig van vader en moeder. Niet alleen omdat ze de weg nog niet alleen kunnen gaan, maar ook omdat we ze de juiste richting willen wijzen. De weg naar een leven tot Gods eer en ten dienste van de naaste, zoals de Heere Jezus Zelf Gods geboden samenvat (Matth. 22:36-39). Het voelt natuurlijk om een baby te koesteren, een kleuter te be- schermen en we houden ook van onze oudere kinderen. Gods genade is zonder voorwaarden (Ef. 2:8-9) en daarom moet onze liefde ook onvoorwaardelijk zijn. Liefde zonder voorwaarden ver-
14 sterkt het zelfvertrouwen van het kind. Het is de basis voor verdere ontwikkeling. Vanuit de liefde voor je kinderen wil je ze tot bloei brengen. Soms is onvoorwaardelijk liefhebben echter moeilijk en moeten we bewust kiezen om onze kinderen te ondersteunen met aandacht en respect, maar ook met veilige grenzen. Tegelijk met het ontvangen van je kind heb je uit Gods handen immers verantwoordelijkheid gekregen om je kind te begeleiden. Kinderen zijn een erfdeel, ontvangen van de Heere (Ps. 127:3). Als getuige van het verbond van de Heere met ons heb je bij het doop- vont beloofd je kind ‘te onderwijzen in de leer van de godzalig- heid’. Met het Woord van God als kompas, een lamp voor onze voet (Ps. 119:105), wijzen we de juiste richting en begeleiden we ze onderweg. Met vallen en opstaan doen we ons best. Gelukkig mag je weten dat je de verantwoordelijkheid en middelen van God ontvangen hebt. Van Hem mag je afhankelijk zijn, net zoals je dat wilt voor je kinderen. In gebed zoek je naar de juiste weg. Denk maar aan Psalm 25. l Op welke manieren heeft je kind vandaag jouw liefde ervaren? Hoe wil je het morgen laten zien? l Denk eens terug aan wat de Heere met de doop beloofd heeft aan je kind(eren). En wat heb je zelf beloofd? Hoe vul je dat deze week in? Wat is daar moeilijk aan? Waar zijn we? Machtige bergen, prachtige vergezichten en donkere luchten. Dat zien ze om zich heen. De horizon in de verte bepaalt de richting. Ze genie-
15 ten van de tocht, maar ze komen ook langs obstakels. Er zijn soms donkere wolken of felle windstoten. Een kille lucht kan ze laten bib- beren. Onze levensweg staat in het licht van Gods eeuwigheid. Het leven op aarde is niet het enige wat telt. We zijn samen met onze kinde- ren onderweg. Onderweg om onze Schepper en Onderhouder en Zijn Zoon Jezus Christus te leren kennen en te ontmoeten. Want dat is het eeuwige leven (Joh. 17:2). Dit bepaalt de richting en onze bestemming. Wij geloven dat de wereld waarin we leven door God geschapen is. Helaas is de relatie met Hem door ons verbroken (Gen. 3) en gaan we van nature niet meer Gods weg. De zonde is in de we- reld gekomen. In deze gebroken wereld zijn wij met onze kinderen onderweg. God heeft de wereld niet aan zichzelf overgelaten, maar heeft voor plaatsvervangende verzoening gezorgd. Met Zijn leven, lijden en sterven heeft de Heere Jezus, de Zaligmaker, de schuld betaald (Joh. 3:16). De toegang naar een eeuwig leven met God is ge- opend. Door opnieuw geboren te worden door de Heilige Geest en oprecht geloof in Christus is nieuw leven mogelijk. Na bekering mogen we weten onderweg te zijn naar de nieuwe hemel en aar- de die onze God heeft beloofd (Openb. 21). Dan biedt dit ons en onze kinderen hoop en troost voor dit leven. In de gebrokenheid van de wereld en de gebrekkigheid van ons opvoeden, mogen we wijzen op de genade van God en de leiding van Zijn Geest. Elke dag opnieuw. De tijd waarin we met onze kinderen leven, levert nieuwe vraag-
16 stukken op. Er komt veel op je af. Het is steeds minder vanzelf- sprekend om naar de kerk te gaan en Gods geboden te willen hou- den. Ieder heeft zijn eigen waarheid en eigen geloof. Vrijheid en losbandigheid tegelijk. Reclame overstelpt ons met informatie. De media vertellen hun eigen boodschap. Je kinderen weten er soms meer van dan jijzelf. Het maakt je onzeker. Christelijk opvoeden is niet meer vanzelfsprekend. We zijn samen onderweg in de wer- kelijkheid die God geschapen heeft en nog in Zijn Handen houdt. De Heere regeert (Ps. 93:1). Hij is aanwezig en gaat met ons mee of het nu mooi of moeilijk is. Er is verzoening en genade mogelijk door de Heere Jezus, ook voor ons en onze kinderen. Met dat ver- trouwen gaan we verder, de juiste richting in. l Bedenk voor jezelf wat jouw kind weet van zonde en verzoening. Schrijf eens op welke woorden en zinnen je gebruikt in het ge- sprek hierover. l Hoe hebben jouw ouders je verteld over de Heere? Doe je het op dezelfde manier? Welke momenten gaan jullie daar de komende week voor gebruiken? l Wat vind je moeilijk aan opvoeden in deze tijd? Probeer daar deze week met iemand over te praten.
17 Waar zijn we naar op weg? Als Emma later groot is, wil ze zuster of moeder worden, net als mama. In haar rugzak draagt ze een verbanddoosje. Ze kan al zelf een pleister knippen als ze haar knie weer opengehaald heeft aan de rotsen. En dat gebeurt nogal eens onderweg … Waar zijn we naar op weg? Wat willen we bereiken met de opvoe- ding? Niet bij alle dagelijkse beslommeringen hebben we tijd om daarover na te denken. Maar nu nemen we even afstand. De opvoeding duurt zolang het kind nog niet volwassen is. Wat een zegen als je ziet dat je kind daarna zelfstandig verder kan, maar wel afhankelijk van God en verbonden met anderen. Zelfstandigheid is de mijlpaal. Dat is als je kind evenwichtig en stabiel staande kan blijven in deze wereld. Dat zien we als ze bij- voorbeeld trouwen of op zichzelf gaan wonen of wanneer je kind zelf verantwoordelijk kan zijn voor de keuzes die het maakt. Al kan het pijn doen als die keuzes anders zijn dan je zelf zou willen. Ge- durende de opvoeding verschuift de verantwoordelijkheid van de ouders richting het kind of de jongere zelf. Je doet als ouder steeds een stapje terug. Zwaar is het voor ouders als een kind nooit zelf- standig zal worden. De verantwoordelijkheid en opvoedingstaak zullen voortduren. Maar zelfstandigheid is niet ons enige en niet ons belangrijkste doel. Als christenouders is het onze wens dat onze kinderen hun Schepper leren kennen (Pred. 12:1) en de Heere Jezus als hun Ver- losser, zodat ze hun leven met Hem willen gaan. Dat kan al in hun jonge leven, want ‘uit de mond der kinderen en zuigelingen hebt
18 Gij sterkte gegrondvest’ (Ps. 8:3). De geloofsbelijdenis later kan een mijlpaal zijn van het gaan van deze weg. Terwijl onze kinderen ouder worden, krijgen ze meer mogelijkheden om God te dienen en hun naasten te helpen. Zo is het ook met verbondenheid met anderen. De warme band tussen ouders en baby’s en de vriendjes op de basisschool helpen kinderen om goede relaties op te bouwen. Ook vanuit verwonde- ring en respect voor Gods schepping leren we onze kinderen goed met anderen om te gaan, zodat we ze later zelfstandig en verbon- den met anderen de weg zien vervolgen. Het bekende hoofddoel van de opvoeding volgens de christelijke pedagoog Waterink 1 is ‘een zelfstandige, God naar Zijn Woord die- nende persoonlijkheid, geschikt en bereid al de gaven, die hij van God ontving, te besteden tot Gods eer en tot heil van het schepsel, in alle levensverbanden waarin God hem plaatst’. Als ouders ‘dra- gen we hieraan bij in afhankelijkheid van de zegen des Heeren’, zoals Golverdingen 2 aan de definitie toevoegt. l Noem één activiteit van vandaag waardoor je je kind op weg hielp naar zelfstandigheid. l Wat heeft je kind vandaag van God gezien of gehoord? Heb je daarover gepraat? l Welke relaties zijn belangrijk voor je kind? Hoe help je hem/haar daarbij? 1 J. Waterink, Theorie der opvoeding, Kampen 1958. 2 M. Golverdingen, Inspirerend onderwijs. De pedagogische opdracht van de reformatorische school, Heerenveen 2003.
19 Wat doe je onderweg? Papa draagt Joran en mama zingt samen met Emma: ‘Op bergen en in dalen …’ Mama legt uit dat God de Schepper is en al die prachti ge bergen gemaakt heeft, maar ook de bloemen en Emma. Dat staat in de Bijbel. Bij een kruising van wegen overleggen papa en mama, pak- ken de kaart erbij en zoeken de juiste richting. Tijdens het stuk van de weg dat je als ouders met je kind meeloopt, doe je van alles. Zowel vader als moeder hebben hun taak. Steeds kijk je wat je kind nodig heeft. Dat is in elke fase weer anders. Je probeert aan te sluiten en op weg te helpen. De bezigheden van de opvoeder kunnen we samenvatten in zes werkwoorden. 1. Samenleven ‘Hier Emma, een lekkere boterham, zodat we vanmiddag weer stevig door kunnen wandelen.’ Emma klimt naast haar vader op de grote steen. Hij slaat een arm om haar heen. Allereerst en vooral gaat het bij opvoeden om samenleven, samen zijn. De dagelijkse ontmoetingen bij het samen opstaan, samen eten en samen praten zijn onze basis. Door dit samenzijn wordt een nauwe, liefdevolle band opgebouwd. Waar liefde woont, kun- nen we de zegen van de Heere ook verwachten (Ps. 133). Vanzelf- sprekend begint dit bij het vasthouden en verzorgen van een af- hankelijke baby, maar die band heeft gevolgen voor de hele verdere ontwikkeling. We bevestigen onze kinderen in wie ze zijn. En we maken afspraken over hoe we respectvol met elkaar omgaan. Als ouder leven we onze kinderen in alles voor. Echtheid is daarom van belang.
20 2. Beschermen Met regenjas, paraplu en een volle maag vervolgen ze de weg. Joran zit warm en veilig op zijn vaders rug. Mama houdt stevig Emma’s hand vast bij het lopen over de glibberige stenen. Het gaat haast vanzelf, maar hoort daarom niet minder bij op- voeden. We verzorgen onze kinderen met kleding en voedsel en beschermen hen zo tegen warmte, kou en honger. Maar we zorgen ook voor een veilige omgeving door dichtbij te zijn. Gevaren van buitenaf proberen we af te wenden. Voor jonge kinderen is dat van- zelfsprekend. Met onze pubers gaan we in gesprek over gevaren en we bieden ze duidelijke grenzen in het omgaan met media en seksualiteit bijvoorbeeld. 3. Doorgeven ‘Daarboven op die berg groeien geen bomen meer, dat noemen we de boomgrens.’ ‘Ik geloof in God, de Almachtige Schepper des hemels en der aarde, dat geloven alle christenen.’ ‘Juist, als iemand stil blijft staan en ons laat passeren, zeggen we: Dan k u wel. Zo doen we dat.’ Tijdens het opvoeden delen we veel met onze kinderen. We vertel- len wat we weten. We leggen de regels uit en laten zien hoe dingen werken. We leren hun hoe ze in onze samenleving en cultuur kun- nen leven. En natuurlijk geven we ook Gods woorden door. In afhankelijkheid van de leiding van de Heilige Geest lezen en bespreken we sa- men de Bijbel. We willen onze kinderen Gods geboden inscherpen, zoals het volk Israël wordt opgedragen in Deuteronomium 6. We
21 vertellen over Gods grote daden, die we niet alleen vinden in Zijn woorden, maar ook in de lange christelijke geschiedenis, in eer- dere generaties en in ons eigen leven. Dat dragen we over. Psalm 78:7 geeft kernachtig weer wat de bijzondere bedoeling is van het doorgeven van Gods Woord aan onze kinderen: ‘En dat zij hun hoop op God zouden stellen en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren.’ 4. Ondersteunen Het was niet uit het niets dat Joran zijn eerste stapjes los zette. Zijn ouders en zusje hebben vaak met hem geoefend door hem vast te hou- den. Ze moedigden hem aan kleine stukjes zelf te overbruggen. Toch moest hij het zelf doen en dat deed hij! Het ondersteunen van de ontwikkeling van onze kinderen doen we op veel manieren. We helpen ze vooruit en we moedigen ze aan. We geven ze ruimte om de wereld te ontdekken. Ook naar school gaan hoort daarbij. Passend bij hun eigen karakter, stimuleren we ze hun gaven te ontwikkelen om die te kunnen besteden in dienst van God en onze samenleving. 5. Wegwijzen ‘Ho Emma, even terugkomen. We nemen het smalle pad naar rechts en niet naar links’, corrigeert papa. Onderweg naar de volwassenheid wijzen we onze kinderen voort- durend de weg. We bieden veilige grenzen en we geven de juiste richting aan. Dat doen we door ze bekend te maken met Bijbelse waarden en normen. Hierbij gebruiken we Gods Woord als kom- pas, als licht voor ons pad (Ps. 119:105). We leggen het waarom achter regels en grenzen uit. We corrigeren onze kinderen als ze
22 de verkeerde kant dreigen op te gaan. We leiden ze, zo goed en zo kwaad als het gaat, de juiste richting op. 6. Inwijden ‘Indrukwekkend was het’, vertelt vader. ‘Vanmiddag hebben we adem- loos met z’n vieren staan kijken naar de dubbele regenboog tegen de donkergrijze lucht. Het waaide hard en het regende grote druppels, maar juist door die bogen in de lucht voelden we met z’n allen de trouw van onze Schepper en Zijn vaderlijke bescherming.’ Als wij zo dicht bij onze kinderen komen dat onze harten geraakt worden, beleven we gouden momenten. Op zulke momenten, die vaak zomaar komen en gaan, worden onze kinderen ingewijd in de geheimen van het leven en van ons geloof. Het raakt de be- levingswereld van de kinderen. Deze momenten beleef je intens en zullen een indruk bij je kinderen achterlaten. De verwondering over de natuur, de warmte van echte liefde of de betekenis van het Heilig Avondmaal kunnen alleen door inwijding geleerd worden. We mogen onze God ook bidden om dit soort gouden momenten en contact van hart tot hart. l Welk van deze zes werkwoorden vind je het gemakkelijkst? En welke het moeilijkst? Is dat voor je man/vrouw ook zo? l Bespreek met iemand anders welk werkwoord je het minst vaak inzet. Hoe wil je dat morgen gaan doen? l Probeer als vader en moeder bij elk van de zes werkwoorden eens een voorbeeld te geven uit jullie gezin.
23 Gewoon onderweg ‘Pff, nu even alleen doorlopen en geen gezeur.’ Moe van het wandelen aan het eind van de dag heeft vader geen tijd en zin meer om goed op de weg te letten. Gewoon naar huis, samen eten en de kinderen in bed. Op een rustig moment zullen ze samen weer stilstaan en van een afstandje kijken welke weg het gezin gelopen heeft. En of dat nog de juiste richting is. Door de drukte van alledag hebben we lang niet altijd zin en tijd om na te denken over wat we bereiken met ons gedrag in de rich- ting van de kinderen. We kijken niet altijd ver vooruit. De juiste richting zit niet steeds in ons hoofd. Maar elke dag proberen we onze kinderen vooruit te helpen. Door goede gewoonten die we zorgvuldig gekozen hebben, proberen we de richting vast te hou- den. Wel is het goed regelmatig opnieuw stil te staan en terug te kijken. Heb ik mijn kind vandaag mijn liefde laten zien en op weg geholpen, de juiste richting in?