PARADIJSBLOEM
PARADIJSBLOEM Henriëtte van ’t Wout Roman Scholten Uitgeverij
4 COLOFON Paradijsbloem Henriëtte van ‘t Wout © 2022 Scholten Uitgeverij BV Burgemeester Drijbersingel 25c 8021 DA Zwolle info@scholtenuitgeverij. nl www. scholtenuitgeverij. nl Omslagontwerp: Marcin & Milou Binnenwerk opmaak: Piet Versteeg Eerste druk, maart 2022 ISBN: 978-90-832240-2-2 NUR: 342 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No portion of this book may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means – electronic, mechanical, photocopy, recording or any other – except for brief quotations in printed reviews, without the prior written permission of the publisher.
5 Inhoud Proloog 7 I 15 II 107 III 247 Epiloog 297
6 Er is een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten (Prediker 3:8)
7 Proloog Z e krimpt ineen bij het horen van haar naam. De man in de witte jas speurt vluchtig de wachtkamer af. Aarzelend doet ze haar hand omhoog. Als zijn ogen de hare vinden, knikt hij haar toe. ‘U kunt komen, hoor. ’ Ze staat op en loopt, gemaakt glimlachend, op hem af. Ter- wijl zij de uitgestoken hand schudt, trekt hij haar de steriele spreekkamer binnen. Meteen sluit hij de deur achter zich. ‘Neem plaats, ’ nodigt hij haar en wijst naar een van de stoe- len. Hij gaat achter het grote bureau zitten en kijkt haar on- derzoekend aan. ‘Zo, waar waren we ook alweer gebleven? ’ Ze ziet hoe zijn wijsvinger langs een dikke stapel dossiers glijdt. ‘U adviseerde mij de vorige keer te gaan zwemmen, ’ probeert ze hem op gang te helpen. ‘In verband met die lichte verzak- king, weet u nog wel? ’ Ze verschuift wat op haar stoel om zijn aandacht te trekken. Verveeld kijkt hij op, waarop haar mondhoeken naar opzij trekken. ‘Dus dat doe ik nu ook trouw. Elke maandagavond, baantjes trekken. ’ ‘Zozo, ’ onderbreekt hij haar. ‘En waar ga je dan zwemmen? ’ Nog voor zij de naam van het zwembad kan noemen, voegt hij er lachend aan toe: ‘Ik wil je wel eens in bikini zien. ’
8 Ze perst haar lippen op elkaar en voelt hoe haar wangen gloeien. ‘Maar goed. ’ Hij laat een kort kuchje horen en trekt zijn witte kraag recht. Uit zijn borstzakje haalt hij een pen tevoorschijn en zet wat onbeduidende strepen op het papier voor hem. Haar dossier? Wat kan het haar ook schelen. Het liefst wil ze meteen haar tas pakken en vertrekken, maar dat zou de situa- tie nog ongemakkelijker maken. Dus blijft ze zitten en wacht geduldig zijn advies af. ‘Ik denk dat ik verder weinig voor je betekenen kan, ’ hoort ze hem zuchten. ‘Die verzakking is waarschijnlijk nog een er- fenisje van de geboorte van de kleine jongedame. Met een beetje zwemmen en wat goede oefeningen zal het vanzelf weer over gaan. ’ Ze knikt en bukt zich om haar handtas van de grond te rapen. Als ze op wil staan, hoort ze hem ongestoord verder gaan. ‘Er rest mij echter nog één vraag. Iets wat misschien ook de oorzaak kan zijn van de problematiek. ’ Hij buigt zich over de grote tafel en laat zijn stem iets dalen. ‘Geloof me, ik heb er een bepaalde kijk op gekregen. ’ Ze gaat rechtop zitten en steekt haar neus iets in de lucht. ‘Heb jij. . . ’ Haar tas zakt langzaam op haar schoot. ‘Heb jij misschien vervelende ervaringen op het gebied van… nou ja… laat ik het zo zeggen. . . ’ Hij werpt zich achterover tegen de stoelleuning en bestudeert enkele seconden het pla- fond. Dan steekt hij één voor één zijn vingers in de lucht en sommeert: ‘Incest, verkrachting, seksueel misbruik of iets van dien aard? ’ Zijn hand blijft even in de lucht steken, alsof hij haar direct om vergiffenis wil vragen voor deze persoonlijke vraag. Haar kaken drukken zich op elkaar.
9 ‘Misschien? ’ piept hij nu met hoge stem, waarbij hij zijn hoofd scheefhoudt. Zij slaat haar ogen neer en staart naar haar knieën. ‘Misschien, ’ fluistert ze, haast onverstaanbaar. Het is natuurlijk een belachelijk antwoord, maar ze weet het eigenlijk ook niet zo precies. Vader noemde het ‘verkrachting’, maar wat heeft dat te maken met haar buikpijn? ‘Kun je er iets meer over vertellen? ’ De arts krijgt iets vaderlijks over zich. De spanning glijdt lang- zaam van haar schouders. Er rolt een traan over haar wang, die ze onmiddellijk weer weg veegt. ‘Hij was een vriend, ’ mompelt ze. Meer wil ze er niet over kwijt, omdat ze geen zin heeft in een relaas over principes en geloof. Eigenlijk denkt ze gewoon liever niet meer terug aan die tijd, omdat het nog te veel pijn doet, verwarring brengt en vragen oproept. Vragen, die altijd onbeantwoord zullen blijven, omdat ze er domweg niet over praten kan. ‘Heb je daar wel eens met iemand over gesproken? ’ ‘Jawel, ’ mompelt ze binnensmonds. ‘Ik bedoel met een professional, een psycholoog bijvoorbeeld? ’ ‘Ja, ooit eens met een maatschappelijk werker. ’ ‘Dan lijkt het mij een slim plan dat je dat nu eerst eens op gaat pakken, ’ adviseert hij stellig. ‘Ga er mee naar een psy- choloog. ’ Zijn handen ballen zich tot vuisten. ‘Ik ken een hele goeie. Een kennis van me. Hij zou je wel kunnen helpen. ’ ‘Maar…’ ‘Mocht je daar nog niet aan toe zijn, dan ben ik zelf natuur- lijk bereid om naar je te luisteren. Wat mij betreft schrijf je je verhaal in grove lijnen op, zodat ik het de volgende keer met je kan doornemen. Kunnen we daarna alsnog besluiten wat we ermee gaan doen. ’
10 Ze glimlacht beleefd. ‘Bedankt, dokter. Ik zal erover naden- ken. ’ Ze drukt haar tas onder haar oksel, schudt beleefd zijn hand en verlaat de ruimte. Met stevige stappen beent ze richting de uitgang van het ziekenhuis. ‘Een gynaecoloog die voor psycholoog wil spelen. Dat heeft zij weer, beklaagd ze zichzelf in stilte. Ze draaft naar haar auto. Wild trekt ze het portier open, ploft op de stoel en start de auto. Roekeloos rijdt ze de parkeer- plaats af. Voor het rode verkeerslicht trapt ze boven op de rem. Haar lichaam beweegt van voor naar achteren. Haar handen staan strak om het stuur, haar vingerkootjes zien wit. Ongeduldig staart ze naar het licht voor haar. Was het nou echt nodig om dit weer op te rakelen? Veel liever zou ze het laten rusten. Nog altijd beginnen haar handen te trillen, dreigt haar adem te stokken en worden haar oksels vochtig als het onderwerp per ongeluk ter sprake komt. Is het werkelijk nodig om die hele zooi weer open te gooien? Zodra het licht groen is, geeft ze plankgas. Ze wil zo snel mo- gelijk naar huis. Haar ouders hebben nu lang genoeg opge- past. Hoe zullen vader en moeder reageren als ze het horen? Paps, die niets van zulke zielenknijpers hebben moet. ‘Non- sens, ’ hoort ze hem in gedachten al roepen. Als ze haar ouders verslag doet van het bezoek aan de specia- list, knijpen vaders ogen zich steeds verder tot spleetjes. ‘Wat een onzin, ’ roept hij ten slotte. ‘Moest je dáárvoor naar een gynaecoloog? Het ging toch om je buik? Je had je niet zo af moeten laten schepen. ’
11 De manier waarop hij het zegt, maakt dat ze de man wil ver- dedigen. ‘Toch geloof ik niet dat hij er helemaal naast zit, paps, ’ zegt ze voorzichtig. ‘O? ’ Vader zet grote ogen op en zijn adamsappel beweegt op en neer. Moeder kijkt beduusd naar buiten en zegt geen woord. ‘Dus jij denkt dat wat toen is gebeurd, nu nog een rol speelt in je leven? Iets van zoveel jaar terug? Inmiddels ben je gesetteld, heb je een man, een kind, een huis en noem maar op. ’ Ze twijfelt. De waarheid kan ondankbaar klinken, maar als ze nu zwijgt, zou ze dat de rest van haar leven ook moeten doen. ‘Ja, dat denk ik, ja. ’ Moeders ogen zoeken die van vader, alsof ze wil peilen wat zijn reactie hierop zou zijn. Door het plafond klinkt het zachte gehuil van haar kleine meisje. Is ze nu net wakker, of huilde ze al langer? ‘Nou, wat die arts zei, is zo gek nog niet, ’ geeft vader dan toe. Verrast kijkt ze zijn richting uit. Zal ze eindelijk mogen uit- spreken hoe het werkelijk voelt, zonder rekening te hoeven houden met anderen? ‘Ga schrijven! Opschrijven wat je hebt meegemaakt. Dat heb je toch altijd al zo graag gedaan? ’ Ze knikt, alsof ze nog altijd zijn kleine meisje is. ‘Zet alles eens op papier, net zoals die zogenaamde vaklui het doen. Ze graven en graven, tot ze de valkuilen tegenkomen. ’ ‘En dan? ’ ‘En dan laat je die kerel van een gynaecoloog maar zitten. ’ Hij maakt een wegwerpend gebaar. ‘Aan zo’n psycholoog heb je ook geen zak en dat schrijven zal je vast kunnen helpen. ’ ‘Oké, ’ zegt ze opgetogen en springt uit haar stoel. Ze wijst naar boven, vanwaar het gejammer steeds doordringender klinkt.
12 Ze huppelt de trap op en opent de babykamer. Twee felblau- we oogjes kijken haar blij aan en haar armpjes strekken zich naar haar uit. Ze neemt haar dochter in haar armen, drukt haar stevig tegen zich aan en danst met haar een pirouette. Hoe langer ze over vaders voorstel nadenkt, hoe aantrekkelij- ker het wordt. Alles op een rijtje zetten en opnieuw beleven om zo haar ervaringen over te dragen aan levenloos papier. De gynaecoloog vergeet ze. Hij kan toch niets meer voor haar betekenen. En die vriend van hem mag zich op zijn eigen pa- tiënten concentreren. Zij zal haar eigen therapeut wel zijn. Van vader krijgt ze een oude pc, een groot lomp ding. Tergend traag voor spelletjes, maar ideaal als veredelde typemachine. Als het apparaat op zolder is geïnstalleerd, gaat ze op zoek naar de die ene grote houten kist, waar ze ooit haar oude dag- boeken in heeft opgeborgen. Ze vindt het achter het schot. Zorgvuldig schuift ze het deksel opzij. Onder stapels oude brieven en kaarten liggen volge- schreven schriften, diverse soorten en maten, met harde en zachte kaft. Van zwart tot knalroze. Ze bladert ze één voor één vluchtig door. Dan vindt ze het gebloemde exemplaar. Ze weet dat het nooit volgeschreven is, toch opent ze het op de achterste bladzijden. Daar, waar een rechthoekig gat is uitge- sneden. Ze glijdt met haar vinger over de scherpe lijnen ervan. Even staart ze naar de onbeschreven pagina’s alsof ze haar hele verleden onthullen. Dan klapt ze het schrift dicht. Ze zucht diep en hervat haar karwei. Hoe ze ook zoekt en leest, ze vindt weinig terug uit die bewuste tijd. Het zijn hoofdza- kelijk wat losse blaadjes. Maar alles staat in haar geheugen gegrift. Het zal haar weinig moeite kosten om dat op papier te krijgen. Waar zal ze beginnen?
13 Ze nestelt zich op de comfortabele bureaustoel achter het log- ge beeldscherm. Ze weet het precies. Haar verhaal begint in die heerlijke zomer van 1989.
14
15 I D e telefoon had nog maar één schelle ringtoon laten ho- ren of ik griste de hoorn al van de haak. Het gekrulde snoer bungelde wild op en neer, terwijl ik het ding stevig te- gen mijn oor drukte. ‘Met Julia, ’ hijgde ik gehaast. ‘Goedemorgen, je spreekt met je schooldirecteur. . . ’ ‘Ja? ’ Nerveus beet ik op mijn lip. ‘Ik wil je feliciteren met het behalen van je mavodiploma. Je hebt het netjes gedaan. Vijf zevens en een klein zesje voor En- gels. ’ Maar die cijfertjes interesseerden me niet. Ik had het gehaald! En dat overtrof mijn verwachting. Ik was te gemakzuchtig ge- weest en er zelfs al van uit gegaan het vierde jaar nog eens over te moeten doen. ‘Dank u wel, dank u wel!’ juichte ik. ‘Daar hoef je mij niet voor te bedanken, ’ lachte de stem aan de andere kant van de lijn. ‘Je hebt het toch echt zelf gedaan. ’ ‘Weet ik, ’ loog ik. ‘Maar ik ben zo blij. ’ En zo begon zomer 1989. Mijn jeugd was nog heerlijk onbezorgd. Ik groeide op in een protestant christelijk milieu en ging elke zondag twee keer naar de kerk. Daar kreeg ik wekelijks de Tien Geboden op mijn hart gebonden, als een kompas voor het leven. God
16 liefhebben boven alles en mijn medemens als mijzelf, mijn ouders gehoorzamen, niet stelen of liegen en niet moorden, allemaal leefregels om het leven aangenaam te houden. Het voelde niet als een keurslijf, maar als iets vanzelfsprekends en zelfs als een voorrecht. Ik droeg altijd een jurk of een rok om mijn vrouwelijkheid te accentueren en ging naar een reformatorische school. Zo kreeg ik duidelijke richtlijnen mee, zodat ik precies wist wat er van mij verwacht werd. Ik zou als maagd trouwen en daarna kinderen krijgen. Tot die tijd zou ik de mens dienen, in de meest pure vorm, namelijk in de verpleging. Maar eerst wilde ik nog genieten van deze eindeloze zomer. Een zomer zonder repetities, examens of spannende uitsla- gen. Geen huis- of strafwerk meer, geen wekker zetten om naar school te gaan, maar dagenlang bakken in de zon. Nog nooit werd ik zo bruin als in dat jaar. Veel tijd bracht ik door met mijn vriend Martin. Ook hij had het examen gehaald. Vier jaar lang waren we samen naar school gefietst. Het zou sneu zijn geweest als een van ons nog een jaar zonder de ander naar school had moeten gaan. Ondanks dat Martin een vakantiebaantje had, zagen we el- kaar regelmatig in de avonduren of op de zaterdagen. We gin- gen samen naar diverse examenfeesten. We bezochten geza- menlijk de officiële diploma-uitreiking van onze school, met aansluitend het afscheidsdiner, dat voor de geslaagden werd georganiseerd. Een week later trakteerden mijn ouders ons op een etentje, waar ook oma en mijn zus Bernadette bij werden uitgenodigd. Ten slotte gingen we naar diverse examenfeestjes van klasge- noten. Die feesten hadden iets weg van verheven verjaardag-
17 feesten, compleet met slingers, cadeautjes en gebak. In plaats van de leeftijd, werd het diploma gevierd. Maar van alle festijnen bij elkaar keek ik het meest uit naar het examenfeest van de klas van mijn vriendin Saar. Zij had de meao met goed resultaat afgerond en klassikaal werd er een uitgebreide fuif ter ere van dat diploma georganiseerd, waarbij ook introducees mochten worden uitgenodigd. Zo- doende vroeg Saar mij om mee te gaan. Martin vond het prima. Hij zou die avond wel met zijn vrien- den afspreken. Die bewuste vrijdag reisden Saar en ik al bijtijds af naar Zwol- le. Het was een aardig eindje toeren met de trein. Terwijl de rails onder ons doordenderden, probeerde ik mezelf te bekij- ken in de spiegeling van het raam. Het gehobbel maakte het niet makkelijk, maar na enige inspanning kon ik concluderen dat mijn kuif wel aardig gelukt was, ondanks dat ik er maar weinig energie in had kunnen steken. Ik had het vluchtig ge- toupeerd en daarna gefixeerd met een bescheiden laagje haar- lak. Een subtiel lijntje zwarte oogpotlood en wat donkerbrui- ne mascara moesten het geheel compleet maken. Al te opvallend was het niet, want dan zou ik de kans hebben gelopen dat die ‘zwarte zooi’ weer van mijn ‘toet’ afgepoetst moest worden, zoals paps me dan zou bevelen. Zo’n vertra- ging kon ik die dag niet gebruiken. Ik trok mijn witte, tricot rimpelrokje tot iets over mijn knie- en, maar constateerde dat dat toch wel iets te degelijk stond. Dus schoof ik de stof snel terug, zodat mijn knieën weer bloot kwamen te liggen. ‘Ben je nerveus? ’ lachte Saar naast me, met haar blik op mijn schoot.
18 ‘Neu, ’ mompelde ik en porde in haar zij. ‘Ik heb er echt wel zin in, hoor. ’ ‘Dat is je geraden ook, ’ giechelde ze. We tuurden door het raam naar het voorbijrazende landschap. In de verte lag de snelweg. ‘In Zwolle worden we opgehaald door een van de organisato- ren, een jongen uit mijn klas, ’ zei Saar. ‘Oké. ’ Ik had me niet verdiept in de reis erheen en had er het volste vertrouwen in dat Saar wist waar we moesten zijn. ‘De feestlocatie is te ver lopen vanaf het station en er komt ook geen bus in de buurt. ’ ‘Ah, vandaar. ’ ‘Hij stelde zelf voor om ons van het station op te pikken. Lief, toch? ’ ‘Ja, lief, ’ stemde ik met haar in. Zwijgend ging ze door met het bewerken van haar nagelrie- men. Tot de trein vaart minderde en het geluid van de rem- men piepend door de coupé knaagde. ‘Station Zwolle, ’ liet de megafoon er kalm doorheen horen. Saar keek vlug op en pakte haar jas en tas bij elkaar. Ik deed hetzelfde. Terwijl ze haar arm in de mouw van haar katoenen jack schoof, tuurde ze door de ruit het perron op. Een jonge- man begon daar uitbundig naar haar te zwaaien. Saar zwaaide uitgelaten, met beide armen, terug. Ik glimlachte en liep ach- ter haar aan de trein uit. Algauw zaten we in een donkerrode Golf, Saar op de bijrij- dersstoel en ik op de achterbank. Onze chauffeur pochte en- thousiast over de verregaande voorbereidingen voor het feest en het geweldige resultaat dat ze daarmee hadden weten te bereiken. Ondertussen reed hij ons de bewoonde wereld uit,
19 naar de middle of nowhere. Ik tuurde tussen de bomen door, over de uitgestrekte weilanden en hoopte maar dat de jongen de weg goed kende. Ik boog iets naar voren en stak mijn hoofd tussen de voorstoe- len door. ‘Waar is het eigenlijk? ’ vroeg ik nieuwgierig. ‘Een kwartiertje rijden nog, ’ riep de knul over zijn schouder. Ik schoof weer langzaam naar achteren. De zon was al aan zijn afdaling begonnen en bescheen de groene graslanden met lieflijk goud. Het was mooi hier. Na een tijdje werd in de verte het vredige landschap onder- broken door een enorme loods, die fel verlicht werd door gro- te schijnwerpers. Onze chauffeur stuurde behendig de smalle zijweg op. Langs de hobbelige oprijlaan stonden hoge eiken, die afgewisseld werden door moderne lantaarnpalen. Tegen de meeste bomen stonden minstens twee fietsen ge- stald en dichter naar de schuur waren er brommers tussen geparkeerd. Onze auto reed behoedzaam tussen alle obsta- kels door en liet af en toe zijn claxon horen om voetgangers te attenderen op onze komst. Er werd uitbundig gereageerd, iedereen leek elkaar te kennen hier. Stapvoets kwamen we dichter bij de stalen loods. Op de grond ervoor lagen enorme betonnen platen, die voor een rui- me parkeergelegenheid zorgden. Her en der stonden groepjes jongelui. Nadat onze wagen eindelijk stilhield, bedankten we de jongen achter het stuur en stapten uit. We beenden tussen de andere feestgangers door, richting de opening van de grote schuur. Buiten koelde het al behoorlijk af, dus we wilden snel naar binnen. Hoe dichter we bij de ingang kwamen, hoe meer het rumoer ons tegemoetkwam. Een doordringend drumgeluid voerde de
20 boventoon. Ik keek naar Saar, maar zij leek niks vreemds op te merken. Zelf was ik niet zo gewend aan dit kabaal. Bij ons thuis werd er voornamelijk klassiek of koormuziek afgespeeld. Achter in de kast stonden wel wat hippere elpees, van Freddy Breck, Les Poppys en Nana Mouskouri, maar op een of an- dere manier wisten mijn zusje en ik dat dat verboden terrein was. ‘Pas op de drempel, ’ wees Saar me op de hoge instap voor mijn voeten. Ik trok mijn knieën hoog op en met een over- dreven pas stond ik binnen. Mijn ogen moesten wennen aan de felroze en gifgroen, knipperende verlichting. Met flarden werd het licht gedempt door walmen van rook. De grijze mist prikkelde mijn ogen en neusslijmvliezen. De zware bastoon drong zich aan me op en mijn hoofd neigde tot headbangen, maar ik wist me in te houden. Eerst maar eens kijken wat Saar vanavond in petto had. Ik zag hoe ze zich makkelijk tussen haar klasgenoten mengde en volgde haar op de voet. Met een stalen gezicht deed ik alsof dit me niet vreemd was, maar ik keek mijn ogen uit. De organisatie had er werkelijk een prachtige feestzaal van weten te maken. Er was niets terug te vinden van het gebrui- kelijke interieur. Waarschijnlijk was het verwijderd of aan de kant geschoven en verstopt achter de gigantische meters, kna- loranje afdekzeil langs een van de wanden. Zo was er een be- hoorlijke open ruimte gecreëerd voor flink wat jongelui. Drank was er voldoende. Tientallen pakken sap en flessen priklimonade stonden uitgestald op een lange markttafel. Er was ook bier, wijn en andere alcoholische drank met allerlei onbekende etiketten. Opengeslagen kartonnen dozen vol gla- zen stonden ervoor. Onder de tafel stonden nog meer kratten en dozen. Deze avond hoefde ik dus geen dorst te hebben,