6 1e druk maart 2016 2e druk september 2016 Oorspronkelijke titel: The Strait Gate, in: The Miscellaneous Works of John Bunyan, Volume V, edited by Graham Midgley, Clarendon Press Oxford 1986. Uit het Engels vertaald door N. A. Eikelenboom. © 2016 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 2744 1 www.uitgeverijdenhertog.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel- voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
7 Ten geleide Leven is strijd. Er is een strijd om het bestaan, een strijd voor vrijheid, gerechtigheid, waarheid. De lijst kan gemakkelijk worden uitgebreid. De Heere Jezus heeft het woord ‘strijd’ ook in de mond genomen om Zijn hoorders ertoe te bewegen dat ze zullen strijden om in te gaan door de enge poort. Er wordt een scherpe scheidslijn getrokken: ongelovigen en schijngelovigen zullen buitengeworpen worden, maar er zullen ook mensen komen van oosten en westen, van noorden en zuiden om aan te zitten in het Koninkrijk Gods. Zo staan zowel de ernstige vermaning als de vertroostende bemoediging naast elkaar. In dit boek legt Bunyan zijn lezers de indringende bood- schap van Lukas 13 vers 24 na aan het hart. Wat hem tot het schrijven ervan bewoog, heeft hij zelf in zijn Woord vooraf Aan de lezer naar voren gebracht. The Strait Gate - De enge poort, dat hier onder de titel Strijdt om in te gaan verschijnt, werd in 1676 in Londen uitgegeven, twee jaar voor de beroemd geworden allegorie The Pilgrim’s Progress - De Christenreis. Woerden, december 2015 N. A. Eikelenboom
8
9 Aan de lezer Goedgunstige lezer, God heeft het mij - naar ik hoop - in het hart gegeven om op een andere tijd aan u te schrijven over dingen die van het grootste belang zijn. Wij spreken nu immers niet over dingen waarover onenigheid bestaat onder degenen die God vrezen, maar heel direct over het zaligen of veroordelen van de ziel. Ja, deze verhandeling gaat meer nog over de weinigen die behouden zullen worden, en zij bewijst dat velen met een verheven belijdenis te laat zullen komen als het over het eeuwige leven gaat. Daarom moet de zaak noodzakelijkerwijs scherp zijn, en zullen sommigen er een afkeer van hebben. Laat deze zaak echter niet door u ver- worpen worden. De tekst vraagt om scherpte, en dat doen de tijden ook, ja, de getrouwe vervulling van mijn plicht ten opzichte van u heeft mij ertoe gebracht. Ik speel nu niet op de fluit, maar ik treur, en het zal goed zijn voor u als u door Gods genade kunt klagen (Matth. 11:17). Men zegt wel dat sommigen de poort van de hemel te wijd maken, en dat anderen die te nauw maken. Wat mij aangaat: ik heb u hier door het Woord van God de ware maatstaf zo goed als ik kan voorgesteld. Lees mij daarom, ja, lees mij en vergelijk mij met de Bijbel. En als u ontdekt dat mijn leer met die van het Boek van God overeenstemt, aanvaard die dan, als u in de oordeelsdag het tegendeel niet
10 wilt verantwoorden. Dit ontdekkende werk (als God het zo wil maken), is voor u bedoeld. Als er nood is, en als het een wond toebrengt, ontvang dan genezing door bloed; als het verontrust, ontvang dan vrede door bloed. Als het alles wegneemt wat u hebt omdat het helemaal niets is (want dit boek is niet bedoeld om iemand de ware genade te ontne- men), koop dan van Christus goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt (Openb. 3:18). Het is gemakkelijk en aangenaam om zichzelf te vleien en te misleiden, maar het is wel veroordelingswaardig. De Heere geve u een hart om recht over uzelf te oordelen, recht te oordelen over dit boek en u zo op de eeuwigheid voor te bereiden - opdat u niet alleen mag verwachten binnen te gaan, maar ook in het Koninkrijk van God en Christus ontvangen te worden. Amen. Dat bidt uw vriend, J. B.
11 Strijdt om in te gaan door de enge poort; want velen (zeg Ik u) zullen zoeken in te gaan, en zullen niet kunnen. Lukas 13 vers 24
12
13 Dit zijn de woorden van onze Heere Jezus Christus, en daarom moeten we er op een bijzondere manier aandacht aan besteden. Daar komt nog bij dat de inhoud van de woor- den hoogst belangrijk is, namelijk hoe we tot de zaligheid moeten komen. Ook daarom moeten we er aandacht aan besteden. De aanleiding tot deze woorden was een vraag die iemand in die tijd in het gezelschap van de discipelen aan Jezus Christus stelde. De vraag was deze: Heere, zijn er ook weinigen die zalig worden? (vers 23). Een serieuze vraag, niet zo een die ertoe strekt om de hoorders op te ruien, zoals tegenwoordig maar al te veel mensen dat doen, maar wel een vraag die naar haar eigen aard erop gericht was om dat gezelschap tot het goede op te wekken. Die vraag verlangde een antwoord waarmee de mensen ook hun voordeel konden doen, en heeft ook Jezus Christus behaagd. Daarom bereidt Hij een antwoord voor en geeft Hij dat ook, zonder er iets tegenin te brengen of enige tegenzin te tonen. Hij geeft, zeg ik, een antwoord dat heel beslist een uitspraak deed over de vraag zelf, en ook de mensen hielp die deze vraag stelden: En Hij zeide tot hen: Strijdt om in te gaan. De woorden vormen een antwoord en ook een opdracht. Eerst: een antwoord, en wel in bevestigende zin: de poort is eng en velen die zoeken, zullen niet kunnen. Er zullen dus maar weinig mensen behouden worden. Dan: het antwoord is ook een opdracht: Strijdt om in te gaan, enzovoort. Het is een goede raad en een goede opdracht. Ik bid God dat Hij mij zal helpen, en dat u die dit leest,
14 en allen aan wie het eigen behoud lief is, die raad zullen aannemen. Bij het behandelen van de woorden zal ik als volgt te werk gaan: eerst bij wijze van uitleg en daarna bij wijze van com- mentaar. Bij wijze van uitleg We moeten over de woorden nadenken ten aanzien van hun algemene strekking, en daarna ten aanzien van de verschillende wijzen van zeggen. We moeten de algemene strekking van de tekst beschou- wen. Die is de verheven zaak van de zaligheid. Immers, deze woorden zien rechtstreeks op de zaligheid, ze richten zich erop en geven er aanwijzingen toe. Zijn er weinigen die zalig worden? Strijdt om in te gaan door de enge poort. Ik zeg dan dat de woorden ons moeten onderrichten. We moeten er niet alleen over praten of ernaar verlangen, maar we moeten begrijpen hoe we werkelijk gezaligd zullen worden en hoe we daarnaar moeten vragen. Daarom zijn ze van het grootste belang. Gezaligd te worden! Wat is er nu te vergelijken met gezaligd te worden? Gered te worden van de zonde, van de hel, van de toorn van God, van de eeuwige verdoemenis - wat is daarmee te vergelijken? Om tot een erfgenaam van God gemaakt te worden, van Zijn genade, van Zijn Koninkrijk en van de eeuwige heerlijkheid! Wat is daarmee te vergelijken? En toch ligt dat alles besloten in het woordje zalig, en ook in het antwoord op die vraag: Zijn er ook weinigen die zalig worden? Zeker, dat woordje zalig is
15 maar van weinig belang in de wereld, behalve bij degenen die er heel bang voor zijn om veroordeeld te worden. Dit woordje staat in de Bijbel, zoals er uitstekende zalfjes zijn in de huizen van sommige mensen. Ze zijn in een hoekje gestopt en maandenlang denkt men er niet aan omdat de mensen in dat huis geen wonden en zere plekken hebben. Ze worden bewaard voor tijden van ziekte, net als de flesjes van de dokter en de zalfpotjes vol met al hun uitstekende middeltjes. Maar als iemand weer beter is, wordt dat wat over is op de mesthoop gegooid. O, als mensen ziek zijn van de zonde, en bang om veroor- deeld te worden, welke tekst is het dan waarin dit woordje zalig te vinden is? Ja, wat is het dan een woord van waarde en goedheid en zegen voor degene op wie aldoor de toorn van een schuldig geweten ligt! Maar die gezond zijn, hebben de medicijnmeester niet van node. Daarom weet hij - en hij alleen - wat zalig betekent, die ook weet wat hel en dood en verdoemenis betekenen. Wat zal ik doen opdat ik zalig worde? Dat is de taal van een bevende zondaar. Heere, red mij, is de taal van een zondaar die wegzinkt, en niemand bewondert de heerlijkheid die er in het woordje zalig ligt dan degene die ziet dat zonder gezaligd te zijn alles in hemel en op aarde leegte voor hem is. Het zijn ook degenen die geloven dat ze daardoor bevoorrecht zijn met de hele gelukzaligheid die in dat woord besloten ligt. Zij loven en prijzen God, Die hen gezaligd heeft. Omdat de zaak waarom het zowel in de vraag als in het antwoord gaat niet minder is dan de zaligheid van de ziel, smeek ik u des te meer er serieus aandacht aan te schenken (Hebr. 12).
16 Als ik echter tot de woorden zelf kom en die in volgorde ga behandelen, dan ontdek ik vier dingen. Het eerste is een aanduiding van het Koninkrijk der heme- len; het tweede is een beschrijving van het binnengaan daarin; het derde is een aansporing om er binnen te gaan; en het vierde is een beweegreden om die aansporing kracht bij te zetten. Het Koninkrijk der hemelen Het eerste. Er is een aanduiding van het Koninkrijk der hemelen, want als Christus zegt: Strijdt om in te gaan, en wel in bewoordingen als deze, dan wordt er een plaats of een staat - of beide - verondersteld die men kan genieten. Gaat in. Ingaan in wat? Is dat slechts in een staat of een plaats, of in beide? Als u dus dit woord gaat in leest, moet u zeggen dat in de tekst heel zeker het goede ligt besloten dat toch niet is uitgedrukt. Gaat in, in de hemel: dat is de betekenis. Het is daar waar de gezaligden zijn, en zullen zijn: in de hemel. Het is die plaats, die heerlijke plaats, waar God en Christus en de engelen zijn, en ook de zielen, of de geesten der volmaakte rechtvaardigen. Gaat in: het omvat, ook al wordt dat niet in woorden uitgedrukt, wat in een andere tekst wordt genoemd de berg Sion, het hemelse Jeruzalem, de algemene vergadering en de gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn (Hebr. 12:23). Daarom betekenen die woorden voor ons dat er een zeer heerlijke staat is, en wel als deze wereld ten einde is. Die plaats en die toestand zullen eveneens genoten, en voor eeuwig door een mensengeslacht worden beërfd.