Inhoudsopgave Voorwoord9  1. DerichterSimson(Richt.13:1-5) 11  2. Eenheerlijkeboodschap(Richt.13:6-18) 32  3. DeEngeldesH eerenvaartopindevlam(Richt.13:19-24) 50  4. Simsongaatdegrensover(Richt.13:25enRicht.14:1-6) 64  5. DebruiloftvanSimson(Richt.14:7-15) 81  6. Simsonmaakthetraadselbekend(Richt.14:16-20) 98  7. Simsonisverbitterd(Richt.15:1-14) 120  8. Simsonvanzijnplaats(Richt.15:14-19) 148  9. Simsongaathetverkeerdepadop(Richt.16:1-3) 174 10. SimsonenDelíla(Richt.16:4-12) 200 11. Destrijdgaatdoor(Richt.16:13-21) 227 12. HetlevenseindevanSimson(Richt.16:22-30) 253
11 1 DerichterSimson Geliefden,met de hulp des Heeren willen we in de volgende Bij - bellezingen het leven van de richter Simson overdenken volgens de beschrijving in het boek Richteren in de hoofdstukken 13 tot en met 16.We volgen hierinzoveel mogelijk deteksten vandeze hoofdstukken omuitteleggen entoe tepassen envooral praktische lessendaaruittehalen. De richter Simson is de bekende man van de tegenstelling van het vlees envan degeest, vandeeigen wilenzijn roeping, vanzijn persoon enzijn ambt. Hijwerd alsNazireeër doorGodaangesteld om hetvolk Israël vandeFilistijnen tebevrijden. Twintigjaarheeft hij Israël gericht. Eengezalfde washijeneen afgezonderde totde dienst des Heeren. En dat levenslang. Tegelijkertijd is hij de man geweest diedag indag uitteworstelen hadmet zijnvleselijke wel- lusten. Kom,latenwegaan luisteren naarwatdeHeere doorZijn Woordonstezeggenheeft. Doorgaan in de zonde Het eerste vers van Richteren 13 begint met de aanduiding: ‘En de kinderen Israëls ’.Wie zijn dat? Hoe komen ze aan deze naam? Israël betekent: hij strijdt met God of God strijdt. Deze naam had de H eere aanJakob gegeven bijzijn worsteling bijPniël. Dezonen van Jakob werden alsnel dezonen vanIsraël genoemd. DeIsraëlieten  zijndus de afstammelingen van Jakob. A ls volk zijn ze geroepen om hetbeloofde Zaad,deMessias, voorttebrengen. Bijderoeping van Abram inGenesis 12vers 3wordt hieralover gesproken. Het geloof inde vastheid vanGods trouw enZijn waarachtigheid werd verbonden aandebelofte vanhetbeloofde landKanaän endezegen van eengroot volk.BijdeSinaï sluitdeHeere eenverbond methet volk Israël. Hijzou hun God zijnenzijzouden Hemtoteen volk zijn (Ex. 19).Israël wasduseen theocratisch volk,datwil zeggen: God ZelfwasdeKoning vanditvolk. Degeschiedenis vanditvolk vindenwebeschreveninhetOudeTestament.
12 Nadathetvolk Israël doorMozes enAäron uitEg ypte wasgeleid, hadden Jozuaendeoudsten henhetbeloofde landKanaän binnen- geleid. Strijdend ingrote eensgezindheid haddenzeinGods kracht dekoningen uit het land Kanaän aan zich onderworpen. Dit was gepaard gegaanmeteenzekere geestelijke bloei.Nietallevijanden waren uitgeroeid. Dat mocht en kon niet. Zo zou het volk strijd - vaardig blijven.DeHeere beproefde hungehoorzaamheid aanZijn gebodenopdezemanier. Wat zien we al snel gebeuren nadat Jozua was overleden? De strijd - lustverdwijnt, deantithese isweg enzegaan degoden, deBaäls en de Astartes, vereren.Geestelijk enmoreel gaathetland achteruit. Een droeve tijd.Inperioden gekenmerkt doorrichters, profeten en koningen grijpt God in in het volksleven van Zijn verbondsvolk. DoormiddelvandeoordelenoefentdeH eereZijnverbondswraak uit. Zozien weindit Bijbelboek telkenseenrichter uitgodvrezende geslachten opstaan om het volk te verlossen en de dienst van de Heereteherstellen. Met name deFilistijnen, diewoonden inde westelijke kuststrook, waren grotetegenstanders vandeIsraëlieten. Zewaren roofzuch - tig enstreng militaristisch. Steedsverderdrongen zede Israëlieten weg. Zebeheersten eengoede wapenhandel enontnamen dezeaan deIsraëlieten. Langzaamaan hebbendeIsraëlieten zichhierbij neergelegd. Het geloof inde Verbondsgod eninZijn beloften leekbijna wegtezijn. De dienst van God werd als een loodzware dienst ervaren. Het dienen van God sloot opgeen enkele wijzeaanbijhun belevingswereld. A l die regels endie somber makende wetten.Degoden vandeandere volkeren warenveelaantrekkelijker. Waaromwarendiedan zoaan - trekkelijk? In de eerste plaats omdat je ze kon zien. In de tweede plaats omdat diegoden ruimer wareninopvattingen. Vandiegoden mocht jetenminste dingendoendiejezelf goed vond. Nietdatbe- nauwde,nietdatopgelegde. Vele malen haddeHeere Zijnvolk opgezocht. Hijkon hetniet verdragen dat Zijn volk naar de goden van de vreemde volkeren lonkte. Hij wilde hen voor Zichzelf hebben. In het opzoeken van Zijn volk spaarde Hijderoede niet.’tGing ersoms hardaantoe. Even was men danonder deindruk. Dezonde vanhetbuigen voorandere goden werdeenogenblik beweend. Maarzodra dedruk verdwenen was, verdwenen ookdetranen. Menweende omdegevolgen vande
13 zonde,maar bleef aan de zonde vastzitten. Vandaar dat het volk weer snel deoude draad oppakte endoorging inde zonde. Debekering wasvooreentijd.’tHadhelaasgeendieptevanaarde. Is Israël hiergeen duidelijke spiegelvoorons?DeHeere wildemet geen volkhandelen zoalsmetIsraël. ’tWas eenafgezonderd entot Gods eigendom verkorenvolk.Eenvolk dathet teken enzegel van de besnijdenis droeg.Hetteken vandegerechtigheid doorhetge- loof. Hetgeloof inde waarachtigheid vanGod eninZijn beloften. En wij? Wijdragen ookhetteken enzegel vanZijn verbond. Ver- staan wijonze doop? Hebben wijdeaanklacht vanhetdoopwater verstaan? Onreintezijn vanaf onzeontvangenis? Wezijn inzonde ontvangen eninongerechtigheid geboren.Maarhebben weook het kruis vanGolgotha inhet doopwater zienstaan? Hetgrote offerdat gebracht moest worden om rein te worden? Het water wijst heen naar de verzoening inZijn bloed. Isdie boodschap inhet geloof alver- staan? Of doen wenet alsIsraël enlopen wijmet eengedoopt voorhoofd de afgoden vandewereld na?Spreken wemet woorden endaden uit dat wegeen lusthebben inde kennis vanZijn wegen? K ijkuwleven eens na.Misschien hadugrote zorgen. Toenhadude Heere nodig. Wathebt u allemaal beloofd? Wellicht zijn die zorgen er nu niet meer. ’tGaat voorhetoog allemaal weergoed. En,laten weGod nu aanZijn plaats? Zijn we slechts voor een tijd vernederd, en bleef alles aan debuitenkant? Werdhethart nietverbrijzeld doordegoedheid van God? Gingen wemet Zijn goedheid terugdewereld in?Was hetslechtsvooreentijd?  Opmerkelijk isin vers 1van hetvoorgelezen hoofdstukdaterstaat: ‘En de kinderen Israëls voeren voort te doen wat kwaad was in de ogen des H eeren …’ Deschrijver maakthiermee duidelijk dathet volk Israël zijn levensinvulling andersbekeek dandeHeere. VoorHem washet zondig wathetvolk deed. Maar mentilde erblijkbaar nietzozwaar aan. Men deed ineigen ogengeenkwaad. ’tViel allemaal bestmee. Ze hadden duidelijk eenandere normering. Hetvolk bepaalde wat goed ofkwaad was.Engoed waswathet‘vlees’ behaagde enkwaad waswattegenhetgevoelenvanhetvolkinging. ‘De ogen des H eeren ’. Natuurlijk isdat een mensvormige uitdruk- king. Godiseen Geest zonder lichaam. InJohannes 4vers 24lezen
14 we:‘God iseen Geest.’ DeHeere heeftgeenogen. A lthans nietlet- terlijk zoals wij die hebben. Zo zijn er meer uitdrukkingen in de Bijbel die aan hetmenselijk lichaamdoendenken. Ikdenk aanwoorden als arm,voet, hand, oor,rommelend ingewandenzovoort . Ook alheeft de Heere dezelichaamsdelen niet,zedrukken welheteen enander uit. A lsinvers 1gesproken wordtover‘ogen’, danwilGods Woord daarmee uitdrukken datdeHeere allesziet.ZieSpreuken 15vers 3: ‘DeogendesH eerenzijninalleplaatsen.’NietsontgaatHem.Hij kental onze gangen. Onze diepste verborgen bedoelingen liggen naaktengeopendvoorHem. Dat isvoor eenoprechte zielverblijdend. Waarom?Eenoprecht gemaakt menswilniet zondigen. HijwilinGods wegen wandelen. Met smart moethijgedurig deHeere vertellen dathijweer vanZijn wegen afdwaalde! Hijmaakt Godtotooggetuige vanzijn hart: ‘Zie er maar in,Heere.’ Pauluswistdaar ookvan. Hijschreeuwde hetuit dater een wet in zijn leden was die strijd voerde tegen de wet van zijn gemoed. Godskindweet datertwee koninkrijken inzijn boezem aanwezig zijn.Eenonoprechte houdtnietvandeboodschap datde ogen vandeHeere overdeganse aardegaan.Hijwilonder dieogen uit, omdat hijdezonde nietwilloslaten. Nee,hijzingt Psalm 139 nietmetDavidmee. We kennen allenhetgezegde datde ogen despiegels vandeziel zijn. Onze ogen verraden veel! Ons innerlijk komt in onze ogen naar voren. Devrouw vanPotifar wierphaarogen volfelle begeerte op Jozef. Wekennen ookdejaloerse, hoogmoedige, hebzuchtige,boze enlaatdunkende ogen. Toen Adam naar die ene boom in de hof keek, keek hijniet naar deHeere. Datwaszijnval.Hijmeed deogen des Heeren. Hijwenste geenoogcontact. Hijwilde nietdatdeHeere in zijn innerlijk keek.Hijsloot datafuit lust tothetgeen voorgesteld werd. Enwat Adam deed,deedhetvolk Israël enwij doen hetzelfde. Onze geschiedenis staat in Richteren 13 beschreven. Wij zien de dingen ookanders dandeHeere, omdatonshart nietrecht isvoor God. Dehartelijke verbondenheid metHem iser niet. Wijkennen Hem nietmeer. Laatstaan datwijHem erkennen. Daarom isonze godsdienst geen harte-zaak. Wij doen er wat aan, maar het moet niet te veel kosten. Wewillen erniet teveel voor moeten inleveren. We willen onseigen levenkunnen leidenennaar onze eigen inzichten kunnenhandelen.
15 Deuitdrukking ‘de ogen des H eeren ’ziet dus op Zijn alwetendheid. Hij weet waterin het hart omgaat. Hijweet dathet hart hunkert naar eenleven zonder Hem.Daarom zijndieogen desHeeren ogen vol droef heid enpijn; almoeten wewel voor ogen houden datGod niet door de zonde van Zijn volk wordt verrast. Eenmaal stond Petrus zijn Meester teverloochenen. Metvloeken enzweren riephijuit dat hij die Mens nietkende. Petrus wasgewaarschuwd, maarhijhad de waarschuwingen inde wind geworpen. Nee,hijzou deHeere niet verloochenen. Stel je voor! En juist hij was het die in de zaal de beker van hetlijden vulde. EnJezus? Hijwist hoedezeef door deduivel geschud werd.Hijwist datSimon erfinaal doorheen ging.Hijheeft het geblaas enhet hoongelach vandeduivel gehoord. ‘Zo,datisnu Uw volk, Jezus! Deeen verraadt Uen deander verloochent U.’’t Isinderdaad diepbeschamend. Hetwaren geroepen discipelen. En toch …Judas gingdoor, ondanks dekus enhet vriendelijk woord van Jezus. Simon werdopgevangen dooreenblik. Deogen vanhet Lam. O,die ogen! Niettebeschrijven. Maar’theeft Petrus opde knieën gebracht. Nee,Jezus’ ogenwaren nietgevuld methoon of met haat. Integendeel! ’tWaren ogenvolontferming endát verne - derde envertederde SimonPetrus. Daarkwam eendiepe smart in mee. Daar kreeg desnoevende Simondedoodssteek. Hetgafhem zondekennis. Nooitheefthijdezonde zodiep gepeild enbeweend als onder deogen vanhetLam Datmet Zijn ogen zei:‘Ikvoor jou, Simon, daarjeanders deeeuwige doodhadmoeten sterven.’ Enwat zegt zo’nzieldan indie ogenblikken? ‘OHeere, ikheb hetverdiend datUnooitmeernaarmeomziet .’ Uit handen gegeven De Heere hadmet Israël eenbijzondere band.Hijwilde metgeen volk zohandelen alsmet datvolk. Waarom? Washetzo’n bijzonder volk? Een godzalig volk? Integendeel! ’t Was een hoogmoedig en eigenzinnig volk.Toch washetZijn uitverkoren volk.Hijhad Zijn hand eromheen gelegd. Toen Hij Zich aan het volk Israël openbaarde op de berg Sinaï, sprak de Heere tegen Mozes, Exodus 19 vers 5: ‘Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijn stem zult gehoorzamen en Mijn verbond houden,zozult gijMijn eigendom zijnuitalle volken, want de ganse aardeisMijne.’ Daarna werddewetgeving uitgesproken onderdevreselijketekenenvanZijnheiligheid. 
16 Demannen droegen het teken en zegel van het verbond in het vlees. Gods verkiezing komtzoop een heerlijke wijzenaarvoren. ’t Betekende intussennietdatallen dieinhet verbond opgenomen warenookwerkelijk kinderenGodswaren. Helaas warenervelen die genoeg hadden aan het teken. Nooit waren ze werkelijk door geloofsbanden metdeHeere verbonden geraakt.Zewaren alseen rank dieverbonden ismet dewijnstok, maarhelaas geenvruchten draagt ( Joh.15:1-8). Daaruit blijktdatdeHeere inde bedding van het verbond Zijnwonderlijk enheerlijk verkiezingswerk uitoefent. De Heere verkiest deeen engaat inZijn vrijmacht deander voor- bij. Moeilijk! Vooronsrechthebbend bestaanisdit niet teverteren.  ’tMaakt ons boos en opstandig. Wij zouden het liefst God voor onze rechtbank dagen. Maar daar gaat de Heere niet op in. Paulus had die les grondig geleerd.Hijmeende eerstookdathijrechten konlaten gelden. Hij deed het allemaal zo geweldig goed. God moest toch wel erg blij zijn met zo’n trouwe zoon in Jeruzalem. Later ontmoeten we een andere Paulus. InRomeinen 9vers 21lezen we:‘Of heeft de pottenbakker geenmacht overhetleem, omuitdezelfde klompte maken hetene vatterere, enhet andere teronere?’ Hijhoeft Zich niet voor onsteverantwoorden. Hetleem –dat isde mens –heeft geen recht vanspreken. ‘Maartoch,omens, wiezijtgij, dietegen Godantwoordt?’(Rom.9:20a). De Heere hadZijn Vaderlijke handgedurig geopenbaard inde ge- schiedenis vanZijn volk. Trouw hadHijzeuit Eg ypte gevoerd. Hij baande doorwoeste barenenbrede stromen eenpad voor hen.A ls eenkudde mocht het volk in de woestijn elke dag uit Gods hand leven. Zewerden doorhethemels broodverzadigd. Hijoverlaadde hen met Zijn gunstbewijzen. Ach,enhoe heeft hetvolk zichaldie tijd gedragen? Als het maar even niet naar de zin van hen ging, mur - mureerdenzeenkekenomnaardevleespottenvanEg ypte. Zullen weeen steen oppakken ennaar deIsraëlieten werpen?Ik zou hetmaar nietdoen. Wiezijnwij? Wat openbaren wij?Iser bij ons vereniging metdeHeere? Moeten ookwijonszelf nietgedurig betrappen op het grote ongeduld dat in ons verduisterd hart aanwezig is? We zijn zo menigmaal overladen met Zijn zegeningen. Hij maakt onderscheid waar het niet is. Hoe velen lijden honger en zijn van huis enhaard verdreven. Enwijmogen nogaantafel plaatsnemen en brood aanonze kinderen schenken. Latenweniet denken datwij
17 zo dankbaar zijnenonze naaste zoveel gunnen. Wezijn vannature rechthebbend. A lshetgoed gaat,kunnen wedat aardig bedekken, maar alsdetegenspoed komt,zijnwealsdeIsraëlieten. Zevonden het inEg ypte beter.Bovenal opentdeHeere Zijnhuisvoor onsen Zijn Woord magnogonder onsbediend worden. Datzijngeen van- zelfsprekende zaken.Hijisaan onsniets verplicht. Hijdoet hetom onsopteroepentotwaarachtigebekering. Het volk vanIsraël gingdoor methetzondigen. HetJakobsgeslacht verdroeg Zijnhand niet.Abraham, hunvader, kreeghetbevel voor Gods aangezicht tewandelen inoprechtheid. Hetnageslacht wilde zo’ngebonden leven niet. Zij wilden een bestaan los van God en zonder God.Danbenjepas vrij, man! Toen heeftdeHeere zeweer uithanden gegeven. Zo ging het volk over in een andere hand. Veer - tigjaar gafHij zeover inde hand vandeFilistijnen. Nooitzijnde Israëlieten zonder vijanden geweest nadat ze het beloofde land waren binnengegaan. Telkensweerwasheteen verzoeking omzich niet heimelijk te binden aan de omringende volken en werden ze hierdoor gelouterd. Hoedikwijls hebbenzeinnood endruk dedichter van Psalm80 nagesproken, zoals het in de berijmde Psalm in vers 9 staat:  Keerweer,oGodderlegermachten,  Totons,dieopUwbijstandwachten;  Zieuitdenhogenhemelneer;  HerstelUwwijnstokalsweleer;  Denstamterliefd’UwsZoonsgeplant,  DienGijgesterkthebtdoorUwhand. A ls wehet eerste versvanRichteren 13goed lezen, danlijkt hetwel of de Heere afstand heeftgedaan vandekinderen Israëls.Dathad de duivel zekergewild. Daarwashijten diepste opuit. DeHeere laat detouwen echterwelvieren, maarHijlaat zeuiteindelijk niet los. Hijgedenkt aanZijn verbond. DaarinheeftHijZich immers als de Onveranderlijke geopenbaard.DaarinwasHijdeEerste geweest enHij zou dat ook blijven. In dat verbond had Hij iets van Zijn Wezen geopenbaard, waarop gehoorzaamheid en zegen verwacht werd. ‘Och, datMijn volknaar Mijgehoord had’,sprak Hijvolgens Psalm 81vers 14.Hij, Dieonveranderlijk isin Zijn voornemen, weet datze moedwillig deze verkeerde wegen inslaan en daarom geeft
18 Hijzeover. Hijlaat zeechter nietlos.Maar datkon Israël nietbe- kijken. Nu was hetvolk inde hand vandeonbesneden Filistijn.DeHeere liethet toe dat Zijn volk onderdrukt werd. Nu is het zo opmerkelijk in deze geschiedenis dathet volk nietging roepen. Datlasjevoorheen wel. Zie onder andere Richteren 10 vers 10b, waar we lezen: ‘Wij hebben tegen U gezondigd, zo omdat wij onze God hebben verlaten, als dat wijdeBaäls gediend hebben.’ A lshetvolk zichschuldig voor de Heere kende, dachtHijaan Zijn verbond. EndeHeere gafuit- komst. Nuzwijgt destem. Hoekomt dat?Was hetvolk tetrots om te roepen? Wildemenzichheimelijk aanpassen aandegodsdienst der Filistijnen endaarin eeneigen wegzoeken? Noodenzorg op zich brengen demens nietopdeknieën. A lleenalsdeHeere erin meekomt enwij deoorzaak vanalles worden, kanHijgeen onrecht meer doenendan worden wijdestraffende handvanGod waardig. Is deze wegvandekinderen Israëlsvooronseen herkenbare weg? Kunnenwe het ook zonder de Heere stellen? Valt de wereld uiteinde - lijktoch wel mee? Ons verdorven hart is arglistig. ’t Zoekt inderdaad een weg omhetopeen akkoordje metdewereld tegooien. O,wat zitde haat tegenover de Heere diep in ons vlees. A lles lijkt beter dan dedienst vanHem. Vooronsmag hetzowel blijven. Datgeldt nu endat gold ooktoen. Zijnwedaar alachter gekomen, geliefden? A ls deHeere erniet aantepas komt, gaanwedoor. Zelfsonder de ernstigste roepstemmen en welmenende lokstemmen. Maar als er dan bij het volk geen vraag naardeHeere is,dan gaat Hijnaar hetvolk  vragen. De Heere gafhet volk Israël veertig langejareninde hand vande Filistijnen. Veertig jaar! Het getal veertig komen we meer tegen in de Bijbel. Mozes wasveertig jaaraanhethof, vervolgens veertigjaarbij het vee inde woestijn endaarna stondhijveertig jaaraanhethoofd van hetvolk. Ookinhet leven vandeHeere Jezuskomen weditge- tal tegen. InMatthéüs 4vers 2lezen wedat deHeere Jezusveertig dagen enveertig nachten gevasthadenvan deduivel werdverzocht. Wat heeft deHeere onsmet ditgetal tezeggen? Hetgetal veertig heeftalles te maken met rijping, met volgroeid zijn. Mozes werd al die jaren geoefend omeen weerbarstig volktekunnen leiden.DeHeere liet hettoe dathet volk door deFilistijnen veertigjaaronderdrukt
19 werd. ToenwashetZijn tijd.Demaat wasvol.HijzalZelf aande spits treden omalZijn haters hetveld uittedrijven. Hijkon hetniet langer verdragen dathet volk inzorg verkeerde. Hijwachtte niettot het volk zougaan roepen, maarHijgreep Zelfin.Het isduidelijk dat hier hetvrije werk Gods schittert. Datiswel totbeschaming van Zijn volk. ’tKon nooit meerzeggen datHij geantwoord hadophun noodgeschrei. Er was helemaal geen noodgeschrei geweest. Uit vrije liefde gingHijZijn volk weer voorZichzelf opeisen.Ditvolk kon wel zonder deHeere; menhadzich geschikt inde omstandigheden. MaardeHeerezochthenop. De Heere neemtaltijdredenen uitZichzelf. Hijisde Eerste inhet leven vanZijn volk enHij blijft deEerste. Erblijft geenroemstof in de mens over.Datgeldt vooralZijn kinderen. Ooknumoet de Heere steedsdeEerste zijn.Hijisde Eerste inhet uur van dele- vendmaking, maarooktelkens bijvernieuwing inZijn opzoekende genade. Wonderlijk datdeHeere dantoch weer gebruik wilmaken van middelen. Hijkán hetwel zonder middelen. Natuurlijk! ‘Bijde H eere isgeen verhindering omteverlossen doorvelen ofdoor wei- nigen’ (1Sam. 14:6b) . Hij wilons duidelijk makendatwijgebonden zijnaandemiddelen. In deze geschiedenis gebruiktdeHeere nietinde eerste plaatsde prediking. Hijgaat eenmens verwekken endoor zijnhand hetvolk verlossen. DeHeere iszo vrij. Nugaat Hijeen richter gebruiken en een volgende keereenprofeet. Uitdegeschiedenis blijktweldatde Schrift en de prediking van zonde en genade veelal de geëigende middelen vandeHeere zijnommensen totzichzelf tebrengen. Het isWet en Evangelie, Mozes en Christus. Paulus zegt dat het de Heere behaagt om door de dwaasheid der prediking mensen zalig te maken. DaarommoetenwijonszettenonderdeWoordverkondiging. Hoe veel tijd gebruiken wij als het gaat om de bestudering van Gods Woord ennagelaten boekenenpreken? Moetenwehier nog steeds toe aangezet worden, omdat de zorgvuldigheden van het leven ons bezetten? Dan ligt het goede zaad nog tussen de doornen en dan heeft hetnog geen wortel geschoten inons hart. Ofzijn wealshet harde padwaar watgoed zaadopviel datniet werd opgemerkt? Dan verachten wehet Woord nogsteeds. Hetgoede zaaddraagt vrucht indegoedeaarde,besproeiddoordeHeiligeGeest.
20 De af komst van Manóach Inons hoofdstuk lezenwijinvers 2:‘En er was een man van Zora, uit het geslacht van een Daniet, wiens naam was Manóach.’ Manóachwas dus af komstig uithet geslacht vanDan. Bijhet horen vandeze naam schrikken wijonwillekeurig. Aandienaam isveel verbonden. We wordenin onze gedachten teruggevoerd naar het sterf bed van de oude patriarch Jakob.InGenesis 49lezen weinvers 2b:‘Hoort, gij, zonenvan Jakob en hoort naar Israël, uw vader.’ Jakob wil zijn twaalf zonen ieder een aparte zegen meegeven voor hij sterft. Sterven is God ontmoeten. Tochishij niet bang. Jakob weetvanverzoening overal dezonden die hij had begaan vanaf zijn jeugd. Zijn leven was bepaald niet vlekkeloos geweest.Tochwisthijzich gedompeld inde fontein des heils. Eenfontein opgericht tegendezonden endeonreinheid. De kracht vandiefontein washem nietonbekend gebleven.Weten wij ook ietsvan dekracht vandiefontein inChristus geopend? Dan iserindeaanvangalietsvaneenstervendlevenondervonden. Jakob had in zijn leven meer dan één vrouw gekregen. Hij werkte voor Rachel enhij kreeg Lea.Toen hadhijerop een zeker ogenblik twee. Naardegewoonte vandiedagen kreeghijerook twee bijvrouwen bij. Een verkeerde gewoonte. Zoheeft Godhetnooit gewild. Adam kreeg vandeHeere éénvrouw. Hijbracht haartothem. Godstelde het huwelijk opdeze wijze in.Niet mettwee ofzelfs viervrouwen. Wekunnen onshart maar aanéén vrouw wegschenken. Ineen goed huwelijkisergeenplaatsvooreenderde. Helaas beleven we op dit punt droevige dagen. De trouw lijkt van deaarde wegtesterven. Levehetvreemdgaan! Hetmoet alsde gewoonste zaakbeschouwd wordendateen man ereen ander opna houdt. Dat geeft een stuk gezonde spanning in de relatie. Diep triest! Wat eenverdorven overleggingen. Godkomt inzo’n verdorven weg nietmee. Het oordeel zal al die huwelijksschenders wel weten te vin - den. Wekunnen nietongestraft zondigen.Datkunnen weinonze hoogmoed weldenken. Godproeft onzegangen. Laatdejeugd van degemeente niet meegaan met al die duivelse overleggingen. Ik weet dathethartertoegeneigdis.Hoepikanterdesteaantrekkelijker. Jakob had vier vrouwen en we zien waartoe dat alles heeft geleid. Wat eenellende! Hethuwelijksleven vanJakob iséén grote tragedie geworden. Jaloezieenafgunst stredenomdevoorrang. Leakreeg
21 kind nakind. Deschoot vanRachel bleefgesloten. Zehad niets te vertellen over geboorteregeling. Er viel gewoon niets te regelen. Ze was kinderloos. Eendiepe schande wasdatindie dagen. A lsje onvruchtbaar was, was je gewoon niet in tel. Dan rustte de vloek Gods opje.A lthans, zowerd hetbeleefd. WasRachel hetmet die weg Gods eens?Datmoet jeniet denken! Watleesikin het Woord Gods? ‘Als nu Rachel zag dat zij Jakob niet baarde, zo benijdde Rachel haar zuster …’ Rachel wasdusjaloers. Isdat vreemd? Ikdacht het niet.Ze had zo graag ook een kind op haar schoot. Het moederschap is met hetvrouw-zijn verbonden. Daaromdoethetvanbinnen zo’n pijn alsdehoop opkinderen degrond ingaat. ’tKan aandepsyche van de vrouw gaan knagen. Gevoelens van tekortschieten drijven de vrouwen vaakdeeenzaamheid in.Doopdiensten gaanzeop den duur mijden. Hetbezoeken vaneenzuster diezojuist eenkind heeft gekregen, wordtzomoeilijk. Jemoet allesvanzelfsprekend leuken mooi vinden. Je hoort op de verjaardagen de vrouwen met elkaar spreken overdevorderingen vandekinderen. Enjijzit ertussen en jijkuntnietmeespreken. Rachel wasniet alleen jaloers, maarookontzettend boos.Daarom overlaadt ze haar man met verwijten. Ze schreeuwt het hem toe: ‘Geef mij k inderen, of indien niet, zo ben ik dood’ (Gen. 30:1b). ’t Is duidelijk dathet kinderloos-zijn haarontzaglijk hoogzat.Het huwelijk leederonder. Debitterste verwijten vliegenoverenweer. ’tIs niet vreemd. Van nature is het onmogelijk om met Gods wil verenigd tezijn. Dan slaat Rachel ineenseenbepaalde wegin.Nee, ze wentelt haarwegnietopdeHeere. Zeheeft watanders bedacht. Uiterstgeraffineerd! Haar dienstmaagd Bilha moet maar draagmoe - derworden. Ze zal en ze moet nageslacht hebben. Het doel moet alle middelen heiligen. Bilha wordt zwanger. En dan gebeuren er ontzettende dingen. Rachel neemt het kind in de armen en zegt: ‘God heeftmijgericht, enook mijn stem verhoord, enheeft mijeen zoon gegeven; daaromnoemde zijzijn naam Dan’(Gen. 30:6).Met ontzetting lezenwealdie woorden inde Bijbel. Waariseen mens toch toeinstaat? Hijkan zijnmond blijkbaar allekanten uitkrijgen. Rachel ook.Zestaat metDan inhaar armen gewoon staalhard te liegen. O,die tong! Eenklein lidisde tong, zegtGods Woord. Wat doenweerzoalnietmee?
22 Rachelwordt ineens vroom. Even geleden stond ze nog op tegen God. Toen dompelde zehaar tong invenijn. Nuzegt ze:‘God heeft mijgericht (…) ook mijn stem verhoord (…), heeft mij een zoon gege - ven.’ Vrome praat! A nders is het niet! Rachel heeft haar zin gekregen. Langs een kromme weg! Ze haalt God erbij om haar kloppend gewe - tentot rust te manen. Maar het is niet recht. God heeft haar helemaal geen zoon gegeven. Ze heeft haar slavin van haar zoon beroofd en ze probeert haar daden met vrome woorden te rechtvaardigen. Maar zo gaat hetniet! Daar gaatGod nietinmee. Toen nietenook nuniet. Wat Rachel doet,ishelaas zoherkenbaar. Hoevaak hebben wij alniet onze wegen uitgestippeld buitenGodom?Wegen naarhet goeddunken vanhethart. Enalshet dan naar onze inzichten goed gaat, dandenken wedat weopdegoede wegzitten. O,dat vrome bedrog! We zeggen zo gemakkelijk: Dit is van de Heere en dat is Gods weg.Ja,we geloven danzogemakkelijk. Eenpsalmvers eneen tekst erbij, dan moet iedereen het geloven … De schijn der godzalig - heidisgelovenin…eigenwerkzaamheden. Manóach iseen nakomeling vanDan. Watzegt Jakob opzijn sterf - bed tegen Dan?‘Danzalzijn volk richten enDan zaleen slang zijn aan deweg …’(Gen. 49:16a en17a). Dan zalrichten enbijten. Een dubbelhartige wordthiermee geschetst. Hijzalrichten alseen van de stammen vanIsraël, maarhijzal ditdoen opeen slinkse manier. Zienwe hierin niet ons beeld terug dat naar het uitwendige zich buigt naar dedingen vanGods Koninkrijk, maarhethart houdt zichver? Onder het mom van &am