9 Inleiding In dit boekje vindt u de vertaling van een gedeelte uit Prima, Media et Ultima van de puritein ds. Isaac Ambrosius (1604-1664), te weten: The well- ordered family, 1 ook wel bekend en los uitgegeven als: Of family duties. Zoekend naar teksten van oudvaders over onder - wijs, gezin en opvoeding kwam ik bovenstaande titel op het spoor. 2 Na enig zoekwerk bleek dat het boekje al eens vertaald is rond 1688, 3 als on- derdeel van de integrale vertaling van De eerste, middelste en laatste dingen. Deze vertaling bleek echter nogal van het origineel te verschillen, om- dat er veel aanvullingen op de tekst gemaakt zijn. Hoewel deze aanvullingen eerder een verrijking waren dan een verarming, heb ik in deze uitga- ve duidelijk aangegeven wat in het origineel van 1. Uit: een losse en speciale handzame uitgave van The well- ordered family, uitgever: S. Kneeland, Boston, 1762. 2. Eerder verscheen deze tekst in het opvoedingsblad ‘Criterium’. In enigszins gewijzigde vorm is deze tekst nu in dit boekje bijeengebracht. 3. Door Johannes Grindalles, uitgeverij J.C. van Schenk Brill, te Doesborgh.
10 ds. Ambrosius stond en wat later bijgevoegd is door een voor ons nog steeds onbekende persoon. 4 De inhoud van dit werkje bestaat voornamelijk uit een beschrijving van de plichten van de on- derscheiden gezinsleden: vaders, moeders en kin- deren. Maar ook voor echtgenoten samen is er het nodige aan lessen op te doen. Ook wordt er aandacht gegeven aan de rol van werkgevers en werknemers. De tekst kenmerkt zich verder door vele opsom- mingen, wijze raadgevingen, vaak radicale en sne- dige zinnen. De tekst zet nadrukkelijk aan tot na- denken en reflectie. De Bijbelse verankering van de genoemde zaken geeft een stevig fundament onder het geheel. Het is verder goed om tijdens het lezen in het achterhoofd te houden dat ds. Ambrosius dit deeltje over ‘Orde in het gezin’ plaatste in deel II van het boek, namelijk het deel over de heilig- making. 5 4. Het lijkt niet aannemelijk dat de vertaler dit gedaan heeft, in de oude vertaling wordt namelijk gesproken over een getrouwe overzetting uit het ‘Engelsch’. 5. Zie eerder genoemd boek waarvan deze vertaling een onderdeel is.
11 Dat ds. Ambrosius radicaal en snedig kon zijn, noemde ik reeds. Een voorbeeld daarvan vinden we bijvoorbeeld op bladzijde 52. Vanzelfsprekend wordt hier door hem niet bedoeld dat alle ouders met kinderen die zijn zoals daar beschreven, god- deloze en wereldse ouders zouden zijn. Of ouders die de lusten van hun vleselijke begeerten najagen. Wat hij wel beoogt te zeggen is dat God de zonde ziet en straft. Gezien de plaats van dit werkje in het grotere geheel van het hierbovengenoemde boek zijn deze woorden ook te lezen als: zijt hei- lig, want Ik ben heilig! Want als ds. Ambrosius iets graag wil, 6 is het wel zielen tot Christus brengen en hen in heiligheid voor God te laten leven, om- dat Hij het zo eeuwig waard is! Een ander voorbeeld van een scherpe en radica- le uitdrukking is deze: ‘Liefde, voortkomend uit schoonheid, rijkdom, lust of welke andere gering te achten reden dan ook, verdwijnt snel. Maar lief- de gegrond op de eerder genoemde overwegingen is duurzaam en waarachtig. Wanneer deze goede ondergrond ontbreekt, is het huwelijk een fontein 6. Denk hierbij vooral ook aan zijn bekende boek: Looking unto Jesus, in het Nederlands uitgegeven met de titel: Het zien op Jezus.
12 van twist, geruzie en discussie, waardoor het para- dijs van de huwelijkse staat verandert in een hel.’ Wie bij het lezen van deze woorden naar het wer - kelijk beoogde doel ziet, beseft hoe heilzaam zo’n scherpe opmerking kan zijn. Want een huwelijk op grond van uiterlijk, zal wanneer God geen ge- nade verheerlijkt, inderdaad nooit tot eer van God kunnen zijn. Wat niet tot eer van God is, is tot eer van het eigen menselijke vlees. Dat dient de duivel en dat vindt dan ook zijn einde in de hel. Maar ook de andere kant belicht ds. Ambrosius heel helder: ‘De reden van zijn liefde voor haar moet niet haar schoonheid of afkomst zijn, maar in het bijzonder wel het feit dat zij zijn zuster is in het christelijk geloof. Daarnaast ook omdat ze een mede-erfgenaam is van het Koninkrijk der Hemelen, wat blijkt uit de haar geschonken gena- degaven en deugdzaamheid (…)’ Opnieuw wordt ons een spiegel voorgehouden. Het roept de vraag op hoe wij ons huwelijk zijn aangegaan, of hopen aan te gaan. Ook onder deze voorwaarden? Niet? Dan is er, door onze schuld te belijden en te bewe- nen voor God, een weg van het gebed geopend in Christus. Hij kan van twee (aanstaande) echtge- noten die zich verkeken hebben op de buitenkant, alsnog een eenheid naar de binnenkant, in Hem,
13 maken! Laten we daarin met ds. Ambrosius geen kleine gedachten hebben van de Heere. Lees maar eens in dit boekje wat het geluk is van een huwe- lijk, dat als het ware in de hemel gesloten is. Dat ds. Ambrosius ook heel teer over opvoeding schrijft, blijkt wel uit het volgende citaat: ‘Heere, zal ik nu mijn eigen zonde bestraffen in mijn kind? Hoeveel verdriet doe ik U niet met mijn kind dat zo vleselijk en in zonde ontvangen is? Het zou kunnen dat ik tijdens de conceptie in deze of gene zonde lag, of dat ik U niet benodigde in mijn ge- beden. O God, wees mij genadig en betoon op Uw tijd Uw genadige ontferming over mij en over mijn kind.’ Zondigt uw kind? Zoek het eerst bij uzelf. Beschamend en onderwijzend! Zie hierin ook hoe noodzakelijk het is om vanaf het, ja zelfs vóór het eerste begin, de Heere aan te lopen als een waterstroom voor de ziel en de zaligheid van onze kinderen, zo de Heere het behaagt deze ons toe te vertrouwen. In de vertaling is rekening gehouden met het le- zerspubliek anno nu. Geprobeerd is om zo veel mogelijk recht te doen aan de brontekst en de bedoeling van de schrijver. Af en toe was het
14 noodzakelijk om voor de begrijpelijkheid enkele woorden toe te voegen of in hedendaags perspec- tief te plaatsen. Denkt u hierbij bijvoorbeeld aan zaken als dienstknechten, dienstmaagden, de heer van het huisgezin, en dergelijke uitdrukkingen. Wanneer er echt grote wijzigingen werden aan- gebracht, dan is daarvan melding gemaakt in de voetnoten. Tevens zijn er voetnoten aangebracht wanneer de tekst om een verklaring vraagt. Opvoeden en leidinggeven in eeuwigheidsperspec- tief zijn gaven van de Heere. Uit onszelf is het een onmogelijk werk. Daarom hoop ik van harte dat dit boekje voor u, jou en mij tot zegen mag zijn bij het uitvoeren van deze gewichtsvolle taak. Om ook praktisch vorm te geven aan het onderwijs uit dit boekje is het aan te bevelen om de onder - scheiden hoofdstukken, in biddend opzien tot de Heere, te bespreken binnen de verbanden waar dit voor u passend is. Het is mijn wens en bede dat dit boekje mag dienen tot bevordering van een Bijbels gezins- en huwe- lijksleven. Zodat er door genade met de woorden op de titelpagina van de oude Engelse editie inge- stemd mag worden: ‘maar aangaande mij en mijn
15 huis, wij zullen de HEERE dienen.’ (Joz. 24:15b) Dat dit alles Zijn naar waarde nooit genoeg vol- prezen Naam ter eer mag zijn! G.H. Koppelman september AD 2017
16 I Over het wezen van de plichten Tot dusver ging het over de plichten die ieder mens persoonlijk aangaan. 7 We vervolgen met de plichten van de gezinsleden, die gezamenlijk of persoonlijk in acht genomen moeten worden in de gezinnen van Gods kinderen. Deze plichten sluiten deze bedreiging in: ‘Stort Uw grimmig- heid uit over de heidenen, die U niet kennen, en over de geslachten die Uw Naam niet aanroepen.’ (Jer. 10:25a). Maar ook dit voorbeeld van Jozua: ‘Maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen de HEERE dienen.’ (Joz. 24:15b) en deze belofte van God: ‘Terzelfder tijd, spreekt de HEERE, zal Ik alle geslachten Israëls tot een God zijn, en zij zul- len Mij tot een volk zijn.’ (Jer. 31:1) 7. Dit werkje staat in dit boek in het deel van de heiligmaking.
17 II Over de voorbereiding tot de plichten Om op een goede manier door te gaan over deze plichten van de gezinsleden, maken we onder - scheid tussen: 1. Hoe we aan deze plichten beginnen en 2. Hoe onze voortgang moet zijn in deze plichten. Voor we beginnen, moeten we eerst een goed fun- dament leggen in allen die bij het gezin horen. Ten eerste bij de man en vader van het gezin, het is zijn plicht om: 1. Te streven naar een bijzondere kennis van Gods Woord en om een heilige levenswandel te heb- ben. Dit zal er in sterke mate toe leiden dat zijn gezag standhoudt. Wanneer deze bijzondere kennis van Gods Woord en die heilige levens- wandel niet gevonden worden, dan zal zijn ge- zag geminacht en geringgeschat worden. 2. Een huwelijk aan te gaan in de vreze des Heeren. Kuis in het huwelijk te leven, opdat er een God geheiligd nageslacht zou voortgebracht worden.
18 1. Laat godvruchtigheid de belangrijkste oor - zaak zijn van zijn genegenheid tot zijn vrouw. De aangenaamheid van haar persoon, het nageslacht en het huwelijkse goed alleen zijn als een troostvolle toegift, die pas in de tweede plaats van belang is. Want christen- dom en genade zijn de voornaamste gouden schakels en edele band, die macht en kracht geven om de huwelijkse band tussen man en vrouw lieflijk en houdbaar te maken. 8 2. Laat hem dan de troon der genade aanlopen en vurig bidden om een echtgenote. Want een goede huisvrouw is een geschonken gave van God. Dat deed Salomo ook zeggen: ‘Huis en goed is een erve van de vaderen; maar een verstandige vrouw is van de HEERE.’ (Spr. 19:14) Voor zo’n bijzonder en kostelijk juweel moet men aan Gods genadestoel bid- den met buitengewone ijver en aanhoudend- heid. En wanneer hij dan vanuit Gods hand zijn zo begeerde bede verkrijgt, zal hij dui- zendmaal meer zoetigheid en troost vinden, dan wanneer hij haar door een algemene voorzienigheid toegeworpen krijgt. 8. Dit eerste punt staat niet in het origineel, maar wel in de oude Nederlandse vertaling.
19 3. De man moet in het zoeken naar een vrouw op deze zes 9 punten letten: 1. Op het goede gerucht dat er van haar uitgaat. 2. Op haar gezicht. 3. Op hetgeen ze zegt. 4. Op haar kleding. 5. Op haar vriendinnen. 6. Op haar opvoeding. Deze zes punten zijn als een pols, waaraan hij de bekwaamheid en godvruch- tigheid van de vrouw die hij wenst te huwen kan vernemen. 3. De man moet opletten met wie hij omgaat. Zie Davids vastberadenheid hierin: ‘Mijn ogen zul- len zijn op de getrouwen in den lande, dat zij bij mij zitten; die in de oprechte weg wandelt, die zal mij dienen. Wie bedrog pleegt, zal bin- nen mijn huis niet blijven; die leugens spreekt, zal voor mijn ogen niet bevestigd worden.’ (Ps. 101:6 en 7) Ten tweede ook bij degenen 10 over wie de man en vader regeert. Voor hen is het een plicht om geza- menlijk met de man en vader de plichten van de gezinsleden na te komen. Daarnaast worden ze ge- acht zich aan zijn regering te onderwerpen: ‘Mijn 9. Of onder ons meer bekend: Let op gelaat, gepraat, gewaad en daad. 10. Vrouw, kinderen, knechten en dienstmeisjes.
20 zoon, hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet; want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.’ (Spr. 1:8 en 9) Deze voorbereidingen stel ik vooraan in het portaal van een gezin. Dan gaan we nu over tot de plichten zelf en hoe men deze moet uitoefenen. 11 11. De voorgaande zin staat niet in het origineel, maar wel in de oude Nederlandse vertaling.